[go: up one dir, main page]
More Web Proxy on the site http://driver.im/

NL9202216A - Maaimachine. - Google Patents

Maaimachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9202216A
NL9202216A NL9202216A NL9202216A NL9202216A NL 9202216 A NL9202216 A NL 9202216A NL 9202216 A NL9202216 A NL 9202216A NL 9202216 A NL9202216 A NL 9202216A NL 9202216 A NL9202216 A NL 9202216A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
coupling piece
frame part
coupled
tractor
adjusting cylinder
Prior art date
Application number
NL9202216A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Greenland Geldrop Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Greenland Geldrop Bv filed Critical Greenland Geldrop Bv
Priority to NL9202216A priority Critical patent/NL9202216A/nl
Publication of NL9202216A publication Critical patent/NL9202216A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/661Mounting means

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

Korte aanduiding : Maaimachine.
De uitvinding heeft betrekking op een maaimachine voorzien van een een aantal maaiorganen ondersteunend gesteldeel, dat met behulp van een koppelstuk is gekoppeld met een aan een hefinrichting van een trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel,waarbij het koppelstuk .zowel ten opzichte van het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel als ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel verzwenkbaar is om een zich tijdens normaal bedrijf althans in hoofdzaak in de beoogde voort-bewegingsrichting van de maaimachine en dwars op de lengterichting van het koppelstuk uitstrekkende zwenkassen, terwijl tussen de gesteldelen en het koppelstuk een stangenmechanisme is aangebracht ter begrenzing van een neerwaartse verzwenking van het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel.
Dergelijke .naaimachines zijn reeds tientallen jaren bekend (zie bijvoorbeeld US-A-3.443.369) en worden wereldwijd gebruikt.
Een probleem bij deze bekende constructies is, dat bij het omhoog bewegen van de maaimachine met behulp van de hefinrichting van de trekker de buitenste maaiorganen, dat wil zeggen de verst van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel gelegen maaiorganen de neiging hebben om door verzwenking van het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel naar beneden te bewegen, waardoor in de geheven stand deze buitenste maaiorganen dichterbij de grond zijn gelegen dan de meer naar binnen opgestelde maaiorganen. Bij het keren van de trekker met de daarachter aangehangen maaimachine aan het einde van een akker is het echter juist gewenst, dat de buitenste maaiorganen voldoende hoog worden opgetild om bij het keren vrij te blijven van het nog niet afgemaaide gewas. Ook indien men met behulp van de hefinrichting van de trekker de maaimachine voor het keren aan het einde van de akker zo hoog mogelijk optilt is toch in vele gevallen niet te vermijden, dat de buitenste maaiorganen tijdens het keren door het nog niet afgemaaide gewas bewegen, hetgeen ongewenst is. Een verder nadeel van de noodzaak de maaimachine met behulp van de hefinrichting van de trekker zo hoog mogelijk te kunnen optillen, is, dat in de omhoog bewogen stand van de maaimachine de tussenas, die is aangebracht tussen de aftakas van de trekker en de maaimachine voor het aandrijven van de maaiorganen, een ongewenst grote hoek met de horizontaal insluit. Dit heeft tot gevolg, dat er nabij de onderzijde van het aan de trekker te koppelen gestel deel voldoende vrije ruimte aanwezig moet zijn om de tussenas te kunnen opnemen, hetgeen een nadelige invloed heeft op de mogelijkheid om dit aan de trekker te koppelen gesteldeel licht en toch voldoende stijf op te bouwen. Verder bestaat er gevaar voor schade aan de tussenas en dergelijke indien de tussenas, indien deze een grote hoek met de horizontaal insluit in draaiing zal worden gebracht.
