<Desc/Clms Page number 1>
INVOEROCTROOI GEBASEERD OP HET NEDERLANDSE
OCTROOI Nr 160.518 VAN 16 OKTOBER 1979 Maatschappij : FRIEDRICH THEYSOHN GMBH te Salzgitter (Lichtenberg)
EMI1.1
Bondsrepubliek Duitsland - ¯¯¯¯¯¯8¯¯¯¯¯¯--------- "Spuitgietvorm"
<Desc/Clms Page number 2>
SPUITGIETVORM.
De uitvinding heeft betrekking op een spuitgietvorm voor de ververaardiging van kratvormige houders, met ten minste gedeeltelijk dubbelwandig uitgevoerde opstaande wanden en ten minste één opening in twee, tegenover elkaar liggende opstaande wanden, bestaande uit een grondplaat met langs de gehele omtrek van het de bodem van de houder vormende deel van de grondplaat opwaarts uitstrekkende kernen, een ten opzichte van de grondplaat op en neer beweegbare binnenkern en vier zijstukken, die elk bij het sluiten en openen van de vorm langs een op de grondplaat onder een scherpe hoek ten opzichte van de hartlijn van de spuitgietvorm schuin naar buiten staande geleiding beweegbaar zijn.
Een dergelijke spuitgietvorm is beschreven in de 4 januari 1973 ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 7209132. Hiervan wordt zeer vaak voor de vorming van flessentransportkratten gebruik gemaakt, die onder andere voor het gemakkelijker aanvatten van een dergelijke krat aan twee tegenover elkaar gelegen zijden telkens ten minste één opening bezitten. In de regel zijn aan alle vier zijwanden zo groot mogelijke openingen aangebracht, om de flessentransportkrat als geheel zo licht mogelijk uit te voeren en daarbij ook een materiaalbesparing te realiseren. Aan de grootte van de opening zijn tot dusver echter grenzen gesteld, daar bij de toepassing van moderne magazijn-en transportwerkwijzen zeer hoge stapelhoogten voorkomen, die tot een zeer grote belasting van de onderste flessentransportkratten leiden.
Er komen belastingen tot 10 kN voor.
Terwijl vroeger dergelijke kratten met buiten of binnen op de houderzijwanden aangebrachte ribben voldoende stijf waren, zijn deze maatregelen bij de momenteel voorkomende stapelhoogten niet meer toereikend. De stabielere kratten zijn derhalve over een zeker bereik dubbelwandig uitgevoerd, waarbij de dubbelwandigheid zich tot de hoeken en tot de plaatsen onder de openingen binnen de houderzijwanden beperkt. Boven de openingen, die doorgaans een aanzienlijk oppervlak van de krat uitmaken, zijn de wanden echter evenals voorheen slechts enkelwandig uitgevoerd, waarbij in de regel extra verstijvingsribben aangebracht zijn.
Daarbij is echter juist de krat op zijn voor druk gevoeligste plaats, namelijk in de omgeving van de bovenrand, bijzonder labiel, zodat de winst aan stabiliteit door de uitvoering van de hoeken en de wandgedeelten onder de openingen in dubbelwandige vorm niet bijzonder groot is. Met de tot dusver bekende spuitgietvormen is echter een gunstiger vormgeving van bijvoorbeeld een flessentransportkrat niet mogelijk, daar de kernen ter vorming van de dubbelwandige wandgedeelten telkens van de grondplaat van de spuitgietvom opsteken en zodoende alleen tot aan de onderrand van de openingen reiken kunnen.
De kern ter vorming van de openingen staat namelijk bij gesloten vorm het verder voeren van de van de grondplaat opstekende kernen in de weg, zodat alleen verstijvingsribben, die van de constructie van de zijstukken, die de spuitgietvorm begrenzen, uitgaan, mogelijk zijn, maar niet een dubbelwandige uitvoering.
De uitvinding beoogt een spuitgietvorm van het in het voorgaande vermelde type zo te verbeteren, dat de stabiliteit van de zijwanden van de met de vorm vervaardigde houder verhoogd kan worden, zonder dat hierdoor de vervaardigingskosten en het materiaalverbruik noemenswaardig hoger uitvallen, daartoe worden ook de wandgedeelten boven de openingen in de houderwanden dubbelwandig uitgevoerd.
Dit oogmerk is volgens de uitvinding zo gerealiseerd, dat, voor de vervaardiging van dubbelwandige wandgedeelten boven de openingen in de houderwanden, aan de zijstukken dwars op de houderwanden verschuifbaar gelegerde schuiven elk voorzien van een naar boven uitstekende tong, aangebracht zijn en dat de schuiven met stuur-en bewegingselementen samenwerken, waardoor de schuiven eerst na het volledig vrijkomen van de tongen uit de dubbelwandige wandgedeelten boven de openingen in de houderwanden naar buiten toe verschuifbaar zijn.
Door de nieuwe maatregel kunnen de zijwanden enerzijds van de in het belang van een materiaalbesparing gewenste en ook om zekerheidsredenen vereiste openingen voorzien worden, maar laten anderzijds ook de zijwanden zich over hun volle omvang dubbelwandig uitvoeren, zodat de stabiliteit van de krat met het oog op de in het vlak van de zijvlakken werkende krachten aanzienlijk verhoogd wordt. Bij een voorkeursuitvoering van de inrichting wordt elk der stuur-en bewegingselementen door een met de binnenkern verbonden aanslag gevormd, waarbij het van de tong afgekeerde einde van de schuif met behulp van een veer tegen de aanslag gedrukt wordt.
Bij voorkeur zijn de tongen van de afzonderlijke schuiven in segmenten verdeeld, ter vorming van verstijvingsribben binnen de dubbelwandige houderwand. Hierdoor kan de stabiliteit verder verhoogd worden, zonder dat bij het uit vorm nemen bijkomende moeilijkheden optreden.
De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicnt aan de hand van een in de tekening weergegeven uit- voeringsvoorbeeld daarvan.
Fig. 1 is een dwarsdoorsnede van een spuitgietvorm volgens de uitvinding, waarbij de linkerhelft de vorm in de voor het gieten gereed zijnde toestand en de rechterhelft de vorm in uiteengeschoven toestand toont ;
Fig. 2 is een bovenaanzicht op de spuitgietvorm van fig. 1 ;
Fig. 3 is een zijaanzicht van de spuitgietvorm ;
Fig. 4 is een bovenaanzicht op de inrichting van fig. 3 ;
<Desc/Clms Page number 3>
EMI3.1
fig. 5 is een afbeelding in recht perspectief van een met behulp ï-vaar2igde fig. 6A-C tonen een schematische dwarsdoorsnede over een deel van de spuitgietvorm van het uit de vorm nemen.
De in fig. 1 en 2 weergegeven spuitgietvorm bestaat uit een grondplaat 1, waarop vier steunzijstukken 2 vast verankerd zijn. De steunzijstukken 2 zijn voorzien van geleidingen 3, waarlangs beweegbare zijstukken 4 verschuifbaar zijn. De geleidingen 3 maken een scherpe hoek met het verticale vlak, terwijl de aanrakingsvlekken van de zijstukken een overeenkomstige helling bezitten, die echter in geringe mate verschilt van de helling-van de geleidingen 3. Hierdoor wordt voorkomen, dat de beweegbare zijstukken bij de schuifbeweging over het gehele vlak glijden en pas in de eindstand tot een vlakke aanligging met de geleidingen komen.
De aandriving van de zijstukken 4 vindt telkens plaats door tussenkomst van een hydraulische cilinder 5, welke evenwijdig met de schuin lopende geleiding 3 is aangebracht en door tussenkomst van een verbindingsbout 6 met het binnen liggende zijstuk 4 gekoppeld is. Elk van de zijstukken 4 is van een in de vormholte stekend uitsteeksel 7 voorzien, dat voor het vormen van een opening in de betreffende houderzijwand dient. Van de grondplaat 1 strekken zich tussen de hoeken van de vormholte vier kernen 8 omhoog uit. Deze kernen, die ook telkens uit een aantal afzonderlijke kernen samengesteld kunnen zijn, dienen voor het vormen van het onderste, tot aan de opening in de houderwand lopende holle wandgedeelte.
Boven het uitsteeksel 7 bevindt zich aan de zijstukken 4 telkens een schuif 9, welke van een tong T (fig. 6A-C) voorzien is, die voor de vervaardiging van het holle wandprofiel boven het uitsteeksel 7 en derhalve boven de opening in de opstaande houderwand dient.
Het verdere, van de grondplaat 1 onafhankelijke deel van de spuitgietvorm bestaat uit een bovenste plaat 11 en een daaraan bevestigde, massieve binnenkern 12, die in de door de zijstukken 4 gevormde holle ruimte steekt. De kern bezit aan zijn onderzijde uitsteeksels en ribbels, die in samenhang met een overeenkomstige profilering van de grondplaat l een onderbroken structuur van de kratbodem tot stand brengen. Eventueel bezit de kern 12 ook nog een zich verder in zijn inwendige uitstrekkend systeem van elkaar haaks kruisende in- 4 snijdingen, om in het onderste deel van de houder met de diameter van de te transporteren flessen overeenkomende vakken te verschaffen.
De linkerhelft van fig. 1 toont de spuitgietvorm in gesloten d. w. z. voor het spuitgieten gereed zijnde toestand. Dezelfde toestand is ook in fig. 6A schematisch voorgesteld. De tussen de binnenkern 12 en de zijstukken 4 overblijvende holle ruimten worden bij het vormproces volgespoten. Na de verharding, die door koelkanalen in de vorm en de schuiven versneld wordt, begint het uit de vorm nemen, waarvan de eerste fase in fig. 66 voorgesteld is. Door een niet weergegeven besturing wordt de binnenkern 12 in samenhang met de vier zijstukken 4 gelijktijdig en even snel van de grondplaat 1 af bewogen, waarbij de zijstukken 4 tevens als gevolg van de schuine geleiding 3 van de binnenkern 12 schuin naar buiten bewogen worden.
In de eindstand van deze eerste fase hebben de zijstukken 4 een zo grote afstand van de gereedgekomen houder, dat ook de in de zijstukken 4 aangebrachte uitsteeksels 7, die ter vorming van de openingen in de zijwanden van de houder dienen, volledig van de zijwanden van de houder vrijgekomen zijn.
De voor de vervaardiging van de zich boven de uitsparingen bevindende holle ruimten dienende schuiven 9 zijn in de zijstukken 4 horizontaal verschuifbaar gelegerd. Deze blijven in de eerste fase van het uit de vorm nemen met hun tongen T binnen de holle wanden van de houder, waarbij deze met de zijstukken 4 omhoog bewogen worden en daarbij wegens de schuine beweging van de zijstukken 4 een relatieve beweging ten opzichte daarvan uitvoeren. Zodra de zijstukken 4 hun bovenste positie bereikt hebben, blijven ook de schuiven 9 staan.
De binnenkern 12 wordt nu in de tweede fase van het uit de vorm nemen (fig. 6C) met de zich daarop vasthechtende houder verder omhoog bewogen, waarbij de schuiven 9 met hun tongen T uit de holle wandprofielen in de intussen vrijgekomen openingen in de zijwanden van de houder terecht komen en zo ten slotte uit het vlak van de houderwand naar buiten bewogen kunnen worden. Dit gebeurt met behulp van een door tussenkomst van de plaat 11 met de binnenkern 12 verbonden aanslag 13, waarvan de lengte zo gekozen is, dat een tot daartoe over de aanslag glijdende drukplaat 14 het einde van de aanslag bereikt en met behulp van een veer 15 naar buiten bewogen kan worden.
De lengte van de aanslag 13 is dus zo gekozen, dat na het vrijkomen van de schuif 9 met zijn tong T uit de houderwand het vrije einde van de aanslag 13 van de drukplaat 14 afloopt en daarmee de schuif voor de beweging naar buiten vrijkomt.
Nu bevindt de spuitgietvorm zich in een toestand, waarbij de houder uitgenomen kan worden. Eerst stoot bij het verder openen van de spuitgietvorm de bovenkant van de gereedgekomen houder tegen een afstrijkinrichting 16, die de houder van de binnenkern 12 losmaakt. Met een niet nader aangegeven uitneeminrichting kan ce gereedgekomen houder dan uit de spuitgietmachine genomen worden.
Fig. 3 toont uitvoerig de plaatsing van de verschillende kernelementen, die voor het vormen van het overige dubbelwandige gedeelte dienen. Bij de hoeken van de grondplaat 1 bevindt zich telkens een hoekkern 17, die voor het vormen van de holle hoeken dient. Tussen de hoekkernen 17 zijn voor de vervaardiging van het onderste holle wandgedeelte van de zijwanden van de grondplaat l opstekende kernen 8 aangebracht, die door
<Desc/Clms Page number 4>
EMI4.1
insnijdingen segmentvormig verdeeld zijn en daardoor ook een overeenkotnsgë'er'dgt \ < ap*het van de houder in het belang van een grotere sterkte bewerkstelligen.
EMI4.2
De in fig. 5 weergegeven krat vertoont niet alleen een dubbelwandigheid boven de opening, maar zelfs drievoudige wand, die op eenvoudige wijze ontstaat doordat de tongen T in langs-en dwarsrichting segmem'.'. :"- mig onderverdeeld zijn. Door deze bijkomende maatregel wordt een verdere verhoging van de stabiliteit van een dergelijke houder mogelijk gemaakt. Overigens is het zonder meer n'ogelijk, een aantal schuiven ter vorming
EMI4.3
van boven elkaar liggende openingen binnen een en dezelfde zijwand een zijstuk aan te brengen, zij het ook alleen ter vorming van een de gehele opening overspannende ribbe.
Voor de besturing van de horizontale beweging van de schuiven kan in plaats van de weergegeven mecnani- sche besturing ook een hydraulische besturing toegepast worden, die afgestemd op de beweging van de binnerkern 12 verloopt. Voor het waarborgen van een programmatisch bewegingsverloop van de beweegbare vormdelen :' : jn voor de eindstand van bijvoorbeeld de schuiven schakelaars aangebracht, die ingeval van een niet volledig vrijkomen van de schuiven onmiddellijk de machine stopt en daarmede beschadiging van de vormdelen voorkom.
Voor het koelen van de schuiven 9 zijn de segmenten van boringen voorzien, waardoorheen koelvloeistof ge1e1 : wordt. De verbinding met het gehele koelsysteem van de machine vindt plaats via boringen in de schuifassen 20.
C o n c lu s i e s
1. Spuitgietvorm voor de vervaardiging van kratvormige houders, met ten minste gedeeltelijk dubbelwar. - dig uitgevoerde opstaande wanden en ten minste een opening in twee, tegenover elkaar liggende opstaande warden, bestaande uit een grondplaat met langs de gehele omtrek van het de bodem van de houder vormende ceel van de grondplaat opwaarts uitstrekkende kernen, een ten opzichte van de grondplaat op en neer beweegbare binn=nkern en vier zijstukken, die elk bij het sluiten en openen van de vorm langs een op de grondplaat onder een scherpe hoek ten opzichte van de hartlijn van de spuitgietvorm schuin naar buiten staande geleiding beweeg- baar zijn, met het kenmerk, dat, voor de vervaardiging van dubbelwandige wandgedeelten boven de openingen in de houderwanden, aan de zijstukken (4)
dwars op de houderwanden verschuifbaar gelegerde schuiven (9) elk Veer zien van een naar boven uitstekende tong (T), aangebracht zijn en dat de schuiven (9) met stuur-en beMegns- elementen (13,14, 15) samenwerken, waardoor de schuiven (9) eerst na het volledig vrijkomen van de tongen (9) uit de dubbelwandige wandgedeelten in de houderwanden naar buiten toe verschuifbaar zijn.
2. Spuitgietvorm volgens conclusie l, met het kenmerk, dat elk der stuur-en bewegingselenienten door een met de binnenkern (12) verbonden aanslag (13) gevormd wordt, waarbij het van de tong (T) afgekeerde einde de schuif (9) met behulp van een veer (15) tegen de aanslag (13) gedrukt wordt. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.