NL8502196A - Luchtgordijn. - Google Patents

Description

* i '""·> V.O.7305

Titel: Luchtgordijn.

De uitvinding heeft betrekking op het vormen van een luchtgordijn in een vrije luchtruimte. Een vrije luchtruimte wordt gedefinieerd als een luchtruimte waarin een gevormd luchtgordijn niet beperkt of begrensd wordt door mechanische middelen zoals schermen, wanden, enz.

5 Het luchtgordijn kan worden gevormd door een eerste luchtstroom te doen passeren door een of een aantal mondstukken ter vorming van een of een aantal gerichte fijne luchtstralen zodanig dat deze fijne luchtstralen door middel -ran een hiipin j ec tie een tweede luchtstroom doen ontstaan ter vorming van het luchtgordijn en wel meer in het bijzonder de 10 oppervlaktelaag van het luchtgordijn welke naar de vrije luchtruimte is toegekeerd.

Het vormen van een luchtgordijn in de vrije luchtruimte door gebruik te maken van een of aantal gerichte fijne luchtstralen is reeds bekend.

15 Als voorbeeld van de stand van de techniek kan worden verwezen naar een inrichting, voor het ventileren van een ruimte of voor het doen ontstaan van speciale luchtstroming met hoge snelheid, weergegeven en beschreven in de Zweedse octrooiaanvrage nr. 431.790.

Weergegeven is hier een inrichting voor het vormen van een lucht-20 kussen voor het scheiden of beperken van bepaalde zones in een ruimte.

Het betreft hier luchtrichtmiddelen met mondstukken welke gevoed worden door een ventilator.

De begrenzing van de ruimte bestaat in het algemeen uit een geperforeerd oppervlak in het plafond voor het doorlaten van ventilatiestro-25 ming met relatief lage of normale snelheid. Achter het plafond bevindt zich een holte welke door de ventilator wordt beïnvloed.

Vermeld is hier in het bijzonder dat de regelmiddelen wegneembaar en beweegbaar aan de ruimtezijde van de bedoelde begrenzing zijn, dat wil zeggen toepasbaar op willekeurige plaatsen op het geperforeerde vlak 30 dat de vorm heeft van een kast. Deze kastvorm heeft een grote open zijde voor het rechtstreeks en afdichtend verbinden van een scherm aan het geperforeerde oppervlak op een oppervlaktesector waarbij de ventilatie-luchtstroming welke door het geperforeerde vlak heen gaan verzameld worden indekastmeteen lagere of normale snelheid en wordt omgezet in lucht-35 stroming met hogere snelheid, welke door de mondstukken of regelmiddelen 3502 1 ί δ -2-

4 V

, of dergelijke heenstromen in de daartoe gewenste richting terwijl tege lijkertijd het gedeelte van het geperforeerde oppervlak dat niet bezet is met regelmiddelen bij draagt tot het vormen van die ventilatielucht-stromen.

5 Eveneens is volgens de bekende stand een inrichting getoond en be schreven in het Duitse octrooischrift 27 29 441, waarbij de inrichting wordt gébruikt voor het ventileren en conditioneren van een beperkte ruimte.

In deze ruimte bevindt zich ten minste één warmtebron op enige af-10 stand van het plafond zodat koude lucht van een zone boven de warmtebron naar omlaag kan stromen waardoor verwarmde lucht boven de verwarmingsbron kan worden verdreven.

Hier vindt de verwarming plaats in een grote werkplaatshal zodat de warmtestraling van grote hoogte naar het vloeroppervlak van de hal en 15 de machines kan worden verricht door de toevoer van verse lucht vanuit de atmosfeer van bovenaf en methet doel een verse luchttoevoerinrichting te kunnen plaatsen tussen de warmteradiator en de afvoermiddelen welke zich dicht nabij de verse luchttoevoer bevinden.

Met het oog op de mogelijkheid voorwaarden te scheppen voor het 20 vormen van een luchtgordijn enerzijds met een voldoende inwendige luchtstroomsnelheid voor het vormen van een luchtgordijn doch niettemin geen aanleiding moet bestaan voor een te sterke werveling binnen de omgevsnde· luchtruimte, moet worden opgevat als een technisch probleem.

. Doordat de snelheid van de luchtstroom in een gevormd luchtgor- 25 dijn hoger is in de nabijheid van de mondstukken en de uitlaatopeningen dan op enige afstand van die mondstukken is het een technisch probleem voorwaarden te scheppen voor het verminderen van het vormen van wervelingen van de lucht binnen de omgevende luchtruimte en in de onmiddellijke nabijheid van deze mondstukken of uitlaatopeningen.

30 In deze vrije luchtruimte welke wordt begrensd door het plafond, de vloer en de wanden, in het bijzonder een machinehal waarin papierpulp, papier enz. wordt vervaardigd en waar de machines tijdens bedrijf lucht afvoeren met een hoge vochtigheidsgraad en hoge temperatuur (stoom) is het een technisch probleem een effectieve ventilatie te ontwikkelen 35 zonder extra grote energieverliezen en zonder tocht welke het personeel in de machinehal ondervindt.

8502196 <* ...........Λ -3- Ιη machinehallen van het bedoelde type is het voorts een technisch probleem voorwaarden te scheppen voor het verkrijgen van een luchtventi-latiemogelijkheid welke niet verder reikt dan de vloerruimte tussen twee opgestelde machines.

5 Voorts is het een technisch probleem een doelmatige ventilatie en conditionering van het luchtvolume te verkrijgen rondom het werkzame personeel zonder de eis dat de temperatuur het dauwpunt nabij het plafond niet zal overschrijden.

In machinehallen van het bedoelde type is- het voorts een probleem 10 om op eenvoudige wijze de voorwaarden te scheppen voor het vormen van een luchtgordijn met een lage luchtsnelheid door een droge en/of geconditioneerde of verwarmde luchtstroom.

Voorts is het een technisch probleem om de voorwaarden te scheppen dat het gevormde luchtgordijn kan functioneren, zender een ongewenste luchtcircu-15 latie in het luchtvolume dat deluchtruimteangeeffc Het is van belang deze voorwaarden te scheppen in de nabijheid van de mondstukken of waar de lucht in het luchtgordijn een hoge snelheid heeft.

Voorts moet het als een technisch probleem worden opgevat een ongewenste tegenstroom te doen ontstaan in de nabijheid van het plafond 20 welke wordt opgewekt als gevolg van de wrijving van het luchtgordijn tegen de omgevende lucht.

Een technisch probleem is voorts om te beschikken over droge en geconditioneerde lucht zodanig dat rondom het personeel,dat in de ruimte werkt ,onder deze voorwaarden geen tocht ondervindt.

25 Een technisch probleem is het voorts om de mogelijkheid te schep pen waarbij de benodige onderdelen op eenvoudige wijze in bestaande gebouwen geïnstalleerd kunnen worden.

De uitvinding verschaft de mogelijkheid een luchtgordijn in een vrije ruimte te vormen door gedeeltelijk een eerste luchtstroom te doen 30 passeren door een of meer mondstukken ter vorming van een of een aantal gerichte fijne luchtstralen en ten dele voor het vormen van een tweede luchtstroom door middel van een hulpinjectie ter vorming van een opper-vlaktelaag voor het luchtgordijn dat naar de vrije luchtruimte is toegekeerd.

35 De uitvinding voorziet in middelen voor het vormen van een lucht circulatie in de luchtruimte welke tegengesteld is aan de luchtcirculatie 3 * Π 9 i Q $ ^ * kjr i Xj -4- jv.

als gevolg van de wrijving van de oppervlaktelaag van het luchtgordijn ten opzichte van de omgevende lucht.

De middelen moeten zodanig zijn opgesteld dat een luchtcirculatie wordt voorkomen of verminderd in dat gedeelte van de luchtruimte welke 5 het luchtgordijn omgeeft nabij de mondstukken.

De als hulp geïnjecteerde secundaire luchtstroom is geconditioneerd en/of op vocht geregeld.

De secundaire luchtstroom wordt naar het luchtgordijn gevoerd via een trechtervormige kap waarvan de opening naar het luchtgordijn is 10 toegekeerd en voorzien van een ventilator welke werkt in de nauwere opening van de techtervormige kap.

De uitvinding voorziet in het vormen van een luchtgordijn dat meer in het bijzonder geschikt is voor het toepassen in een machinehal bij de fabricage van papierpulp of papier waarbij de machines tijdens bedrijf 15 lucht afvoeren met een hoog vochtgehalte en hoge temperatuur (stoom)doordat het luchtkussen kan worden gevormd vanaf het plafond en naar omlaag gericht teneinde te werken in de nabijheid van de machines of tussen twee machines.

De secundaire luchtstroom kan gedeeltelijk of geheel onttrokken 20 worden aan de lucht in de ruimte tussen het plafond en/of aan de buitenlucht. De eerste luchtstroom kan eveneens worden onttrokken aan de ruimte binnen het plafond en/of vanaf de buitenlucht.

De uitvinding voorziet in een extra luchtstroom welke gericht is onder een hoek, bij voorkeur een rechte hoek ten opzichte van de eerste 25 luchtstroom en ten opzichte van de tweede luchtstroom welke luchtstroom langs het plafond kan worden gericht.

Tenslotte is voorzien in, een omtreksopening in het randgedeelte voor het richten van de extra luchtstroom volgens een vlak dat evenwijdig loopt aan het vlak van het plafond.

30 Het voordeel van de uitvinding is de mogelijkheid voor het vormen van een luchtgordijn zonder het nadeel van een luchtcirculatie in het omgevende luchtvolume. In een machinehal voor het maken van papierpulp of papier kan het personeel werken in een droog en geconditioneerd luchtgordijn zonder dat het vloeroppervlak wordt geraakt waardoor een lucht-35 stroom zou kunnen ontstaan die aanleiding geeft tot tocht.

De middelen welke dienen voor het vormen van een luchtgordijn $ "? J Λ * -5- v* .....' volgens de uitvinding zijn nader in het kenmerk van conclusie 1 omschreven.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding zal nu met verwijzing naar de tekening worden besproken. Daarin toont: 5 fig. 1 een eerste zijaanzicht van een inrichting voor het vormen van een luchtgordijn volgens de uitvinding, fig. 2 het tweede zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 1, fig. 3 op iets vergrote schaal middelen voor het vormen van een extra luchtstroom langs het plafond en 10 fig. 4 de plaats van de inrichting in het plafond van een machine hal met de machines voor het fabriceren van papierpulp en een aangenomen luchtcirculatie in het omgevende luchtvolume van een vrije luchtruimte.

In fig. 1 en 2 zijn twee verschillende zijaanzichten gegeven van een inrichting voor het vormen van een luchtgordijn 1. Dit luchtgordijn 15 1 is gevormd in een vrije luchtruimte 2 door een eerste luchtstroom 3 te laten passeren door een of een aantal mondstukken 4 ter vorming van een of een aantal gerichte fijne luchtstralen en ten dele door een tweede luchtstroom 5 welke door een hulpinjectie een luchtstroom aan de buitenzijde doet ontstaan van de gerichte fijne luchtstralen 3. Deze tweede 20 luchtstroom 5 vormt aangeduid door 5a een oppervlaktelaag vein het luchtgordijn 1 welke naar de vrije luchtruimte 2 is toegekeerd.

Volgens de uitvinding zijn middelen 6 aanwezig voor het doen ontstaan van een luchtcirculatie in de ruimte aemgeduid door 7 en in een richting tegengesteld aan die van de luchtcirculatie als gevolg van 25 wrijving langs de oppervlaktelaag 5a van het luchtgordijn dat grenst aan de lucht in de luchtruimte 2 ten minste in samenwerking met de mondstukken 4 en waarbij de luchtsnelheid van de tweede luchtstroom 5 hoog is.

De middelen 6 dienen voor het doen afnemen of voorkomen van een 30 luchtcirculatie in het bijzonder in dat gedeelte van het luchtgordijn dat de luchtruimte omgeeft nabij de mondstukken 4.

Verder wordt voorgesteld dat de eerste luchtstroom en/of de tweede luchtstroom, bij voorkeur slechts de tweede luchtstroom geconditioneerd en/of op vocht geregeld is.

35 De lucht in het luchtgordijn heeft dan een aangename temperatuur en droogte.

85 0 2·! 5* -6-

De extra geïnjecteerde secundaire luchtstroom 5 wordt aan het luchtgordijn 1 toegevoerd via een trechtervormige kap 10, waarvan de opening 10a gericht is naar het luchtgordijn en met een ventilatorinrich-ting 11 welke werkt in de smallere opening 10b van de techtervormige 5 kap 10.

De tweede luchtstroom wordt gevormd door het mengen van een gedeelte van de lucht binnen de kap via de luchtstroom 12 met een gedeelte verse lucht via de luchtstroom 13. Aangenomen wordt dat de lucht binnen het plafond via niet weergegeven middelen gedroogd wordt en dat het mengen 10 plaats vindt in gedeelten zodanig dat de gewenste temperatuur ontstaat via daartoe niet weergegeven middelen.

De middelen 6 - weergegeven op vergrote schaal in fig. 3 - dienen voor het doen ontstaan van een luchtcirculatie in de luchtruimte 2 in een richting tegengesteld aan de luchtcirculatie net als gevolg 15 wrijving met de oppervlaktelaag 5a welke het luchtgordijn doet ont staan. Deze middelen bestaan uit een omtreksopening 14 in het randgedeel-te 15 van de trechtervormige kap 10. Hierbij zal een gedeelte 5b van de extra geïnjecteerde luchtstroom 5 door die opening passeren waardoor de extra luchtstroom 7 zicht verplaatst langs een vlak dat evenwijdig 20 loopt aan het plafond 20.

De extra luchtstroom 5b wordt gericht onder een hoek, bij voorkeur een rechte hoek ten opzichte van de eerste en de tweede luchtstroom. In het weergegeven geval is de extra luchtstroom 5b gericht langs het plafond 20.

25 De uitvinding wordt bij voorkeur toegepast in de vorm van een luchtgordijn rondom personeel dat werkt in de machinehal waarbij de vrije luchtruimte begrensd wordt door het plafond, de vloer en de wanden volgens fig. 4. In de machinehal bevinden zich machines of andere inrichtingen welke tijdens bedrijf lucht uitstoten met een hoog vochtgehalte en 30 hoge temperaturen. Voorbeelden van dergelijke machines zijn papierpulp-machines, papiermachines en dergelijke.

Bij een dergelijke toepassing wordt het luchtgordijn gevormd vanaf het plafond 20 en naar omlaag gericht naar de machines en het personeel speciaal tussen de machines 22, 23. De tweede luchtstroom wordt geheel 35 of ten dele onttrokken aan de ruimte tussen het plafond 12 en wordt indien noodzakelijk gemengd met verse buitenlucht.

8502 1 S3 -7-

Door deze opstelling is het duidelijk dat luchtcirculatie als gevolg. van wrijving met de oppervlaktelaag van het luchtgordijn in de omgevende lucht van de luchtruimte beperkt wordt, zo niet in het geheel wordt ondervangen in het bijzonder nabij het plafond en wanneer een 5 circulatie zou optreden zoals weergegeven door 24 en 25 dan zou deze zich bevinden onmiddellijk boven de machines 22 en 23. Tussen de machines 22, 23 waar het personeel zich bevindt zal er geen of weinig circulatie in de luchtruimte ontstaan aangezien het luchtgordijn de gehele tussenruimte bestrijkt vanaf de mondstukken 4 waarbij de luchtsnelheid in het 10 luchtgordijn laag is en in elk geval niet storend werkt.

Het is duidelijk dat in geval van de toepassing waarbij slechts een gedeeltelijk van het luchtgordijn gericht is tussen twee machines of tussen een machine en een wandgedeelte het technisch effect optreedt dat een langzaam afgevoerd luchtgordijn kan ontstaan in de nabijheid van de 15 machines waar dit luchtgordijn een iets hogere druk heeft dan de luchtdruk in de machines.

De afvoer van het luchtgordijn vindt plaats door openingen in de machines of de bekleding daarvan en de lucht met een hoog vochtgehalte en hoge temperatuur welke ontstaat tijdens bedrijf van de machine zal 20 door de hogere druk van het luchtgordijn daarvan weggevoerd worden en normaliter opwaarts naar het plafond.

Het weergegeven en besproken uitvoeringsvoorbeeld kan worden opgevat als een eenvoudige opstelling in reeds bestaande gebouwen aangezien * een huis met twee ventilatoren in het dak gemonteerd kunnen worden. Het 25 onderste gedeelte is licht en kan worden toegepast tussen het dak en het huis en kan ^dienen als plafond. Slechts de mondstukken enz. bevinden zich nabij het plafond.

De uitvinding is overigens niet beperkt tot het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld doch kan worden gewijzigd zonder buiten het kader van 30 de uitvinding te treden.

»? 5 0 2 1 9 δ

Claims (10)

1. Luchtgordijn gevormd in de vrije ruimte door een eerste luchtstroom te doen passeren door een of een aantal mondstukken ter vorming van een of een aantal gerichte fijne luchtstralen en gedeeltelijk een tweede luchtstroom door middel van een extra injectie voor het vormen 5 van een oppervlaktelaag voor het luchtgordijn dat naar de vrije luchtruimte is gekeerd, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het doen ontstaan van een luchtcirculatie in de luchtruimte in een richting tegengesteld aan die van de luchtcirculatie welke de oppervlaktelaag van het luchtgordijn aan de luchtruimte geeft.

2. Luchtgordijn volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het doen afnemen en/of verhinderen van een luchtcirculatie in dat gedeelte van de luchtruimte welke het luchtgordijn omgeeft nabij de mondstukken.

3. Luchtgordijn volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat 15 extra geïnjecteerde secondaire luchtstroom wordt geconditioneerd en/of op vocht geregeld.

4. Luchtgordijn volgens conclusies 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de extra geïnjecteerde secundaire luchtstroom aan het luchtgordijn wordt toegevoerdvia een trechtervormige kap waarvan de opening naar het lucht- 20 gordijn is gekeerd en voorzien van een ventilator welke werkt in het nauwere gedeelte van de trechtervormige kap.

5. Luchtgordijn gevormd in de vrije ruimte begrensd door een plafond, een vloer en wanden in een machinehal waar een of een aantal machines of andere inrichtingen tijdens bedrijf lucht afvoeren met een hoog vocht-25 gehalte en een hoge temperatuur door een eerste luchtstroom te laten passeren door een of een aantal mondstukken ter vorming van een of een aantal gerichte fijne luchtstralen en gedeeltelijk een secundaire luchtstroom door middel van een extra injectie ter vorming van een oppervlaktelaag voor het luchtgordijn dat naar de vrije luchtruimte is toegekeerd, 30 met het kenmerk, dat het luchtgordijn wordt gevormd vanaf het plafond en naar omlaag is gericht en werkt in de nabijheid van een machine terwijl de secundaire luchtstroom geheel of ten dele wordt onttrokken aan de lucht tussen het dak en/of ter beschikking staande buitenlucht. 8502198 —9—

6. Luchtgordijn volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat dit wordt gevormd met behulp vein een droge en/of verwarmde luchtstroom.

7. Luchtgordijn volgens een van de voorafgaande conclusies met het 5 kenmerk, dat een extra luchtstroom gericht is onder een hoek, bij voorkeur een rechte hoek, ten opsichte van de eerste en tweede luchtstroom.

8. Luchtgordijn volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de extra luchtstroom gericht is aan de onderzijde van en langs het plafond.

9. Luchtgordijn volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een omtreks- 10 opening in een randgedeelte een extra luchtstroom richt volgens een vlak dat evenwijdig loopt aan het vlak van het plafond.

10. Luchtgordijn volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de luchtstroom gevormd is vanaf het plafond en gericht is naar of tussen twee machines waarbij het luchtgordijn een hogere druk heeft dan de druk van 15 de lucht binnen de machines.