Met de uitvinding wordt beoogd een maaimachine van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij de boven geschetste aan de bekende maai-machines klevende nadelen kunnen worden vermeden.
Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat een ver-stelcylinder met een uiteinde is gekoppeld met het aan de trekker te koppelen gesteldeel en met zijn andere uiteinde samenwerkt met het koppelstuk, zodanig, dat dit uiteinde van de verstelcylinder over een zekere afstand ten opzichte van het koppelstuk in de lengterichting van het koppelstuk verplaatsbaar is, terwijl een met het koppelstuk verbonden aanslag de verplaatsing van dit met het koppelstuk samenwerkende uiteinde van de verstelcylinder ten opzichte van het koppelstuk begrenst, terwijl het met het koppelstuk samenwerkende uiteinde van de verstelcylinder met behulp van een verbindingsorgaan is gekoppeld met het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel in een aankoppel punt, dat op enige afstand is gelegen van de zwenkas waarom het de maaiorganen dragende gesteldeel verzwenkbaar is ten opzichte van het koppelstuk, waarbij het verbindingsorgaan over een zekere afstand ten opzichte van het aankoppelpunt verschuifbaar is.
Bij toepassing van een dergelijke maaimachine kunnen tijdens normaal bedrijf de maaiorganen oneffenheden van de grond op doelmatige wijze volgen doordat het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel over een voldoend grote hoek vrij verzwenkbaar is ten opzichte van het koppelstuk en het koppelstuk over een voldoend grote hoek vrij verzwenkbaar is ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel. Voor het omhoog bewegen van de maaimachine zal bij het in werking stellen van de verstelcylinder eerst het koppelstuk over een zekere hoek ten opzichte van het aan de trekker te koppelen gesteldeel omhoog worden verzwenkt, waarna bij verder uitschuiven van de verstelcylinder het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel samen met het koppelstuk omhoog zal worden verzwenkt, waardoor dat de buitenste maaiorganen verder omhoog zullen worden bewogen dan de meer naar binnen gelegen maaiorganen. Om daarbij een voldoend omhoog bewegen van de maaiorganen in het bijzonder de buitenste maaiorganen te bewerkstelligen is het niet noodzakelijk, dat de maalinrichting met behulp van de hefi nrichting van de trekker over een grote afstand omhoog wordt bewogen, zodat bij het opheffen van de maaimachine de tussenas niet onder een ongewenst steile hoek ten opzichte van de horizontaal zal worden verdraaid.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de maaimachine volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont schematisch een achteraanzicht op de maaimachine in een voor transport over de weg geschikte stand.
Figuur 2 toont een achteraanzicht op de maaimachine in de normale gebruiksstand op een horizontaal gelegen veld.
Figuur 3 toont een achteraanzicht op de maaimachine in een •bedrijfsstand waarin het de maai balken ondersteunende gesteldeel uit de horizontale stand naar beneden is verzwenkt.
Figuur 4 toont een achteraanzicht op de maaimachine waarin de maaimachine met behulp van de hefinrichting van de trekker omhoog is bewogen in een stand, waarin de maaiorganen althans nagenoeg vrij zijn van de grond.
Figuur 5 toont een achteraanzicht op de maaimachine waarin het de maaimachine dragende gesteldeel met behulp van de verstel cylinder ten opzichte van het aan de trekker aankoppelbare gesteldeel omhoog verzwenkt is.
De in de figuren weergegeven maaimachine omvat een gebruikelijk aan een aankoppelbaar gesteldeel 1, dat op gebruikelijke wijze voor de aankoppeling aan de armen van de hefinrichting is voorzien van pennen 2.
