NL8901654A - Werkwijze voor het vervaardigen van catheter, en met deze werkwijze vervaardigde catheter. - Google Patents

Description

WERKWIJZE VOOR HET VERVAARDIGEN VAN EEN CATHETER/ EN MET DEZE WERKWIJZE VERVAARDIGDE CATHETER

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een catheter/ omvattende het vervaardigen van een langwerpig/ buigzaam/ buisvormig lichaam met tenminste één centraal kanaal/ het aan één einde aan het lichaam aanbrengen van een koppelelement en het zodanig aanpunten van een gedeelte aan het andere einde/ dat dit gedeelte naar de uiterste punt toe een afnemende diameter verkrijgt.

Een dergelijke werkwijze is algemeen bekend. Het buisvormige lichaam wordt vervaardigd van materiaal dat de uiteindelijke catheter de gewenste eigenschappen zoals buigzaamheid en torsiestijfheid geeft. Het uitlaateinde wordt aangepunt/ teneinde het bij een patiënt inbrengen van de catheter te vergemakkelijken. Overigens wordt vanzelfsprekend dit aanpunten niet zodanig uitgevoerd dat een scherpe punt of een scherpe eindrand ontstaat. Dit zou gevaar van inwendige verwonding bij het inbrengen met zich mee kunnen brengen. Niettemin bestaat bij het inbrengen van met de bekende werkwijze vervaardige catheters/ een zeker gevaar van inwendige verwonding/ in het bijzonder van beschadiging van bijvoorbeeld een vaatwand.

De uitvinding beoogt nu een werkwijze van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen/ voor het vervaardigen van een catheter/ waarbij dit gevaar is verminderd.

Met de werkwijze volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het lichaam tenminste nabij het andere uitlaateinde gevormd wordt met een aantal coaxiale lagen/ waarbij voor een binnenlaag een zachter materiaal gekozen wordt dan voor een meer naar buiten liggende laag en waarbij bij het aanpunten materiaal van de buitenomtrek wordt weggeno- men. Hierdoor komt bij het aanpunten de meer naar binnen liggende/ zachtere laag vrij/ zodat de uiterste punt van de catheter wordt gevormd door dit zachte materiaal. De gewenste stijfheid van tenminste het eindgedeelte wordt bereikt door voor de meer naar buiten liggende laag of lagen een stijver materiaal te kiezen. De totale stijfheid van het samengestelde einde/ wordt hierdoor op de gewenste waarde gebracht.

Doordat de uiterste punt van de aangepunte catheter gevormd wordt door het zachte materiaal/ wordt het gevaar van inwendige verwonding bij het bij een patiënt inbrengen van de catheter sterk gereduceerd.

Gebleken is dat met de maatregel van conclusie 2 reeds het gewenste effect in geschikte mate wordt bereikt. Gezien de eenvoud heeft deze maatregel de voorkeur. Behalve de twee structurele lagen kan de catheter nog een dunnen binnenste laag van frictie-reducerend materiaal hebben.

De catheter kan over de gehele lengte uit twee of meer coaxiale lagen bestaan. Bij voorkeur wordt echter de maatregel van conclusie 3 toegepast. Het basisdeel kan dan worden vervaardigd op een zodanige wijze dat dit optimale eigenschappen heeft voor wat betreft drukvastheid en tor-siestijfheid/ welke eisen voor het eindgedeelte van secundair belang zijn.

Een gunstige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding blijkt uit conclusie 4. Het spuitgieten met gelijktijdige toevoer van meer materialen is op zichzelf bekend.

Bij grotere produktieaantallen wordt bij voorkeur de werkwijze van conclusie 5 toegepast. Het uitgangsmateriaal dat uit tenminste twee coaxiale lagen bestaat/ kan aldus op geschikte wijze in grotere lengtes worden vervaardigd/ waarna de benodigde eindgedeelten daarvan worden afgescheiden/ bijvoorbeeld afgeknipt of -gesneden.

De uitvinding betreft en verschaft eveneens een catheter omvattende een langwerpig/ buigzaam/ buisvormig lichaam met tenminste één centraal kanaal/ waarbij het lichaam aan één einde voorzien is van een koppelelement en aan het andere einde tenminste één uitlaatopening heeft waarbij dit uitlaateinde is aangepunt/ waardoor dit over een gedeelte naar de uiterste punt toe een afnemende diameter heeft.

Volgens de uitvinding heeft deze catheter het kenmerk dat deze tenminste aan het uitlaateinde uit een aantal coaxiale lagen bestaat/ waarvan een binnenlaag van zachter materiaal is dan een meer naar buiten liggende laag en waarbij door het aanpunten ter plaatse van de uiterste punt vormt de meer naar buiten liggende laag is weggenomen.

Verdere gunstige uitvoeringsvormen van de catheter volgens de uitvinding blijken uit de verdere onderconclu-sies.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Fig. 1 toont in schematisch perspectivisch aanzicht een met de werkwijze volgens de uitvinding vervaardigde catheter.

Fig. 2 toont schematisch een slijpinrichting ter verduidelijking van een stap in de werkwijze volgens de uitvinding .

Fig. 3 toont een alternatief van fig. 2.

Fig. 4 toont gedeeltelijk een schematisch een spuit-gietinrichting/ voor gebruik met de werkwijze volgens de uitvinding .

Fig. 5 en 6 illustreren een andere werkwijze volgens de uitvinding.

Fig. 7 en 8 tonen schematisch een stap in twee uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de uitvinding.

De in fig. 1 getoonde catheter 1 is een catheter die bestemd is voor angiografisch onderzoek. De catheter 1 omvat een langwerpig, buigzaam, buisvormig lichaam 2 met een centraal kanaal. Aan een einde van het lichaam 2 is een koppel-element 9 aangebracht. Nabij het andere einde bevindt zich een eindgedeelte 3 dat in de getoonde uitvoeringsvorm van de catheter plastisch in een bepaalde vorm is gebracht, die afhankelijk is van de beoogde toepassing. Aan het uiterste einde mondt het centrale kanaal bij 5 uit. Het eindgedeelte 3 is aangepunt/ zodat dit gedeelte 3 over een bepaalde afstand 6 naar de uiterste punt toe een afnemende diameter heeft. De diameter kan# zoals getoond gelijkmatig afnemen/ maar bij een andere uitvoeringsvorm ook getrapt afnemen.

De tot zoverre beschreven catheter is op zichzelf algemeen bekend. Ook de werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke catheter is algemeen bekend.

Volgens een belangrijk aspect van de uitvinding is tenminste het eindgedeelte nabij de uiterste punt ofwel het uitlaateinde gevormd met een aantal/ in deze uitvoeringsvorm met twee structurele coaxiale lagen 1, 8/ waarbij voor de binnenste laag 8 een zachter materiaal gekozen is dan voor de meer naar buiten liggende laag 7/ terwijl bij het aanpunten materiaal van de buitenomtrek is weggenomen. De binnenste laag 4 is een dunne laag van frictie-reducerend materiaal .

Deze werkwijzestap wordt aan de hand van figuur 2 verduidelijkt.

De opbouw in lagen 7#8/4 van het eindgedeelte 3 is in dit aanzicht duidelijk te zien. Voor het aanpunten wordt gebruik gemaakt van een schematisch getoonde slijpinrichting 10/ welke omvat een draagplaat 11 die vast verbonden is met een roteerbare as 12/ en een aantal/ bij voorkeur drie slijpstenen draagt/ die draaibaar mef de draagplaat 11 zijn verbonden/ waarbij de draaiingsas van de slijpstenen 13 onder een hoek staan. In plaats hiervan kunnen ook de slijpstenen 13 kegelvormig zijn en met hun draaiingsas loodrecht op de draagplaat 11 zijn gemonteerd. De slijpstenen 13 worden planetair aangedreven. Een slijpinrichting zoals de slijpinrich-ting 10 is op zichzelf bekend en wordt bijvoorbeeld reeds toegepast voor het aanpunten van op zichzelf bekende cathe-ters. Om deze reden wordt de slijpinrichting 10 niet verder uitgebreid beschreven.

In plaats van een gelijkmatige diametervermindering naar het einde toe/ zoals aangegeven in fig. 2/ waarbij bij het aanpunten een kegelvormige afschuining 15 wordt gevormd/ kan de diameterverkleining ook getrapt worden uitgevoerd.

Dit is in fig. 3 schematisch aangegeven. Het einde van de catheter 3 wordt in een mal 16 gefixeerd. De mal 16 is voorzien van een doorn 17 die uit kan steken in het centrale kanaal in de catheter 3. De slijpsteen 18 heeft een profiel dat zodanig is gevormd dat ter plaatse van de uiterste punt de hardere laag 7 weggeslepen kan worden en afgeronde overgangen worden gevormd. Bij het slijpen wordt de catheter 3 geroteerd/ zodat de gehele omtrek gelijkmatig wordt bewerkt. Het uiteindelijke resultaat is een getrapt oppervlak 19 aan het einde.

