NL9500164A - Inrichting voor het verwijderen van de aars van slachtdieren. - Google Patents

Description

Inrichting voor het verwijderen van de aars van slachtdieren

De internationale octrooiaanvrage PCT/NL92/00157 heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van de aars van slachtdieren. Voor het daartoe in verticale richting positioneren van een uitsnijdinrichting kan detectie van de kruisstreek van het geslachte dier plaatsvinden. De techniek volgens deze internationale publikatie is gebaseerd op de veronderstelling, dat het kruis althans ongeveer een vaste, althans bekende ruimtelijke positie ten opzichte van de aars-opening inneemt. Gebleken is echter, dat de spreiding in deze maat zodanig groot is dat de uitsnijdnauwkeurigheid te wensen over laat.

De niet-vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage NL-93.00686 heeft eveneens betrekking op het verwijderen van de aars van slachtdieren. Bij deze bekende inrichting vindt een zodanige besturing van het snijmes plaats, dat de snij rand van het mes in hoofdzaak de vorm van de endeldarm van het slachtdier vervolgt onder vermijding van contact met bot. Doordat de afstand tussen het kruis en de aars-opening niet constant is, zal het snijmes volgens deze Nederlandse octrooiaanvrage bij aanraking van de staart of het binnendringen in de aars-opening van het slachtdier een zekere kanteling ondergaan. Het gevolg daarvan is dat de hoek, waarmee met het uitsnijden van de aars wordt begonnen niet constant is. Hierbij wordt aangetekend dat het wel toegestaan is, dat de hoekstand van het mes tijdens de uitsnijdbewerking varieert, en afhankelijk is van de anatomie van het slachtdier.

De uitvinding beoogt, een inrichting te bieden, waarmee met eenvoudige middelen wordt bereikt, dat de nauwkeurigheid van de snijdbewerking ten opzichte van de stand der techniek verbeterd is.

Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting, waarbij de snij rand van het mes in hoofdzaak van de endeldarm van het slachtdier kan volgen onder vermijding van contact met bot.

Deze en andere doelstellingen worden gerealiseerd met een inrichting voor het verwijderen van de aars van een slachtdier, welke inrichting omvat: een door middel van eerste translatiemiddelen in ten minste één richting transleerbare wagen,· een door middel van aandrijfmiddelen voor rotatie rond zijn hartlijn en door middel van tweede translatiemiddelen voor axiale translatie aandrijfbaar, door de wagen gedragen snijdinrichting, omvattende een in hoofdzaak cilindrisch mes met een voorste snij rand; en een door de wagen gedragen sensor voor het tijdens de werkzaamheid van de eerste translatiemiddelen detecteren van contact tussen de snijdinrichting en een te behandelen dier, welke sensor is aangesloten voor het bij het detecteren van het genoemde contact onwerkzaam maken van de eerste translatiemiddelen en zonodig het werkzaam maken van de aandrijfmiddelen voor de genoemde roterende aandrijving en het werkzaam maken van de tweede translatiemiddelen voor voorwaartse axiale translatie van de snijdinrichting over een gekozen afstand, gevolgd door terugwaartse axiale translatie van de snijdinrichting, totdat die zich buiten contact met het slachtdier bevindt.

In deze basisuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding zijn de eerste translatiemiddelen zodanig ingericht, dat het mes met redelijke nauwkeurigheid de te behandelen zone van het dier benadert.

De eerste translatiemiddelen verzorgen een grove nadering. Nadat de aankomst in het gewenste gebied is gerealiseerd op basis van deze grove nadering, wordt de werkzaamheid van de eerste translatiemiddelen gestopt. De aandrijfmiddelen voor het roterend aandrijven van de snijdinrichting worden vervolgens in werking gesteld, c.q. in werking gehouden, waarna de tweede translatiemiddelen worden geactiveerd, waardoor de snijdinrichting zodanig werkzaam wordt, dat het cilindrische mes langs zijn hartlijn naar voren wordt geplaatst, waardoor de effectieve uitsnijdbewerking van de aars van het slachtdier kan plaatsvinden.

Bij voorkeur wordt de naderingsnauwkeurigheid vergroot, hetgeen de totale nauwkeurigheid van de bewerking verbetert. Daartoe kan de inrichting volgens de uitvinding de bijzonderheid vertonen dat de wagen door middel van de eerste translatiemiddelen in ten minste twee onafhankelijke richtingen transleerbaar is; en aankomst-detectiemiddelen aanwezig zijn, die zodanig met de eerste translatiemiddelen gekoppeld zijn, dat de wagen in een eerste richting, bijvoorbeeld één van de onafhankelijke richtingen, naar het slachtdier wordt verplaatst, totdat de aankomst-detectiemiddelen van de snijdinrichting aankomst bij een bekende zone van het dier, bijvoorbeeld de rug, detecteren, waarna de verplaatsing van de wagen in die eerste richting onmiddellijk wordt gestopt en vervolgens de snijdinrichting in een tweede richting wordt verplaatst, totdat de sensor contact tussen de snijdinrichting en het dier detecteert.

De aankomst-detectiemiddelen kunnen van elk geschikt type zijn, bijvoorbeeld mechanisch, optisch, capacitief, ultrasoon of op ander bekende wijze zijn uitgevoerd.

Een uitvoering, waarin de sensor een aan de snijdinrichting toegevoegde kracht-sensor omvat, die is ingericht voor het waarnemen van een op die snijdinrichting, bijvoorbeeld op het mes, in het bijzonder op de voorzijde daarvan, uitgeoefende externe kracht, heeft het voordeel, dat het mes en de sensor een geïntegreerde eenheid vormen, hetgeen uit oogpunt van hygiëne en gemakkelijke reiniging de voorkeur kan verdienen.

Een eenvoudige en betrouwbare uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de snijdinrichting tegen de werking van de veermiddelen in vanuit een ruststand verplaatsbaar is en de krachtsensor een verplaatsingssensor omvat, die is ingericht voor het waarnemen van een verplaatsing, bestaande uit een rotatie- en/of een translatie van de snijdinrichting tegen de werking van de veermiddelen.

Een specifieke uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de snijdinrichting een met het mes coaxiaal geplaatste pen omvat, die een tot voorbij de snij rand uitstekend, bij voorkeur afgerond einde vertoont.

De beschreven uitvoering, waarin de wagen door middel van de eerste translatiemiddelen in ten minste twee onafhankelijke richtingen transleerbaar is, kan met voordeel de bijzonderheid vertonen dat de twee richtingen zich in het mediaanvlak van het dier uitstrekken.

De inrichting kan ophangmiddelen omvatten voor het, bijvoorbeeld aan de achterpoten, ophangen van een te bewerken slachtdier. In dit geval is het mediaanvlak van het dier voor de hiervoor beschreven uitvoering zeer goed gedefinieerd, hetgeen de benaderingsnauwkeurigheid ten goede komt. In een andere uitvoering omvat de inrichting draagmiddelen voor het liggend dragen van een te bewerken slachtdier. In dit geval bestaat de mogelijkheid, dat het mediaanvlak van het dier minder goed gedefinieerd is en dat speciale aandacht moet worden besteed aan de benaderingsnauwkeurigheid.

In het algemeen zal de inrichting volgens de uitvinding zodanig werken, dat de snijdinrichting eerst globaal de gewenste positie benadert, dan wel een vaste hoekstand en/of positie ten opzichte daarvan inneemt, om vervolgens met verhoogde nauwkeurigheid het doelgebied te benaderen om de uitsnijdbewerking te beginnen.

De eerste en de tweede richting kunnen bijvoorbeeld overeenkomen met een verticale respectievelijk horizontale, dan wel horizontale respectievelijk verticale richting.

De detectie van het arriveren van de snijdinrichting op de behandelingsplaats kan op elke gewenste geschikte wijze plaatsvinden. De genoemde sensor kan mechanisch, optisch, capacitief, of ultrasoon zijn uitgevoerd. In het bijzonder in het geval van de beschreven krachtsensor zal deze zodanig zijn uitgevoerd, dat pas na het overschrijden van een bepaalde kracht c.q. het overschrijden van een vooraf bepaalde hoekstand- of plaatsverandering een detectiesignaal door de sensor zal worden afgegeven voor het onwerkzaam maken van de eerste translatiemiddelen en zonodig het werkzaam maken van de aandrijfmiddelen.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen. Hierin tonen: figuur 1 een sterk geschematiseerd zij-aanzicht van een inrichting voor het verwijderen van de aars van slachtdieren,· figuur 2 een tweede uitvoering in sterk geschematiseerd zij-aanzicht; figuur 3 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding,· figuur 4 een gedeeltelijk weggebroken zij-aanzicht van de inrichting volgens figuur 3 in de uitgangspositie,· en figuur 5 een met figuur 4 corresponderend aanzicht van de inrichting in een latere fase van de snijdbewerking.