Aan het gesteldeel 1 is een koppelstuk of koppel balk 3 gekoppeld, zodanig, dat dit koppelstuk 3 ten opzichte van het gesteldeel 1 verzwenkbaar is om een tijdens normaal bedrijf althans nagenoeg horizontaal gelegen en zich in de beoogde voortbewegingsrichting uitstrekkende zwenkas 4. Aan het uiteinde van het koppelstuk 3, dat is afgekeerd van het met behulp van de zwenkas 4 aan het gesteldeel 1 gekoppelde uiteinde is met behulp van een zich evenwijdig aan de zwenkas 4 uitstrekkende zwenkas 5 een verder gesteldeel of gestelbalk 6 zwenkbaar gekoppeld. Dit gesteldeel 6 dient voor de ondersteuning van maaiorganen 7, in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld trommel vormige maaiorganen waaronder op gebruikelijke wijze steunschotels 8 zijn opgesteld.
Aan de zijkant van het gesteldeel 1, waaraan het koppelstuk 3 i met behulp van de zwenkas 5 is verbonden is met behulp van een zich evenwijdig aan de zwenkas 4 uitstrekkende pen 9 een uiteinde van een verstel-cylinder 10 gekoppeld. Aan het uiteinde van de zuigerstang 11 van de verstel cylinder 10 is een rol 12 aangebracht, die in het weergegeven schematische uitvoeringsvoorbeeld aanligt tegen de onderzijde van het I koppelstuk 3. Het zal echter duidelijk zijn, dat de rol 12 of een of ander aan het uiteinde van de zuigerstang 11 aangebracht schuifstuk kan zijn opgenomen in een aan het koppelstuk 3 bevestigde en zich in de lengterichting van het koppelstuk 3 uitstrekkende geleiding, zodanig dat bij het samentrekken of uitschuiven van de verstel cylinder 10 de rol 12 of derge- i lijke zich in de lengterichting van het koppelstuk ten opzichte van het •koppelstuk 3 zal verplaatsen.
Tussen het gesteldeel 1 en het koppelstuk 3 is verder nog een koppelstang 13 aangebracht.
In het weergegeven schematische uitvoeringsvoorbeeld is deze ) koppelstang 13 ten opzichte van het gesteldeel 1 verdraaibaar om een zich evenwijdig aan en een weinig boven de as 9 uitstrekkende as 14. Een en ander is zo weergegeven ter wille van de duidelijkheid van de tekening, maar in het algemeen zal het in de werkelijkheid de voorkeur worden gegeven, dat de koppelstang 13 eveneens om de as 9 verzwenkbaar met het > gesteldeel 1 is verbonden.
In het van de as 14 afgekeerde uiteinde van de koppelstang is een zich in de lengterichting van de koppelstang uitstrekkend sleufgat 15 aangebracht waarin een aan het koppelstuk 3 bevestigde pen 15 in de lengterichting van de koppelstang verschuifbaar is opgenomen. Het zal duidelijk ) zijn, dat in de in figuur 1 weergegeven stand de koppelstang 13 een naar beneden verzwenken van het koppelstuk 3 ten opzichte van het gesteldeel 1 om de zwenkas 4 verhindert.
Aan het vrije uiteinde van de zuigerstang 11 van de verstel-cylinder 10 is met behulp van een zich evenwijdig aan de as 9 uitstrekkende j pen 17 het uiteinde van een verbindingsorgaan of koppelstang 18 scharnierend gekoppeld. In het van de pen 17 afgekeerde einde van het verbind- ingsorgaan 18 is een zich in de lengterichting van dit verbindingsorgaan uitstrekkend sleufgat 19 aangebracht. In dit sleufgat is een pen 20 gelegen, die is bevestigd aan een steunplaat 21, die is bevestigd aan het nabij de zwenkas 5 gelegen uiteinde van het gesteldeel 6. Een en ander zodanig, dat de pen 20 zich evenwijdig aan en op enige afstand van de zwenkas 5 uitstrekt.
In het holle verbindingsorgaan is een drukveer 22 opgenomen, die ligt opgesloten tussen een door het holle verbindingsorgaan verlopende stift 23 en de pen 20, zodat deze veer 22 steeds, zal trachten het verbindingsorgaan, gezien in de verschillende figuren, naar links te verplaatsen.
Aan het koppelstuk 3 is verder met behulp van een zich evenwijdig aan de zwenkas 4 uitstrekkende pen 24 een borgklink 25 met een uiteinde scharnierend gekoppeld. In de borgklink zijn een tweetal uitsparingen 26 en 28 aangebracht voor het opnemen van de aan het uiteinde van de zuigerstang 11 van de verstelcylinder 10 aangebrachte pen 17.
Tijdens normaal bedrijf zullen, zoals weergegeven in figuur 2, de onder de maaiorganen 7 opgestelde schotels 8 op het althans in hoofdzaak horizontaal gelegen grondoppervlak rusten. Tijdens bedrijf kunnen daarbij de maaiorganen met behulp van een schematisch in figuur 2 weergegeven riem-of kettingoverbrenging 29 op de gebruikelijke wijze vanaf de aftakas van de trekker of dergelijke worden aangedreven.
De verstelcyl inder 10 is geheel ingetrokken en de pen 17 rust daarbij in de uitsparing 26 van de grendelklink 25. Daarbij is de verstel-cylinder 10 drukloos, zodat de cylinder 10 een eventueel naar beneden zwenken van het koppelstuk 3 vanuit de in figuur 2 weergegeven stand naar bijvoorbeeld de in figuur 3 weergegeven stand niet zal hinderen. Verdere verzwenking naar beneden van het koppelstuk 3 vanuit de in figuur 3 weergegeven stand is niet mogelijk, daar een dergelijke verzwenking wordt geblokkeerd door het feit dat de pen 16 aanligt tegen een uiteinde van het sleufgat 15 in de koppelstang 13.
Verder zal het uit de figuren 2 en 3 duidelijk zijn, dat ook het de maaiorganen 7 dragende gesteldeel 6 tijdens bedrijf vrij om de zwenkas 5 kan verdraaien, bijvoorbeeld vanuit de in figuur 2 weergegeven stand naar de in figuur 3 weergegeven stand.
Ook een vrij omhoog zwenken van het koppelstuk 3 resp. van het de maaiorganen 7 ondersteunende gesteldeel 6 om de zwenkassen 4 en 5 zal uiteraard mogelijk zijn, zodat de maaiorganen met de onder de maaiorganen opgestelde afsteunschotel de oneffenheden van de grond tijdens het maaien op gebruikelijke wijze kunnen volgen.
Om de maaiorganen ten opzichte van de grond omhoog te ver-> plaatsen, zoals nodig is voor het keren van de de maaimachine ondersteunende trekker of dergelijke met de maaimachine bij het einde van een te maaien veld zal de verstelcylinder 10 in werking kunnen worden gesteld. Gebruikelijk zal de verstelcylinder kunnen worden bediend met behulp van een op de trekker of dergelijke aanwezige, door de trekkerbestuurder vanaf 1 zijn zitplaats te bedienen regelafsluiter waarop de verstelcylinder 10 via niet nader weergegeven leidingen of dergelijke is aangesloten.
Bij het uitschuiven van de verstelcylinder zal de aan het einde van de zuigerstang 11 van de verstelcylinder aangebrachte pen 17 aanlopen in de nabij de scharnierpen 24 van de borgklink 25 aangebrachte uitsparing 5 26, zodat verdere verplaatsing van dit uiteinde van de verstelcylinder ten •opzichte van het koppelstuk 3 wordt verhinderd. Dientengevolge zal bij verder uitschuiven van de verstelcylinder 10 het koppelstuk 3 om de zwenkas 4 enigszins omhoog worden gedraaid terwijl daarbij het de maaiorganen 7 dragende gesteldeel 6 om de zwenkas 5 enigszins naar beneden kan zwenken, 3 totdat de pen 20 aanloopt tegen het gezien in de figuren linker uiteinde van het in het verbindingsorgaan 18 aangebrachte sleufgat 19. Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld liggen dan het koppelstuk 3 en het gesteldeel 6 althans nagenoeg in eikaars verlengde. Bij een verder uitschuiven van de verstel cyl inder 10 zullen dan het koppelstuk 3 en de gestelbalk 6 5 als een geheel om de zwenkas 4 omhoog worden verzwenkt. Daar deze zwenkas 4 op grotere afstand is gelegen van de maaiorganen, die zijn aangebracht nabij het vrije uiteinde van de gestelbalk dan van de maaiorganen, die nabij het aan het koppelstuk 3 gekoppelde uiteinde van het gesteldeel 6 en dus ook verhoudingsgewijs dichtbij het aan de trekker aankoppel bare gestel -3 deel 1 zijn gelegen, zullen bij boven geschetste zwenking de buitenste maaiorganen over een aanzienlijk grotere afstand omhoog bewegen dan de meer naar binnen gelegen maaiorganen. Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kunnen dan ook door het in werking stellen van de verstel-cylinder 10 in het bijzonder de buitenste maaiorganen over een grote 5 afstand omhoog worden bewogen zonder dat het daarbij noodzakelijk is om de gehele maaimachine met behulp van de hefinrichting van de trekker over een verhoudingsgewijs grote afstand omhoog te bewegen.