Uit fig. 2 en 3 zal duidelijk zijn dat door het aanpunten met een slijpinrichting/ waarbij vanaf de oorspronkelijke buitenomtrek 14 materiaal wordt weggenomen/ teneinde de afschuining 15 of het getrapte oppervlak te vormen/ aan de uiterste punt de buitenste laag 7 geheel wordt weggenomen en dus aan het uiterste einde de binnenste laag 8 vrij uitsteekt .

Volgens de uitvinding is voor het materiaal van de binnenlaag 8 een zacht materiaal gekozen/ zodat de uiterste punt van de catheter 1 zacht is7 en bij het in de patiënt inbrengen daarvan een minimale kans op inwendige verwonding bestaat.

Om toch de gewenste buigstijfheid van het eindge-deelte 3 te verkrijgen/ wordt voor de buitenste laag 7 van dit eindegedeelte 3 materiaal met een grotere stijfheid gekozen. De stijfheid van de gecombineerde lagen 7/ 8 kan hierdoor op een gewenste waarde worden gebracht.

Voor bepaalde toepassingen kan de catheter 1 over zijn gehele lengte uit tenminste twee coaxiale lagen bestaan. Bij voorkeur echter wordt het eindgedeelte 3 afzonderlijk gevormd en later met een basisdeel verbonden. Het vormen van een uit een aantal lagen bestaand eindgedeelte kan volgens een voorkeursaspect van de uitvinding geschieden met gelijktijdige toevoer van een aantal verschillende materialen. In fig. 4 is schematisch een spuitgietinrichting getoond waarbij gelijktijdig drie materialen kunnen worden toegevoerd/ voor het vormen van een eindgedeelte met drie coaxiale lagen.

Zoals bekend omvat een dergelijke spuitinrichting 20 een matrijshouder 22, 23 waarin de twee delen van een matrijs 21 zijn opgenomen, zodanig dat deze in de richting van de pijl 24 van elkaar af naar elkaar toe bewogen kunnen worden. In figuur 3 zijn de delen van de matrijs 21 in de naar elkaar toe bewogen gesloten stand getoond.

In deze toestand wordt tussen de matrijsdelen 21 een vormholte bepaald, die met kunststof in vloeibare vorm gevuld kan worden. Dit geschiedt met behulp van een spuitkop 25. Bij een spuitgietinrichting voor het gelijktijdig inspuiten van een aantal materialen, is de spuitkop 25 zoals getoond meervoudig uitgevoerd. Deze omvat drie inspuitkanalen 26, 27, 28, welke respectievelijk verbonden zijn met toevoer-aansluitingen 29, 30 en 31. Door een geschikte keuze van de toevoerdruk- en snelheid van de respectieve materialen door de spuitkop 25, zal in de matrijsholte van de matrijs 21 een gelaagd voorwerp worden gevormd. Bij de onderhavige werkwijze heeft de matrijsholte uiteraard de vorm van een langwerpig kanaal met een ringvormige doorsnede.

Een andere werkwijze voor het vervaardigen van tenminste een eindgedeelte is schematisch weergegeven in fig. 5 en 6.

Afzonderlijk worden vervaardigd een buis of slang 33 van het zachte materiaal voor de binnenste laag en een buitenslang 34 van harder materiaal voor een buitenste laag. De slang 34 wordt vervaardigd met een binnendiameter die enigszins kleiner is dan de buitendiameter van de slang 33.

Vervolgens wordt de slang 34 verwarmd en in de verwarmde toestand geexpandeerd. In de geexpandeerde toestand wordt de slang 34 afgekoeld, zodat de slang in de geexpandeerde toestand wordt "bevroren".

Vervolgens wordt de slang 33 in de slang 34 geschoven. Het samenstel van beide slangen wordt door een verwar-mingsmatrijs 35 geleid, waardoor de buitenste laag 34 tot een zodanige temperatuur wordt verwarmd, dat deze weer "ontdooit" tot zijn oorspronkelijke vorm. Het de verwarmingsma-trijs 35 verlatende catheter materiaal 36 omvat dus twee coaxiale lagen materiaal, waarbij de binnenste laag uit een zachter materiaal bestaat dan de buitenste laag. De buiten- ste laag klemt stevig om de binnenste laag/ zodat deze te zamen één geheel vormen.

Wanneer een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast/ waarbij het uit tenminste twee lagen bestaande eindgedeelte afzonderlijk wordt vervaardigd/ moet dit afzonderlijk vervaardigde eindgedeelte vastgemaakt worden aan een basisdeel.

Deze werkwijzestap is schematisch in de figuren 7 en 8 aangegeven. De catheter 40 bestaat uit een basisdeel 45 en een eindgedeelte 41. Het basisdeel 45 en het eindgedeelte 41 zijn op een doorn 51 geschoven/ zodanig de respectieve eind-vlakken 42 en 43 tegen elkaar aan liggen. De aldus op de doorn 51 tegen elkaar aangeschoven catheterdelen worden in een verwarmingsmal 50 gestoken. Het samenstel wordt zover in de mal 50 gestoken dat de eindvlakken 42/ 43 zich in het midden daarvan bevinden. Door het inschakelen van de verwarmingsmal 50 wordt het materiaal van zowel het basisdeel 45 als het eindgedeelte 41 zover verhit dat dit smelt en in elkaar vloeit. Aldus wordt het eindgedeelte 41 vastgelast aan het basisdeel 45. Na het afkoelen vormen deze één geheel.

Een tweede mogelijkheid is getoond in fig. 8. Hierbij wordt het eindgedeelte 41 op een doorn 54 geschoven die bevestigd is aan een roteerbare drager 53. De doorn steekt buiten het eindgedeelte 41 uit en op dit uitstekende einde wordt het basisdeel 45 geschoven. Door nu de drager 53 en daarmee het eindgedeelte 41 in rotatie te brengen en het basisdeel 45 in fig. 8 gezien naar rechts te drukken terwijl het basisdeel tegen rotatie wordt vastgehouden/ zal ter plaatse van de contactvlakken door de wrijving zoveel warmte ontstaan dat de beide delen aan elkaar smelten. Ter' geleiding en opsluiting van het smeltende materiaal/ wordt een stilstaande mal 523 gebruikt. De aandrukkracht voor het basisdeel 45 en de tijd gedurende welke de drager 53 moet worden geroteerd/ worden eenvoudig proefondervindelijk vastgesteld. De verkregen las tussen het eindgedeelte en het basisdeel wordt verder afgewerkt/ teneinde een gelijkmatige overgang van het basisdeel 45 naar het eindgedeelte 41 te verkrijgen. Het aanpunten geschiedt gewoonlijk nadat het eindgedeelte 41 aan het basisdeel 45 is bevestigd.

Claims (8)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een catheter/ omvattende het vervaardigen van een langwerpig; buigzaam; buisvormig lichaam met tenminste één centraal kanaal; het aan één einde aan het lichaam aanbrengen van een koppelele-ment en het zodanig aanpunten van een gedeelte aan het andere einde; dat dit gedeelte naar de uiterste punt toe een afnemende diameter verkrijgt; met het kenmerk; dat het lichaam tenminste nabij het andere uitlaateinde gevormd wordt met een aantal coaxiale lagen; waarbij voor een binnen-laag een zachter materiaal gekozen wordt dan voor een meer naar buiten liggende laag en waarbij; bij het aanpunten materiaal van de buitenomtrek wordt weggenomen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1/ met het ken merk; dat het lichaam tenminste nabij het uitlaateinde gevormd wordt met twee structurele coaxiale lagen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk; dat een eindgedeelte nabij het uitlaateinde afzonderlijk wordt gevormd en met een basisdeel wordt verbonden.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het ken merk; dat het eindgedeelte door spuitgieten met gelijktijdige toevoer van een aantal materialen wordt gevormd.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het ken merk; dat het eindegedeelte wordt gevormd door het op de gewenste maat van een door co-extrusie in tenminste twee lagen» in grotere lengte vervaardigd uitgangsmateriaal afscheiden daarvan.

6. Catheter omvattende een langwerpig; buigzaam; buisvormig lichaam met tenminste één centraal kanaal; waarbij het lichaam aan één einde is voorzien van een koppelele-ment en aan het andere einde tenminste één uitlaatopening heeft waarbij dit uitlaateinde is aangepunt; waardoor dit over een gedeelte naar de uiterste punt toe een afnemende diameter heeft; met het kenmerk; dat deze tenminste aan het uitlaateinde uit een aantal coaxiale lagen bestaat/ waarvan een binnenlaag van zachter materiaal is dan een meer naar buiten liggende laag en waarbij door het aanpunten ter plaatse van de uiterste punt/ de meer naar buiten liggende laag is weggenomen.

7. Catheter volgens conclusie 6/ met het kenmerk/ dat het uitlaateinde uit twee coaxiale lagen bestaat .

8. Catheter volgens conclusie 6 of 7/ met het kenmerk/ dat deze uit een basisdeel en een daarmee verbonden eindgedeelte bestaat/ en dat alleen het eindgedeelte een binnenlaag van zachter materiaal omvat.