<EMI ID=1.1>
bij middel van dergelijke bouwstenen".
<EMI ID=2.1> wordt, die dus genoemde holten minstens gedeeltelijk vult.
Een dergelijke werkwijze is in principe reeds bekend, waarbij meestal gebruik gemaakt wordt van een bouwblok met minstens twee naast elkaar gelegen holten die in normaal verband op elkaar geplaatst worden zodanig dat doorheen de op elkaar geplaatste blokken vertikale kanalen gevormd worden.
Deze bekende blokken vertonen bovendien dikwijls nog zijdelingse uitsparingen met het oog op het vormen, bij het op elkaar stapelen ervan, van horizontale verbindingskanalen. Nadat, door het opeenstapelen van deze blokken, een muur van een zekere hoogte bekomen wordt stort men vloeibaar beton in genoemde vertikale kanalen.
Experimenteel werd vastgesteld dat, om te vermijden dat, onder de druk, die aldus binnenin de blokken bekomen wordt tijdens het storten van het vloeibaar beton, deze zouden openbarsten, men, ten hoogste na twee of drie lagen blokken, moet overgaan tot het vullen van genoemde kanalen, waarbij dan nog belangrijke voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden. In dit verband dient vermeld te worden dat de in de blokken ontstane zijdelingse druk groter is voor vloeibaar beton dan voor beton dat een zekere consistentie vertoont.Dit alles maakt bijgevolg tot nog toe deze werkwijze zeer weinig aantrekkelijk gezien ze nagenoeg geen tijdsbesparing meebrengt ten opzichte van de klassieke werkwijze,waarbij de stenen door mortel op elkaar gevoegd worden.
Bovendien bekomt men, door het gebruik van dit vloeibaar beton, automatisch, binnenin de kanalen, een scheiding tussen een waterige suspensie van cement, enerzijds, en de vulstof, anderzijds, waardoor bijgevolg een zeer heterogene, massa bekomen wordt, wat natuurlijk nadelige gevolgen heeft
op de stevigheid van het bekomen bouwwerk.
Verder dient nog vermeld te worden dat, zelfs met zeer vloeibaar beton,de vulling van de genoemde horizontale kanalen zeer twijfelachtig zal zijn, dit juist wegens de snelle afzetting
<EMI ID=3.1>
vastzet in de kanalen en alle verdere doorstroming-van beton verhindert.
Tenslotte kan nog terloops vermeld worden dat bij�middel van de tot nog toe bekende bouwblokken, waarin beton gestort kan worden�het meestal niet mogelijk is hoeken of verbindingen te vormen tussen muren van verschillende dikten, zonder dat hiervoor speciale types blokken dienen voorzien te worden.
De uitvinding heeft onder andere tot doel aan deze verschillende nadelen te verhelpen en een werkwijze voor te stellen die toelaat op een zeer eenvoudige manier bouwwerken met grote nauwkeurigheid op te richten in een minimum van tijd en
dit zonder nagenoeg enige vakker�is.
Bovendien wordt ernaar gestreefd,volgens de uitvinding, een werkwijze voor te stellen die toelaat bouwblokken te gebruiken welke geen bijzondere stevigheid vereisen en bij voorbeeld uit beton, slak, geëxpandeerde of gebakken klei of zelfs uit bepaalde kunststoffen met zeer goede isolerende.eigenschappen kunnen vervaardigd worden en dit zonder de aanwezigheid van
enige wapening,en waarvan de vorm zodanig is dat hij geschikt is voor alle in bouwwerken voortkomende bouwcombinatie.
Aldus is het mogelijk, volgens de uitvinding, bouwwerken op te richten waarvan de kostprijs merkelijk lager is dan van deze die bekomen worden volgens de tot nog toe toegepaste klassieke werkwijzen en die bovendien zeer goede thermisch isolerende eigenschappen bezitten.
Tot dit doel plaatst men holle bouwblokken in een zodanig verband ten opzichte van elkaar dat, onder invloed van zijn eigen gewicht, de bindingsspecie, die in genoemde kanalen gestort wordt, doorheen deze laatste vrij kan vloeien met een debiet en aan een snelheid die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de toelaatbare snelheid en'debiet,die op hun beurt bepaald worden door de toelaatbare druk op de wanden van de blokken.
De uivinding heeft verder tot doel een speciale bouwblok voor te stellen die toelaat op een zeer eenvoudige
en doeltreffende manier bovengenoemde werkwijze toe te
passen. Het betreft, volgens de uitvinding, een bouwblok
met minstens een holte waarin bindingsspecie,zoals beton,
kan gestort worden, welke holte zich over de volledige hoogte
van de blok uitstrekt en bovenaan, onderaan en aan minstens
een zijkant minstens gedeeltelijk open is zodanig dat, bij
het op elkaar en in elkaars verlengde plaatsen van dergelijke blokken,enerzijds,minstens 'een neerwaarts doorlopend hellend kanaal doorheen de op elkaar geplaatste blokken gevormd wordt, waarin de bindingsspecie vrij kan vloeien met een beperkt debiet en snelheid om het openparsten van de blokken te vermijden onder de druk van de bindingsspecie en, anderzijds, genoemde open zijkant door een aanliggende blok afgesloten wordt en een zijdelings gesloten en boven- en onderaan open ruimte bepaald wordt, waarin bindingsspecie kan gestort worden en aanliggende blokken aan elkaar kan hechten, welke blok verbindingsorganen vertoont
<EMI ID=4.1>
tens zijdelings ten opzichte van elkaar te verankeren.
De uitvinding heeft ten slotte nog betrekking op de vormen voor het vervaardigen van genoemde bouwblok.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van enkele
<EMI ID=5.1>
uitvinding en van speciale bouwblokken voor het toepassen van deze werkwijze; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvind:ing niet; de in de beschrijving gebruikte verwijzingscijfers hebben -betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een perspectief voorstelling van een bijzonderé uitvoeringsvorm van de bouwblok volgens de uitvinding. <EMI ID=6.1> andere uitvoeringsvormen van de bouwblok volgens de uitvinding. Figuur 4 is een bovenaanzicht van twee haakse muurdelen die een hoek vormen. Figuur 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V van figuur 4. Figuur 6 is een doorsnede volgens de lijn VI-VI van figuur 5. Figuur 7 is een bovenaanzicht van twee met elkaar haaks verbonden muurdelen van verschillende dikten. Figuur 8 is een doorsnede volgens de lijn VIII-VIII van figuur 7. Figuur 9 is een gedeeltelijk.vooraanzicht van een muur, met venster- of deuropening, vervaardigd aan de hand
van de uitvoeringsvormen van de bouwblokken volgens figuren
1 en 2.
.. Figuur 10 is een doorsnede volgens de lijn X-X van figuur 9. <EMI ID=7.1> figuur 9. Figuur 12 is een gedeeltelijk vooraanzicht van een ligger volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding uitgevoerd bij middel.van blokken volgens figuur 2. Figuur 13 is een doorsnede volgens de lijn XIII-XIII van figuur 12. Figuur 14 is een bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de bouwblok volgens de uitvinding die enkel door zijn relatieve afmetingen verschilt van deze volgens figuur 2. Figuur 15 is een gedeeltelijk vooraanzicht van een kolom opgericht bij middel van bouwblokken volgens figuur 14. Figuur 16 is een doorsnede volgens de lijn XVI-XVI van figuur, 15.
<EMI ID=8.1>
bovenaanzicht van een vloerbewaping boven een ruimte die zijdelings afgesloten is bij middel van muren opgericht volgens de werkwijze van de uitvinding.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.
Algemeen heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het oprichten van bouwwerken, zoals muren en der-
<EMI ID=9.1>
bestaat deze bouwblokken, die minstens één holte vertonen over hun volledige hoogte, op elkaar.en in rij naast elkaar
<EMI ID=10.1>
worden waarin een bindingsspecie, waaraan geen eisen gesteld worden die de kwaliteit ervan ongunstig zouden beïnvloeden, zoals beton met een normale consistentie, kan gestort worden, die aan een industriëel verantwoorde snelheid en debiet,en op een zodanige wijze in deze kanalen vloeit dat alle holten in de blokken door deze specie automatisch en praktisch volledig gevuld worden onder een voldoende druk, die nochtans kleiner
<EMI ID=11.1>
de wanden van de blokken, en dit zonder dat hiervoor maatregelen zouden dienen genomen te worden die, in de werkomstandigheden van een normaal bouwwerf, moeilijk of niet zouden kunnen nageleefd worden of eventueel een bijzondere vakkennis zouden eisen.
<EMI ID=12.1>
blokken en van hun holten alsook het verband waarin zij geplaatst worden zodanig gekozen dat, onder invloed van zijn eigen gewicht, een bindingsspecie, die in genoemde kanalen gestort wordt, doorheen deze laatste vrij kan vloeien met een debiet en aan een snelheid die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de toelaatbare snelheid en debiet, die op hun beurt bepaald worden door de toelaatbare druk op de zijwanden
van de blokken.
Op een voordelige wijze dient de helling en de vorm van deze kanalen zodanig gekozen te worden dat de bindingsspecie naar beneden kan vloeien binnen de hierboven bepaalde snelheids= en debietsgrenzen en volgens richtingen waarvan de resultante nagenoeg evenwijdig is aan genoemde helling.
<EMI ID=13.1>
beperkt tot het gebruik van een bepaald type bouwblok, wordt deze werkwijze hierna op een meer concrete wijze geïllustreerd
<EMI ID=14.1>
zoals voorgesteld werd in de figuren 1, 2, 3 en 14.
De in figuur 1 voorgestelde bouwblok vertoont het uitzicht van een vierzijdig rechthoekig prisma dat aan zijn tegenoverliggende uiteinden complementaire verbindingsorganen respectievelijk 1 en 2 vertoont zodanig dat twee in elkaars verlengde geplaatste blokken-minstens tegen zijdelingse verschuivingen ten opzichte van elkaar verankerd zijn.
Verder vertoont deze bouwblok een aan de boven- en onderzijde open holte 3 die zich over de volledige hoogte
van de blok uitstrekt, zodanig dat op elkaar geplaatste blokken onderling minstens één hellend doorlopend kanaal vormen waardoorheen de bindingsspecie kan vloeien.
Het verbindingsorgaan 1 bestaat uit een nagenoeg Uvormig of vorkvormig deel waarvan de benen of tanden 4 en 5 zich volgens de langszijvlakken respectievelijk 6 en 7 van de blok uitstrekken.
