hare

Nederlands

hare

zelfstandige vorm van haar, derde persoon enkelvoud vrouwe
- Is dit kopje nu het hare of is het het jouwe?
(verouderd) verbogen vorm van haar
- Hare Majesteit is op televisie geweest.

de hare v / m

zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord: een persoon die tot haar behoort
- Deze man is een van de haren.

Het woord hare staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

88 %	van de Nederlanders;
70 %	van de Vlamingen.^[1]

hare

	enkelvoud		meervoud
	bijvoeglijk	zelfstandig	bijvoeglijk	zelfstandig
1^e persoon	mijn m'n	mijne	ons, onze	onze
2^e persoon (informeel)	jouw je	jouwe	jullie je	-
2^e persoon (formeel) (regionaal)	uw	uwe	uw	uwe
3^e persoon (mannelijk)	zijn z'n	zijne	hun	hunne
3^e persoon (vrouwelijk)	haar d'r, 'r	hare
3^e persoon (onzijdig)	zijn z'n (ervan)	zijne
	Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm