Vat, i.h.b. biervat, voorzien van een afdekkap en werkwijze voor het vervaardigen van de afdekkap
Deze uitvinding betreft een vat, i.h.b. biervat, voorzien van een vatkop voor het afvullen van het vat, met een uitwendig uitspringende kraag, die middels een dichting afsluitbaar is, waarbij een zelfverzegelende afdekkap is voorzien, die een afdekschijf en een hiermee aangrenzende mantel omvat, die zich omheen genoemde vatkop uitstrekt tot op een bepaalde afstand van de afdekschijf en door middel waarvan de afdekkap eenmalig koppelbaar is met genoemde vatkop.
<EMI ID=1.1>
van een zelfverzegelende afdekkap die bevestigd is op de kraag van de vatkop. Immers van zodra dergelijke afdekkappen over de vatkop geplaatst worden kunnen deze enkel verwijderd worden door deze te breken en is als gevolg hiervan iedere fraude of poging tot fraude zichtbaar. Vatten met een dergelijke afdekkap zijn gekend. Een probleem dat zich echter bij gekende afdekkappen stelt is dat bi j het verwi jderen van over de vatkop geplaatste afdekkappen brokstukken, gevormd worden die zich verder afzetten op de dichting. Echter zijn bepaalde afdekkappen na verwijderen onvoldoende beschadigd zodat zij zeer eenvoudig terugplaatsbaar zijn op een vatkop. Op deze manier wordt geen betrouwbare fraudebeveiliging bekomen.
Het doel van onderhavige uitvinding bestaat erin een afdekking van de vatkop te verschaffen, die een oplossing brengt aan bovengenoemd probleem en die tegelijkertijd handig is om te openen zodat het vat klaar gemaakt is voor gebruik, bedrijfzeker is en niet vervuilend.
Tot dit doel is met het vat volgens de uitvinding de binnenwand van genoemde mantel voorzien van ten minste één inwendig gericht verend sperorgaan, waarbij laatstgenoemde in gekoppelde spertoestand elastisch aandrukt tegen de uitspringende kraag van de vatkop op zodanige wijze dat de afdekkap vast verbonden is met de kraag van de vatkop. Bovendien is voor het verwijderen van de afdekkap van de vatkop in de afdekschijf een scheurstrip gevormd dewelke van een treklip voorzien is.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt genoemde scheurstrip zich uit over nagenoeg de hele diameter van de afdekschijf nagenoeg symmetrisch langs een middelli jn hiervan, zodanig dat de trekrichting van de scheurstrip volgens genoemde middellijn van de afdekschijf gericht is.
Verder is genoemde scheurstrip begrensd door twee breuklijnen die als groeven aan ten minste één zijde van de afdekschijf zijn voorzien, bij voorkeur aan de naar de vatkop gerichte zijde. Hiermee wordt het trekken van de scheurstrip bevorderd en verder ook stofvorming in de groeven vermeden.
Volgens een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm zijn beide groeven divergerend uitgaande van de treklip, naar de overstaande zijde van de schijfrand toe. Hiermee wordt een bedrijfzeker scheuren van de strip verzekerd en wordt het verscheuren van de scheurstrip zelf tegengewerkt.
Ook kunnen beide groeven recht zijn, desgevallend onderling evenwijdig.
<EMI ID=2.1>
cirkelsegment van de schijfrand aan de trekzi jde tot dit aan de tegenoverstaande zijde begrepen tussen 0,5 en 0,9, bij voorkeur nog tussen 0,6 en 0,8.
De gemiddelde breedte van de scheurstrip dwars gemeten ten opzichte van de trekrichting is zodanig dat na verwijderen van de scheurstrip een effectieve aftapwerking van het vat pas mogelijk is na volledig verwijderen van het overblijvend deel van de afdekkap.
Langs ten minste één zijde van de scheurstrip is een langwerpige verdikking van de afdekschijf voorzien. Iedere verdikking strekt zich bij voorkeur uit vanop een bepaalde afstand van de schijfrand.
Op gunstige wijze is genoemde treklip uitspringend voorzien ten opzichte van de rand van de afdekschijf. Hiermee kan genoemde treklip op een handigere manier gegrepen worden voor het openscheuren ervan.
Bij voorkeur is de treklip voorzien in het vlak van de afdekschijf. Dankzij deze maatregel start het openscheuren van de afdekkap in haar topvlak en bewaart de onaangetaste mantel haar wandsterkte.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm is de mantel rand lichtjes hellend, waarbij de vrije rand hiervan een grotere diameter vertoont dan de aan de afdekschijf aangrenzende rand, en waarbij het vrije uiteinde van de treklip gelegen is binnen de diameter van het vrije uiteinde van de mantel. Hiermee kunnen de afdekkappen op een vrij compacte wijze worden opgeslagen.
Verder kan in de rand van de afdekschijf een doorgaande insnijding voorzien zijn aan ten minste één langszijde van de treklip. Dit bevordert aanzienlijk het losscheuren van de treklip.
In de mantel is een opening voorzien ter hoogte van de treklip voor het starten van het scheuren en het nog gemakkelijker grijpen van de treklip.
Ook kan langs de scheurstrip ten minste één verdere insnijding voorzien zijn in de afdekschijf aan de ten opzichte van de treklip overstaande zijde van de schijfrand.
Meer bepaald strekt genoemde verdere insnijding zich in de mantel verder uit tot op een voorafbepaalde afstand van of tot tegen de boord van de mantel nagenoeg dwars hierop.
Verder is in de scheurstrip een langwerpige verdikking voorzien die zich nagenoeg centraal uitstrekt. Genoemde verdikking verhindert een vroegtijdig inscheuren of breken van de scheurstrip.
Bij voorkeur vertoont genoemde boord over de hele omtrek een verdikte dwarssectie. Dit versterkt de mantel en verhindert het scheuren hiervan langs de boord bij het onstuimig aanbrengen van de afdekkap op de vatnek en laat hierbij tevens een bedrijfzeker gebruik toe van dunnere wanden waardoor een materiaalbesparing bekomen kan worden.
Op het inwendig oppervlak van de mantel zijn nokelementen voorzien voor het beperken van de speling tussen vatkop en afdekkap.
Ieder sperorgaan vertoont een beenvormige dwarssectie waarvan één uiteinde aangrenzend is aan de boord van de mantel en het ander uiteinde vrij is en aandrukt tegen de kraag van de vatkop.
Het vrije uiteinde van ieder sperorgaan vertoont bij voorkeur een profiel dat aangepast is aan de geometrie van de vatkop waarmee het gekoppeld is. Hiermee kan de speling tussen ieder sperorgaan en genoemde vatkop tot een minimum worden beperkt.
Verdere periferische openingen zijn voorzien in de mantel waarbij de openingen zich uitstrekken tussen de boord en de rand van de afdekschijf, en waarbij met iedere verdere opening telkens één sperorgaan overeenstemt, met nagenoeg overeenstemende respectievelijke breedtes. Hiermee beschikt men over zichtvensters om de positionering van de sperorganen tegenaan de vatnek te kunnen controleren.
In het bijzonder vertonen de periferische verdere openingen een breedte die groter is dan de hoogte en bedraagt hierbij het aantal periferische verdere openingen, respectievelijk sperorganen hoogstens acht, waarbij deze onderling nagenoeg dezelfde breedte vertonen. Het beperkt aantal vensters verhoogt aldus hun breedte en verhoogt hiermee ook het gezichtsveld waarmee genoemde controle gemakkelijker, sneller en betrouwbaarder kan geschieden. Tevens bekomt men aldus voldoende brede sperorganen en verhindert men zodoende het ontstaan van restbrokstukken.
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een afdekkap waarbij deze gevormd wordt door het inspuiten van kunststof in een matrijs bestaande uit matrijsonderdelen waarbij de matrijsonderdelen in en uit elkaar geschoven worden volgens een richting die loodrecht is op de asrichting. Deze werkwijze is bijzonder geschikt voor de vensteruitvoering van de opstaande rand van de afdekkap.
Volgens een alternatieve uitvoeringswijze wordt de afdekkap gevormd door het inspuiten van kunststof in een matrijs bestaande uit matrijsonderdelen waarbij de matrijsonderdelen in en uit elkaar geschoven worden volgens een richting die parallel is met de asrichting, waarbij de in elkaar schuivende matrijsonderdelen voorzien zijn van holtes en stempels. Deze werkwijze is in het bijzonder geschikt voor een volle uitvoering van de mantel van de afdekkap.
Ook kan genoemde afdekkap bekomen worden door eerst de mantel als een vol en continu oppervlak te vormen, waarbij vervolgens genoemd ten minste één sperorgaan bekomen wordt door het naar het inwendige van het manteloppervlak omplooien van de vrije randzijde, volgens een plooilijn die gelegen is tussen 60% en 90%, bij voorkeur tussen 70% en 80% van de hoogte van de mantel gemeten vanaf de met de afdekschijf geassocieerde zijde van het manteloppervlak waarbij de omplooiing zodanig wordt uitgevoerd dat genoemd ten minste één sperorgaan een gewenste hoek vormt met genoemd manteloppervlak.
Genoemde afdekkap kan verder nog bekomen worden door het monteren van twee afzonderlijk geproduceerde onderdelen, namelijk een buitenste afdekkap zonder openingen in de mantel en het bovenvlak, en een binnenring met sperorganen.
Verdere voordelen en bijzonderheden van de afdekkap volgens de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden aan het licht van bijgevoegde tekeningen.
Figuren 1 tot en met 3 stellen respectievelijk een onder-, zij- en bovenaanzicht voor van de afdekkap-volgens de uitvinding. Figuren 4 en 5 stellen een perspectief aanzicht voor van de afdekkap volgens de uitvinding. Figuur 6 stelt een perspectief aanzicht van een variante van de afdekkap volgens de uitvinding. Figuur 7 stelt een snede voor op vergrote schaal van de afdekkap volgens lijn VII - VII van figuur 4. Figuren 8 tot en met 11 zijn detailvoorstellingen van de afdekkap volgens figuur 2. Figuur 12 stelt een partiële snede voor van de afdekkap volgens figuur 6. Figuren 13 en 14 zijn verdere detailvoorstellingen van de afdekkap in twee werkingsstanden. Figuur 15 is een verdere werkingsvoorstelling van de afdekkap volgens de uitvinding.
Een zelfverzegelende afdekkap 10 volgens figuren 1 tot 5 omvat hoofdzakelijk een afdekschijf 11 en een hiermee aangrenzende mantel 12 die voorzien is aan zijn binnenwand 14 van een stel sperorganen 15, bijvoorbeeld acht, telkens gevormd door een opwaarts hellend uitsteeksel dat aan één uiteinde verbonden is met de vrije rand of boord 13 van de mantel 12 en aan het tegenverstaande uiteinde vrij is. Het vrije uiteinde van ieder sperorgaan 15 is eenmalig koppelbaar met een vatkop voorzien van een uitspringende kraag 1. In de gekoppelde toestand drukt ieder sperorgaan 15 elastisch aan tegen de uitspringende kraag 1 op zodanige wijze dat de afdekkap vast verbonden is met de kraag 1. In de afdekschijf 11 is een scheurstrip 16 voorzien voor het verwijderen van de afdekkap 10 van de vatkop 3 wanneer de gebruiker toegang wenst te hebben tot de inhoud van het opgevuld vat.
Het vat is dus enkel toegankelijk mits openscheuren van de afdekkap 10 die op haar beurt een eigenlijke dichting 2 van het vat afdekt en deze hierbij enerzijds beschermt tegen onzuiverheden, stof e.d. en anderzijds het vat beveiligt tegen fraude.
De scheurstrip 16 is verder van een treklip 17 voorzien dewelke als grijporgaan dient voor het afscheuren van de scheurstrip 16. Hiermee fungeert de scheurstrip als waarborgband.
De scheurstrip 16 strekt zich centraal uit ten opzichte van de afdekschijf 11, symmetrisch langs een middellijn M hiervan, bij voorkeur over de hele diameter hiervan. Hierbij zijn twee groeven 5 gevormd in de afdekschijf die twee breuklijnen vormen volgens dewelke de scheurstrip 16 wordt afgescheurd. Om stofvorming in de groeven 5 te verhinderen zijn deze in de naar de vatkop gerichte zijde van de afdekschijf 11 gevormd. Dit bevordert verder aanzienlijk het aftrekken van de scheurstrip 16 volgens de trekrichting aangegeven met de referentie F in figuur 15. Dankzij de scheurstrip 16 kan de afdekkap 10 na afscheuren van de strip 16 worden verwijderd zonder deze 10 bij de startfase van het afscheuren te moeten breken ter hoogte van de boord 13 en/of van de sperorganen 15. Dit brengt het grote voordeel dat geen gebroken onderdelen op de dichting 2 van de vatkop 3 terecht komen.
De combinatie van de scheurstrip 16 met een hiermee aangrenzende en uitspringende treklip 17 verschaft verder een hefboomseffect reeds bij het starten van de trekbewerking volgens pijl F van de scheurstrip waardoor de startfase van het trekken in optimale condities verloopt.
Beide groeven 5 zijn recht en onderling divergerend vertrekkend van de treklip 17. Hiermee wordt een bedrijfzeker progressief afscheuren van de scheurstrip
16 bewerkstelligd en het scheuren van de scheurstrip zelf verhinderd doordat het hefboomseffect, dat zich op een constante toegepaste trekkracht superponeert en dat toeneemt naarmate de scheurstrip wordt afgescheurd, gecompenseerd wordt door een toenemende breedte van de scheurstrip.
Het spreekt van zelf dat de groeven ook een andere vorm kunnen bezitten, bvb een licht gekromde vorm met een naar de middellijn gerichte kromming zodanig dat bovengenoemd effect nog versterkt wordt.
De verhouding van het afgepaste cirkelsegment van de scheurstrip 16 aan de trekzijde, d.w.z. ter hoogte van de in figuur 15 aangegeven pijl F, tot dit aan de tegenoverstaande zijde is bvb. begrepen tussen 0,5 en 0,9 , bij voorkeur tussen 0,6 en 0,8.
Bij voorkeur is de breedte van de scheurstrip 16 dwars gemeten t.o.v. de middellijn M, i.h.b. in het centraal gebied van de afdekschijf 11, zodanig dat na verwijderen van de scheurstrip 16 een effectieve aftapwerking van het vat pas mogelijk is na volledig verwijderen van het resterend deel van de afdekkap 10. Met andere woorden is genoemde breedte zodanig dat, om de tapkop op de vatnek te kunnen plaatsen, na aftrekken van de centrale scheurstrip de beide overblijvende zijdelingse afdekkapdelen ook moeten worden verwijderd.
Op voordelige wijze is ten minste één langwerpige verdikking 6 voorzien nagenoeg evenwijdig met de groeven 5, bij voorkeur aan weerszijden hiervan. Deze vertonen een constante dwarssectie en dienen als versterking van de groefranden en verhinderen hierbij aan zijdelings inscheuren van zowel de scheurstrip 16 als van de zijdelingse delen van de afdekschijf zelf 11, bvb bij een onstuimig opentrekken van de strip 16. Om echter de startfase van het afscheuren van de strip 16 niet tezeer te bemoeilijken strekken de verdikkingen 6 zich slechts uit vanaf een zekere afstand van de schijfrand 18, bij voorbeeld vanaf een afstand begrepen tussen 0,1 en 0,2 van de totale lengte van de koorde die elk der groeven 5 omvat.
Om ook de eindfase van de trekbewerking te verlichten strekken de verdikkingen 6 zich verder enkel uit tot op een bepaalde afstand van de aan de treklip overstaande zijde van de scheurstrip, bij voorbeeld dezelfde als hoger vermelde afstand, d.i. tussen 0,1 en 0,2 van de totale lengte. Alles bij elkaar is de lengte van iedere langwerpige verdikking 6 bij voorkeur beperkt door een omschreven cirkel van minimaal 0,7 x de diameter van de vatkop 3 waarvoor de afdekkap 10 bestemd is.
Ook is bij voorkeur een verdere analoge verdikking 7 voorzien doch bij voorkeur met bredere dwarssectie. Deze strekt zich centraal uit op de scheurstrip 16 en verhindert een vroegtijdig inscheuren of zelfs breken hiervan.
Het is voldoende dat de treklip 17 niet verder reikt dan de buiten diameter van de boord 13. Aldus is de vrije rand van de treklip 17 gelegen in het ringgebied begrepen tussen de rand 18 van de afdekschijf 11 en de boord 13. Hiermee wordt vermeden dat bij opstapeling van verscheidene afdekkappen of bij onstuimige manipulaties de treklip 17 beschadigd wordt. Door ook nog de treklip
17 in het vlak van de afdekschijf 11 te voorzien wordt bovendien een uitgesproken plaatsbesparing bekomen bij de opslag van afdekkappen 10.
Om het grijpen van de treklip 17 te vergemakkelijken is in de opstaande rand 12 een opening 19 voorzien ter hoogte van de treklip (figuur 9). Om de startfase, resp. de slotfase soepelder te laten verlopen zijn in trekopwaartse en/of trekafwaartse richting van beide groeven 5 insnijdingen 26, bvb V-vormig en/of verdere insnijdingen 27 voorzien telkens ter hoogte van de schijfrand 18. Genoemde verdere insnijdingen 27 kunnen zich zelfs verder uitstrekken 28 in de mantel 12 tot op een voorafbepaalde afstand van of zelfs tot tegen de boord 13, nagenoeg dwars hierop.
De mantel 12 vertoont een omwentelingsprofiel, bvb van het type cylindrisch of kegelvormig met lichte helling, zoals voorgesteld in figuren 7 en 10. In laatstgenoemd geval kan worden gezorgd voor een gepaste opstapeling, bvb door in elkaar schuiven van de afdekkappen. De vrije rand van de mantel 12 is bij voorkeur gevormd door een uitspringende, volle ononderbroken boord 13.
De boord 13 dient als versterkingselement voor de mantel
12 en verhindert dat deze gaat scheuren bij het plaatsen en bevestigen van de afdekkap op de vatkop. De hoogte van de boord 13 gemeten volgens de langsas L van de afdekkap 10 evenals de dikte hiervan worden gekozen afhankelijk van het type vatnek of vatkop 3 waartoe de afdekkap bestemd is.
Om de speling tussen vatkop 3 en afdekkap 10 tot een minimum te reduceren zijn uitspringende nokelementen 8 voorzien op het inwendig manteloppervlak zoals voorgesteld in figuren 13 en 14.
Zoals voorgesteld op figuren 1, 5, 7 en 12 zijn bij voorkeur op het inwendig oppervlak van de afdekschi jf 11 ook nog verdere uitspringende nokelementen 21 op zodanige wijze voorzien dat zij de speling tussen vatkop 3 en afdekkap 10 verder nog tot een strict minimum beperken en zelfs elimineren. De verdere nokelementen 21 zijn langwerpig en strekken zich met een nagenoeg constante dwarssectie uit volgens cirkelsegmenten met straal aangepast aan de volle diameter van de vatkop zodanig dat de verdere nokelementen 21 en de vatkop 3 met mekaar in contact zijn over nagenoeg de hele lengte van eerstgenoemde 21. De constante dwarssectie is bvb driehoekig met uitwaarts gekeerde top 22. Zodoende wordt het "kleven" of blijven hangen van de afdekkap 10 op de vatkop 3 vermeden. Hiertoe kunnen ook analoge puntvormige dwarssecties gekozen worden voor de verdere nokelementen 21.
Verder zijn genoemde sperorganen 15 zodanig ontworpen dat zij als op de vatnek verende clips fungeren. De werking van de sperorganen 15 is voorgesteld in figuren
13 en 14, telkens in twee standen, respectievelijk A in stippellijnen voor de ingedrukte toestand van de elastische sperorganen 15 en B in volle lijnen voor de gerelaxeerde aandruktoestand ervan 15. Eerst worden de elastische sperorganen 15 ingedrukt naar de mantel 12 toe (stand A) door het aanbrengen van de afdekkap 10 tegenaan de vatkop 3. Na het plaatsen over de vatnek
(stand B) veren de sperorganen 15 terug naar binnen en nemen hun oorspronkelijke stand weer in waardoor de afdekkap 10 niet meer te verwijderen valt zonder de scheurstrip 16 te verwijderen. De sperorganen 15 drukken
<EMI ID=3.1>
waardoor na verwijderen van de strip 16 de resterende segmenten zijdelings uit elkaar worden gedrukt.
De sperorganen 15 kunnen op meerdere manieren gevormd worden : door beweegbare vormdelen loodrecht op de asrichting (L) (fig.4), met vorming van verdere periferische openingen 20 in het manteloppervlak 12; door parallel aan de asrichting (L) in elkaar schuivende en van holtes voorziene matrijsonderdelen (fig.6) zonder vorming van periferische openingen in de mantel 12 die aldus continu doorlopend is; door verwarming en naar binnen omplooien van in het verlengde van de mantel gevormde clips of door samenstellen van twee separaat gevormde onderdelen namelijk een cylindrische mantel met boord en een van sperorganen voorziene ring.
Een verdere wezenlijke functie van genoemde sperorganen
15 bestaat echter ook in de bevestiging die zij bewerkstelligen van de afdekkap 10 op de vatkop 3. Om de sperorganen 15 in deze functie te versterken zijn deze van een versterking 25 voorzien bestaande bvb in een afgeronde opgevulde verbindingszone tussen de beenvormige dwarssectie van de sperorganen en het inwendig manteloppervlak 12. Ook vertoont bij voorkeur ieder sperorgaan 15 een continu wandoppervlak en is in het bijzonder ook de basiszone van ieder sperorgaan 15 continu zoals blijkt uit figuren 7, 10, 12 en 13.
De mantel 12 is vol zoals voorgesteld in figuur 6 of onderbroken door periferische openingen 2o die telkens overeenstemmen met de sperorganen 15. De periferische openingen 20 vormen meteen ook zichtvensters om na te gaan of de verbinding tussen sperorganen 15 en de vatkop 3 goed verzekerd is.
Om beide hoger beschreven functies van de sperorganen 15 te controleren kan zodus op voordelige wijze gebruik gemaakt worden van de periferische openingen 20. Hiermee kan de gepaste stand van de sperorganen 15 ten opzichte van de vatkop worden gevisualiseerd en desnoods aangepast.
Bij voorkeur bedraagt het aantal sperorganen 15, respectievelijk periferische openingen 20, hoogstens acht en strekken deze zich uit over het grootste deel van de boord 13. Hiermee worden relatief brede sperorganen 15, respectievelijk periferische openingen
20 bekomen, nl. sperorganen en/of periferische openingen die zich uitgesproken meer in de omwentelingsrichting van de mantel 12 uitstrekken dan in de radiale richting hiervan.
Voor een optimale werking wordt een materiaal gekozen dat stijfheid en elasticiteit combineert met een zwakke afschuifwaarde. Hiermee wordt bekomen dat de sperorganen niet breken bij het plaatsen hiervan op de vatkop en verder ogenblikkelijk terug veren in de toestand B aangegeven met volle lijn in figuren 13 en 14.
Om verder het verwijderen van de scheurstrip 16 echter zonder krachtinspanning te laten gebeuren werd hierbij vastgesteld dat een optimaal resultaat bekomen wordt met een medium slagvast Polystyreen Polystyrol. Andere materialen die bovenvermelde eigenschappen combineren komen echter eveneens in aanmerking.
Vat, especially beer keg, provided with a cover cap and method for manufacturing the cover cap
This invention relates to a vessel, especially beer keg, provided with a keg head for filling the keg, with an externally projecting collar, which can be closed by means of a seal, a self-sealing cover cap is provided, which comprises a cover disk and an adjoining jacket, which extends around said keg head to at a certain distance from the cover disc and by means of which the cover can be coupled once to the said barrel head.
<EMI ID = 1.1>
of a self-sealing cap attached to the barrel of the barrel head. After all, as soon as such cover caps are placed over the barrel head, they can only be removed by breaking them and as a result any fraud or attempted fraud is visible. Barrels with such a cover cap are known. However, a problem that arises with known cover caps is that when removing cover caps placed over the barrel head, fragments are formed which further settle on the seal. However, certain cover caps are not sufficiently damaged after removal, so that they can be very easily replaced on a barrel head. In this way, reliable fraud protection is not obtained.
The object of the present invention is to provide a cover of the barrel head, which solves the above problem and at the same time is convenient to open so that the barrel is prepared for use, is reliable and non-polluting.
For this purpose, with the vessel according to the invention, the inner wall of said jacket is provided with at least one internally directed resilient barrier member, the latter, in coupled spear condition, pressing elastically against the protruding collar of the vessel head in such a way that the cover is firmly connected to the collar of the barrel head. In addition, a tear strip is formed in the cover disc for removing the cover cap from the vessel head, which is provided with a pull tab.
According to an advantageous embodiment of the invention, said tear strip extends over substantially the entire diameter of the cover disc almost symmetrically along a center thereof, such that the pulling direction of the tear strip is aligned along said center line of the cover disc.
Furthermore, said tear strip is bounded by two fracture lines which are provided as grooves on at least one side of the cover disc, preferably on the side facing the vessel head. This promotes pulling of the tear strip and further prevents dust formation in the grooves.
According to a particularly advantageous embodiment, both grooves are divergent from the pull tab towards the opposite side of the disc edge. This ensures reliable tearing of the strip and prevents tearing of the tear strip itself.
Both grooves can also be straight, if necessary parallel to each other.
<EMI ID = 2.1>
circle segment of the disc edge on the tensile side, including the opposite side, between 0.5 and 0.9, preferably still between 0.6 and 0.8.
The average width of the tear strip measured transversely to the pulling direction is such that after removal of the tear strip an effective draining action of the vessel is only possible after complete removal of the remaining part of the cover cap.
An elongated thickening of the cover disc is provided along at least one side of the tear strip. Each bulge preferably extends from a certain distance from the disc edge.
Advantageously, said pull tab is provided with a projection relative to the edge of the cover disc. With this, said pull tab can be gripped in a more convenient way for tearing it open.
The pull tab is preferably provided in the plane of the cover disc. Thanks to this measure, the tearing of the cover cap starts in its top surface and the unaffected mantle retains its wall strength.
In a particularly advantageous embodiment, the jacket edge is slightly inclined, the free edge of which has a larger diameter than the edge adjoining the cover disc, and the free end of the pull lip lies within the diameter of the free end of the jacket. The cover caps can hereby be stored in a fairly compact manner.
Furthermore, a continuous cut may be provided in the edge of the cover disc on at least one longitudinal side of the pull tab. This considerably promotes tearing of the pull tab.
An opening is provided in the jacket at the height of the pull tab for starting the tearing and making the pull lip even easier to grip.
At least one further cut can also be provided along the tear strip in the cover disc on the side of the disc edge opposite the pull tab.
More specifically, said further incision extends further into the jacket to a predetermined distance from or against the edge of the jacket substantially transversely thereto.
Furthermore, an elongated thickening is provided in the tear strip, which extends almost centrally. Said thickening prevents premature tearing or breaking of the tear strip.
Preferably said collar has a thickened cross section over the entire circumference. This strengthens the jacket and prevents tearing it along the edge when the cover cap is cascaded onto the barrel neck and also allows reliable use of thinner walls so that material savings can be achieved.
Cam elements are provided on the internal surface of the jacket to limit the play between the vessel head and cover cap.
Each barrier member has a bone-shaped transverse section, one end of which is adjacent to the collar of the jacket and the other end is free and presses against the collar of the vessel head.
The free end of each barrier member preferably has a profile adapted to the geometry of the vessel head to which it is coupled. The play between each barrier member and said vessel head can hereby be minimized.
Further peripheral openings are provided in the jacket, the openings extending between the edge and the edge of the cover disc, and with each further opening corresponding to one barrier member, with substantially corresponding respective widths. This provides viewing windows for checking the positioning of the barrier members against the barrel neck.
In particular, the peripheral further openings have a width which is greater than the height and the number of peripheral further openings, respectively barrier members, is at most eight, these mutually having substantially the same width. The limited number of windows thus increases their width and thereby also increases the field of view with which said checking can be carried out more easily, faster and more reliably. At the same time, sufficiently wide barrier members are thus obtained and thus the formation of residual debris is prevented.
The invention also relates to a method of manufacturing a cover cap in which it is formed by injecting plastic into a mold consisting of mold parts, wherein the mold parts are slid in and apart in a direction perpendicular to the axis direction. This method is particularly suitable for the window design of the upright edge of the cover.
According to an alternative embodiment, the cover is formed by injecting plastic into a mold consisting of mold parts, the mold parts being slid in and apart in a direction parallel to the axis direction, the interlocking mold parts being provided with cavities and punches . This method is particularly suitable for a full version of the casing of the cover.
Also said cover cap can be obtained by first forming the jacket as a full and continuous surface, said at least one barrier member subsequently being obtained by folding the free edge side towards the interior of the jacket surface, according to a fold line located between 60 % and 90%, preferably between 70% and 80% of the height of the jacket measured from the side of the jacket surface associated with the cover disc, the fold being performed so that said at least one barrier member forms a desired angle with said jacket surface.
Said cover cap can furthermore be obtained by mounting two separately produced parts, namely an outer cover cap without openings in the jacket and the top surface, and an inner ring with locking members.
Further advantages and details of the cover according to the invention will become apparent from the following description of exemplary embodiments with regard to the attached drawings.
Figures 1 to 3 respectively show a bottom, side and top view of the cover cap according to the invention. Figures 4 and 5 represent a perspective view of the cover cap according to the invention. Figure 6 shows a perspective view of a variant of the cover cap according to the invention. Figure 7 represents an enlarged cut of the cover according to line VII - VII of figure 4. Figures 8 to 11 are detailed representations of the cover according to figure 2. Figure 12 represents a partial cut of the cover according to figure 6. Figures 13 and 14 are further detail representations of the cover in two operating positions. Figure 15 is a further working representation of the cover cap according to the invention.
A self-sealing cover 10 according to Figures 1 to 5 mainly comprises a cover disk 11 and an adjacent jacket 12 which is provided on its inner wall 14 with a set of locking members 15, for example eight, each formed by an upwardly inclined projection connected at one end to the free edge or edge 13 of the jacket 12 and at the opposite end is free. The free end of each barrier member 15 can be coupled once to a vessel head provided with a protruding collar 1. In the coupled state, each barrier member 15 elastically presses against the protruding collar 1 in such a manner that the cover is firmly connected to the collar 1. In the cover disc 11 is provided with a tear strip 16 for removing the cover cap 10 from the vessel head 3 when the user wishes to have access to the contents of the filled vessel.
The vessel is therefore only accessible if the cover cap 10 tears open, which in turn covers an actual seal 2 of the vessel, thereby protecting it on the one hand against impurities, dust, etc. and, on the other hand, protecting the vessel against fraud.
The tear strip 16 is further provided with a pull tab 17, which serves as a gripping member for tearing off the tear strip 16. The tear strip thus functions as a securing band.
The tear strip 16 extends centrally with respect to the cover disc 11, symmetrically along a diameter M thereof, preferably over its entire diameter. Two grooves 5 are herein formed in the cover disk, which form two fracture lines according to which the tear strip 16 is torn off. To prevent dust from forming in the grooves 5, these are formed in the side of the cover disc 11 facing the vessel head. This further considerably improves the pulling off of the tear strip 16 according to the pulling direction indicated with the reference F in figure 15. Thanks to the tear strip 16, the cover cap 10 can be removed after tearing off of the strip 16 without having to break it 10 at the tearing start phase. at the level of the rim 13 and / or of the locking members 15. This has the great advantage that no broken parts end up on the seal 2 of the barrel head 3.
The combination of the tear strip 16 with an adjacent and protruding pull tab 17 further provides a leverage effect already at the start of the pulling operation according to arrow F of the tear strip, whereby the starting phase of drawing proceeds in optimal conditions.
Both grooves 5 are straight and mutually divergent starting from the pull tab 17. This ensures a reliable progressive tearing of the tear strip
16 and prevents tearing of the tear strip itself by compensating for the leverage effect which superimposes on a constant applied tensile force and which increases as the tear strip is torn off, by an increasing width of the tear strip.
It goes without saying that the grooves can also have a different shape, for instance a slightly curved shape with a curvature directed towards the center line, such that the above effect is further enhanced.
The ratio of the measured circle segment of the tear strip 16 on the pull side, i.e. at the level of the arrow F shown in figure 15, to this on the opposite side is e.g. included between 0.5 and 0.9, preferably between 0.6 and 0.8.
Preferably, the width of the tear strip 16 is measured transversely to the centerline M, especially. in the central area of the cover disk 11, such that after removal of the tear strip 16 an effective draining action of the vessel is only possible after complete removal of the remaining part of the cover cap 10. In other words, said width is such that, around the tap head on the barrel neck, after removing the central tear strip, the two remaining side cover parts must also be removed.
Advantageously, at least one elongated bead 6 is provided substantially parallel to the grooves 5, preferably on either side thereof. These exhibit a constant transverse section and serve to reinforce the groove edges, thereby preventing lateral tearing of both the tear strip 16 and of the lateral parts of the cover disc itself 11, for example in the event of a violent pulling open of the strip 16. However, to prevent the starting phase of the tearing off the strip 16 not to be made more difficult, the thickenings 6 only extend from a certain distance from the disc edge 18, for instance from a distance between 0.1 and 0.2 of the total length of the chord that each of the grooves 5.
In order to also relieve the final phase of the pulling operation, the thickenings 6 further extend only to a certain distance from the side of the tear strip opposite the pull tab, for example the same distance as stated above, ie between 0.1 and 0.2. of the total length. All in all, the length of each elongated bulge 6 is preferably limited by a defined circle of at least 0.7 x the diameter of the vessel head 3 for which the cover 10 is intended.
Preferably, a further analogous thickening 7 is also provided, but preferably with a wider cross section. It extends centrally on the tear strip 16 and prevents premature tearing or even breaking thereof.
It is sufficient that the pull tab 17 does not extend further than the outer diameter of the edge 13. Thus, the free edge of the pull lip 17 located in the ring area is included between the edge 18 of the cover disk 11 and the edge 13. This avoids that the pull tab 17 is damaged if several cover caps are stacked or if the manipulation is carried out violently. By also the pull tab
17 to be provided in the plane of the cover disc 11, a marked saving of space is also obtained when the cover caps 10 are stored.
In order to facilitate the gripping of the pull lip 17, an opening 19 is provided in the upright edge 12 at the height of the pull lip (figure 9). To the starting phase, resp. to allow the closing phase to run more smoothly in the upward and / or downward pull direction of both grooves 5 incisions 26, e.g. V-shaped and / or further incisions 27 each provided at the level of the disc edge 18. Said further incisions 27 may extend even further 28 in the jacket 12 to a predetermined distance from or even against the collar 13, substantially transversely thereto.
The jacket 12 has a rotation profile, for example of the cylindrical or conical shape with a slight slope, as shown in Figures 7 and 10. In the latter case, suitable stacking can be provided, for example by sliding the cover caps together. The free edge of the jacket 12 is preferably formed by a projecting, full continuous collar 13.
The collar 13 serves as a reinforcing element for the jacket
12 and prevents it from cracking when the cover cap is placed and attached to the barrel head. The height of the border 13 measured according to the longitudinal axis L of the cover cap 10 as well as the thickness thereof are chosen depending on the type of barrel neck or head 3 for which the cover cap is intended.
In order to reduce the play between barrel head 3 and cover cap 10 to a minimum, protruding cam elements 8 are provided on the inner jacket surface as shown in figures 13 and 14.
As shown in Figures 1, 5, 7 and 12, preferably further protruding cam elements 21 are provided on the internal surface of the cover disc 11 in such a way that they further limit the play between the vessel head 3 and cover cap 10 to a strict minimum. and even eliminate it. The further cam elements 21 are elongated and extend with a substantially constant cross section according to circle segments with radius adapted to the full diameter of the vessel head such that the further cam elements 21 and the vessel head 3 contact each other over almost the entire length of the former 21 For example, the constant cross section is triangular with outwardly facing tip 22. Thus, the "sticking" or sticking of the cover cap 10 on the vessel head 3 is avoided. For this purpose, analogous pointed cross sections can also be selected for the further cam elements 21.
Furthermore, said barrier members 15 are designed to function as clips on the barrel neck. The operation of the barrier members 15 is shown in figures
13 and 14, each in two positions, respectively A in dotted lines for the compressed state of the elastic barrier members 15 and B in full lines for the relaxed compressive state thereof 15. First, the elastic barrier members 15 are pressed towards the jacket 12 (position A) by applying the cover cap 10 to the barrel head 3. After placing over the barrel neck
(position B) spring the barrier members 15 back in and return to their original position, so that the cover 10 can no longer be removed without removing the tear strip 16. Press the barrier members 15
<EMI ID = 3.1>
whereby the remaining segments are laterally pressed apart after removing the strip 16.
The locking members 15 can be formed in several ways: by movable molded parts perpendicular to the axis direction (L) (fig. 4), with the formation of further peripheral openings 20 in the jacket surface 12; by molded-in and cavity-molded mold parts (Fig. 6) parallel to the axis direction (L) without forming peripheral openings in the sheath 12 which is thus continuous; by heating and inwardly folding clips formed in line with the jacket or by assembling two separately shaped parts, namely a cylindrical jacket with collar and a ring provided with barrier members.
A further essential function of said barrier members
15, however, also consists in the attachment they effect of the cover cap 10 to the vessel head 3. In order to reinforce the barrier members 15 in this function, these are provided with a reinforcement 25 consisting, for example, in a rounded padded connecting zone between the leg-shaped cross section of the barrier members and the internal jacket surface 12. Preferably, each barrier member 15 also has a continuous wall surface and, in particular, the base zone of each barrier member 15 is also continuous, as can be seen from Figures 7, 10, 12 and 13.
The jacket 12 is full as shown in figure 6 or interrupted by peripheral openings 20 which correspond in each case to the barrier members 15. The peripheral openings 20 also immediately form sight windows to check whether the connection between barrier members 15 and the vessel head 3 is properly secured.
In order to check the two functions of the barrier members 15 described above, use can thus advantageously be made of the peripheral openings 20. With this, the appropriate position of the barrier members 15 with respect to the vessel head can be visualized and, if necessary, adjusted.
Preferably, the number of barrier members 15, respectively, peripheral openings 20, is at most eight and extends over the major part of the edge 13. This makes relatively wide barrier members 15, respectively, peripheral openings.
20, namely barrier members and / or peripheral openings which extend more pronounced in the direction of rotation of the jacket 12 than in the radial direction thereof.
For optimal performance, a material is chosen that combines stiffness and elasticity with a low shear value. This ensures that the barrier members do not break when placed on the barrel head and further spring back immediately into the position B indicated by full line in Figures 13 and 14.
However, in order to further remove the tear strip 16 without effort, it has been determined that an optimum result is obtained with a medium impact-resistant polystyrene polystyrol. However, other materials that combine the above-mentioned properties are also eligible.