Dit heeft niet alleen het voordeel, dat in het bijzonder de buitenste maaiorganen bij het keren aan het einde van een akker goed vrijkomen van het op de akker staande te maaien gewas, maar tevens, dat bij het zo heffen van de maaiorganen de tussenas, die is aangebracht tussen de aftakas van de trekker en de maaimachine, niet in een ongewenst steile stand wordt gebracht, daar de stand van het aan de trekker aankoppelbare gesteldeel in de zo geheven stand van de maaimachine slechts weinig afwijkt van de stand van dit aan de trekker aankoppelbare gesteldeel tijdens normaal maaibedrijf. Dit heeft ook een gunstige uitwerking op de mogelijkheid het aan de trekker aankoppelbare gesteldeel licht en stevig uit te voeren, daar bijvoorbeeld op nabij de onderzijde van dit gesteldeel horizontaal en dwars op de beoogde voortbewegingsrichting van de maaimachine tijdens bedrijf verlopende gestelbalken kunnen worden aangebracht zonder dat deze gestelbalken met de tussenas in conflict komen bij het heffen van de maaimachine.
Het zal duidelijk zijn, dat men voor het in bedrijf stellen van de maaimachine de boven beschreven handelingen kan omkeren, zodat de maaimachine weer terug wordt gebracht in de in figuur 2 weergegeven stand.
Ter vermindering van de breedte van de machine voor transport over de weg moet het de maaiorganen 7 ondersteunende gesteldeel 6 vanuit de in figuur 2 weergegeven normale bedrijfsstand over een hoek van ongeveer 90° worden verzwenkt naar de in figuur 1 weergegeven transportstand. Om dit te bewerkstelligen zal bij ingetrokken verstelcylinder 10 de borgklink 25 enigszins, gezien in de figuren tegen de wijzers van de klok in omhoog worden gezwenkt, hetgeen bijvoorbeeld door de bestuurder van de trekker kan worden bewerkstelligd met behulp van een aan het vrije uiteinde van de borgklink bevestigd, niet nader weergegeven koord, dat vanaf de maaimachine naar de bestuurdersplaats van de trekker is geleid.
Indien de klink enigszins omhoog is verzwenkt kan het uiteinde van de verstelcylinder 11 door de verstelcylinder 10 in de lengterichting van het koppelstuk worden verschoven in de richting van de in figuur 1 weergegeven stand. Hierbij zal enerzijds het koppelstuk 3 enigszins om de zwenkas 4 omhoog worden gezwenkt, maar tevens zal gezien in de figuren het verbindingsorgaan 18 naar rechts worden verplaatst, waarbij, zodra het gezien in de figuren linker uiteinde van het in het verbindingsorgaan 18 aangebrachte sleufgat 19 aankomt tegen de aan het de maaiorganen 7 ondersteunende gesteldeel 6 bevestigde, een aanslag vormende pen 20, het gesteldeel 6 om de zwenkas 5 omhoog wordt gezwenkt naar de in figuur 1 weergegeven stand.
Bij het bereiken van deze stand zal de pen 17 zijn aangekomen ter hoogte van de in het uiteinde van de borgklink 25 aangebrachte uitsparing 28, zodat de borgklink 25 enigszins naar beneden zal zwenken om de pen 24 en de pen 17 zo in de uitsparing 28 komt te liggen. Het zal duidelijk zijn, dat dan, ook indien de druk in de verstel cylinder 10 wegvalt, de verstelcylinder niet onder invloed van het gewicht van de maaimachine ineengeschoven kan worden, daar de borgklink 25 de zuigerstang 11 in de in figuur 1 weergegeven stand vasthoudt.
De verstelcylinder 10 kan zodoende zowel worden benut voor het effectief omhoog bewegen van de maaiorganen boven het grondoppervlak met het oog op het manoeuvreren van de trekker met de daaraan aangekoppelde maaimachine en voor het in een voor wegtransport geschikte stand brengen van de maaimachine.
Om de maaimachine van uit de transportstand terug te brengen in de-werkstand zal eerst de verstelcylinder 10 zodanig worden uitgeschoven dat de klink 25, bijvoorbeeld met behulp van bovengenoemd koord omhoog gezwenkt kan worden, waarna de verstelcylinder kan worden ingeschoven naar de in figuur 2 weergegeven stand.

Claims (7)

1. Maaimachine voorzien van een een aantal maaiorganen ondersteunend gesteldeel, dat met behulp van een koppelstuk.is gekoppeld met een aan een hefinrichting van een trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel, waarbij het koppelstuk zowel ten opzichte van het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel als ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel verzwenkbaar is om een zich tijdens normaal bedrijf althans in hoofdzaak in de beoogde voortbewegingsrichting van de maaimachine en dwars op de lengterichting van het koppelstuk uitstrekkende zwenkassen, terwijl tussen de gesteldelen en het koppelstuk een stangen-mechanisme is aangebracht ter begrenzing van een neerwaartse verzwenking van het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel, met het kenmerk, dat een verstel cylinder met een uiteinde is gekoppeld met het aan de trekker te koppelen gesteldeel en met zijn andere uiteinde samenwerkt met het koppelstuk, zodanig, dat dit uiteinde van de verstelcylinder over een zekere afstand ten opzichte van het koppelstuk in de lengterichting van het koppelstuk verplaatsbaar is, terwijl een met het koppelstuk verbonden aanslag de verplaatsing van dit met het koppelstuk samenwerkende uiteinde van de verstelcylinder ten opzichte van het koppelstuk begrenst, terwijl het met het koppelstuk samenwerkende uiteinde van de verstelcylinder met behulp van een verbindingsorgaan is gekoppeld met het de maaiorganen ondersteunende gesteldeel in een aankoppelpunt, dat op enige afstand is gelegen van de zwenkas waarom het de maaiorganen dragende gesteldeel verzwenkbaar is ten opzichte van het koppelstuk, waarbij het verbindingsorgaan over een zekere afstand ten opzichte van het aankoppelpunt verschuifbaar is.
2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen het koppelstuk en het aan de trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel een koppelstang is aangebracht, welke de verzwenking van het koppelstuk ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke aan te koppelen gesteldeel begrenst.
3. Maaimachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in het van de verstelcylinder afgekeerde uiteinde van het verbindingsorgaan een zich in de lengterichting van het verbindingsorgaan uitstrekkend sleuf-gat is aangebracht, waarin een aan het gestel bevestigde het aankoppelpunt vormende pen schuifbaar is opgenomen.
4. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de met het koppelstuk verbonden aanslag uit de baan van het met het koppelstuk samenwerkende uiteinde van de verstelcylinder te verplaatsen is.
5. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het de maai organen dragende gestel deel met behulp van de verstelcylinder vanuit de werkstand verzwenkbaar is ten opzichte van het koppelstuk in een zich omhoog uitstrekkende transportstand.
6. Maaimachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een verstelbare aanslag is aangebracht, die het met het koppelstuk samenwerkende uiteinde van de verstelcylinder in de transportstand van de maaimachine tegen terugschuiven borgt.
7. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met het koppelstuk een borgklink scharnierend is gekoppeld en de borgklink is voorzien van een tweetal op afstand van elkaar gelegen uitsparingen voor het opnemen van een met het met het koppelstuk samenwerkende uiteinde van de verstelcylinder samenwerkende pen waarvoor de uitsparingen als aanslag dienst doen.
NL9202216A 1992-12-21 1992-12-21 Maaimachine. NL9202216A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9202216A NL9202216A (nl) 1992-12-21 1992-12-21 Maaimachine.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9202216 1992-12-21
NL9202216A NL9202216A (nl) 1992-12-21 1992-12-21 Maaimachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9202216A true NL9202216A (nl) 1994-07-18

