NL8502503A - Bewerkingsinrichting, in het bijzonder een roer- en verdeelinrichting voor een inrichting voor het draineren en doseren van wrongel bij de bereiding van kaas alsmede wrongeldoseerinrichting voorzien van een dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

έ .» -1- τ t « i- <

85.5108/Iem/vL

Korte aanduiding: Bewerkingsinrichting, in het bijzonder een roer- en ver-deelinrichting voor een inrichting voor het draineren en doseren van wrongel bij de bereiding van kaas alsmede wrongeldoseerinrichting voorzien van een dergelijke inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een bewerkingsinrichting, in het bijzonder een roer- en verdeelinrichting voor een inrichting voor het draineren en doseren van wrongel bij de bereiding van kaas, omvattende een bewerkingsorgaan dat is aangebracht op een as die draaibaar is om de eigen 5 hartlijn en die bovendien draaibaar is om een op afstand van deze as gelegen en evenwijdig daaraan verlopende centrale draaiingsas, alsmede aandrijf-middelen voor het gelijktijdig doen draaien van het bewerkingsorgaan om zowel de eigen hartlijn als om de centrale draaiingsas.

Een dergelijke inrichting is bekend en wordt bijvoorbeeld toegepast 10 voor het roeren en mengen van verschillende soorten massa's, in het bijzonder in de voedingsmiddelen industrie. Daarbij wordt de inrichting in een vat met de te roeren massa geplaatst en wel zodanig dat de centrale draaiingsas in het midden van het vat is gelegen. Bij voorkeur is het vat cilindrisch van vorm en zijn de afmetingen van de bewerkingsinrichting en het vat zoda-15 nig dat het gehele dwarsdoorsnede-oppervlak van het vat kan worden bestreken door het bewerkingsorgaan. Tijdens bedrijf draait het bewerkingsorgaan om de eigen as en bovendien om de centrale draaiingsas. Deze planetaire beweging geeft in het geval het bewerkingsorgaan een roerorgaan is, een zeer goede plaatselijke roerwerking en bovendien door de cycloidale beweging 20 van de te roeren deeltjes een zeer goede menging van de gehele massa.

Bij bepaalde produkten is het noodzakelijk om tijdens de behandeling of bewerking ervan de viscositeit, consistentie en/of het niveau van de massa in het vat te meten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij wrongel in de voorraadhouder van een inrichting voor het draineren en doseren van wrongel ivoorraad 25 bij de kaasbereiding, waarbij aan de onderzijde vanciêï houder meerdere draineerpijpen voor de wrongel zijn aangesloten. Een veel toegepaste methode voor het meten van de genoemde grootheden is het in de massa laten draaien van een molentje en de door de rotor ondervonden weerstand te meten, die een maat is voor de waarde van de betreffende grootheden. Aangezien bij de 30 bovengenoemde bewerkingsinrichting het bewerkingsorgaan veelal het gehele dwarsdoorsnede-oppervlak van het vat bestrijkt,is de toepassing van deze 3302303 -2- « * ? meetmethode in combinatie met de bovengenoemde roerinrichting niet mogelijk.

De uitvinding beoogt nu een inrichting te verschaffen waarbij dit probleem wordt ondervangen, en tijdens de behandeling of bewerking de genoemde grootheden eenvoudig en continu gemeten kunnen worden.

5 Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt door een roerinrich ting van het bovengenoemde type welke tot kenmerk heeft dat de bewerkings-inrichting tevens meetmiddelen omvat voor het meten van de tijdens bedrijf door het draaiende bewerkingsorgaan ondervonden weerstand.

Aangezien de door het bewerkingsorgaan ondervonden weerstand een maat 10 is voor de viscositeit, de consistentie en/of het niveau van de massa waardoorheen het bewerkingsorgaan zich beweegt, kunnen met deze inrichting de betreffende grootheden tijdens het roeren continu worden gemeten.

Bij voorkeur omvatten de meetmiddelen een coaxiaal ten opzichte van de centrale draaiingsas verlopende meetas die via een overbrenging is ge-15 koppeld met de as van het bewerkingsorgaan en zijn verder tegenhoudmiddelen aanwezig voor het verhinderen of begrenzen van een draaiing van de meetas, en die doelmatig zijn ingericht om het op de meetas werkende draaimoment te meten.

Deze constructie is eenvoudig en vergt weinig extra onderdelen. Boven-20 dien bestaat er een direkte relatie tussen de door het bewerkingsorgaan ondervonden weerstand en de door de meetas op de tegenhoudmiddelen uitgeoefende kracht.

Doelmatig is op. de meetas een meetarm bevestigd waarvan het vrije uiteinde via een verend element met een vast punt is verbonden. Tijdens de be-25 werking is de stand van de meetarm dan een maat voor de door het bewerkingsorgaan ondervonden weerstand.

De uitvinding heeft eveneens- betrekking op een inrichting voor het draineren en doseren van wrongel bij de bereiding van kaas, omvattende een voorraadhouder voore8ei-wrongeÏ^eineclraineerkolom met dichte buitenmantel en 30 een daarbinnen geplaatste geperforeerde binnenkolom voor het draineren van de wrongel, waarbij de binnenkolom aan de bovenzijde aansluit op de bodem van de voorraadhouder en waarbij de binnenkolom meerdere, op afstand van elkaar geplaatste en in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar verlopende, geperforeerde binnenpijpen omvat 35 Voor het verkrijgen van een goede gelijkmatige kwaliteit van de te produceren kazen is het gewenst dat in de voorraadhouder aanwezige wrongel 00(32 5 0 3 -3- 4» rul wordt gehouden. Bovendien is het nodig dat de wrongel gelijkmatig over de bodem van het voorraadhouder en de binnenpijpen wordt verdeeld en dient een bepaald niveau van de wrongel te worden gehandhaafd, De bewerkingsinrichting volgens de uitvinding is bij uitstek geschikt om aan deze wensen en 5 eisen te voldoen. De bovengenoemde inrichting voor het draineren en doseren van wrongel bij de bereiding van kaas heeft daarom tot kenmerk dat de voorraadhouder voor het roeren en verdelen van in het vat aanwezige wrongel is voorzien van een bewerkingsinrichting volgens de uitvinding met als be-werkingsorgaan een roer- en verdeelorgaan voor het roeren van op de bodem 10 van de voorraadhouder liggende wrongel en het verdelen ervan over de binnenpijpen.

Bij voorkeur zijn door de meetmiddelen te bedienen regelmiddelen aanwezig voor het regelen van de toevoer van wrongel naar de voorraadhouder.

Doelmatig omvatten de regelmiddelen een of meer door de op de meetas 15 bevestigde meetarm te bedienen schakelaars voor het in- en uitschakelen van de toevoer van wrongel naar de voorraadhouder.

Om een zeer goede roerwerking in de wrongel en een goede verdeling van de wrongel over de bodem van het voorraadvat te bewerkstelligen omvat het bewerkingsorgaan een of meer op de as ervan aange- 20 brachte en in radiale richting uitstekende roerarmen die voorzien zijn van zich naar beneden toe uitstrekkende, evenwijdig aan de as verlopende en op afstand van elkaar gelegen pennen, alsmede een of meer op de as aangébrachte, in de richting van de as aangebrachte verdeel-armen die voorzien zijn van bij voorkeur plaatvormige meeneemorganen voor de 25 wrongel.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld met behulp van de tekening waarin:

Fig. 1 een schematische doorsnede is van een bewerkingsinrichting volgens de uitvinding, 30 Fig. 2 een schematische weergave is van de verschillende overbrengin gen in de inrichting,

Fig. 3 een schematische langsdoorsnede is van het bovendeel van een draineerkolom van een inrichting voor het doseren van wrongel voorzien van een bewerkingsinrichting volgens de uitvinding, en 35 Fig. 4 een dwarsdoorsnede is van een draineerkolom volgens de lijn IV-IV in fig. 3.

- . 'j *“· 7? A *?

V , vJ

» % r t ' -4-

De in fig. 1 weergegeven bewerkingsinrichting omvat een montageplaat 1 met een daarop bevestigd huis 2. Voor de aandrijving van de inrichting is op het huis 2 een aandrijfmotor 3 met een reductiekast 4 gemonteerd. Op de uitgaande as 5 van de reductiekast 4 is een tandwielrondsel 6 bevestigd 5 dat samenwerkt met een tandwiel 7 dat gemonteerd is op een holle aandrijfas 8, die draaibaar in het huis 2 is aangebracht. De hartlijn van de holle as 8 is de centrale draaiingsas 9 van de inrichting. Aan het aan de onderzijde uit het huis 2 stekende einde van de holle as 8 is een draaibare arm 10 bevestigd. Nabij het vrije einde van deze draaibare arm 10 is de as 11 10 van een bewerkingsorgaan 12 draaibaar in de arm 10 aangebracht. De as 11 loopt evenwijdig aan de centrale draaiingsas 9.

In de holle as 8 is een as 13 opgenomen die dienst doet als meetas.

Het aan de onderzijde uit de holle as stekende einde van de meetas 13 is via een tandwieloverbrenging gekoppeld met de as 11 van het bewerkingsor-15 gaan 12. Op het aan de bovenzijde uit de holle as stekende einde van de meetas 13 is een meetarm 14 bevestigd. Het vrije uiteinde van de meetarm 14 is via een verend element 15 verbonden met een vast punt 16.

In fig. 2 zijn schematisch de verschillende overbrengingen van de inrichting weergegeven; te weten de overbrenging tussen de as 5 van de reduc-20 tiekast 4 en de as 8 van de draaibare arm 10 via de tandwielen 6 en 7, en verder de overbrenging tussen meetas 13 en de as 11 via de tandwielen 17, 18, 19, 20 en 21. De tandwielen 18 en 19 bevinden zich op een^meenschappe-lijke as. Tevens is in fig. 2 de op de meetas 13 bevestigde meetarm 14 in verschillende standen weergegeven.

25 Wanneer nu de as 8 met de arm 10 om de centrale as 9 wordt gedraaid door aandrijving door de motor 3 en via de reductiekast 4 en de tandwieloverbrenging 6, 7, zal het bewerkingsorgaan 12 eveneens om de centrale as 9 draaien. Aangezien de as 11 van het bewerkingsorgaan 12 via de tandwielen 17-21 gekoppeld is met de as 13 en de draaiing van deze as 13 wordt verhin-30 derd doordat de arm 14 verend wordt vastgehouden, zal de as 11 van het bewerkingsorgaan gaan draaien. De verhouding tussen het toerental van de as 11 en het toerental van de as 8 met de arm 10 is daarbij afhankelijk van de overbrengingsverhouding van de overbrenging tussen de as 13 en de as 11.

Tijdens bedrijf zal op de meetas 13 een bepaald draaimoment worden uit-35 geoefend dat evenredig is met de weerstand die het bewerkingsorgaan 12 in een te bewerken massa ondervindt, of anders gezegd,het door de massa op het -. J 2 5 0 3 , t -5- V . -5 faewerkixigsorgaan 12 en dus op de as 11 uitgeoefende draaimoment. Dit draaimoment wordt via de tandwieloverbrenging overgebracht op de as 13. Anderzijds wordt op de as 13 een tegenwerkend draaimoment uitgeoefend door de aan de meetarm 14 bevestigde veer 15. In de evenwichtsstand, waarin de as 13 5 volledig stil staat,zijn de beide op de as 13 uitgeoefende draaimomenten gelijk aan elkaar. In de evenwichts stand is de stand van de meetarm 14 een maat voor de door het bewerkingsorgaan ondervonden weerstand. Is deze weerstand groot,dan zal in de evenwichtsstand de veer 15 een grotere kracht moeten uitoefenen op de arm 14, en dus, in het geval dat de veer 15 een trek-10 veer is, verder uitgerekt worden. Wanneer de door het bewerkingsorgaan 12 ondervonden weerstand daarentegen klein is,zal de veer 15 slechts in geringe mate worden uitgerekt.