Figuur 1 toont een door middel van ophanghaken 1 aan zijn achterpoten opgehangen varken 2. Een snijdinrichting 3 is door middel van een lineaire aandrijving 4 onder een vaste ingangsrichting beweegbaar. De aandrijving 4 met de snijdinrichting 3 maken deel uit van een wagen, die door een horizontale geleiding 5 en bijbehorende, niet-getekende aandrijfmiddelen in het horizontale vlak beweegbaar is. De wagen draagt verder een verticale geleiding 6 met bijbehorende, niet-getekende aandrijving voor het verticaal verplaatsen van de snijdinrichting 3, zodat deze in een zodanige positie ten opzichte van de sensor 7 van het geslachte varken 2 worden gebracht, dat de hartlijn van de snijdinrichting 3 zich uitstrekt naar de aars van het geslachte dier 2.

Schematisch aangeduide positioneringssensoren 7 en 8 bepalen de gewenste positie.

In de uitvoering volgens figuur 2 is de eenheid 3, 4, 5, 7, 8 in zijn totaliteit verticaal verplaatsbaar via de verticale geleiding 6, terwijl de beweging van de snijdinrichting met de lineaire aandrijving 4 door middel van de horizontale geleiding 5 plaatsvindt.

Figuur 2 toont dat het, ongeacht de afmetingen van het varken 2 (lang-kort; dun-dik) altijd mogelijk is, de snijdinrichting 3 in de juiste positie ten opzichte van de aars 9 te brengen.

Figuur 3 toont de haak 1 die schuifbaar is over een rail 10 en wordt aangedreven door een aandrijfketting 11 door middel van meenemers 12. De inrichting 14 volgens de uitvinding kan door de haak 1 worden meegenomen door middel van een raeenemer 13, zodanig dat tijdens de snijdbewerking door de snijdinrichting 14 het dier 2 stilstaat ten opzichte van de inrichting.

Een vast gestel 16 draagt via geleidingen 17 een hulpgestel 18 dat beweegbaar is in de langsrichting van de rail 10 door middel van een lineaire aandrijving 19. Deze aandrijving dient voor de horizontale beweging langs de rail 10 van het hulpgestel 18.

Een motor 20 drijft via een transmissie 21 een schroefspindel 22 aan, die middels een bijbehorende buis met inwendige draad 23 een wagen 24 horizontaal aandrijft in een richting van en naar de rail 10. De geleiding vindt plaats via horizontale geleidingen 25, welke correspondeert met de geleiding 5 volgens figuur l.

De verticale beweeglijkheid is verkregen door middel van een motor 26, een bijbehorende transmissie 27 en een schroefspindel 28 met buis 29 met inwendige schroefdraad. Geleidingen 30 verzekeren de verticale geleiding en komen overeen met de verticale geleiding 6 volgens figuur 1.

De wagen 24 draagt de snijdinrichting 14 met het gestel 31, waaruit een cilindrisch mes 32 met stompe zoekpen 33 uitsteekt. Met het gestel 31 is een aandrijfmotor 35 voor het mes 32 gekoppeld, alsmede een niet-getekende lineaire aandrijving om het mes in axiale richting 34 aan te zetten.

Niet-getekend zijn meetmiddelen voor het meten van de positie van de snijdinrichting ten opzichte van de aars 9, alsmede de besturingsmiddelen die de uitgangssignalen van deze meetmiddelen verwerken tot besturingssignalen voor de respectieve motoren en aandrijvingen.

Figuur 3 toont verder, dat het gestel 31, en daarmede het mes 32 via een scharnier-hartlijn 36 met de wagen 24 verbonden is. Aldus is rond de scharnier-hartlijn 36 het gestel 31 zwaaibaar. Voor het besturen van de zwaaibewegmg van het gestel 31, en daarmee het mes 32 is tussen de wagen 24 en het gestel 31 een pneumatische cilinde : 38 geplaatst, die met een niet-getekende, bestuurbare bron voor gas onder druk verbonden is.

In de in figuur 4 getoonde aanvangspositie, corresponderend met de in figuur 3 getoonde positie, is via een drukleiding 39 medium onder een druk van ongeveer 6 bar aan de cilinder 38 toegevoerd. Daardoor verkeert deze cilinder in een aanvangs- of ruststand, waarin in dit geval het mes de in figuur 4 getoonde hoekpositie inneemt.

Opgemerkt wordt, dat in het voorgaande reeds is beschreven, op welke wijze het mes 32 correct in de positie kan worden gebracht om met de snijdbewerking te beginnen.

Via de drukleiding 39 wordt nu aan de pneumatische cilinder gas onder een verlaagde druk aangeboden, bijvoorbeeld in de orde van 1 bar, waardoor de pneumatische cilinder zich als een gasdrukveer gaat gedragen en het mes 32 rond de scharnieras 36 kan scharnieren. Wanneer de snijdbewerking is begonnen, wordt niet alleen het mes 32 door de motor 35 in rotatie gebracht, maar vindt tevens een lineaire verplaatsing van het mes 32 plaats, waarin dat in axiale richting ten opzichte van het gestel wordt verplaatst. In de figuren 3, 4 en 5 zijn schematisch het schaambeen 40, het staartbeen 41 en de ruggegraat 42 aangegeven. Door de verende scharnierbaarheid van het mes 32 kan onder geleiding door deze harde delen 40, 41, 42 effectief de endeldarm 43 gevolgd worden door de zoekpen 33, zodat de endeldarm zeer nauwkeurig kan worden uitgesneden.

Voorafgaand aan de snijdbewerking vindt door middel van een geschikte sensor, bijvoorbeeld een mechanische of optische sensor, detectie van de rug plaats. In dit verband wordt in het algemeen verwezen naar de schematische figuren 1 en 2, waar deze rugsensor met het verwijzingsgetal 7 is aangeduid. Tijdens de horizontale verplaatsing van het mes 32 vindt detectie van de rug plaats. Bij detectie van de rug wordt de horizontale verplaatsing gestaakt, waarna met de verticale verplaatsing wordt begonnen. De stompe zoekpen 33 komt nu in aanraking met de aars-opening of de staart, waardoor de pen wordt tegengehouden en het mes 32, conform het hiervoor beschrevene, een lichte kanteling kan ondergaan. Deze kanteling wordt gesignaleerd door een niet-getekende naderingsschakelaar. Deze naderingsschakelaar onderbreekt onmiddellijk de verticale verplaatsing en zet het mes 32 in roterende en axiale beweging.

Claims (6)

1. Inrichting voor het verwijderen van de aars van een slachtdier, welke inrichting omvat: een door middel van eerste translatiemiddelen in ten minste één richting transleerbare wagen; een door middel van aandrijfmiddelen voor rotatie rond zijn hartlijn en door middel van tweede translatiemiddelen voor axiale translatie aandrijfbaar, door de wagen gedragen snijdinrichting, omvattende een in hoofdzaak cilindrisch mes met een voorste snij rand; en een door de wagen gedragen sensor voor het tijdens de werkzaamheid van de eerste translatiemiddelen detecteren van contact tussen de snijdinrichting en een te behandelen dier, welke sensor is aangesloten voor het bij het detecteren van het genoemde contact onwerkzaam maken van de eerste translatiemiddelen en zonodig het werkzaam maken van de aandrijfmiddelen voor de genoemde roterende aandrijving en het werkzaam maken van de tweede translatiemiddelen voor voorwaartse axiale translatie van de snijdinrichting over een gekozen afstand, gevolgd door terugwaartse axiale translatie van de snijdinrichting, totdat die zich buiten contact met het slachtdier bevindt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de wagen door middel van de eerste translatiemiddelen in ten minste twee onafhankelijke richtingen transleerbaar is; en aankomst-detectiemiddelen aanwezig zijn, die zodanig met de eerste translatiemiddelen gekoppeld zijn, dat de wagen in een eerste richting, bijvoorbeeld één van de onafhankelijke richtingen, naar het slachtdier wordt verplaatst, totdat de aankomst-detectiemiddelen van de snijdinrichting aankomst bij een bekende zone van het dier, bijvoorbeeld de rug, detecteren, waarna de verplaatsing van de wagen in die eerste richting onmiddellijk wordt gestopt en vervolgens de snijdinrichting in een tweede richting wordt verplaatst, totdat de sensor contact tussen de snijdinrichting en het dier detecteert.

3. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de sensor een aan de snijdinrichting toegevoegde kracht-sensor omvat, die is ingericht voor het waarnemen van een op die snijdinrichting, bijvoorbeeld op het mes, in het bijzonder op de voorzijde daarvan, uitgeoefende externe kracht.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarin de snijdinrichting tegen de werking van de veermiddelen in vanuit een ruststand verplaatsbaar is en de krachtsensor een verplaatsingssensor omvat, die is ingericht voor het waarnemen van een verplaatsing, bestaande uit een rotatie-en/of een translatie van de snijdinrichting tegen de werking van de veermiddelen.

5. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de snijdinrichting een met het mes coaxiaal geplaatste pen omvat, die een tot voorbij de snij rand uitstekend, bij voorkeur afgerond einde vertoont.

6. Inrichting volgens conclusie 2, waarin de twee richtingen zich in het mediaanvlak van het dier uitstrekken.