Het verbindingsorgaan 2 wordt gevormd door een uit-
<EMI ID=15.1>
staat en dat zich nagenoeg passend plaatst tussen de vrije uiteinden van de benen 4 en 5 van een aangrenzende blok zo-
<EMI ID=16.1>
het uitsteeksel 2 en.het U-vormig deel 1 voorzien is.
De lengte van de middendeel 9 is nagenoeg het dubbel van deze van het U-vormig deel 1, terwijl de in het middendeel 9 voorziene holte 3 eveneens het uitzicht heeft van een vierzijdig rechthoekig prisma die van de ruimte 8, tussen de benen 4 en 5 van het U-vormig deel 1, gescheiden is door een dwarsstuk 10.
<EMI ID=17.1>
over de volledige hoogte van de blok uit, terwijl in minstens één van de tegenoverliggende randen van het dwarsstuk 10 een uitsparing 11 voorzien is.
Ten slotte zijn in de bovenranden van het middendeel 9, op regelmatige afstanden van elkaar, gleuven
12 uitgespaard voor het plaatsen van niet voorgestelde spouwof muurhaken.
In de figuren 2 en 3 wordt een andere uitvoeringsvorm voorgesteld van de bouwblok volgens de uitvinding.
De bouwblok volgens figuur 2 stemt in feite overeen met het middendeel 9 dat met het uitsteeksel 2 voorzien is, terwijl deze volgens figuur 3 overeenstemt met het U-vor-
<EMI ID=18.1>
rug eveneens met een uitsteeksel 2 voorzien is.
Elk van de bouwblokken volgens de figuren 2 en 3 stemt overeen met een deel van deze volgens figuur 1 en kunnen in zekere zin als twee stukken van deze laatste beschouwd worden.
<EMI ID=19.1>
is nagenoeg gelijk aan 1/3 van de lengte van deze volgens figuur 1, terwijl de lengte van-de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 nagenoeg overeenstemt met 2/3 van deze lengte.
Deze kleinere blokken worden gebruikt in combinatie met bouwblokken volgens figuur 1 bij het oprichten van murer.
<EMI ID=20.1>
geplaatst te worden ten opzichte van deze van de onderliggend laag. Dank zij deze kleine blokken wordt praktisch vermeden dat blokken dienen stuk geslagen te worden bij het oprichten van bouwwerken.
De bouwblok volgens figuur 3 is nochtans niet onmisbaar en kan op een voordelige wijze.vervangen worden door twee in elkaars verlengde geplaatste bouwblokken volgens figuur 2.
Verder kan het nuttig zijn kortere U-vormige blokken te voorzien�voor éénzelfde breedte,voor het vormen van verbindingen tussen muren in het gewenste verband.
Aldus kan, volgens de uitvinding, gelijk welk bouwwerk opgericht worden in het gewenste verband bij middel van twee types bouwblokken, namelijk volgens figuren 1 en 2.
Voor bijzondere;in de praktijk eerder weinig voorkomende gevallen kunnen de afmetingen van de bouwblok volgens figuur 2 enigszins afwijken ten opzichte van deze van figuur <EMI ID=21.1>
Een dergelijke uitvoeringsvorm werd voorgesteld in figuur 10.
De werkwijze volgens de uitvinding zal hierna nader toegelicht worden bij middel van de hierboven beschreven bouwblokken.
Hiervoor wordt eerst verwezen naar figuren 4, 5 en 6 die een gedeelte van een muur voorstellen die opgericht werd bij middel van boven beschreven bouwblokken.
De bouwblokken worden in verband los op elkaar geplaatst, zonder gebruik te maken van mortel of een ander kleefmiddel, en zodanig dat, dank zij genoemde verbindingsorganen
1 en 2, de in elkaars verlengde geplaatste blokken zijdelings verankerd zijn.
Men plaatst de bouwblokken in een zodanig verband dat onder de holte 3 van elke blok zoveel mogelijk een nagenoeg trapvormig kanaal gevormd wordt waardoor, bij het storten van de bindingsspecie, een cascade effect bekomen wordt dat, enerzijds, de valsnelheid en het debiet ervan afremt en, anderzijds, de specie
<EMI ID=22.1>
noeg onafhankelijk van de relatieve plaats van deze rij ten opzichte van'de rij waar het storten van de specie geschiedt. Deze fenomenen zullen hierna nader verduidelijkt worden.
Bij het vormen van een rij bouwblokkén
begint men vanaf de hoekpunten van het op te richten bouwwerk, en zet men het plaatsen van de blokken voort in een zodanig verband dat de plaatsingszin van de blokken in één
rij overeenstemt met de zin van de horizontale componente 15 van de bovengenoemde resultante van de verplaatsingen
van de bindingsspecie in de kanalen, waarbij de helling 16 van deze laatste nagenoeg evenwijdig is aan deze resultante.
In de figuren 4, 5 en 6 wordt een gedeelte van een bouwwerk voorgesteld met twee volgens een hoek haaks op elkaar staande halfsteensmuren 17 en 18, welke bij voorbeeld opgericht zijn bij middel van volledige bouwblokken volgens figuur 1, met als standaardafmetingen 14 x 19 x 39 cm, en U-vormige blokken volgens figuur 2, met als afmetingen
14 x 19 x 13,5 cm.
Het betreft hier dus twee muren van 14 cm breedte.
Zoals zal blijken uit de hiernavolgende beschrijving kan het eventueel nuttig zijn,in de nabijheid van muurverbindingen b.v., U-vormige blokken te gebruiken waarvan de lengte nagenoeg gelijk.is aan het verschil tussen de lengte van een normale U-vormige blok, volgens figuur 2, die nagenoeg gelijk
<EMI ID=23.1>
dikte van deze laatste of ook aan de helft van het verschil tussen de lengte van een blok volgens figuur 1 die aangewend wordt voor een muur en de dikte van de andere muur. Voor de eenvoud zal, in de hiernavolgende beschrijving, door "volledige
<EMI ID=24.1>
blok volgens figuur 2 bedoeld worden.
Bij het oprichten, van een muur plaatst men meestal eerst en vooral een horizontale onderlaag volle betonblokken
19, waarop dan bij voorbeeld asfaltpapier of roofing 20
gelégd wordt. Vervolgens wordt op dit asfalt, papier of roofing, bij middel van.mortel 21 een eerste rij holle blokken waterpas
<EMI ID=25.1>
Voor-de in figuur 5 voorgestelde muur 17 vertrekt men bij voorbeeld met de holle blokken van de linkse hoek in de zin van pijl 15.
In de eerste rij vertrekt men van een U-vormige blok al waarvan de benen zich uitstrekken volgens de richting van de muur 18. Tegen het aan de binnenzijde van de muur gelegen benen van deze blok al plaatst men vervolgens de rug 13 met het uitsteeksel 2 van.een tweede U-vormige blok a zodanig
<EMI ID=26.1>
plaatst zodanig dat het uitsteeksel 2 van elke blok tussen .de vrije uiteinden van de benen 4 en 5 .van de vorige blok komt te.liggen, wat dus de zijdelingse verankering.verzekert.
<EMI ID=27.1>
trekt men dus eveneens van het genoemd hoekpunt. Eerst plaatst
<EMI ID=28.1> hoek vormt. Vervolgens wordt een U-vormige blok b geplaatst om daarna verder te kunnen gaan met volledige blokken
<EMI ID=29.1>
<EMI ID=30.1>
18 en plaatst men daarna eerst twee opeenvolgende in elkaar hakende U-vormige blokken c en c waarvan de benen gericht zijn in de zin van pijl 15, om dan opnieuw verder te gaan met'
<EMI ID=31.1>
Bij het vormen van de vierde rij, bij middel van
<EMI ID=32.1>
plaatst men op de hoek een eerste U-vormige blok d- met de benen in de zin van pijl 15, en dan een nieuwe U-vormige blok
<EMI ID=33.1>
richt zijn in de plaatsingszin 15 van de blokken van de muur 17. Men gaat dan opnieuw verder met volledige blokken d , d 4 enz. op dezelfde wijze als in de vorige rijen. Bij het vormen van
<EMI ID=34.1>
einden van de benen 4 en 5 ervan iri de aanbouwrichting van de muur 18. Men gaat daarna verder in.de zin van pijl 15 met
<EMI ID=35.1>
Bij het vormen van de volgende rij vertrekt men on-
<EMI ID=36.1>
gens de zin van pijl 15 en gaat men dan verder met volledige <EMI ID=37.1>
Op deze manier bekomt men dus een reeks evenwijdige
<EMI ID=38.1> door pijlen 16 en die dus nagenoeg evenwijdig is aan bovenvermelde verplaatsingsresultante van de specie in deze kanalen.
Een dergelijk kanaal wordt bij voorbeeld gevormd door
<EMI ID=39.1>
Zoals kan vastgesteld worden'uit figuur 6, is het
<EMI ID=40.1>
heid van de hoek, enigszins bepaald door de met de muur 17 gevormde ve�binding.
Hetgeen waarop het in feite vooral aankomt bij het plaatsen van de blokken van de hoeken is dat, enerzijds, een voldoende verbinding bekomen wordt in de hoeken en, anderzijds,
<EMI ID=41.1>
mogelijk is, maar voldoende om de bindingsspecie onder haar eigen gewicht naar beneden te laten zakken en ten hoogste om de twee opeenvolgende'rijen deze ruimte minstens een zijdelingse vertakking vertonen waardoorheen de bindingsspecie, die boven- aan in de holte 3 van twee aan elkaar grenzende hoekvormende
<EMI ID=42.1>
kan overvloeien naar een aangrenzend kanaal, zodanig dat, door het eventueel opnieuw herhalen van dit overvloeien, onderaan de hoek de bindingsspecie vrij kan af- of openvloeien zonder drukophoping, tot het vormen van een relatief brede
<EMI ID=43.1>
blokken van de onderste rij en dit in elk van de muren 17 en 18.
Concreet gezien strekt de vulling met bindingsspecie,
<EMI ID=44.1> <EMI ID=45.1>
Dit kan gemakkelijk in de figuren 5 en 6 nagegaan worden.
Het kan.nuttig zijn, in de nabijheid van de hoeken, enkele voorzorgsmaatregelen te nemen bij het storten van de bindingsspecie om een goede vulling van de blokken te bekomen,
<EMI ID=46.1>
Aldus brengt men bij voorkeur ijzeren staven 22, bij voorbeeld betonnen staven van 8 mm diameter, doorheen de holten van de blokken aan de hoek�vóór het storten van de specie, die heen en weer bewogen worden tijdens het storten. Deze staven kunnen na het storten verwijderd worden of eventueel als bewapening in deze holten behouden worden.
Hetgeen waarop het verder nog aankomt bij het plaatsen van de blokken is dat, vanaf elke hoek, zoveel mogelijk een trede gevormd wordt met U-vormige delen van volledige blokken of met-afzonderlijke U-vormige blokken van een rij met blokken van de onderliggende rij en dit'in de richting van pijl 15.
Nadat op deze manier een aantal rijen holle blokken op elkaar geplaatst werden, bij voorbeeld zes, zoals voorgesteld.werd in figuren 5 en 6, wordt in de holten 3 van de bovenste rij bindingsspecie, meer bepaald.beton, gestort.
Hierbij is het van zeer groot belang, volgens de uitvinding, eveneens te beginnen vanaf de hoek en verder te gaan in de zin van pijl 15, er zorg voor dragend slechts in een holte 3 van de desbetreffende rij bouwblokken tegelijkertijd
<EMI ID=47.1>
volledig gevuld is.
In tegenstelling met hetgeen het geval is voor de
<EMI ID=48.1>
tig is staven 22 te gebruiken, kan men de vulling van de hellende kanalen van bovenaf gemakkelijk zien en dus volgen en kan men bij een eventuele verstopping�veroorzaakt bij voorbeeld door in de specie aanwezige verhardingen, onmiddelijk en gemakkelijk ingrijpen.
Het storten van de bindingssepcie, meer bepaald van het beton, vangt dus aan op de hoek zelf zoals aangeduid werd door pijl 50 waar het van belang is twee volledige blokken
<EMI ID=49.1>
Dit heeft, zoals hierna reeds beschreven werd, als gevolg dat het beton gelijktijdig in beide haaks geplaatste muren vloeit, o.a. wegens de aanwezigheid van de dwarsgeplaatste
<EMI ID=50.1>
muurdelen. Door beton te storten, zoals aangeduid werd door pijl 50, vult het beton trapvormig de muren vanaf de holte 3
<EMI ID=51.1>
<EMI ID=52.1>
Daarna gaat men over tot het vullen van de holte 3 van de blok f . Als men vaststelt dat de holte 3 van de .blok a volledig gevuld is weet men automatisch dat dit eveneens het geval is voor het volledig trapvormig kanaal waarvan de holte 3 van deze onderste blok a deel uitmaakt.
In figuur 5 werd schematisch het verloop van deze vulling bij middel van een vultrechter 23 voorgesteld. Zoals men kan vaststellen worden, bij de aanvang van het storten van het beton, praktisch onmiddellijk de ruimte 8 tussen de benen
<EMI ID=53.1>
bevinden, gevuld.
<EMI ID=54.1>
<EMI ID=55.1>
<EMI ID=56.1>
op boven deze ruimten,terwijl een ander deel vervolgens de
<EMI ID=57.1>
bijgevolg op dezelfde manier een tril effect op het beton in
<EMI ID=58.1>
<EMI ID=59.1>
<EMI ID=60.1>
<EMI ID=61.1>
geremd worden door de trapvormige dwarswanden van het kanaal waartegen het aanbotst tijdens zijn dalende beweging, achter-
<EMI ID=62.1>
van het beton in elk van deze holten 3 plaats vi�dt.
<EMI ID=63.1>
van het beton te onderlijnen, dat, enerzijds, intens genoeg is
<EMI ID=64.1>
al van de onderste blokken,te veroorzaken.
In dit verband kan opgemerkt worden dat �et beton ti� dens zijn dalende beweging nagenoeg geen versnelling onder-
<EMI ID=65.1>
<EMI ID=66.1>
blokken bedraagt.
<EMI ID=67.1>
iedere plaats in de kanalen het beton vrij kan vloeien onder zijn eigen gewicht kan dit beton dé normale goede consistentie vertonen .van de meest ideale betonsamenstelling. Dit heeft als onmiddellijk gevolg dat de door het neervallend beton ontstane druk op het beton in een bepaalde holte zich niet verder voortplant dan tot het beton in deze holten. Dit zou bij voorbeeld niet het geval zijn bij het gebruik van vloeibaar beton waarin de druk veel minder gedempt wordt en zich dus zeer gemakkelijker zijdelings voortplant.
Hieruit kan dus besloten worden dat de tijdens het storten van het beton in de holten van de blokken ontstane druk nagenoeg onafhankelijk is van de rij waarin de blokken zich bevinden.
Bovendien valt het beton steeds in de ruimte 8 bussen de benen 4 en 5 van het U-vormig deel van de blok waarvan, zoals vastgesteld kan worden, de wanden bij voorkeur verste-
<EMI ID=68.1>
<EMI ID=69.1>
het uitsteeksel 2 een degelijke versteviging�terwijl wegens het schuin naar binnenlopen van de binnenzijden van de benen 4 en
5 deze laatste eveneens een degelijke stevigheid hebben.
Tenslotte, kan men vaststellen,volgens de uitvinding, dat het trillen van het beton in een bepaalde holte in twee fazen geschiedt. Indien men bij voorbeeld de holte 3 in de blok c4 van figuur 5 beschouwt, stelt men vast dat eerst een trillen gebeurt op het linker gedeelte van de holte 3 door het beton dat de holte 3 van de blok d3 vult. De eventueel ingesloten lucht kan dan gemakkelijk ontsnappen langs de nog
<EMI ID=70.1>
In de tweede faze wordt het trillen in deze zelfde holte 3 van de blok c4 teweeggebracht door het vallen van het beton in de ruimte 8 van de blok d3 tijdens het storten van beton in
<EMI ID=71.1>
De druk in een bepaalde holte wordt dus steeds uitgeoefend op relatief kleine oppervlakken, zodat de totale lokale kracht steeds gering blijft.
In de nabijheid van de hoeken van de bouwwerken is de situatie enigszins verschillend dan. op een bepaalde afstand van de hoeken, zoals trouwens duidelijk blijkt uit figuren 5 en
<EMI ID=72.1>
<EMI ID=73.1>
storten, hoofdzakelijk bepaald door de wrijvingsweerstand van de specie op de binnenwanden van de blokken. Het is dus van belang, op deze plaatsen,ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk dwarswanden voorzien zijn per volume eenheid. Dit wordt automatisch bekomen door het gebruik van U-vormige blokken die ruimten 8 met een kleinere horizontale doorsnede dan bij de holten 3 vertonen. Wegens de goede consistentie van het gebruikte beton wordt op deze manier de valsnelheid ervan voldoende afgeremd
om het barsten van de blokken te voorkomen.
Aangezien in de praktijk, bij het storten van beton, er een minimum debiet is waaronder het niet mogelijk is te dalennet
<EMI ID=74.1>
is dan het in de genoemde kanalen toegelaten debiet, dat automatisch door de sectie van de holten 3 en de remmende werking van de vorm en afmetingen van de kanalen op de snelheid van het beton bepaald wordt, kan het nodig,zijn naargelang de consistentie van het beton, het storten ervan in een bepaalde holte met korte onderbrekingen te verrichten. Men stort bij <EMI ID=75.1>
plaats heeft,, volledig gevuld is en wacht daarna tot dit beton
<EMI ID=76.1>
<EMI ID=77.1>
<EMI ID=78.1>
<EMI ID=79.1>
pingen besta� ir�ien geen verhardingen aanwezig zijn in het beton..
<EMI ID=80.1>
<EMI ID=81.1>
<EMI ID=82.1>
<EMI ID=83.1>
verlengde van dit dwarsstuk uitstrekt een verbinding gevormd
<EMI ID=84.1> zorg voor gedragen dient te worden dat de dwarswanden 13 of
<EMI ID=85.1>
rijen hetzij nagenoeg boven elkaar geplaatst worden hetzij voldoende ten opzichte van elkaar verschoven zijn opdat de bindingsspecie. er tussendoor kan vallen.
Een ander belangrijk kenmerk volgens een bijzondere
<EMI ID=86.1>
zodanig met elkaar verbonden zijn dat de lucht uit een bepaald kanaal, tijdens het storten van bindingsspecie in dit laatste onder invloed van de naar beneden vloeiende bindingsspecie,
langs nog niet gevulde kanalen nagenoeg continue kan ontsnap-
pen. Aldus wordt vermeden dat belangrijke luchtbellen in de specie, die de kanalen vult, zouden gevangen blijven.
Bij voorbeeld bij het vullen van het .kanaal gevormd door de
<EMI ID=87.1>
kan de lucht ontsnappen langs nog niet gevulde ruimten. 8 in het aangrenzend kanaal, zoals aangeduid werd door pijlen 24.
Figuren 7 en 8 zijn een schematische voorstelling van <EMI ID=88.1>
dikten. Het betreft hier meer bepaald een muur 25 met-een standaarddikte van 14 cm en een muur 26 met een-standaarddikte van 19 cm.
Een dergelijke uitvoering komt vooral voor bij aan-
<EMI ID=89.1>
alsook bij industriële bouwwerken waarin de muur 25 de buiten- muur vormt en de muur 26 die bij , voorbeeld over 30 cm
a 50 cm ten opzichte van de muur 25 vooruitspringt, als steun
<EMI ID=90.1> <EMI ID=91.1>
<EMI ID=92.1>
lengte die gelijk is aan nagenoeg 1/3 van de totale lengte van een volledige blok, terwijl de lengte van de U-vormige
<EMI ID=93.1>
geplaatst zijn,bepaald wordt door de wanddikte van de blokken, die ongeveer 3 cm bedraagt, zodat in het desbetreffend geval
<EMI ID=94.1>
Een dergelijke blok is dus nodig iedere twee rijen blokken afwisselend aan een zijde van de muur 26 en-aan de andere zijde van deze laatste.
Gezien het beperkt aantal van deze kleinere U-vormige blokken dat vereist is, kunnen deze eventueel weggelaten worden
<EMI ID=95.1>
manier van plaatsen verder zal besproken worden.
Op dezelfde manier als voor het vormen van hoeken,
<EMI ID=96.1>
tussen de muren 25 en 26, ervoor zorg dragend trapvormige kanalen te vormen in dezelfde zin als bij het vertrekken van een hoek.
Wanneer in een muur een opening voorzien dient te worden, zoals een venster- of deuropening, wordt deze opening bij middel van een U-vormige bekisting 27 afgegrensd, waarin de bindingsspecie kan gestort worden, zoals onmiddellijk blijkt
Door de combinatie met U-vormige en volledige blokken,
<EMI ID=97.1>
<EMI ID=98.1>
ten van een hoek van een muur,bekomt men een nagenoeg vertikale
<EMI ID=99.1>
<EMI ID=100.1>
<EMI ID=101.1>
van de te voorziene opening in de muur en van de afmetingen van deze opening, bedraagt de afstand van de eindblokken tot . de tegenoverliggende wand 29 van de bekisting steeds minder dan de lengte van een U-vormige blok.
Er wordt ervoor gezorgd dat de zijwanden 30 van de
<EMI ID=102.1>
dan de lengte van een U-vormige blok om de op de eindblokken, tijdens het storten van beton in de ruimte 28, uitgeoefende druk op te vangen. De bekisting kan gewoon met klemschroeven tegen de muur 17 aangespannen worden.
In figuren 9 tot 11-wordt, op een meer concrete manier, het vormen van een venster- of deuropening 31 in een muur geïllustreerd.
<EMI ID=103.1>
oprichten van een muur, van de beide hoekpunten ervan en vormt men dus twee in elkaars verlengde gelegen muurdelen 32 en 33 door het stapelen van blokken in de zin van pijlen 15 en 15", t.t.z. naar het midden toe van de muur. De vertikale zijkanten van
de opening 31 wordt afgewerkt bij middel van een bekisting 27 zoals beschreven werd in verband met figuren 4 en 5. Tussen-beide bekistingen 27, die zich langs weerszijden van
de opening 31 bevinden wordt vervolgens een horizontale steunplank 34, die de hoogte van de opening 31 bepaalt, gemonteerd en waarop een ligger 35 gevormd wordt.
Typisch is dat deze ligger bekomen wordt door U-vormige blokken volgens figuur 2 op. een rij zijdelings naast elkaar
te plaatsen zodanig dat de door het dwarsstuk 10 gevormde rug zich onderaan bevindt en de benen 4 en 5 ervan opwaarts gericht zijn waardoor de ruimten 8 onderling een doorlopende horizontale goot vormen. In deze goot wordt een bewaping 36 geplaatst en wordt daarna beton gegoten.
Deze ligger 35 kan eventueel afzonderlijk op de grond klaargemaakt worden. Zoals nochtans blijkt uit figuren 9 en
10 kan de ligger op een zeer eenvoudig manier ter plaatse boven de opening 31 gebouwd worden. Het volstaat deze alleen onderaan te steunen en het beton 37 te storten nadat een of meerdere bijkomende rijen blokken geplaatst werden. De bouw-
<EMI ID=104.1>
bekisting van de ligger. Men dient natuurlijk er zorg voor te dragen.dat de bewapening 36 aan beide uiteinden van de ligger
35 minstens 10 cm uitsteekt. Dit stelt geen enkel probleem aangezien deze uiteinden komen te liggen in de vertikale kolommen die in de bekisting 27 gevormd worden.
In de door de bekisting 27 gevormde betonnen kolommen
<EMI ID=105.1>
ingegoten worden voor het bevestigen van een deur- of vensterraam. Ook kan, zo nodig, in deze kolommen een bewapening voorzien worden-.
Voor het vormen van de ligger, bouwt men eenvoudig elk van de muurdelen 32 en 33 gewoon verder door vanaf elke bovenhoek van de opening 31 U-vormige blokken naar het midden toe naast elkaar te plaatsen. Normalerwijze ontstaat er dan, bij voorbeeld boven het midden van de deur, een vrije ruimte waarvan de breedte kleiner is dan deze van een U-vormige blok. Op de bodem van deze ruimte kan eveneens een bevestigingselement voor het deur- of vensterraam geplaatst worden.
Vervolgens gaat men, op de hierboven reeds beschreven wijze, verder met het plaatsen van bouwblokken voor beide muurdelen 32 en 33, tot men dus op voldoende hoogte is en
tussen deze muurdelen een zo smal aogelijk kolomvormige
ruimte' 28 vormt, welke door naar elkaar gerichte U-vormige
delen of blokken van beide muurdelen zijdelings begrensd is.
Deze kolomvormige ruimte wordt dan aan weerszijden van deze muurdelen door een speciale bekisting 39, volgens de uitvinding, afgesloten, waarin dan op dezelfde manier als
bij het vullen van de holten in de blokken van de muurdelen
32 en 33, beton gegoten wordt.
Deze bekisting, die zeer snel kan aangebracht worden, bestaat uit twee panelen 40 en 41, waarvan de breedte voldoende
is om elk muurdeel over meer dan de lengte van een U-vormige
blok te kunnen overlappen, en uit op regelmatige afstanden
van elkaar geplaatste bouten 42,die toelaten deze panelen
tegen de muurdelen 32 en 33 aan te spannen.
De stang van deze bouten strekt zich uit doorheen een buisje 43, bij voorbeeld in P.V.C., dat in het beton achter- blijft na het verwijderen van de bekisting' .
Op de buitenwand van het paneel 40 is een moer 44 bevestigd waarin de bout 43 aangespannen kan worden.
Voor het verwijderen van de bekisting 39 volstaat het dus de verschillende bouten 42 los te schroeven.
Figuren 12 en 13 hebben betrekking op een ligger 35 <EMI ID=106.1>
zodanig dat een zwaardere bewapening 36 en een-dikkere beton-
<EMI ID=107.1>
Het bouwprincipe stemt overeen met dit toegepast in de uitvoeringsvorm volgens figuren 9, 10 en 11, maar aangezien de vereiste dikte van de ligger hoger is dan deze van de standaard U-vormige delen 1, werd gebruik gemaakt van een bijkomende zijdelingse bekisting 45, die bij middel van sergeanten 46 bevestigd werd.
Om nochtans, voor deze dikkere liggers op dezelfde
<EMI ID=108.1> figuur 14 waarvan de benen 4 en 5 een lengte hebben die nagenoeg gelijk is aan de breedte van de bekisting 45.
De figuren 15 en 16 hebben betrekking op een kolom uitgevoerd door het op elkaar stapelen van paren U-vormige bouwblokken met nagenoeg dezelfde afmetingen als deze van de uitvoeringsvorm volgens figuur 14.
Bij elk van deze paren blokken worden de vrije uit�inden van
<EMI ID=109.1>
holtes tussen deze laatste onderling een kolomvormige ruimte
38 vormen,waarin beton kan gestort worden, na eventueel een bewapening aangebracht te hebben. Deze blokken dienen natuurlijk zijdelings gesteund te worden vóór het gieten van het beton.
Door de aanwezigheid van de uitsteeksels 2 kan deze kolom eventueel op een zeer eenvoudig manier in een muur of dergelijke verankerd worden.
Alhoewel natuurlijk de uitvinding niet enkel beperkt is tot een werkwijze waarin gebruik gemaakt werd van
de hierboven beschreven bouwblokken,is het nochtans nuttig, ten einde al de praktisch voorkomende combinatiemogelijkheden
<EMI ID=110.1>
voorzien, dat de gebruikte bouwblokken nagenoeg prismavormig zijn en een effen boven- en ondervlak_vertonen, terwijl op
<EMI ID=111.1>
organen dienen voorzien te worden om relatieve zijdelingse verschuivingen van twee aangrenzende blokken van eenzelfde rij
te verhinderen.
Bij voorkeur maakt men gebruik van bouwblokken met standaardafmetingen waarvan de hoogte nagenoeg de helft is van de lengte, welke blokken in een zodanig verband geplaatst worden' in halfsteensmuur dat een blok van een Lovenrij minstens voor meer dan de helft en bij voorkeur voor 2/3 van zijn lengte rust op een blok van de onderliggende rij.
Ook kan in sommige gevallen een bewapening aangebracht worden in de genoemde hellende kanalen. Dit is vooral van belang indien boven een vierhoekige ruimte,die zijdelings afge-
<EMI ID=112.1>
�atisch een bovenaanzicht voorgesteld.
In een voordelige uitvoeringsvorm voorziet men hiertoe, nagenoeg in het midden van elk van genoemde muren 46, 47, 48
<EMI ID=113.1>
kolommen bekomen werden op de manier zoals voorgesteld werd in figuur 9 en die dus zijdelings verankerd is in de overeenkomstige muur. De boveneinden van deze kolommen worden bij
<EMI ID=114.1>
vierhoek,onderling verenigd. Hierdoor worden de vier muren dus stevig onderling met elkaar verbonden.
Tot het vormen van een vloer uit gewapend beton kunnen bewape�ingsijzers 52 verankerd worden in de kanalen van de muren,
<EMI ID=115.1>
zoals schematisch in figuur 17 voorgesteld werd.
<EMI ID=116.1>
<EMI ID=117.1>
paalde hoogte in die zin dat men een vulling met bindingsspecie uitvoert na telkens een bepaald aantal rijen blokken, bij
<EMI ID=118.1>
schrijving van figuur 5 kan afgeleid worden dat nadat een vulling met bindingsspecie uitgevoerd werd, de ruimten 8, tussen de holtes 3, van de rij waarin het storten van het beton
<EMI ID=119.1>
een zeer belangrijk bijkomend kenmerk van de toegepaste werkwijze, Inderdaad, zoals gemakkelijk vastgesteld kan worden, zullen deze ruimten 8 automatisch gevuld worden door beton, tijdens het storten van dit laatste in het opeenvolgend
aantal rijen blokken en wordt op deze eenvoudige manier een stevige verankering of brugvorming bekomen tussen twee boven elkaar geplaatste groepen.rijen,die achtereenvolgens met beton gevuld worden.
De kanalen, in een bepaald aantal rijen op elkaar geplaatste blokken, waarin bindingsspecie gestort werd,dienen niet noodzakelijk door te lopen in het nieuwe aantal rijen blokken, die op deze eerstgenoemde rijen blokken geplaatst worden.
<EMI ID=120.1>
rij van 'het nieuwe aantal blokken, dat vervolgens op deze
<EMI ID=121.1>
lijk dank zij de ruimten of holten die in genoemde laatste rij blokken -open gelaten werden en waarin tijdens het vullen van
<EMI ID=122.1>
Gezien de goede consistentie van het gebruikte beton zal de vulling van deze tweede reeks blokken nagenoeg geen invloed
<EMI ID=123.1>
in de eerste reeks blokken.
<EMI ID=124.1>
<EMI ID=125.1>
één holte die zowel boven- en onderaan, als aan één zijkant open is. Deze open zijkant laat immers toe; door beton te stor- ten in deze holtes, een zijdelingse verbinding tot stand te brengen tussen de blokken onderling Aldus verwezenlijkt men bij middel van het beton, zowel een vertikale als horizontale
<EMI ID=126.1>
geheel te bekomen.
De minimale vloeibaarheid alsook het kaliber van het vulbeton kan gemakkelijk experimenteel bepaald worden in functie van de gewenste vulling en van de afmetingen van-de holtes in
de bouwblokken.
Er werd vastgesteld dat beton met een verhouding van
800 liter grind (kaliber : 0/8) 400 liter zand en 300 kg cement
<EMI ID=127.1>
als de vullingsmogel�jkheden van de holtes in de bouwblokken.
De samenstelling van de bouwblokken zelf kan zeer uiteenlopend zijn naargelang.de aard van het op te richten bouw- werk en de aan dit laatste gestelde eisen.
Indien de blokken bestemd zijn voor het oprichten
<EMI ID=128.1>
en kunnen deze enkel zelfdragend zijn.Indien gewenst kunnen de blokken in dit geval uit thermisch isolerend materiaal gevormd zijn.
In een ander geval, waar dé thermisch isolerende eigenschappen van belang zijn, kunnen de blokken zelf uit een materiaal met goede mechanische eigenschappen vervaardigd worden
<EMI ID=129.1>
thermische eigenschappen en met geringere mechanische eigenschappen.
In een nog ander geval�waar de thermisch isolerende eigenschappen van zeer groot belang zijn, kunnen zowel de bindingsspecie als de blokken zelf uit thermisch isolerend materiaal bestaan. Gezien geen gebruik gemaakt wordt van mortel kan op deze wijze een bouwwerk bekomen worden met verrassend
goede thermisch isolerende eigenschappen.
Deze bouwblokken kunnen bij voorbeeld vervaardigd
worden uit lichte of zware beton, slak, geëxpandeerde of gebakken klei en zelfs uit bepaalde kunststoffen met bij voorkeur goede thermisch isolerende eigenschappen ,
De afmetingen van de bouwblokken kunnen natuurlijk eveneens zeer uiteenlopend zijn. Afmetingen die nochtans,
volgens de uitvinding, zeer praktisch zijn, zijn de volgende :
19 x 19 x 39 cm,- 14 x 19 x 39 cm, 16 x 19 x 39 cm, 25 x 19 x 39 cm en 34 x 19 x 39 cm.
Indien bij voorbeeld relatief brede bouwblokken aan- gewend worden kan het nuttig en zelfs vereist zijn, om te ver-' mijden dat de blok zou barsten.onder de zijdelingse druk van
het beton, de holte 3 evenwijdig aan de langsrichtirig van de
blok in twee nagenoeg gelijke delen te splitsen door een ; tussenschot dat zich van de zijde 13, waarop het uitsteeksel 2 voorzien is, tot aan het tussenschot 10 uitstrekt.
<EMI ID=130.1>
Zoals eveneens reeds vermeld werd, kan. men, in principe,wanneer een hoek dient gevormd te worden met twee muren, beschikken over U-vormige blokken waarvan.de lengte gelijk is aan de helft van.het verschil tussen de lengte van een volledige blok en de breedte van de muur die haaks is op deze waarvan de blok volledig deel uitmaakt.
Wanneer, zoals dit bij voorbeeld het geval kan zijn bij het oprichten van industriële gebouwen, het vereist is
<EMI ID=131.1>
voeg meestal voorgeschreven. Volgens de werkwijze van de uitvinding kan die op-een zeer eenvoudige manier tot stand gebracht worden door een plaat uit een relatief samendrukbaar materiaal, zoals geëxpandeerd polystyreen, in het midden van de kolom, tussen de panelen 40 en 41 van de in de figuren 9 en 11 voorgestelde bekisting 39 te plaatsen volgens een richting loodrecht op het vlak van de desbetreffende muur.
Bij ondergronds metselwerk kan minder nauwkeurig gewerkt worden en dienen meestal geen beton blokken, zoals voorgesteld werd in figuren 5 en 6, voorzien te worden. Aangezien dus in een dergelijk geval de eerste rij blokken gewoon in de grond of een eerder oneffen basis geplaatst worden kan het nuttig zijn, ten einde een goede onderlinge verankering te bekomen' tussen de opeenvolgende holle blokken van een rij het ontsteeksel 2 enigszins breder te maken, dan in figuur 1, en de lengte van de benen'4 en 5 op een overeenkomstige wijze te verhogen, zodanig dat men bij voorbeeld in plaats van blokken met een
<EMI ID=132.1>
De bouwblokken volgens de uitvinding kunnen als pre-
<EMI ID=133.1>
enz. beschouwd worden aangezien ze zonder het gebruik van mortel met elkaar verbonden kunnen worden tot het vormen van een bouwwerk.
De uitvinding is natuurlijk geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam var
de octrooiaanvrage kunnen meerdere veranderingen overwogen worden onder meer wat betreft de toepassingsmodaliteiten van
de werkwijze als de afmetingen; vorm en samenstelling van de gebruikte bouwblokken.
Zo strekt de uitvinding zich bij voorbeeld uit tot
alle werkwijzen waarin bouwblokken zodanig ten opzichte van elkaar geplaatst worden dat een voldoende afremming van het debiet en van de valsnelheid van het beton bekomen wordt opdat gebruik kan gemaakt worden van ongewapende bouwblokken met beperkte afmetingen, en waarin kanalen gevormd worden die tijdens het storten van de bindingsspecie bij voorkeur automatisch ontlucht worden.
<EMI ID=134.1>
ding, niet alleen tot het oprichten van' bouwwerken volgens
de hierboven beschreven werkwijze maar kunnen ze eveneens, volgens de uitvinding, zeer nuttig aangewend worden voor andere toepassingen, meer bepaald voor het vormen van liggers, kolommen en.dergelijke, waarbij de bekisting tot een minimum beperkt wordt.
Tenslotte beperkt de uitvinding zich niet tot het gebruik van beton als bindingsspecie maar kan hiervoor,naar gelang de toepassing, het gebruik van elke andere overwogen worden die toelaat de gewenste onderling�e vaste verbinding tussen de bouwblokken te bewerkstelligen.
<EMI ID=135.1>
l.- Werkwijze voor het oprichten van bouwwerken, zoals
muren en dergelijke, uit bouwblokken, welke erin bestaat
bouwblokken, die minstens één holte vertonen over hun volledige
hoogte, op elkaar en in rijen naast elkaar te plaatsen zonder
gebruik te maken van mortel tussen aangrenzende blokken en
zodanig dat doorheen de op elkaar geplaatste blokken neerwaarts doorlopende kanalen gevormd worden, waarbij vervolgens
boven in holten van een bepaalde rij blokken in deze kanalen
een bindingsspecie, zoals beton, gestort wordt, dat dus genoemde holten minstens gedeeltelijk vult, met het kenmerk
dat men de bouwblokken in een zodanig verband ten opzichte
van elkaar plaatst dat, onder invloed van zijn eigen gewicht�
<EMI ID=136.1>
doorheen deze laatste vrij kan vloeien aan 'een debiet en een
snelheid die klein.er zijn dan of gelijk'zijn aan het toelaatbaar
<EMI ID=137.1>
toelaatbare druk op de wanden van de blokken.
2.- Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk
dat men bouwblokken van een zodanige vorm in een zodanig verband plaatst dat neerwaarts doorlopende hellende kanalen
bepaald worden, waarvan de helling voldoende is om het vrij,
onder invloed van zijn eigen gewicht, naar beneden vloeien van de bindingsspecie toe te laten aan bovengenoemde snelheid volgens richtingen waarvan'de resultante nagenoeg evenwijdig is-aan genoemde hellingen.
<EMI ID = 1.1>
by means of such building blocks ".
<EMI ID = 2.1>, which thus at least partially fills said cavities.
Such a method is in principle already known, in which use is usually made of a building block with at least two adjacent cavities which are placed on top of each other in a normal relationship such that vertical channels are formed through the blocks placed on top of each other.
Moreover, these known blocks often have lateral recesses with a view to forming horizontal connecting channels when they are stacked on top of each other. After, by stacking these blocks, a wall of a certain height is obtained, liquid concrete is poured into said vertical channels.
It has been established experimentally that, in order to avoid that, under the pressure thus obtained inside the blocks during the pouring of the liquid concrete, these would burst, one should proceed to filling, at the most after two or three layers of blocks. aforementioned channels, whereby important precautions must be taken. In this respect it should be mentioned that the lateral pressure created in the blocks is greater for liquid concrete than for concrete showing a certain consistency. All this, therefore, makes this method very unattractive so far as it entails almost no time saving compared to the classic method, in which the bricks are joined together by mortar.
Moreover, by using this liquid concrete, one obtains automatically, inside the channels, a separation between an aqueous suspension of cement, on the one hand, and the filler, on the other hand, resulting in a very heterogeneous mass, which of course has adverse consequences.
on the solidity of the building obtained.
It should also be mentioned that, even with very fluid concrete, the filling of the said horizontal channels will be very doubtful, precisely because of the rapid deposition.
<EMI ID = 3.1>
locks in the channels and prevents any further flow of concrete.
Finally, it can be mentioned in passing that with the means of the hitherto known building blocks, into which concrete can be poured, it is usually not possible to form corners or joints between walls of different thicknesses without the need for special types of blocks. must be provided.
One of the objects of the invention is to overcome these various drawbacks and to propose a method that allows building works to be erected in a very simple manner with great accuracy in a minimum of time and
this is without almost any expert �.
In addition, the aim is to propose, according to the invention, a method which makes it possible to use building blocks which do not require any particular strength and which can be manufactured, for example, from concrete, slag, expanded or fired clay or even from certain plastics with very good insulating properties. and this without the presence of
some reinforcement, and of which the shape is such that it is suitable for all construction combinations arising in structures.
It is thus possible, according to the invention, to erect buildings the cost of which is considerably lower than those obtained by the conventional methods used so far and which moreover have very good thermal insulating properties.
For this purpose, hollow building blocks are placed in such a relationship with respect to each other that, under the influence of its own weight, the binding mortar, which is deposited in said channels, can flow freely through the latter at a flow rate and at a speed which are smaller. than or equal to the permissible speed and flow, which in turn are determined by the permissible pressure on the walls of the blocks.
The invention further aims to present a special building block that allows for a very simple one
and effective way to apply the above method
to fit. According to the invention, it concerns a building block
with at least one cavity in which setting mortar, such as concrete,
can be poured, which cavity extends over the full height
extends from the block and at the top, bottom and at least
one side is at least partially open such that, at
placing such blocks on top of each other and in line with each other, on the one hand, at least one downwardly continuous sloping channel is formed through the blocks placed on top of each other, in which the binding mortar can flow freely at a limited flow rate and speed to avoid the blocks opening open under the pressure of the binding mortar and, on the other hand, said open side is closed off by an adjacent block and a laterally closed and top and bottom open space is defined in which binding mortar can be poured and adjoining blocks adhered to each other, which block exhibits connecting means
<EMI ID = 4.1>
can be anchored laterally to each other.
Finally, the invention also relates to the molds for manufacturing said building block.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of some
<EMI ID = 5.1>
invention and special building blocks for applying this method; this description is given by way of example only and does not limit the invention: ing; the reference numbers used in the description relate to the accompanying figures.
Figure 1 is a perspective representation of a particular embodiment of the building block according to the invention. <EMI ID = 6.1> other embodiments of the building block according to the invention. Figure 4 is a top view of two right-angled wall parts forming a corner. Figure 5 is a sectional view taken on the line V-V of Figure 4. Figure 6 is a sectional view taken on the line VI-VI of Figure 5. Figure 7 is a top view of two wall sections of different thicknesses connected at right angles to each other. Figure 8 is a section along the line VIII-VIII of Figure 7. Figure 9 is a partial front view of a wall, with window or door opening, made according to
of the embodiments of the building blocks according to figures
1 and 2.
Figure 10 is a section along the line XX of Figure 9. <EMI ID = 7.1> Figure 9. Figure 12 is a partial front view of a beam according to a particular embodiment of the invention constructed by means of blocks according to Figure 2. Figure 13 is a section along the line XIII-XIII of Figure 12. Figure 14 is a top view of another embodiment of the building block according to the invention which differs from that of Figure 2 only in its relative dimensions. Figure 15 is a partial front view of a column erected by means of building blocks according to figure 14. Figure 16 is a section along the line XVI-XVI of figure 15.
<EMI ID = 8.1>
top view of a floor reinforcement above a space which is closed off laterally by means of walls erected according to the method of the invention.
In the various figures, the same reference numbers refer to the same or analogous elements.
In general, the invention relates to a method for erecting structures, such as walls and the like.
<EMI ID = 9.1>
these building blocks, which have at least one cavity over their entire height, exist on top of each other and in a row next to each other
<EMI ID = 10.1>
in which a setting mortar, which is not subject to requirements that would adversely affect its quality, such as concrete with a normal consistency, can be poured, which flows at an industrially responsible speed and flow, and in such a way that all cavities in the blocks are automatically and practically completely filled by this mortar under a sufficient pressure, which is nevertheless smaller
<EMI ID = 11.1>
the walls of the blocks, and this without measures having to be taken that, in the working conditions of a normal construction site, would be difficult or impossible to comply with or possibly require special professional knowledge.
<EMI ID = 12.1>
blocks and their cavities, as well as the dressing in which they are placed, are chosen such that, under the influence of its own weight, a binding mortar deposited in said channels can flow freely through the latter at a flow rate and at a speed less than or equal to the permissible speed and flow, which in turn are determined by the permissible pressure on the side walls
of the blocks.
Advantageously, the slope and the shape of these channels should be chosen such that the bonding slurry can flow downward within the above-defined speed and flow limits and along directions whose resultant is substantially parallel to said slope.
<EMI ID = 13.1>
limited to the use of a particular type of building block, this method is illustrated in a more concrete manner below
<EMI ID = 14.1>
as shown in Figures 1, 2, 3 and 14.
The building block represented in figure 1 has the appearance of a four-sided rectangular prism which has complementary connecting members 1 and 2 respectively at its opposite ends, such that two blocks placed in line with each other are anchored at least against lateral displacements relative to each other.
Furthermore, this building block has a cavity 3 which is open at the top and bottom and extends over the full height
of the block such that superposed blocks mutually form at least one sloping continuous channel through which the binding mortar can flow.
The connecting member 1 consists of a substantially U-shaped or fork-shaped part, the legs or teeth 4 and 5 of which extend along the longitudinal side surfaces 6 and 7, respectively, of the block.
The connecting member 2 is formed by an outer
<EMI ID = 15.1>
position and which places itself substantially snugly between the free ends of the legs 4 and 5 of an adjacent block so that
<EMI ID = 16.1>
the projection 2 and the U-shaped part 1 is provided.
The length of the middle part 9 is almost twice that of the U-shaped part 1, while the cavity 3 provided in the middle part 9 also has the appearance of a four-sided rectangular prism that of the space 8, between the legs 4 and 5. separated from the U-shaped part 1 by a crosspiece 10.
<EMI ID = 17.1>
over the full height of the block, while a recess 11 is provided in at least one of the opposite edges of the crosspiece 10.
Finally, in the top edges of the middle part 9, at regular intervals from each other, there are slots
12 cut-out for the placement of cavity or wall hooks not proposed.
Figures 2 and 3 show another embodiment of the building block according to the invention.
The building block according to figure 2 in fact corresponds to the central part 9 provided with the projection 2, while according to figure 3 it corresponds to the U-shape.
<EMI ID = 18.1>
back is also provided with a projection 2.
Each of the building blocks according to Figures 2 and 3 corresponds to a part of those according to Figure 1 and can in a sense be regarded as two pieces of the latter.
<EMI ID = 19.1>
is substantially equal to 1/3 of the length of that of Figure 1, while the length of the embodiment of Figure 3 corresponds substantially to 2/3 of this length.
These smaller blocks are used in combination with building blocks according to figure 1 when erecting murer.
<EMI ID = 20.1>
placed in relation to that of the underlying layer. Thanks to these small blocks, it is practically avoided that blocks have to be broken when erecting buildings.
The building block according to figure 3 is nevertheless not indispensable and can be replaced in an advantageous manner by two building blocks according to figure 2 placed in line with each other.
It may also be useful to provide shorter U-shaped blocks, for the same width, to form connections between walls in the desired relationship.
Thus, according to the invention, any building structure can be erected in the desired relationship by means of two types of building blocks, namely according to figures 1 and 2.
For special cases, which are rather rare in practice, the dimensions of the building block according to figure 2 may differ slightly from those of figure <EMI ID = 21.1>
Such an embodiment was presented in Figure 10.
The method according to the invention will be further elucidated below by means of the building blocks described above.
For this reference is first made to figures 4, 5 and 6, which represent a portion of a wall erected by means of the building blocks described above.
The building blocks are placed loosely on top of each other in relation, without using mortar or any other adhesive, and in such a way that, thanks to the said connecting elements
1 and 2, the blocks placed in line with each other are laterally anchored.
The building blocks are placed in such a relationship that a substantially stepped channel is formed under the cavity 3 of each block as much as possible, whereby, when the binding mortar is poured, a cascade effect is obtained which, on the one hand, slows down the falling speed and the flow rate and , on the other, the grout
<EMI ID = 22.1>
however regardless of the relative position of this row with respect to the row where the pouring of the spoil takes place. These phenomena will be explained in more detail below.
When forming a row of building blocks
one starts from the corners of the building to be erected, and one continues to place the blocks in such a way that the sense of placement of the blocks in one
row corresponds to the sense of the horizontal component of the above resultant of the displacements
of the binding mortar in the channels, the slope 16 of the latter being substantially parallel to this resultant.
In figures 4, 5 and 6 a part of a building is represented with two half-brick walls 17 and 18 standing at right angles to each other, which are erected, for example, by means of complete building blocks according to figure 1, with standard dimensions 14 x 19 x 39 cm, and U-shaped blocks according to figure 2, with dimensions
14 x 19 x 13.5 cm.
This therefore concerns two walls of 14 cm wide.
As will become apparent from the following description, it may be useful, in the vicinity of wall joints, for example, to use U-shaped blocks, the length of which is substantially equal to the difference between the length of a normal U-shaped block, according to Figure 2. , which are virtually the same
<EMI ID = 23.1>
thickness of the latter or also half the difference between the length of a block according to figure 1 that is used for one wall and the thickness of the other wall. For simplicity, in the following description, "full
<EMI ID = 24.1>
block according to figure 2.
When erecting a wall, one usually first and foremost places a horizontal underlay of full concrete blocks
19, on which, for example, asphalt paper or roofing 20
being laid. Subsequently, a first row of hollow blocks is leveled on this asphalt, paper or roofing by means of mortar 21
<EMI ID = 25.1>
For the wall 17 represented in figure 5, one starts, for example, with the hollow blocks from the left corner in the sense of arrow 15.
In the first row, one starts from a U-shaped block, whose legs extend in the direction of the wall 18. Against the legs of this block located on the inside of the wall, the back 13 with the projection 2 is then placed. of a second U-shaped block a such
<EMI ID = 26.1>
so that the protrusion 2 of each block is placed between the free ends of the legs 4 and 5 of the previous block, thus ensuring the lateral anchoring.
<EMI ID = 27.1>
one therefore also draws from the aforementioned vertex. Place first
<EMI ID = 28.1> corner. Then a U-shaped block b is placed in order to be able to continue with complete blocks
<EMI ID = 29.1>
<EMI ID = 30.1>
18 and then first two consecutive interlocking U-shaped blocks c and c, whose legs are oriented in the sense of arrow 15, are then first placed in order to continue with '
<EMI ID = 31.1>
When forming the fourth row, by means of
<EMI ID = 32.1>
place a first U-shaped block d- with the legs in the sense of arrow 15 on the corner, and then a new U-shaped block
<EMI ID = 33.1>
be oriented in the sense of placement 15 of the blocks of wall 17. One then continues again with complete blocks d, d 4 etc. in the same way as in the previous rows. When forming
<EMI ID = 34.1>
ends of the legs 4 and 5 thereof in the direction of construction of the wall 18. One then continues in the sense of arrow 15 with
<EMI ID = 35.1>
When forming the next row, one starts on-
<EMI ID = 36.1>
according to the meaning of arrow 15 and then proceed with full <EMI ID = 37.1>
In this way one obtains a series of parallel
<EMI ID = 38.1> by arrows 16 and which is thus substantially parallel to the above-mentioned displacement result of the spoil in these channels.
Such a channel is formed, for example, by
<EMI ID = 39.1>
As can be seen from Figure 6, it is
<EMI ID = 40.1>
the angle, somewhat determined by the bond formed with the wall 17.
What it really comes down to when placing the blocks of the corners is that, on the one hand, a sufficient connection is obtained in the corners and, on the other hand,
<EMI ID = 41.1>
is possible, but sufficient to allow the binding mortar to descend under its own weight and at most every two successive rows this space exhibit at least one lateral branch through which the binding mortar, which at the top in the cavity 3 of two adjacent angular
<EMI ID = 42.1>
can overflow into an adjacent channel, such that, by possibly repeating this overflow again, at the bottom of the corner the binding mortar can flow freely or open without pressure build-up, forming a relatively wide
<EMI ID = 43.1>
blocks from the bottom row in each of walls 17 and 18.
In concrete terms, the filling with binding mortar stretches,
<EMI ID = 44.1> <EMI ID = 45.1>
This can easily be checked in Figures 5 and 6.
It may be useful to take some precautions, in the vicinity of the corners, when pouring the binding mortar to ensure proper filling of the blocks,
<EMI ID = 46.1>
Thus, iron rods 22, for example concrete rods of 8 mm diameter, are preferably passed through the cavities of the blocks at the corner before pouring the mortar, which are reciprocated during pouring. These rods can be removed after pouring or optionally retained as reinforcement in these cavities.
What it also comes down to when placing the blocks is that, from every corner, a step is formed as much as possible with U-shaped parts of complete blocks or with separate U-shaped blocks of a row with blocks of the underlying row. and this in the direction of arrow 15.
After a number of rows of hollow blocks have been placed on top of each other in this manner, for example six, as shown in Figures 5 and 6, the cavities 3 of the top row of bonding mortar, in particular concrete, are poured.
It is very important here, according to the invention, also to start from the corner and continue in the sense of arrow 15, taking care of it only in one cavity 3 of the respective row of building blocks at the same time.
<EMI ID = 47.1>
is completely filled.
Contrary to what is the case for the
<EMI ID = 48.1>
If rods 22 can be used, the filling of the sloping channels can be easily seen from above and thus followed and action can be taken immediately and easily in the event of a blockage, caused for example by pavements present in the mortar.
The pouring of the bonding part, more specifically of the concrete, therefore starts at the corner itself as indicated by arrow 50 where it is important two complete blocks
<EMI ID = 49.1>
As already described below, this has the consequence that the concrete flows simultaneously into both perpendicularly placed walls, among other things due to the presence of the transverse
<EMI ID = 50.1>
wall parts. By pouring concrete, as indicated by arrow 50, the concrete fills the walls stepwise from the cavity 3
<EMI ID = 51.1>
<EMI ID = 52.1>
Then the cavity 3 of the block f is filled. If it is established that the cavity 3 of the block a is completely filled, it is automatically known that this is also the case for the completely stepped channel of which the cavity 3 of this lower block a forms part.
Figure 5 schematically represents the course of this filling by means of a filling funnel 23. As can be seen, at the start of pouring the concrete, the space 8 between the legs can be seen almost immediately
<EMI ID = 53.1>
are filled.
<EMI ID = 54.1>
<EMI ID = 55.1>
<EMI ID = 56.1>
above these spaces, while another part then the
<EMI ID = 57.1>
consequently a vibrating effect on the concrete in the same way
<EMI ID = 58.1>
<EMI ID = 59.1>
<EMI ID = 60.1>
<EMI ID = 61.1>
inhibited by the stepped transverse walls of the channel against which it collides during its descending movement, rearward
<EMI ID = 62.1>
of the concrete in each of these cavities 3 place vi � dt.
<EMI ID = 63.1>
of the concrete, which, on the one hand, is intense enough
<EMI ID = 64.1>
all of the bottom blocks.
In this regard, it can be noted that � et beton ti � virtually no acceleration undergoes its downward movement
<EMI ID = 65.1>
<EMI ID = 66.1>
blocks.
<EMI ID = 67.1>
any place in the channels the concrete can flow freely under its own weight, this concrete can exhibit the normal good consistency of the most ideal concrete composition. This has the immediate consequence that the pressure on the concrete in a particular cavity created by the falling concrete does not propagate further than to the concrete in these cavities. This would not be the case, for example, with the use of liquid concrete in which the pressure is much less damped and thus propagates laterally very more easily.
It can therefore be concluded from this that the pressure created in the cavities of the blocks during the pouring of the concrete is virtually independent of the row in which the blocks are located.
Moreover, the concrete always falls into the space 8 of the legs 4 and 5 of the U-shaped part of the block, the walls of which, as can be established, are preferably reinforced.
<EMI ID = 68.1>
<EMI ID = 69.1>
the projection 2 has a solid reinforcement, while because of the diagonal running in of the inner sides of the legs 4 and
The latter also have a solid strength.
Finally, it can be established, according to the invention, that the vibrating of the concrete in a particular cavity takes place in two phases. If, for example, one considers the cavity 3 in the block c4 of figure 5, it is noted that first a vibration occurs on the left-hand part of the cavity 3 due to the concrete filling the cavity 3 of the block d3. Any trapped air can then easily escape through the still
<EMI ID = 70.1>
In the second phase, the vibration in this same cavity 3 of the block c4 is caused by the falling of the concrete into the space 8 of the block d3 during the pouring of concrete into
<EMI ID = 71.1>
The pressure in a particular cavity is therefore always exerted on relatively small surfaces, so that the total local force always remains low.
In the vicinity of the corners of the buildings, the situation is slightly different than. at a certain distance from the corners, as is moreover clear from figures 5 and
<EMI ID = 72.1>
<EMI ID = 73.1>
pour, mainly determined by the frictional resistance of the mortar on the inner walls of the blocks. It is therefore important, at these locations, to ensure that as many transverse walls as possible are provided per unit volume. This is automatically achieved by the use of U-shaped blocks which have spaces 8 with a smaller horizontal cross-section than at the holes 3. Due to the good consistency of the concrete used, its falling speed is sufficiently slowed down in this way
to prevent the blocks from cracking.
Since in practice, when pouring concrete, there is a minimum flow below which it is not possible to descend
<EMI ID = 74.1>
is then the flow rate admitted in the said channels, which is automatically determined by the section of the cavities 3 and the braking effect of the shape and dimensions of the channels on the speed of the concrete, it may be necessary depending on the consistency of the concrete, to pour it into a particular cavity with short interruptions. Deposit at <EMI ID = 75.1>
place ,, is completely filled and then wait until this concrete
<EMI ID = 76.1>
<EMI ID = 77.1>
<EMI ID = 78.1>
<EMI ID = 79.1>
pinging exist � ir � ien no surfacing is present in the concrete.
<EMI ID = 80.1>
<EMI ID = 81.1>
<EMI ID = 82.1>
<EMI ID = 83.1>
extended from this crosspiece extends a joint formed
<EMI ID = 84.1> it must be ensured that the transverse walls 13 or
<EMI ID = 85.1>
rows are either disposed substantially one above the other or offset from each other sufficiently for the binding slurry. can fall in between.
Another important characteristic according to a special
<EMI ID = 86.1>
are interconnected in such a way that the air from a particular channel, during the pouring of binding sludge into the latter under the influence of the binding sludge flowing downwards,
can escape almost continuously through channels that are not yet
pen. Thus, it is avoided that important air bubbles would remain trapped in the mortar filling the channels.
For example, when filling the channel formed by the
<EMI ID = 87.1>
the air can escape through not yet filled spaces. 8 in the adjacent channel, as indicated by arrows 24.
Figures 7 and 8 are a schematic representation of <EMI ID = 88.1>
thicknesses. More specifically, this concerns a wall 25 with a standard thickness of 14 cm and a wall 26 with a standard thickness of 19 cm.
Such a design occurs mainly on arrival
<EMI ID = 89.1>
as well as in industrial buildings in which the wall 25 forms the outer wall and the wall 26 which, for example, over 30 cm
a protrudes 50 cm in relation to the wall 25, as support
<EMI ID = 90.1> <EMI ID = 91.1>
<EMI ID = 92.1>
length equal to nearly 1/3 of the total length of a full block, while the length of the U-shaped
<EMI ID = 93.1>
is determined by the wall thickness of the blocks, which is about 3 cm, so that in the case in question
<EMI ID = 94.1>
Thus, such a block is needed every two rows of blocks alternately on one side of the wall 26 and on the other side of the latter.
In view of the limited number of these smaller U-shaped blocks that are required, they can optionally be omitted
<EMI ID = 95.1>
way of placing will be discussed further.
In the same way as for forming corners,
<EMI ID = 96.1>
between walls 25 and 26, taking care to form step-like channels in the same sense as when leaving a corner.
When an opening is to be provided in a wall, such as a window or door opening, this opening is delimited by means of a U-shaped formwork 27, into which the binding mortar can be poured, as immediately appears.
Due to the combination with U-shaped and full blocks,
<EMI ID = 97.1>
<EMI ID = 98.1>
from a corner of a wall, one obtains a nearly vertical one
<EMI ID = 99.1>
<EMI ID = 100.1>
<EMI ID = 101.1>
of the foreseeable opening in the wall and of the dimensions of this opening, the distance from the terminal blocks to. the opposite wall 29 of the formwork is always less than the length of a U-shaped block.
Care is taken to ensure that the side walls 30 of the
<EMI ID = 102.1>
then the length of a U-shaped block to absorb the pressure exerted on the end blocks during the pouring of concrete into the space 28. The formwork can simply be clamped to the wall 17 with clamping screws.
In Figures 9 to 11, more concretely, the formation of a window or door opening 31 in a wall is illustrated.
<EMI ID = 103.1>
erecting a wall, from the two corners thereof, and thus two wall parts 32 and 33 located in line with each other are formed by stacking blocks in the sense of arrows 15 and 15 ", ie towards the center of the wall. The vertical sides from
the opening 31 is finished by means of a formwork 27 as described in connection with figures 4 and 5. Between the two formworks 27, extending along both sides of the
In the opening 31, a horizontal support plank 34, which defines the height of the opening 31, is mounted and on which a beam 35 is formed.
Typically, this beam is obtained by U-shaped blocks according to figure 2 op. a row sideways next to each other
to be placed such that the back formed by the cross-piece 10 is at the bottom and its legs 4 and 5 are directed upwards, so that the spaces 8 mutually form a continuous horizontal gutter. Reinforcement 36 is placed in this gutter and concrete is then poured.
This beam 35 can optionally be prepared separately on the ground. However, as can be seen from figures 9 and
10, the beam can be built in place above the opening 31 in a very simple manner. It is sufficient to support it only at the bottom and to pour the concrete 37 after one or more additional rows of blocks have been placed. Construction-
<EMI ID = 104.1>
formwork of the girder. Care must of course be taken to ensure that the armouring 36 is at both ends of the beam
35 protrudes at least 10 cm. This poses no problem at all since these ends come to lie in the vertical columns formed in the formwork 27.
In the concrete columns formed by the formwork 27
<EMI ID = 105.1>
can be cast to fix a door or window frame. If necessary, reinforcement can also be provided in these columns.
To form the beam, one simply builds each of the wall parts 32 and 33 further by placing U-shaped blocks side by side from each top corner of the opening 31 towards the center. Normally, there is then, for example above the center of the door, a free space, the width of which is smaller than that of a U-shaped block. A fastening element for the door or window frame can also be placed at the bottom of this space.
Subsequently, one continues, in the manner already described above, with the placement of building blocks for both wall parts 32 and 33, until one is thus at a sufficient height and
between these wall parts as narrow a columnar as possible
space '28, which is formed by facing U-shaped
parts or blocks of both wall parts is laterally bounded.
This columnar space is then closed off on either side of these wall parts by a special shuttering 39, according to the invention, in which then in the same way as
when filling the cavities in the blocks of the wall parts
32 and 33, concrete is poured.
This formwork, which can be installed very quickly, consists of two panels 40 and 41, the width of which is sufficient
is to each wall section over the length of a U-shaped
block to be able to overlap, and off at regular intervals
spaced apart bolts 42, which allow these panels
against wall parts 32 and 33.
The rod of these bolts extends through a tube 43, for example in P.V.C., which remains in the concrete after the removal of the formwork.
A nut 44 is attached to the outer wall of the panel 40 in which the bolt 43 can be tightened.
It is therefore sufficient to unscrew the various bolts 42 to remove the formwork 39.
Figures 12 and 13 relate to a beam 35 <EMI ID = 106.1>
such that a heavier reinforcement 36 and a thicker concrete
<EMI ID = 107.1>
The construction principle corresponds to that applied in the embodiment according to figures 9, 10 and 11, but since the required thickness of the beam is higher than that of the standard U-shaped parts 1, an additional side formwork 45 was used, which was confirmed by Sergeants 46.
However, for these thicker beams on the same
<EMI ID = 108.1> figure 14, the legs 4 and 5 of which have a length almost equal to the width of the formwork 45.
Figures 15 and 16 relate to a column constructed by stacking pairs of U-shaped building blocks having substantially the same dimensions as those of the embodiment according to Figure 14.
With each of these pairs of blocks, the free from � inden of
<EMI ID = 109.1>
cavities between the latter mutually form a columnar space
38 molds in which concrete can be poured, after possibly having provided reinforcement. These blocks should of course be laterally supported before pouring the concrete.
Due to the presence of the projections 2, this column can optionally be anchored in a wall or the like in a very simple manner.
Although, of course, the invention is not limited solely to a method using
the building blocks described above, it is nevertheless useful, in view of all the practically occurring combination possibilities
<EMI ID = 110.1>
foresee that the building blocks used are substantially prism-shaped and display a smooth top and bottom surface, while
<EMI ID = 111.1>
means should be provided for relative lateral shifts of two adjacent blocks of the same row
to prevent.
Preferably, use is made of building blocks of standard dimensions, the height of which is almost half the length, which blocks are placed in such a relationship in a half-stone wall that a block of a Loven row is at least for more than half and preferably for 2/3. of its length rests on one block of the underlying row.
In some cases, reinforcement can also be provided in the said inclined channels. This is especially important if above a quadrangular room, which is
<EMI ID = 112.1>
Atically suggested a top view.
In an advantageous embodiment, provision is made for this purpose substantially in the middle of each of said walls 46, 47, 48
<EMI ID = 113.1>
columns were obtained in the way shown in figure 9 and which is therefore laterally anchored in the corresponding wall. The top ends of these columns are added
<EMI ID = 114.1>
quadrilateral, mutually united. This means that the four walls are firmly connected to each other.
To form a floor of reinforced concrete, reinforced � ing irons 52 can be anchored in the channels of the walls,
<EMI ID = 115.1>
as schematically represented in Figure 17.
<EMI ID = 116.1>
<EMI ID = 117.1>
certain height in the sense that a filling with binding mortar is carried out after each time a certain number of rows of blocks
<EMI ID = 118.1>
description of figure 5, it can be deduced that after a filling with setting mortar has been carried out, the spaces 8, between the cavities 3, of the row in which the pouring of the concrete
<EMI ID = 119.1>
a very important additional feature of the method used, Indeed, as can be easily ascertained, these spaces 8 will be automatically filled by concrete, during the pouring of the latter in the successive
number of rows of blocks and in this simple way a solid anchoring or bridging is obtained between two groups placed one above the other, which are successively filled with concrete.
The channels, in a certain number of rows of blocks placed on top of each other, into which binding mortar has been deposited, do not necessarily have to continue in the new number of rows of blocks placed on these first-mentioned rows of blocks.
<EMI ID = 120.1>
row of 'the new number of blocks, then on this
<EMI ID = 121.1>
owing to the spaces or cavities that were left open in said last row of blocks and in which during filling of
<EMI ID = 122.1>
Given the good consistency of the concrete used, the filling of this second series of blocks will have virtually no influence
<EMI ID = 123.1>
in the first set of blocks.
<EMI ID = 124.1>
<EMI ID = 125.1>
one cavity that is open at the top and bottom as well as on one side. After all, this open side allows; by pouring concrete into these cavities, creating a lateral connection between the blocks mutually. Thus, by means of the concrete, both a vertical and horizontal
<EMI ID = 126.1>
completely.
The minimum fluidity as well as the caliber of the filling concrete can easily be determined experimentally in function of the desired filling and the dimensions of the cavities in the concrete.
the building blocks.
It was found that concrete with a ratio of
800 liters of gravel (caliber: 0/8) 400 liters of sand and 300 kg of cement
<EMI ID = 127.1>
as the filling capacity of the cavities in the building blocks.
The composition of the building blocks themselves can be very different, depending on the nature of the building to be erected and the requirements set for the latter.
If the blocks are intended for erecting
<EMI ID = 128.1>
and they can only be self-supporting. If desired, the blocks in this case can be formed of thermally insulating material.
In another case, where the thermal insulating properties are important, the blocks themselves can be made of a material with good mechanical properties.
<EMI ID = 129.1>
thermal properties and with lower mechanical properties.
In yet another case, where the thermal insulating properties are of great importance, both the bonding mortar and the blocks themselves can be of thermal insulating material. Since no use is made of mortar, a building can be obtained in this way with surprising
good thermal insulation properties.
These building blocks can be manufactured, for example
are made from light or heavy concrete, slag, expanded or fired clay and even from certain plastics with preferably good thermal insulation properties,
The dimensions of the building blocks can of course also be very different. Dimensions however,
according to the invention, are very practical, are the following:
19 x 19 x 39 cm, - 14 x 19 x 39 cm, 16 x 19 x 39 cm, 25 x 19 x 39 cm and 34 x 19 x 39 cm.
For example, if relatively wide building blocks are employed, it may be useful, and even required, to prevent the block from bursting under the lateral pressure of the block.
the concrete, the cavity 3 parallel to the longitudinal direction of the
split the block into two almost equal parts by one; partition extending from the side 13 on which the projection 2 is provided up to the partition 10.
<EMI ID = 130.1>
As already mentioned, it is possible. In principle, if a corner is to be formed with two walls, one has U-shaped blocks whose length is equal to half the difference between the length of a full block and the width of the wall that is perpendicular. is on those of which the block is fully part.
When, as may be the case, for example, in the construction of industrial buildings, it is required
<EMI ID = 131.1>
usually add prescribed. According to the method of the invention, this can be accomplished in a very simple manner by placing a plate of a relatively compressible material, such as expanded polystyrene, in the center of the column, between the panels 40 and 41 of the panels shown in FIGS. and 11 position proposed formwork 39 in a direction perpendicular to the plane of the wall in question.
With underground masonry work is less accurate and usually no concrete blocks, as suggested in figures 5 and 6, need to be provided. Since in such a case, therefore, the first row of blocks are simply placed in the ground or a rather uneven base, it can be useful, in order to obtain a good mutual anchoring between the successive hollow blocks of a row, to make the igniter 2 somewhat wider. , then in Figure 1, and increase the length of legs 4 and 5 in a corresponding manner, such that, for example, instead of blocks with a
<EMI ID = 132.1>
The building blocks according to the invention can be pre-
<EMI ID = 133.1>
etc. are considered as they can be joined together without the use of mortar to form a structure.
The invention is of course by no means limited to the above described embodiments and within the scope var
several changes can be envisaged in the patent application, among others with regard to the application modalities of
the method as the dimensions; shape and composition of the building blocks used.
For example, the invention extends to
all methods in which building blocks are placed in such a way that a sufficient deceleration of the flow rate and the falling speed of the concrete is obtained so that unreinforced building blocks of limited dimensions can be used, and in which channels are formed which are formed during the pouring of the concrete. binding mortar should preferably be deaerated automatically.
<EMI ID = 134.1>
thing, not only to erecting "structures according to."
the method described above, but they can also, according to the invention, be used very usefully for other applications, in particular for forming beams, columns and the like, whereby the formwork is kept to a minimum.
Finally, the invention is not limited to the use of concrete as a bonding mortar, but, depending on the application, the use of any other one may be considered which allows the desired interconnection between the building blocks to be achieved.
<EMI ID = 135.1>
l.- Method of erecting structures, such as
walls and the like, from building blocks, which consists in them
building blocks, which have at least one cavity over their entire length
height, can be placed on top of each other and in rows next to each other without
making use of mortar between adjacent blocks and
such that downward continuous channels are formed through the blocks placed on top of each other, whereby subsequently
at the top of cavities of a particular row of blocks in these channels
a binding mortar, such as concrete, is poured, thus at least partially filling said cavities, with the characteristic
that one can relate the building blocks in such a relationship
separates that, under the influence of its own weight �
<EMI ID = 136.1>
can flow freely through the latter at a flow rate and a
speeds that are less than or equal to the allowable
<EMI ID = 137.1>
allowable pressure on the walls of the blocks.
Method according to claim 1, characterized
that building blocks of such a shape are placed in such a relationship that sloping channels run downwards
be determined whose slope is sufficient to clear it,
under the influence of its own weight, to allow the bonding slurry to flow downward at the above velocity in directions whose resultant is substantially parallel to said slopes.