Family

ID=19861660

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9202216A NL9202216A (nl) 1992-12-21 1992-12-21 Maaimachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9202216A (nl)

Cited By (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0734645A2 (en) * 1995-03-01 1996-10-02 Jf-Fabriken - J. Freudendahl A/S Lift-suspended agricultural implement
EP0801887A1 (fr) * 1996-04-17 1997-10-22 Kuhn S.A. Faucheuse
EP0809928A1 (fr) * 1996-05-28 1997-12-03 Kuhn S.A. Machine de coupe
FR2754972A1 (fr) * 1996-10-31 1998-04-30 Kuhn Sa Machine de coupe dont le dispositif qui permet d'amener le mecanisme de coupe dans differentes positions est equipe d'une butee escamotable
FR2759851A1 (fr) * 1997-02-21 1998-08-28 Agram Faucheuse a barre de coupe reliee de maniere relevable a l'attelage d'un tracteur

Cited By (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0734645A2 (en) * 1995-03-01 1996-10-02 Jf-Fabriken - J. Freudendahl A/S Lift-suspended agricultural implement
EP0734645A3 (en) * 1995-03-01 1996-11-20 Freudendahl J Fab As Hanging agricultural implement
EP0801887A1 (fr) * 1996-04-17 1997-10-22 Kuhn S.A. Faucheuse
FR2747534A1 (fr) * 1996-04-17 1997-10-24 Kuhn Sa Faucheuse avec un dispositif de manoeuvre perfectionne
US5839261A (en) * 1996-04-17 1998-11-24 Kuhn S.A. Mower with an improved operating device
EP0809928A1 (fr) * 1996-05-28 1997-12-03 Kuhn S.A. Machine de coupe
FR2749127A1 (fr) * 1996-05-28 1997-12-05 Kuhn Sa Machine de coupe de vegetaux, destinee a etre attelee a un vehicule moteur, avec un dispositif de verrouillage du mecanisme de coupe
US5901537A (en) * 1996-05-28 1999-05-11 Kuhn S.A. Cutting machine with a device for locking the cutting mechanism
FR2754972A1 (fr) * 1996-10-31 1998-04-30 Kuhn Sa Machine de coupe dont le dispositif qui permet d'amener le mecanisme de coupe dans differentes positions est equipe d'une butee escamotable
EP0839443A1 (fr) * 1996-10-31 1998-05-06 Kuhn S.A. Machine de coupe
US5934050A (en) * 1996-10-31 1999-08-10 Kuhn S.A. Cutting machine fitted with an automatic retractable stop
FR2759851A1 (fr) * 1997-02-21 1998-08-28 Agram Faucheuse a barre de coupe reliee de maniere relevable a l'attelage d'un tracteur

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR101204045B1 (ko) 건설 기계용 접힘식 운반 컨베이어, 자동 건설 기계, 및 운반 컨베이어를 피봇팅하기위한 방법
EP3061333B1 (en) Transport system for a pull-type crop harvesting machine
BE1019635A3 (nl) Landbouwmachine met automatische koppeling.
US5157905A (en) Support linkage for mounting a header on a support frame
FR2668880A1 (fr) Procede de transformation d'une machine de recolte pour l'amener d'une position de transport dans une position de travail, et machine de recolte.
AU2006208796B2 (en) Lawn mower provided with an improved folding and unfolding device
DK3153000T3 (en) CARRIER DEVICE
US5353579A (en) Mower with dynamic load-lightening
NL8602866A (nl) Maaimachine.
NL1036352C2 (nl) Tophef aankoppeling.
NL9202216A (nl) Maaimachine.
EP3474655B1 (en) An agricultural machine and a method for processing crop
NL9301441A (nl) Maaimachine.
NL8801039A (nl) Maaimachine.
NL9100572A (nl) Landbouwmachine.
NL8102676A (nl) Aansluitinrichting voor het opzij aanbrengen van een landbouwwerktuig aan de achterzijde van een trekker.
NL8801040A (nl) Landbouwmachine.
NL8602334A (nl) Voertuig voorzien van voorwielbesturing en een pendelende maai-inrichting.
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.
EP0433186B1 (fr) Faucheuse pour l'entretien des dépendances routières
NL8902527A (nl) Landbouwmachine.
US3528228A (en) Mowing machines
NL8602125A (nl) Landbouwmachine voor het bewerken van gewas.
NL8204289A (nl) Maaimachine.
CS263764B1 (en) Apparatus for suspension working unit of rotation harvesting machine

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed