NL8902508A - Ontkropper voor gevogelte. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Ontkropper voor gevogelte.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van de krop, slokdarm, luchtpijp en aanhangende delen uit het halsgedeelte van geslacht gevogelte, omvattende een roterend aan te drijven doorn die vanuit de buikholte in en door de halsopening wordt gevoerd.

Een dergelijke "ontkropper" wordt toegepast in gemechaniseerde en geautomatiseerde slachtsystemen voor gevogelte. Na het verwijderen van het ingewandenpakket kunnen in het halsgebied delen van slokdarm, luchtpijp, krop en eventuele aanhangende delen achterblijven die om hygiënische en markttechnische redenen verwijderd moeten worden.

Dit verwijderen kan met de op zich bekende ontkropper uitgevoerd worden. Van belang hierbij is allereerst dat de verwijdering met grote zekerheid geschiedt. Niet voldoende ontkropte vogels moeten, na inspectie, nogmaals aan de ontkropper worden toegevoerd. Dit leidt tot een lagere capaciteit van het slachtsysteem, of, bij gelijke capaciteit, tot hogere slachtkosten.

Ten tweede is het van belang dat het ontkroppen zodanig geschiedt dat het gevogelte niet beschadigd wordt. Daarbij kan gedacht worden aan beschadiging of breken van botten van het gevogelte, én aan beschadiging van vlees van het gevogelte.

Ten derde wordt het, mede gezien de trend slachtsystemen in hoge mate te automatiseren, steeds belangrijker dat de op het gevogelte uitgevoerde operaties zodanig uitgevoerd worden dat zoveel mogelijk vlees als eindprodukt ter beschikking komt.

De ontkropper die bekend is uit EP-Al- 0 162 154 moet, om aan de eerste eis te voldoen, een bepaalde minimale diameter hebben, zodat bij het inbrengen van de doorn in de halsopening de hals enigszins opgerekt wordt- Daarom zal deze ontkropper niet aan de tweede en derde eisen kunnen voldoen omdat de door de doorn op de halsopening uitgeoefende krachten kunnen leiden tot beschadiging van bot en/of vlees.

Ook andere ontkroppers zijn op zich bekend, zoals de ontkropper volgens US-A-4.208.764. Deze kan niet aan de tweede en derde eisen voldoen omdat de daarbij toegepaste doorn voorzien is van hoekige, radiaal gerichte, uitsteeksels. Bovendien wordt het halsgebied door het toegepaste vacuüm extra tegen deze hoekige delen getrokken.

De ontkropper bekend uit NL-A-8303633 kan niet aan de tweede en derde eisen voldoen omdat de daarin toegepaste doorn aan zijn uiteinde is voorzien van naar voren gerichte uitsteeksels welke een zodanige vorm hebben dat er grote kans is op beschadiging van botten en vlees door de inwerking van de, puntige, uitsteeksels daarop. Soortgelijke nadelen zijn aanwijsbaar voor de ontkropper volgens EP-Bl- 0 178 825.

Een ontkropper welke wel voldoet aan de drie eisen is bekend uit EP-Bl- 0 204 366 doordat de eigenlijke werkzame doorn daarvan gedeeltelijk omgeven is door een niet roterende, met de doorn in axiale richting meebewegende gladde cylinder. Deze ontkropper is echter mechanisch complexer dan een ontkropper met uitsluitend een doorn.

Tenslotte zij gewezen op een ontkropper uit NL 8801707, welke ontkropper voldoet aan de tweede en derde eisen door het vermijden van de toepassing van puntige en hoekige gedeelten in de doorn. Aan de eerste eis wordt echter in mindere mate voldaan.

De uitvinding beoogt een ontkropper te verschaffen welke aan alle drie bovengenoemde eisen voldoet, mechanisch zeer eenvoudig is en ook dan voor een goed verwijderen van ongewenste resten zorgt wanneer in het halsgedeelte uitsluitend de krop is achtergebleven, zodat de ontkropper weinig aangrijpingspunten vindt.

Dit doel wordt bereikt met de maatregelen volgens het kenmerk van conclusie 1.

Door deze maatregelen kan men de omvang van de doorn zodanig kiezen dat er zo min mogelijk krachten op het halsgedeelte van het gevogelte worden uitgeoefend. Met name het halsgedeelte uitrekkende krachten of krachten waarbij de inwendige halsopening wordt opgerekt, zodat de omvang van deze opening toeneemt, kunnen worden gereduceerd. Door de werking van het vacuüm wordt het inwendige van de halsopening in innig contact gebracht met de doorn die verschillende uitvoeringen kan hebben.

Nadat de ontkropper volgens de uitvinding in de buikholte is ingebracht, zal de halsopening door de ontkropper afgesloten worden. Het afdichtingsorgaan sluit daarbij een gedeelte van de buikholte af ten opzichte van de opening tussen de poten van het gevogelte. Aldus wordt een afgesloten ruimte in de buikholte gevormd, waarin zich de doorn met de openingen naar het vacuümsysteem bevindt, welke openingen zich nabij de aangrijpingsmiddelen bevinden. De afgesloten ruimte zal door de heersende onderdruk snel kleiner worden en de binnenwand daarvan komt dus al in een vroegtijdig stadium van de ontkropbewerking, namelijk als het uiteinde van de doorn zich nog in het begin van de halsopening bevindt, in kontakt met de aangrijpingsmiddelen, waardoor de bewerking effektiever is dan de tot nu toe bekende bewerkingen.

Als gevolg van het verschil in diameter tussen het afdichtingsorgaan en de doorn komt de binnenwand van de voornoemde afgesloten ruimte vlak onder het afdichtingsorgaan minder gemakkelijk in kontakt met de aangrijpingsmiddelen, vooral na verdere verplaatsing van de doorn in de halsopening. Bovendien zou het afdichtingsorgaan bij het door de halsopening bewegen van de doorn in de halsopening terecht kunnen komen, wat het vlees aldaar zou kunnen beschadigen, hetgeen ongewenst is. Ter vermijding van dergelijke problemen is het afdichtingsorgaan bij voorkeur tussen twee aanslagen verschuifbaar aangebracht, waardoor enerzijds het afdichtingorgaan, gelegen tegen de onderste aanslag, de afgesloten ruimte aan het begin van de ontkropping zo klein mogelijk maakt en de onderdruk snel effektief kan worden, en anderzijds het afdichtingsorgaan bij het ontmoeten van voldoende weerstand de doorn niet volgt en de aangrijpingsmiddelen zo effektief mogelijk werken.

Bij voorkeur wordt het afdichtingsorgaan bij het in de Vogel brengen van de doorn tegen de onderste aanslag gehouden totdat het orgaan het halsgebied bereikt, door ervoor te zorgen dat de kracht die op het afdichtingsorgaan in de richting van de onderste aanslag werkt, groter is dan de tegengesteld gerichte kracht die het afdichtingsorgaan ondervindt als gevolg van wrijving in de vogel. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door het afdichtingsorgaan te vervaardigen van een materiaal met een grote specifieke massa, waarbij men dus gebruik maakt van de zwaartekracht; ook een andere, ten opzichte van de doorn op het afdichtingsorgaan uitgeoefende kracht, bijvoorbeeld een wrijvings- of een veerkracht, kan voor dit doel gebruikt worden.

Het afdichtingsorgaan kan eventueel vervormbaar uitgevoerd worden, zodat het de opening tussen de poten van de vogel gemakkelijk kan passeren. Van belang is dan, dat het afdichtingsorgaan in de buikholte alsnog de gewenste vorm aanneemt.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van een tekening, die een zijaanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een ontkropper volgens de uitvinding toont.

In de tekening is, gedeeltelijk in doorsnede, een vogel 1 afgebeeld, in de buikholte 2 waarvan een doorn 3 is gestoken. De doorn 3 wordt, ter verwijdering van delen 4 (bijvoorbeeld een krop) uit de vogel, in de richting van pijl 5 door de buikholte 2 en de halsopening 6 bewogen met niet getoonde aandrijvingsmiddelen, en voert tegelijkertijd een rotatie rond zijn as 7 uit, hetgeen gesymboliseerd wordt door pijl 8.

De doorn 3 bestaat in hoofdzaak uit een holle buis, die bij benadering de diameter van de halsopening 6 heeft en aan een einde is afgesloten door een halfbolvormig kapje 9, nabij welk einde in openingen 10 is voorzien, waarin aangrijpingsmiddelen 11 zijn aangebracht.

De holle ruimte 3a binnen de doorn 3 is via een schematisch getekende leiding 3b aangesloten op een vacuümsysteem 3c, zodat tijdens bedrijf in de doorn 3 onderdruk heerst. Details van de aansluiting en het vacuümsysteem zijn eenvoudigheidshalve niet getekend.

Boven de openingen 10 is een op de doorn verschuifbaar, schijfvormig, aan de radiale buitenzijde afgerond afdichtingsorgaan 12 aangebracht, bijvoorbeeld van kunststof of metaal, waarvan de radiale afmetingen groter zijn dan die van de doorn. Ter weerskanten van het afdichtingsorgaan 12 zijn vast met de doorn 3 verbonden aanslagen 13 en 14 aangebracht, waardoor verschuiven van het orgaan slechts over een beperkte afstand mogelijk is.

De ontkropper wordt op de volgende wijze gebruikt. Het uiteinde van de roterende doorn 3 wordt door de opening tussen de poten van het gevogelte in de buikholte 2 gestoken en door het halsgebied 6 bewogen. Gelijktijdig wordt lucht uit de ontkropper gezogen, zodat daarin een onderdruk heerst. Deze onderdruk zorgt ervoor, dat met name in het halsgebied een goed kontakt tussen de binnenwand van het gevogelte en de ontkropper ontstaat, waardoor de aangrij-pingsmiddelen 11 de delen 4 kunnen vastgrijpen.

Door de aanwezigheid van het afdichtingsorgaan, dat een zodanige massa bezit dat het als gevolg van de zwaartekracht tijdens het inbrengen van de doorn tegen de onderste aanslag 14 blijft rusten, breidt de werking van de onderdruk in de ontkropper zich direkt nadat het uiteinde daarvan het halsgebiéd heeft bereikt, uit over het resterende, van openingen 10 voorziene gebied van de ontkropper. Het halsgedeelte van de vogel wordt aldaar als het ware naar de openingen 10 gezogen, hetgeen symbolisch wordt aangeduid door de pijlen 16.

Als de ontkropper verder dan in de tekening afgebeeld naar beneden wordt bewogen, zal het afdichtingsorgaan 12 in de vernauwing van het halsgebied zijn positie binnen de vogel behouden en over de doorn schuiven totdat de kracht die wordt uitgeoefend door de aanslag 13 het orgaan opnieuw meeneemt.

Tenslotte wordt, onder instandhouding van de onderdruk in de buis, de doorn 3 naar boven bewogen en uit het gevogelte gehaald, waarbij de delen 4 door de aangrijpings-middelen 11 meegenomen worden en buiten het gevogelte van de ontkropper kunnen worden verwijderd.

De configuratie van openingen 10 en aangrijpings-middelen 11 kan op velerlei verschillende wijzen uitgevoerd worden, hetgeen hier niet verder uitgewerkt zal worden.

Claims (3)

1. Inrichting voor het verwijderen van de krop, slokdarm, luchtpijp en aanhangende delen uit het hals-gedeelte van geslacht gevogelte, omvattende een roterend aan te drijven doorn die vanuit de buikholte in en door de halsopening wordt gevoerd, met het kenmerk, dat de doorn deel uitmaakt van een vacuümsysteem, en is voorzien van aangrijpingsmiddelen voor de te verwijderen delen, terwijl nabij de aangrijpingsmiddelen openingen in het vacuümsysteem zijn aangebracht, en dat de doorn is voorzien van een radiaal uitstekend, aan de radiale buitenzijde afgerond afdichtingsorgaan, dat aan de van het uiteinde van de doorn afgekeerde zijde van de aangrijpingsmiddelen is aangebracht en waarvan de radiale afmetingen in de buikholte groter zijn dan de radiale afmetingen van de halsopening.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtingsorgaan in de langsrichting tussen twee aanslagen verschuifbaar is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het afdichtingsorgaan een kracht ondervindt in de richting van het uiteinde van de doorn, welke kracht groter is dan de tegengesteld gerichte kracht die het afdichtingsorgaan bij het in de buikholte voeren van de doorn ondervindt.