Met de bovenbeschreven inrichting kan dus op eenvoudige wijze de door het bewerkingsorgaan ondervonden weerstand gemeten worden en bijgevolg de 15 viscositeit, de consistentie en/of het niveau van de te bewerken massa.

De constructie van de inrichting is daarbij eenvoudig en vereist weinig extra onderdelen.

In fig. 3 is het bovenste gedeelte van een draineerkolom van een inrichting voor het doseren van wrongel bij de bereiding van kaas weergegeven.

20 De draineerkolom bestaat uit een dichte buitenmantel 22 en een aantal daarbinnen geplaatste geperforeerde binnenpijpen 23 die op afstand van elkaar liggen en in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar verlopen. De binnenpijpen zijn gemonteerd in eindplaten 24, waarvan alleen de bovenste in fig. 3 is weergegeven, en vormen samen de binnenkolom van de draineerkolom. De buitenmantel 25 22 is aan de bovenzijde van de draineerkolom langer uitgevoerd dan de binnen pijpen 23, waardoor in het bovenste gedeelte van de buitenmantel 22 een ruimte 25 ontstaat die als voorraadhouder voor de wrongel dienst doet.

De bovenste eindplaat 24 van de binnenkolom doet daarbij dienst als bodem van het voorraadhouder 25. Bovenop de buitenmantel is een hierboven beschre-30 ven inrichting volgens de uitvinding gemonteerd. Het bewerkingsorgaan 12 van deze inrichting reikt tot aan de bodem 24 van de voorraadhouder 25.

Wanneer de doseerinrichting in werking is, is de voorraadhouder gedeeltelijk gevuld met wrongel en wei. In fig. 3 is met 26 een laag aangegeven die bestaat uit een mengsel van wrongel en wei en is de wei aangegeven met 27.

35 De wrongel zakt in de geperforeerde binnenpijpen en wordt aldaar van de wei ontdaan. Teneinde een gelijkmatige kwaliteit van de geproduceerde S3 02 5 0 3 . i . ' -6- kazen te verkrijgen, is het noodzakelijk dat de wrongel in de voorraadhouder 25 goed wordt geroerd en rul wordt gehouden en regelmatig over de bodem van het voorraadvat wordt verdeeld. Bovendien moet een bepaald niveau van de wrongel gehandhaafd blijven. Dit wordt bereikt door in de voorraadhouder 5 de eerder beschreven bewerkingsinrichting te plaatsen waarbij het bewer-kingsorgaan 12 -een roer- en verdeelorgaan voor de wrongel is dat het gehele bodem-oppervlak van de voorraadhouder 25 bestrijkt. Tevens wordt met deze inrichting de hoogte van het niveau van de wrongel in de voorraadhouder gemeten op de hiervoor beschreven wijze.

10 Teneinde de wrongel-doseerinrichting automatisch te kunnen laten wer ken, zijn ter hoogte van de meetarm 14 een of meerdere schakelaars aangebracht die de toevoer van wrongel naar het voorraadvat in- of uitschakelen. Wanneer het niveau van de wrongel in de voorraadhouder 25 laag is geworden en dus de door het roer- en verdeelorgaan ondervonden weerstand klein, zal 15 de meetarm in de stand 14a komen waarbij de veer 15 weinig kracht behoeft te leveren en dus weinig uitgerekt wordt (fig. 2). In deze stand wordt bijvoorbeeld een schakelaar 28 bediend die de toevoer van wrongel naar de voorraadhouder inschakelt, waardoor het niveau van de wrongel in de voorraadhouder weer zal stijgen. De door het roer- en verdeelorgaan 12 onder-20 vonden weerstand zal dan stijgen en de meetarm 14 zal zich in de richting bewegen,waarbij de veer 15 verder wordt uitgerekt. De toevoer van wrongel naar het voorraadvat gaat voort totdat de meetarm 14 tegen een schakelaar 29 komt die de toevoer naar de voorraadhouder weer uitschakelt. Op deze wijze kan het niveau van de wrongel in de voorraadhouder tussen een maximale en 25 een minimale waarde geregeld worden.

Het is uiteraard ook mogelijk om een andersoortige regeling toe te passen. Zo kan bijvoorbeeld de meetarm aan het uiteinde in aanraking zijn met een drukvoeler die de door de meetarm uitgeoefende kracht meet. Afhankelijk van deze kracht kan de toevoer van wrongel naar de voorraadhouder worden 30 geregeld.

In fig. 3 zijn een aantal toevoerleidingen naar de voorraadhouder aangegeven. De toevoerleiding 30 dient voor het toevoeren van droge wrongel naar de voorraadhouder. Deze toevoer kan geregelr^oor het zojuist beschreven regelmechanisme. Verder zijn nog aangegeven een toevoerleiding 31 voor de 35 wei en een toevoerleiding 32 voor een mengsel van wrongel en wei, welke beide leidingen worden afgesloten voor een klep. Het wei-wrongel-mengsel wordt W kt? te» V t/ * t p -7- charge-gewijs toegevoerd door middel van een doseerpomp (niet weergegeven). Ook de wei wordt via de leiding 31 toegevoerd door middel van een pomp.

Teneinde een optimale roerwerking en een optimale verdeling van de wrongel in de voorraadhouder 25 te verkrijgen heeft het roerorgaan 12 een 5 speciale vorm. Zoals in fig. 3 en fig. 4 is weergegeven bestaat het roerorgaan uit twee diametraal ten opzichte van elkaar op de as 11 aangebrachte en in radiale richting uitstekende armen 33 en 34 die voorzien zijn van zich naar beneden toe uitstrekkende, evenwijdig aan de as 11 van het roerorgaan 12 verlopende en op afstand van elkaar gelegen pennen 35, alsmede 10 twee diametraal ten opzichte van elkaar op de as 11 aangebrachte verdeel-armen 36 en 37, die voorzien zijn van plaatvormige meeneemorganen 38 en 39. De meeneemorganen 38 en 39 zijn in de richting van de as 11 gezien halfcirkelvormige uitgevoerd waarbij de holle zijde in de draairichting van het roer- en verdeelorgaan 12 wijst. Het toerental van het roerorgaan is onge-15 veer vier tot zesmaal zo groot als het toerental van de arm 10, hetgeen een optimale roering en verdeling van de wrongel tot gevolg heeft. Verder is de overbrengingsverhouding van de overbrenging tussen de as 11 van het roer- en verdeelorgaan en de as 13 zodanig gekozen dat het gehele bodemop-pervlak van de voorraadhouder 25 door het roer- en verdeelorgaan 12 wordt 20 bestreken en geen gebieden ontstaan zoals deze bijvoorbeeld in fig. 4 zijn aangegeven (gearceerde gebieden), waar de wrongel achterblijft.

Het zal duidelijk zijn dat ook andere dan in het uitvoeringsvoorbeeld beschreven constructies van bijvoorbeeld de meetmiddelen, de overbrengingen en de regelmiddelen mogelijk zijn, die binnen het kader van de bijgaande 25 conclusies vallen. Zo kan bijvoorbeeld de overbrenging tussen de as 11 en de as 13 een riemoverbrenging zijn. Ook kan het op de as 13 uitgeoefende draaimoment op andere wijze gemeten worden bijvoorbeeld door middel vein een torsieveer, waarbij de hoekverdraaiing van de torsieveer wordt gemeten.

Ook kan het draaimoment gemeten worden met behulp van drukopnemers waartegen 30 de arm 14 aanligt.

is C2 5 0 3

Claims (11)

1. Bewerkingsinrichting, in het bijzonder een roer- en verdeelinrichting voor een inrichting voor het draineren en doseren van wrongel bij de bereiding van kaas, omvattende een bewerkingsorgaan dat is aangebracht op een as die draaibaar is om de eigen hartlijn en die bovendien draaibaar is om een 5. op afstand van deze as gelegen en evenwijdig daaraan verlopende centrale draaiingsas, alsmede aandrijfmiddelen voor het gelijktijdig doen draaien van het bewerkingsorgaan om zowel de eigen hartlijn als om de centrale draaiingsas met het kenmerk dat de bewerkingsinrichting tevens meetmiddelen omvat voor het meten van de tijdens bedrijf door het draaien- 10 de bewerkingsorgaan (12) ondervonden weerstand.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de meetmiddelen een coaxiaal ten opzichte van de centrale draaiingsas (9) ver-; lopende meetas (13) omvatten die via een overbrenging is gekoppeld met de as (11) van het bewerkingsorgaan (12) en dat verder tegenhoudmiddelen (14, 15 15, 16) aanwezig zijn voor het verhinderen of begrenzen van een draaiing van de meetas (13).

3. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat de tegenhoudmiddelen zijn ingericht om het op de meetas (13) werkend draai-moment te meten.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat op de meetas (13) een meetarm (14) is bevestigd waarvan het vrije uiteinde via een verend element (15) met een vast punt (16) is verbonden.

5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4 met het kenmerk dat de as (11) van het bewerkingsorgaan (12) draaibaar is gemonteerd in een 25 loodrecht op deze as (11) staande arm (10) die is bevestigd op een coaxiaal ten opzichte van de centrale draaiingsas (9) verlopende holle aandrijfas (8), waarbij de meetas (13) is opgenomen in de holle aandrijfas (8) en de overbrenging tussen de meetas (13) en de as (11) van het bewerkingsorgaan (12) uit een tandwieloverbrenging bestaat.

6. Inrichting voor het draineren en doseren van wrongel bij de bereiding van kaas, omvattende een voorraadhouder voor wei-wrongeï^eif^clraineerkoloin met dichte buitenmantel en een daarbinnen geplaatste geperforeerde binnen-kolom voor het draineren van de wrongel, waarbij de binnenkolom aan de bovenzijde aansluit op de bodem van de voorraadhouder en waarbij de binnen- -9- kolom meerdere, op afstand van elkaar geplaatste en in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar verlopende, geperforeerde binnenpijpen omvat, m e t h e t kenmerk dat de voorraadhouder is voorzien van een inrichting volgens een of meer der conclusies 1-5 met als bewerkingsorgaan een roer- en ver-5 deelorgaan voor het roeren van op de bodem van de voorraadhouder (25) liggende wrongel (26) en het verdelen ervan over de binnenpijpen (23).

7. Inrichting volgens conclusie 6 methet kenmerk dat door de meetmiddelen te bedienen regelmiddelen aanwezig zijn voor het regelen van de toevoer van wrongel naar de voorraadhouder (25).

8. Inrichting volgens conclusie 7 met het kenmerk dat de regelmiddelen een of meer door de op de meetas (13) bevestigde meetarm te bedienen schakelaars (28, 29) omvatten voor het in- en uitschakelen van de toevoer van wrongel naar de voorraadhouder (25).

9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8 met het kenmerk 15 dat het bewerkingsorgaan (12) een of meer op de as (11) ervan aangebrachte en in radiale richting uitstekende roerarmen (33, 34. omvat die voorzien zijn van zich naar beneden toe uitstrekkende, evenwijdig aan de as (11) verlopende en op afstand van elkaar gelegen pennen (35), alsmede een of meer op de as (11) aangebrachte verdeel- 20 armen (36, 37), die voorzien zijn van bij voorkeur plaatvormige meeneemorga-nen (38, 39) voor de wrongel (26).

10. Inrichting volgens een der conclusies 6-9 met het kenmerk dat tijdens bedrijf de verhouding tussen het toerental van de as (11) van het bewerkingsorgaan (12) en het toerental waarmee deze as (11) om de cen- 25 trale draaiingsas (9) draait zodanig ingesteld kan worden, dat in een bepaalde tijdsperiode het gehele of nagenoeg het gehele bodemoppervlak van de voorraadhouder (25) door het bewerkingsorgaan (12) wordt bestreken.

11. Inrichting volgens conclusie 10 met het kenmerk dat de verhouding tussen het toerental van de as (11) van het bewerkingsorgaan 30 (12) en het toerental waarmee deze as (11) om de centrale draaiingsas (9) draait, ligt tussen vier en zes. •35 02 5 0 3