confituur
Uiterlijk
- con·fi·tuur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | confituur | confituren |
verkleinwoord | confituurtje | confituurtjes |
- (voeding) jam te gebruiken als broodbeleg
- Het woord confituur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "confituur" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be