NL8401489A - Belucht mondstuk voor een rookartikel. - Google Patents
Belucht mondstuk voor een rookartikel. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8401489A NL8401489A NL8401489A NL8401489A NL8401489A NL 8401489 A NL8401489 A NL 8401489A NL 8401489 A NL8401489 A NL 8401489A NL 8401489 A NL8401489 A NL 8401489A NL 8401489 A NL8401489 A NL 8401489A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- core member
- smoke
- air
- mouth end
- flow
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A24—TOBACCO; CIGARS; CIGARETTES; SIMULATED SMOKING DEVICES; SMOKERS' REQUISITES
- A24D—CIGARS; CIGARETTES; TOBACCO SMOKE FILTERS; MOUTHPIECES FOR CIGARS OR CIGARETTES; MANUFACTURE OF TOBACCO SMOKE FILTERS OR MOUTHPIECES
- A24D3/00—Tobacco smoke filters, e.g. filter-tips, filtering inserts; Filters specially adapted for simulated smoking devices; Mouthpieces for cigars or cigarettes
- A24D3/04—Tobacco smoke filters characterised by their shape or structure
- A24D3/043—Tobacco smoke filters characterised by their shape or structure with ventilation means, e.g. air dilution
Landscapes
- Cigarettes, Filters, And Manufacturing Of Filters (AREA)
- Manufacturing Of Cigar And Cigarette Tobacco (AREA)
- Absorbent Articles And Supports Therefor (AREA)
Description
N.0» 32517 'f *-*
Belucht mondstuk voor een rookartikel.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op rookverdunnende inrichtingen, en meer in het bijzonder op een mondstuk voor een sigaret of dergelijke, dat niet gefilterde rook en ventilatielucht naar de mond van de roker leidt in afzonderlijke stromen, waardoor verdunning van de 5 rook binnen de mond van de roker veroorzaakt wordt alsmede turbulentie aan de rook gegeven wordt.
Het is in de stand der techniek algemeen bekend om filters aan sigaretten toe te voegen, waarbij de filters voorzien zijn van ventila-tiemiddelen om omgevingslucht in het filter te brengen om de rook die 10 door het filter stroomt te verdunnen. De verdunning van de rook vermindert de hoeveelheid rookdeeltjes alsmede de zich in gasfase bevindende bestanddelen die aan de mond van de roker toegevoerd worden.
Een andere methode voor het verdunnen van de rook is het lucht-doorlatend maken van het omhulselmateriaal van de tabakskolom hetgeen 15 het inbrengen van lucht over de hele lengte van de tabakskolom mogelijk maakt waar het met de rookstroom die door de tabakskolom gaat mengt waardoor de rook verdund wordt.
Een andere methode is het voorzien in in hoofdzaak longitudinale ventilatiegroeven voor lucht in de omtrek van een filter, welke groeven 20 open zijn naar het mondeinde van het filter· De gefilterde rook die het mondeinde van het filter verlaat wordt met de ventilatielucht gemengd, die de ventilatiegroeven voor lucht verlaat naar de mond van de roker, waarbij de rook verdund wordt. Voorbeelden van sigarettenfilters met groeven voor het inbrengen van ventilatielucht in het filtereinde zijn 25 in de volgende Amerikaanse octrooischriften getoond: 3.577.995; 3.572.347; 3.490.461; 1.718.122; 3.788.330; 3.773.053; 3.752.165; 3.638.661; 3.608.561; 3.910.288; en 4.256.122.
Eveneens is voorgesteld om in een sigarettefilter te voorzien dat een combinatie van met lucht verdunde gefilterde rook en niet verdunde 30 niet gefilterde rook aan de mond van de roker aflevert. Een dergelijk sigarettefilter is getoond in het Amerikaanse octrooischrift 3.860.011, als zijnde gevormd van een hol filter omvattende een stijve niet te deformeren buis, die een rookdoorgang begrenst voor het afgeven van niet gefilterde rook aan de mond van de roker, een concentrische laag fil-35 termateriaal dat de buis omgeeft, en een van openingen voorzien buitenste omhulsel voor de doorgang van lucht in de laag filtermateriaal.
Inrichtingen voor het verdunnen van niet gefilterde rook met ventilatielucht voordat de rook de mond van een roker binnentreedt zijn 84 : 1 i 3 2 J .1 V * eveneens bekend. Een voorbeeld van een dergelijke inrichting is getoond in het Amerikaanse octrooischrift 3.552.399. De inrichting, daar als een filter voor het homogeniseren van lucht en rook genoemd, heeft een blind eindigende, in het midden liggende axiale langsdoorgang die open 5 is naar hetzij de mond van de roker hetzij een filterelement, een veelheid van langsdoorgangen die de in het midden liggende doorgang omgeven en evenwijdig daaraan zijn, en dwarsdoorgangen die de langsdoorgangen en de in het midden liggende doorgang met elkaar en met de omgevingslucht verbinden. Wanneer de sigaret waaraan de inrichting aangebracht 10 is gerookt wordt, gaat rook en omgevingslucht door de langsdoorgangen en de in het midden liggende doorgang, waar de rook en lucht gemengd worden voor afgifte aan de mond van de roker.
Eveneens zijn inrichtingen bekend voor het afgeven van niet gefilterde rook en ventilatielucht aan de mond van de roker. In het Ameri-15 kaanse octrooischrift 4.023.576 wordt bijvoorbeeld een sigaret getoond met een hol mondstuk dat een rookkamer begrenst. De rookkamer wordt van de tabakskolom gescheiden door twee op afstand liggende verdeelplaten die een gekromde baan begrenzen waardoor de rook heen moet gaan voordat deze de rookkamer binnentreedt. Het mondeinde van de kamer wordt geslo-20 ten door een wand met een in het midden liggende opening voor de stroom rook uit de rookkamer in de mond van de roker. Het uitwendige oppervlak van het mondstuk is voorzien van langsgroeven, die samenwerken met bedekkend, van openingen voorzien mondstukpapier om stroombanen voor ventilatielucht te begrenzen. Indien een roker aan het mondstuk zuigt, 25 wordt niet verdunde, niet gefilterde rook uit de tabakskolom in de rookkamer gezogen en door de uitlaat in het midden van het mondstuk en in de mond van de roker gezogen. Tegelijkertijd wordt ventilatielucht naar binnen gezogen door het mondstukpapier en langsgroeven om met de niet verdunde rook binnen de mond van de roker te mengen.
30 De onderhavige uitvinding voorziet op van voordeel zijnde wijze in een ongecompliceerde inrichting voor een geventileerd mondstuk voor een sigaret voor het verminderen van het teergehalte door ventilatie. De onderhavige uitvinding voorziet eveneens in een mondstuk voor een sigaret dat de waargenomen smaak van een sigaret verbetert terwijl het 35 teergehalte door ventilatie verminderd wordt. De onderhavige uitvinding voorziet bovendien in een mondstuk van het beschreven soort dat geschikt is om een drukval en daarmede zuiginspanning voort te brengen, die minder is dan de zuiginspanning bij een gebruikelijke, van filter voorziene sigaret.
40 Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een 8401489 « * 3 geventileerd mondstuk voor een sigaret omvattende een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal, waarbij het kernorgaan het rookinlaateinde en mondeinde heeft; middelen die een veelheid van ventilatiekanalen voor luchtstroming be-5 grenzen, die zich langs tenminste een deel van het kernorgaan uitstrekken, waarbij de kanalen voor luchtstroming naar het mondeinde van het kernorgaan open zijn om in de stroom van slechts ventilatielucht daardoor te voorzien naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde; middelen die in de stroom van slechts ventilatielucht in de venti-10 latiekanalen voor luchtstroming voorzien, middelen die een veelheid van capillairen voor de rookstroom begrenzen die zich door het kernorgaan uitstrekken, waarbij elk capillair voor de rookstroom open is naar het rookinlaateinde van het kernorgaan en open naar het mondeinde van het kernorgaan waardoor in de stroom van slechts rook daardoor van het in-15 laateinde van het kernorgaan naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde voorzien wordt; en waarbij elk van de openingen van de capillairen voor de rookstroom bij het mondeinde van het kernorgaan in de nabijheid is van en naar binnen in hoofdzaak radiaal op afstand ligt van het kernorgaan ten opzichte van een opening van de ventilatiekana-20 len voor luchtstroming bij het mondeinde van het kernorgaan omgeeft·
Begrepen moet worden dat de beschrijving van de onderstaande voorbeelden van de onderhavige uitvinding op generlei wijze beperkend is en dat verschillende wijzigingen die bij degene bekwaam in de stand der techniek opkomen bij het lezen van de onderstaande beschrijving binnen 25 het kader van de uitvinding vallen·
Verscheidene kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit onderstaande beschrijving aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarbij overeenkomstige verwijzingscijfers in de verschillende tekeningen betrekking hebben op overeenkomstige delen, 30 en waarin:
Fig* 1 een perspectivisch aanzicht is van een voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding, bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret;
Fig. 2 een langsdoorsnede is van het mondstuk uit fig. 1 zoals ge-35 zien in de richting van de pijlen 2-2 in fig. 1;
Fig. 3 een perspectivisch aanzicht is van een andere voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom voor een sigaret;
Fig. 4 een langsdoorsnede is van het mondstuk uit fig. 3 zoals ge-40 zien in de richting van de pijlen 4-4 in fig. 3; 8401489 ( 4
Fig. 5 een perspectivisch aanzicht is van een verdere voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan de tabakskolom van een sigaret;
Fig. 6 een langsdoorsnede is van het mondstuk uit fig. 5 zoals ge-5 zien in de richting van de pijlen 6-6 in fig. 5;
Fig. 7 een perspectivisch aanzicht is van een verdere voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret;
Fig. 8 een langsdoorsnede-aanzicht is van het mondstuk uit fig. 7, 10 zoals gezien in de richting van de pijlen 8-8 in fig. 7;
Fig. 9 een perspectivisch aanzicht is van nog een verdere voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret;
Fig. 10 een langsdoorsnede van het mondstuk uit fig. 9 is zoals 15 gezien in de richting van pijlen 10-10 in fig. 9;
Fig. 11 een perspectivisch aanzicht is van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding omgeven door een luchtdoorlatend omhulsel en aan een tabakskolom van een sigaret bevestigd door luchtdoorlatend mond-stukmateriaal; en, 20 Fig. 12 een langsdoorsnede is van het sigarettensamenstel uit fig.
11 zoals gezien in de richting van pijlen 11-11 in fig. 11.
Fig. 1 en 2 tonen een voorkeursuitvoering van een geventileerd mondstuk, in zijn geheel aangegeven met verwijzingscijfer 10, volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom 12 van een si-25 garet. Het mondstuk 10 is af geheeld met een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 14, vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal, en met een rookinlaateinde 16 en een mondeinde 18. Het kernorgaan 14 is coaxiaal bij één einde van de tabakskolom 12 aangebracht met het inlaateinde 16 naast één einde van de tabakskolom 12 liggend. Het 30 kernorgaan 14 is bevestigd aan de tabakskolom 12 door luchtdoorlatend mondstukmateriaal 20 afgeheeld, welk materiaal het kernorgaan 14 omgeeft en een deel van de tabakskolom 12 bedekt. In fig. 1 is het mondstukmateriaal 20 gedeeltelijk niet opgewikkeld getoond, om details van het kernorgaan 14 aan te geven.
35 Het kernorgaan 14 omvat een veelheid van ventilatiekanalen 22 voor lucht die zich over tenminste een deel van het kernorgaan 14 uitstrekken. De ventilatiekanalen 22 voor lucht zijn als zich in hoofdzaak in de langsrichting uitstrekkende groeven afgebeeld, die gevormd zijn in het omtreksoppervlak van het kernorgaan 14. Hoewel vanwege de duide-40 lijkheid in de tekeningen de luchtkanalen 22 afgebeeld zijn als omvat- 840 1 4 8 9 « * 5 tende vier groeven die op gelijkmatige afstand over de omtrek van het kernorgaan aangebracht zijn, is gebleken dat van voordeel zijnde resultaten bij de onderhavige uitvinding verkregen worden met gebruik van drie tot zeven luchtgroeven 22. Elke groef is open, zoals aangegeven 5 door het verwijzingscijfer 23, naar het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 en strekt zich van daar uit in in hoofdzaak longitudinale richting vanaf het kernorgaan 14 over een afstand die kleiner is dan de lengte van het kernorgaan. De luchtkanalen of groeven 22 geven ventilatielucht daardoor af naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde 18.
10 De stroming van uitsluitend ventilatielucht in de ventilatiekanalen 22 voor lucht is verwezenlijkt door middel van het luchtdoorlatende mond-stukmateriaal 20 afgeheeld. Vanwege de afbeelding wordt in de doorla-tendheid van lucht voorzien door middel van kleine openingen 26 gevormd door het mondstukmateriaal in verbinding met de ventilatiekanalen 22 15 voor lucht. Alternatief kan het mondstukmateriaal 20 vervaardigd zijn van een poreus materiaal.
Het kernorgaan 14 omvat verder een veelheid van capillairen 28 voor de rookstroom die zich door het kernorgaan 14 van het rookinlaat-einde 16 naar het mondeinde 18 uitstrekken. Elk capillair voor de rook-20 stroom is bij één einde open naar het rookinlaateinde 16 van het kernorgaan 14 en zoals aangegeven door verwijzingscijfer 29 bij het tegenoverliggende einde daarvan open naar het mondeinde 18 van het kernorgaan 14, waardoor in de stroming van uitsluitend rook door de capillairen 28 van het inlaateinde 16 naar de buitenkant van het kernorgaan 14 25 bij het mondeinde 18 voorzien wordt. Het aantal capillairen 28 voor de rookstroom is afgebeeld als zijnde gelijk in aantal aan het aantal kanalen 22 voor de luchtstroming met de openingen 29 van de capillairen 28 voor de rookstroom bij het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 in een cirkelvormige reeks om de langsas van het kernorgaan 14 aangebracht. De 30 uitlaat 29 van elk capillair 28 voor de rookstroom ligt dichtbij, in hoofdzaak radiaal in lijn met en in hoofdzaak radiaal naar binnen op afstand van een luchtuitlaat 23 van een van de kanalen 22 voor de luchtstroming. Bij voorkeur zijn de luchtkanalen 22 en de capillairen 28 voor rook zodanig passend bemeten en in aantal aanwezig dat een to-35 tale lucht-rook-verhouding van ongeveer 3 tot 1 verkregen wordt. Bijgevolg is in de uitvoering afgebeeld in fig. 1 en 2, waarbij het aantal luchtkanalen 22 gelijk is aan het aantal capillairen 28 voor rook, het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk van de kanalen 22 voor de luchtstroming ongeveer driemaal het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk van de ca-40 pillairen 28 voor rook. Bepaald is dat het dwarsdoorsnede-oppervlak van 3401489 4F “ 6 elk capillair 28 voor rook in de orde van grootte tussen ongeveer 0,00125 cm^ en ongeveer 0,00385 cm^ moet liggen. De afstand tussen een luchtuitlaat 23 van een kanaal 22 voor de luchtstroming en de rookuit-laat 29 van een capillair 28 voor rook grenzend daaraan is zo klein als 5 praktisch mogelijk is waarbij toch een deel lucht- en rookdoorlatend materiaal daartussen overblijft.
Beoogd wordt dat het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 uitgenomen kan worden. Dit kan verwezenlijkt worden door het voorbij het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 verlengen van het mondstukmateriaal 20 in de 10 langsrichting van het kernorgaan 14.
Eveneens wordt beoogd dat bepaalde van de capillairen 28 voor de rookstroom een kleinere diameter hebben dan andere capillairen 28 voor de rookstroom om in datgene te voorzien, wat in de industrie een geprogrammeerde rookstroom naar het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 ge-15 noemd wordt. Wanneer de sigaret gerookt wordt raken de capillairen 28 voor de rookstroom geblokkeerd waardoor de rookstroom daardoor verminderd wordt. Door het variëren van de diameters van enkele van de capillairen 28 voor de rookstroom, kan de omvang waarbij de verschillende capillairen in toenemende mate geblokkeerd raken versteld worden, om in 20 een geleidelijke, geprogrammeerde vermindering van de hoeveelheid rook afgegeven aan het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 te voorzien wanneer de sigaret gerookt wordt.
Wanneer een roker aan het geventileerde mondstuk 10 zuigt, wordt ventilatielucht in de luchtkanalen 22 gezogen door de openingen 26 in 25 het mondstukmateriaal 20. De lucht stroomt langs de ventilatiekanalen 22 voor lucht en wordt door de open uitlaten 23 bij het mondeinde 18 ontladen in de mond van de roker. Gelijktijdig wordt rook uit de tabakskolom 12 in de capillairen 28 voor de rookstroom gezogen door de openingen daarvan bij het rookinlaateinde 16 van het kernorgaan 14 en 30 wordt ongefilterd aan het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 afgeleverd door de uitlaatopeningen 29 van de capillairen 28 voor rook bij het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 en in de mond van de roker dicht nabij de stroom ventilatielucht die de luchtkanalen 22 verlaat. De ventilatielucht uit de luchtkanalen 22 mengt met de niet gefilterde rook uit 35 de capillairen 28 waardoor de rook verdund wordt en turbulentie veroorzaakt wordt. De lucht en de rook die het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 verlaten nabij de omtrek van het mondeinde hebben een verbeterde ondervinding van de smaak van de roker tot gevolg omdat de rook over een groter gebied van de orale holte afgegeven wordt, waardoor meer van 40 de smaakorganen van de roker gestimuleerd worden.
S 4 ö 1 4 8 δ .-· i 7
In fig. 3 en 4 is een andere voorkeursuitvoering van een geventileerd mondstuk, in het geheel aangegeven met verwijzingscijfer 110, volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld en bevestigd aan een tabakskolom 112 van een sigaret. Het mondstuk 110 is afgebeeld met een in 5 hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 114, vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal, en met een rookinlaateinde 116 en een mond-einde 118. Het kernorgaan 114 is coaxiaal geplaatst bij één einde van de tabakskolom 112 met het inlaateinde 116 liggend naast het einde van de tabakskolom 112. Het kernorgaan 114 is door luchtdoorlatend mond-10 stukmateriaal 120 bevestigd aan de tabakskolom 112 afgebeeld, welk materiaal het kernorgaan 114 omgeeft en een deel van de tabakskolom 112 bedekt. In fig. 3 is het mondstukmateriaal 120 gedeeltelijk niet opgewikkeld getoond om details van het kernorgaan 114 te illustreren.
Het kernorgaan 114 omvat een veelheid van ventilatiekanalen 122 15 voor lucht die zich langs tenminste een deel van het kernorgaan 114 uitstrekken. De ventilatiekanalen 122 voor lucht zijn afgebeeld als zich in de langsrichting uitstrekkende gesloten leidingen gevormd binnen het kernorgaan 114 en open, zoals aangegeven door het verwijzingscijfer 123, naar het mondeinde 118 van het kernorgaan 114 voor het 20 daardoor afgeven van ventilatielucht naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde 118. Zoals afgebeeld omvatten de luchtkanalen 122 vier leidingen, die op gelijke afstand van elkaar liggen in een cirkelvormige reeks met de open uitlaten 123 daarvan naar binnen op afstand liggend van het omtreksoppervlak van het kernorgaan 114. Begrepen 25 moet echter worden dat van voordeel zijnde resultaten verkregen zijn met het gebruik van tussen drie en zeven luchtkanalen 122. De stroming van uitsluitend ventilatielucht in de ventilatiekanalen 122 voor lucht wordt verwezenlijkt door middel van een ringvormige accumulatiegroef 124 voor ventilatielucht gevormd in de omtrek van het kernorgaan 114.
30 Elk van de ventilatiekanalen 122 voor lucht heeft één einde, aangegeven met verwijzingscijfer 125, dat uitmondt in de ringvormige accumulatiegroef 124 voor lucht om in een verbinding voor luchtstroming te voorzien tussen de ringvormige groef 124 en de luchtkanaleü 122. De openin-gen 125 van de luchtkanalen 122 in de ringvormige groef 124 liggen bij 35 voorkeur op gelijke afstand om de groef 124. De stroom ventilatielucht uit de omgeving in de accumulatiegroef 124 voor ventilatielucht is afgebeeld als verwezenlijkt door middel van het luchtdoorlatende mondstukmateriaal 120. De luchtdoorlatendheid wordt bijvoorbeeld verkregen door middel van kleine openingen 126 gevormd door het mondstukmateriaal 40 in verbinding met de accumulatiegroef 124 voor ventilatielucht. Het 8401402 « «* 8 mondstukmateriaal 120 kan vervaardigd worden uit een poreus materiaal waardoor de openingen 126 voor luchtstroming weggelaten kunnen worden.
Het kernorgaan 114 omvat verder een veelheid van capillairen 128 voor de rookstroom die zich door het kernorgaan 114 uitstrekken vanaf 5 het rookinlaateinde 116 naar het mondeinde 118 van het kernorgaan 114. Elk capillair voor de rookstroom is bij êën einde open naar einde 116 en zoals aangegeven door verwijzingscijfer 129 bij het tegenoverliggende einde open naar het mondeinde 118 van het kernorgaan, waardoor bijgevolg in de stroming van uitsluitend rook door de capillairen 128 van 10 het inlaateinde 116 naar de buitenkant van het kernorgaan 114 bij het mondeinde 118 voorzien wordt. Het aantal capillairen 128 voor de rookstroom is als voorbeeld gelijk in aantal aan het aantal kanalen 122 voor de luchtstroming afgeheeld, met de openingen 129 van de capillairen 128 voor de rookstroom bij het mondeinde 118 van het kernorgaan 114 15 in een cirkelvormige reeks om de langsas van het kernorgaan 114 aangebracht. De uitlaatopening 129 van elk capillair 128 voor de rookstroom ligt dicht nabij, in hoofdzaak radiaal in lijn met en in hoofdzaak radiaal naar binnen op afstand van een luchtuitlaatopening 123 van een van de kanalen 122 voor lucht stroming. Bij voorkeur zijn de kanalen 122 20 voor luchtstroming en de capillairen voor de rookstroom zodanig bemeten en in aantal dat in een totale lucht/rookverhouding van ongeveer 3:1 voorzien wordt. Omdat in de afbeelding van fig. 3 en 4 het aantal capillairen 128 voor de rookstroom gelijk is aan het aantal luchtkanalen 122 is bijgevolg het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk kanaal 122 voor 25 de luchtstroming ongeveer driemaal het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk van de capillairen 128 voor rook. De afstand tussen een luchtuitlaat 123 van een kanaal 122 voor de luchtstroom en de rookuitlaat 129 van een rookcapillair 128 in de nabijheid daarvan, is zo klein als praktisch mogelijk is waarbij toch een scheiding van rook- en luchtondoor- 30 latend materiaal daartussen overblijft. Bovendien is bepaald dat van voordeel zijnde resultaten verkregen worden indien het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk van de rookcapillairen tussen ongeveer 0,00125 cm^ en ongeveer 0,00385 cm^ ligt.
Zoals bij de uitvoeringen van fig. 1 en 2, wordt eveneens beoogd 35 dat de capillairen 128 voor de rookstroom verschillende diameters hebben om in een geprogrammeerde rookstroming daardoor te voorzien.
Zoals afgebeeld zijn de rookuitlaatopeningen 129 en de uitlaatope-ningen 123 voor ventilatielucht naar binnen van het mondeinde 118 uitgenomen. In de uitvoering van fig. 3 en 4 wordt het uitnemen van de 40 rookuitlaatopeningen 129 en de uitlaatopeningen 123 voor ventilatie- 84 0 1 4 8 9 • * 9 lucht verwezenlijkt door het vormen van holten waarin de rook en ventilatielucht ontladen worden. Het aantal holten 130 is in aantal gelijk aan het aantal in lijn liggende, gegroepeerde lucht- en rookuitlaatope-ningen, en een bepaald gegroepeerd paar lucht- en rookuitlaatopeningen 5 ontlaadt lucht en rook in gescheiden stromen in de verschillende holten 130. Elke holte 130 strekt zich van de omtrek van het kernorgaan 114 in hoofdzaak radiaal van het kernorgaan naar het midden daarvan uit. Zoals afgebeeld is elke holte 130 open naar het kernmondeinde 118 en alle holten 130 zijn in wederzijdse stroomverbinding bij het nabij liggende 10 midden van het kernorgaan 118.
Vanneer de roker aan een geventileerd mondstuk 110 zuigt, wordt ventilatielucht in de ringvormige accumulatiegroef 124 voor lucht gezogen door de openingen 126 in het mondstukmateriaal 120. De lucht stroomt via de inlaatopeningen 125 van de accumulatiegroef 124 voor 15 lucht in de ventilatiekanalen 122 voor lucht, en wordt door de uitlaat-openingen 123 bij het mondeinde 118 in de holten 130 ontladen. De ringvormige accumulatiegroef 124 werkt als distributie-orgaan om de drukval van de ventilatielucht te sturen en in een gelijkmatige verdeling van de ventilatielucht die in de ventilatiekanalen 122 stroomt te voorzien.
20 Tegelijkertijd wordt rook uit de tabakskolom 112 door de capillairen 128 voor de rookstroom gezogen en door de uitlaatopeningen 129 in de open holten 130 bij het mondeinde 118 van het kernorgaan 114 ontladen.
De ventilatielucht uit de ventilatiekanalen 122 vermengd met de niet gefilterde rook uit de capillairen 128, verdunt de rook en veroorzaakt 25 turbulentie. De lucht en rook verlaten het mondeinde 118 van het kernorgaan 114 dicht nabij de omtrek van het mondeinde en hebben een verbeterd ondergaan van de smaak voor de roker tot gevolg.
Fig. 5 en 6 tonen een verdere van voordeel zijnde uitvoering van een geventileerd mondstuk, in het geheel aangegeven met verwijzingscij-30 fer 210, volgens de onderhavige uitvinding, en bevestigd aan een tabakskolom 212 van een sigaret. Het mondstuk 210 is afgebeeld met een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 214, vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal en met een rookinlaateinde 216 en een mondeinde 218. Het kernorgaan 214 ligt coaxiaal bij één einde van de ta-35 bakskolom 212 met het inlaateinde 216 liggend naast het einde van de tabakskolom 212. Het kernorgaan 214 is door luchtdoorlatend mondstukmateriaal 220 bevestigd aan de tabakskolom 212 afgebeeld, welk materiaal het kernorgaan 214 omgeeft en een deel van de tabakskolom 212 bedekt.
Het mondstukmateriaal 220 is gedeeltelijk niet opgewikkeld afgebeeld om 40 details van het kernorgaan 214 te tonen.
8401489 ♦ « 10
Het kernorgaan 214 omvat een veelheid ventilatiekanalen 222 voor lucht die zich door tenminste een deel van het kernorgaan 214 uitstrekken. De ventilatiekanalen 222 voor lucht zijn als zich in hoofdzaak in de langsrichting uitstrekkende groeven afgebeeld gevormd in het om-5 treksoppervlak van het kernorgaan 214. Zoals afgebeeld omvatten de luchtkanalen 222 vier groeven die op gelijke afstand liggen langs de omtrek van het kernorgaan, hoewel tussen drie en zeven luchtkanalen 222 op van voordeel zijnde wijze gebruikt kunnen worden. Elke groef is, zoals aangegeven door verwijzingscijfer 223, open naar het mondeinde 218 10 van het kernorgaan 214 en strekt zich daarvandaan in in hoofdzaak longitudinale richting van het kernorgaan 214 uit over een afstand die kleiner is dan de lengte van het kernorgaan. De luchtkanalen of groeven 222 geven ventilatielucht daardoor af naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde 218. De stroom van uitsluitend ventilatielucht 15 in de ventilatiekanalen 222 is als zijnde verwezenlijkt door middel van het luchtdoorlatend mondstukmateriaal 220 afgebeeld. Als voorbeeld wordt in de luchtdoorlatendheid voorzien door middel van kleine openin-gen 226 gevormd door het mondstukmateriaal in verbinding met de ventilatiekanalen 222 voor lucht. Alternatief kan het mondstukmateriaal ver-20 vaardigd zijn van een poreus materiaal.
Het kernorgaan 214 is afgebeeld met verder een rookdistributieka-mer 227 gevormd bij het inlaateinde 216 van het kernorgaan 214 open naar de tabakskolom 212 door middel van bijvoorbeeld een poort 227A.
Een veelheid van capillairen 228 voor de rookstroom strekt zich door · 25 het kernorgaan 214 van de distributiekamer 227 voor rook bij het rook-inlaateinde 216 naar het mondeinde 218 van het kernorgaan uit. Elk capillair 228 voor de rookstroom is open naar de distributiekamer 227 voor rook en open, zoals afgebeeld door het verwijzingscijfer 229, naar het mondeinde 218 van het kernorgaan, waardoor in de stroom van uit-30 sluitend niet gefilterde rook door de capillairen 228 van de distributiekamer 227 voor rook voorzien wordt naar de buitenkant van het kernorgaan 214 bij het mondeinde 218. Het aantal capillairen 228 voor de rookstroom is afgebeeld als zijnde gelijk in aantal aan het aantal ventilatiekanalen 222 voor lucht met de uitlaatopeningen 229 van de capil-35 lairen 228 voor de rookstroom bij het mondeinde 218 van het kernorgaan in een cirkelvormige reeks om de langsas van het kernorgaan aangebracht· De uitlaatopening 229 van elk capillair 228 voor de rookstroom ligt dicht nabij, en is afgebeeld als zijnde in hoofdzaak radiaal in lijn met en in hoofdzaak radiaal naar binnen op afstand liggend van een 40 luchtuitlaatopening 223 van een van de kanalen 222 voor de luchtstro- 84 0 1 4 8 9 - 4 11 ming. Bij voorkeur moet de lucht/rookverhouding ongeveer 3:1 zijn en daarom is, omdat in de afgeheelde uitvoering het aantal rookcapillairen 228 en luchtkanalen 222 gelijk is, het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk van de kanalen 222 voor de luchtstroming ongeveer driemaal het dwars-5 doorsnede-oppervlak van elk van de capillairen 228 voor de rookstroming waarbij het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk van de capillairen 228 voor de rookstroom in de ordegrootte tussen ongeveer 0,00125 cm^ en ongeveer 0,00385 cm2 ligt. De afstand tussen een luchtuitlaatopening 223 en een rookuitlaatopening 229 in de nabijheid ervan is zo klein als 10 praktisch mogelijk is waarbij toch een deel rook- en luchtondoorlatend materiaal daartussen overblijft. Zoals afgebeeld zijn van delen van de capillairen 228 voor de rookstroom direct stroomopwaarts van de rook-uitlaatopeningen 229, de langsassen met een hoek gericht ten opzichte van de langsas van het kernorgaan zodat de delen van de capillairen 228 15 direct stroomopwaarts van de uitlaatopeningen een hoek naar buiten maken ten opzichte van de omtrek van het kernorgaan in een richting naar het mondeinde 218. Dat wil zeggen dat de langsassen van de capillairen 228 direct stroomopwaarts van de uitlaatopeningen in de richting van de rookstroom daardoor divergeren. Zoals afgebeeld zijn van de delen van 20 de capillairen 228 voor de rook direct stroomafwaarts van de rookdis-tributiekamer 227 de langsassen onder een hoek gericht naar de langsas van het kernorgaan in een richting van de distributiekamer 227 voor rook naar het mondeinde van het kernorgaan.
Zoals afgebeeld zijn de open rookuitlaatopeningen 229 van de ca-25 pillairen 228 voor rook en de uitlaatopeningen 223 voor ventilatielucht van de luchtkanalen 222 naar binnen van het kernmondelnde 218 uitgenomen. Het uitnemen van de rookuitlaatopeningen en de luchtuitlaatopenin-gen wordt verwezenlijkt door het vormen van holten 230 waarin de rook en ventilatielucht ontladen worden. Het aantal holten 230 is gelijk aan 30 het aantal gegroepeerde lucht- en uitlaatopeningen, waarbij een bepaald paar lucht- en uitlaatopeningen lucht en rook in gescheiden stromen in een bepaalde holte 230 ontlaadt. Elke holte 230 strekt zich van de omtrek van het kernorgaan 21'- in hoofdzaak radiaal van het kernorgaan naar het midden daarvan uit. Zoals afgebeeld is elke holte 230 open 35 naar het mondeinde 218 van de kern en alle holten 230 bevinden zich in onderlinge stromende verbinding bij het nabij liggende midden van het kernorgaan 214.
Wanneer een roker aan het geventileerde mondstuk 210 zuigt, wordt ventilatielucht door de openingen 226 in het mondstukmateriaal 220 in 40 de luchtkanalen 222 gezogen. De lucht stroomt door de ventilatiekanalen
84 0 1 4 B S
* * 12 222 voor lucht, en wordt door de uitlaatopeningen 223 bij het mondeinde 218 in de holten 230 ontladen. Gelijktijdig wordt rook uit de tabaksko-lom 212 door poort 227A bij het inlaateinde 216 van het kernorgaan 214 in de distributiekamer 227 voor rook gezogen en stroomt niet gefilterd 5 door de capillairen 228, en wordt in de holten 230 bij het mondeinde 218 van het kernorgaan door de uitlaatopeningen 229 van de capillairen ontladen. De radiale naar buiten gerichte hoek van de capillairen 228 voor rook stroomopwaarts van de uitlaatopeningen 229 richt de stroom rook die daaruit naar buiten treedt in een in hoofdzaak radiaal naar 10 buiten gaande richting van het kernorgaan waarbij deze in de stroom ventilatielucht botst die uit de uitlaatopeningen 223 van de kanalen 222 voor de luchtstroming komt, waardoor de rook verdunt, waarbij turbulentie verkregen wordt en waarbij de verdunde rook in hoofdzaak radiaal naar buiten ten opzichte van het mondstuk gedragen wordt tot de 15 dichte nabijheid van de smaakorganen van de roker.
Fig. 7 en 8 tonen een andere van voordeel zijnde uitvoering van een geventileerd mondstuk, in het geheel aangegeven met verwijzingscij-fer 310, volgens de onderhavige uitvinding en bevestigd aan een tabakskolom 312 van een sigaret. Het mondstuk 310 is afgebeeld met een in 20 hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 314, vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal en met een rookinlaateinde 316 en een mondeinde 318. Het kernorgaan 314 is coaxiaal geplaatst bij ién einde van de tabakskolom 312 met het inlaateinde 316 nabij één einde van de tabakskolom 312 liggend. Het kernorgaan 314 is door luchtdoorlatend mond-25 stukmateriaal 320 bevestigd aan tabakskolom 312 afgebeeld, welk mond-stukmateriaal het kernorgaan 314 omgeeft en een deel van de tabakskolom 312 bedekt. Het mondstukmateriaal 320 is gedeeltelijk niet opgewikkeld afgebeeld om details van het kernorgaan 314 te tonen.
Het kernorgaan 314 omvat een veelheid van kanalen 322 voor venti-30 latielucht, die zich in hoofdzaak in langsrichting langs tenminste een deel van het kernorgaan 314 uitstrekken. Hoewel fig. 7 vier kanalen 322 voor ventilatielucht toont die op gelijke afstand van elkaar langs de omtrek van het kernorgaan 314 liggen, zijn bij voorkeur tussen drie en zeven luchtkanalen 322 in het kernlichaam 314 aanwezig. Elk kanaal voor 35 ventilatielucht omvat een groefdeel 322A en een coaxiaal in lijn liggend gesloten leidingdeel 322B. Het groefdeel 322A is gevormd in het omtreksoppervlak van het kernorgaan 314, dat zich in de langsrichting van het kernorgaan uitstrekt vanaf een plaats dicht bij het inlaateinde 316 van het kernorgaan naar een plaats tussen het inlaateinde 316 van 40 het kernorgaan en het mondeinde 318 van het kernorgaan, waarbij het sa- 8401^89 * * 13 mengaat met het coaxiaal in lijn liggende» gesloten leidingdeel 322B, dat gevormd is binnen het kernorgaan en zich van de plaats van samengaan naar het mondeinde 318 van het kernorgaan uitstrekt· Het gesloten leidingdeel 322B van elk kanaal 322 mondt» zoals aangegeven door ver-5 wijzingscijfer 323, uit in het mondeinde 318 van het kernorgaan en mondt, zoals aangegeven door verwijzingseijfer 325, uit in het groef-deel 322A. De uitlaatopening 323 van elk kanaaldeel 322B ligt naar binnen op afstand van het omtreksoppervlak van het kernorgaan 314. De stroming van uitsluitend ventilatielucht in de kanalen 322 voor venti-10 latielucht is afgebeeld als zijnde verwezenlijkt door middel van het luchtdoorlatende mondstukmateriaal 320. Als voorbeeld is de doorlatend-heid voor lucht verwezenlijkt door middel van kleine openingen 326 gevormd door het mondstukmateriaal in verbinding met de groefdelen 322A van de kanalen 322 voor ventilatielucht. Alternatief kan het mondstuk-15 materiaal vervaardigd zijn van een poreus materiaal.
Het kernorgaan 314 is afgebeeld met bovendien een distributiekamer 327 voor rook gevormd bij het inlaateinde 316 van het kernorgaan 314 en open naar de tabakskolom 312 door middel van bijvoorbeeld een poort 327A. Een veelheid van capillairen 328 voor de rookstroom strekt zich 20 door het kernorgaan 314 uit vanaf de distributiekamer 327 voor rook bij het inlaateinde 316 voor rook naar het mondeinde 318 van het kernorgaan 314. Elk capillair 328 voor de rookstroom is open naar de distributiekamer 327 voor rook en open, zoals aangegeven door verwijzingseijfer 329, naar het mondeinde 318 van het kernorgaan, waardoor in de stroom 25 ongefilterde rook door de capillairen 328 van de distributiekamer 327 voor rook naar de buitenkant van kernorgaan 314 bij het mondeinde 318 voorzien wordt. Zoals afgebeeld is het aantal capillairen 328 voor de rookstroom gelijk aan het aantal kanalen 322 voor ventilatielucht. De uitlaatopeningen 329 van de capillairen 328 voor de rookstroom bij het 30 mondeinde 318 van het kernorgaan zijn in een cirkelvormige reeks om de langsassen van het kernorgaan aangebracht. De uitlaatopening 329 van elk capillair 328 voor de rookstroom ligt dicht nabij, in hoofdzaak radiaal in lijn met en in hoofdzaak radiaal naar binnen op afstand van een uitlaatopening 323 voor lucht van een van de kanalen 322 voor de 35 luchtstroming. De lucht/rookverhouding ligt bij voorkeur bij ongeveer 3:1, en daarom is in de in fig. 7 en 8 afgeheelde uitvoering het dwars-doorsnede-oppervlak van elk van de kanalen 322 voor luchtstroming ongeveer driemaal het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk van de capillairen 328 voor de rookstroom. Evenals bij de andere hiervoor besproken uit-40 voeringen ligt het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk capillair 328 voor 8401489 * » 14 rook bij voorkeur tussen ongeveer 0,00125 cm^ en ongeveer 0,00385 cm^. De afstand tussen een uitlaatopening 323 voor lucht en een uitlaatope-ning 329 voor rook in de nabijheid ervan is zo klein mogelijk maar waarbij toch een scheiding van voor lucht en rook ondoorlatend mate-5 riaal daartussen blijft. Zoals afgebeeld zijn de capillairen voor de rookstroom met de langsassen daarvan met een hoek ten opzichte van de langsassen van het kernorgaan 314 gericht, zodat deze een hoek naar buiten maken naar de omtrek van het kernorgaan in een richting naar het mondeinde 318.
10 Zoals afgebeeld zijn de uitlaatopeningen 329 voor rook van de ca pillairen 328 voor rook en de uitlaatopeningen 323 voor ventilatielucht van de luchtkanalen 322 naar binnen van het mondeinde 318 uitgenomen. Het uitnemen van de uitlaatopeningen voor rook en uitlaatopeningen voor lucht wordt verwezenlijkt door het vormen van holten 330 waarin de rook 15 en ventilatielucht ontladen worden. Het aantal holten 330 is gelijk aan het aantal gegroepeerde uitlaatopeningen voor lucht en rook en een bepaald gegroepeerd paar uitlaatopeningen voor lucht en rook ontlaadt lucht en rook in gescheiden stromen in een van de holten 330. Elke holte 330 strekt zich van de omtrek van het kernorgaan 314 in hoofdzaak 20 radiaal van het kernorgaan naar het midden daarvan uit. Zoals afgebeeld is elke holte 330 open naar het mondeinde 318 van de kern en zijn alle holten 330 in onderlinge stromende verbinding bij het nabij liggende midden van het kernorgaan 314.
Wanneer een roker aan het geventileerde mondstuk 310 zuigt, wordt 25 ventilatielucht in de luchtkanalen 322 gezogen door de openingen 326 in het mondstukmateriaal 320. De lucht stroomt door de kanalen 322 voor ventilatielucht en wordt door de uitlaatopeningen 323 bij het mondeinde 318 in de holten 330 ontladen. Gelijktijdig wordt rook uit de tabakskolom 312 in de distributiekamer 327 voor rook gezogen door de poort 327A 30 bij het inlaateinde 316 van het kernorgaan 314 en stroomt ongefilterd door de capillairen 328, en wordt bij het mondeinde 318 van het kernorgaan door de uitlaatopeningen 329 van de capillairen ontladen in de holten 330. De radiaal naar buiten gerichte hoek van de capillairen 328 voor rook stuurt de stroom rook die daaruit naar buiten treedt in een 35 hoofdzakelijk radiaal buiten liggende richting van het kernorgaan waarbij de stroom rook in de stroom ventilatielucht botst, die van de uitlaatopeningen 323 van de kanalen 322 voor luchtstroming afkomstig is, waardoor de rook verdund wordt, daarin turbulentie verkregen wordt en de verdunde rook in hoofdzaak radiaal naar buiten ten opzichte van het 40 mondstuk gebracht wordt dicht nabij de smaakorganen van de roker.
84 0 1 4 8 9 15
Fig. 9 en 10 tonen een verdere van voordeel zijnde uitvoering van een geventileerd mondstuk, in het geheel aangegeven met verwijzingscij-fer 410, volgens de onderhavige uitvinding en bevestigd aan een tabakskolom 412 van een sigaret. Het mondstuk 410 is afgeheeld met een in 5 hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 414, vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal en met een rookinlaateinde 416 en een mond-einde 418. Het kernorgaan 414 is coaxiaal geplaatst bij één einde van de tabakskolom 412 met het inlaateinde 416 liggende naast één einde van de tabakskolom 412. Het kernorgaan 414 is bevestigd door luchtdoorla-10 tend mondstukmateriaal 420 dat het kernorgaan 414 omgeeft en een deel van de tabakskolom 412 bedekt, aan de tabakskolom 412 afgeheeld. Het mondstukmateriaal 420 is gedeeltelijk niet opgewikkeld afgebeeld om details van het kernorgaan 414 te tonen.
Het kernorgaan 414 omvat een veelheid van kanalen 422 voor venti-15 latielucht die zich in hoofdzaak in langsrichting langs tenminste een deel van het kernorgaan 414 uitstrekken. De kanalen 422 voor ventilatielucht zijn als zich in hoofdzaak in langsrichting uitstrekkende gesloten leidingen afgebeeld, die binnen het kernorgaan 414 gevormd zijn en open zijn, zoals aangegeven door verwijzingscijfer 423, naar het 20 mondeinde 418 van het kernorgaan 414 voor het daardoor afleveren van ventilatielucht naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde 418. Zoals afgebeeld omvatten de luchtkanalen 422 drie leidingen die op gelijke afstand van elkaar in een cirkelvormige reeks liggen waarbij de open uitlaat 423 daarvan naar binnen op afstand liggen van het omtreks-25 oppervlak van het kernorgaan 414. De stroming van uitsluitend ventilatielucht in de kanalen 422 voor ventilatielucht wordt verwezenlijkt door middel van een ringvormige accumulatiegroef 424 voor ventilatielucht, gevormd in de omtrek van het kernorgaan 414. Van elk van de kanalen 422 voor ventilatielucht mondt, zoals aangegeven door verwij-30 zingscijfer 425, één einde in de ringvormige accumulatiegroef 424 voor lucht uit om een stromende verbinding voor lucht te verwezenlijken tussen de ringvormige groef 424 en de luchtkanalen 422. De openingen 425 van de luchtkanalen 422 in de ringvormige groef 424 liggen bij voorkeur op gelijke afstand om de groef 424. De stroom van ventilatielucht uit 35 de omgeving in de accumulatiegroef 424 voor ventilatielucht is verwezenlijkt door middel van het luchtdoorlatende mondstukmateriaal afgebeeld. De luchtdoorlatendheid wordt bijvoorbeeld verkregen door middel van kleine openingen 426 gevormd door het mondstukmateriaal in verbinding staande met de accumulatiegroef 424 voor ventilatielucht. Het 40 mondstukmateriaal 420 kan vervaardigd worden van een poreus materiaal
84 0 1 4 8 S
16 waardoor de openingen 426 voor luchtstroming overbodig worden.
Het kernorgaan 414 omvat verder een veelheid van capillairen 428 voor de rookstroom die zich door het kernorgaan 414 uitstrekken vanaf het inlaateinde 416 voor rook naar het mondeinde 418 van het kernorgaan 5 414. Elk capillair voor de rookstroom is bij één einde naar het inlaat einde 416 open en is zoals aangegeven door verwijzingscijfer 429 bij het tegenoverliggende einde open naar het mondeinde 418 van het kernorgaan, waardoor in de stroom van uitsluitend rook door de capillairen 428 voor rook van het inlaateinde 416 naar de buitenkant van het kern-10 orgaan 414 bij het mondeinde 418 voorzien wordt. De veelheid van capillairen 428 voor de rookstroom zijn als voorbeeld dubbel in aantal ten opzichte van het aantal luchtkanalen 422 afgebeeld en meer in het bijzonder zijn er zes afgebeeld. De capillairen 428 voor rook zijn in paren gegroepeerd met de uitlaatopeningen 429 van elk paar capillairen 15 voor rook dicht nabij de uitlaatopening 423 van een van de kanalen 422 voor lucht aangebracht. De uitlaatopeningen 429 van elk paar capillairen 428 voor rook liggen aan beide zijden op afstand van en in hoofdzaak radiaal ten opzichte van het kernorgaan 414 binnen de aangrenzende uitlaatopeningen 423 van het luchtkanaal 422. De luchtkanalen 422 en 20 rookcapillairen 428 geven bij voorkeur een lucht/rookverhouding van ongeveer 3:1. Bovendien is bepaald dat van voordeel zijnde resultaten verkregen worden indien het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk van de capillairen voor rook tussen ongeveer 0,00125 cm^ en ongeveer 0,00385 cm^ ligt.
25 Zoals afgebeeld zijn de uitlaatopeningen 429 voor rook en de uit laatopeningen 423 voor ventilatielucht naar binnen van het mondeinde 418 van het kernorgaan uitgenomen. In de uitvoering van fig. 9 en 10, wordt het uitnemen verwezenlijkt door het vormen van holten 430 waarin de rook en ventilatielucht ontladen worden. Het aantal holten 430 is in 30 aantal gelijk aan het aantal gegroepeerde uitlaatopeningen voor rook en lucht. In de uitvoering van fig. 9 en 10, zijn drie van dergelijke holten 430 aanwezig, en een van de gegroepeerde uitlaatopeningen voor lucht en rook ontlaadt lucht en rook in gescheiden stromen in een van de holten 430.
35 Indien een roker aan het geventileerde mondstuk 410 zuigt, wordt ventilatielucht in de ringvormige accumulatiegroef 424 voor lucht gezogen door de openingen 426 in het mondstukmateriaal 420. De lucht stroomt uit de accumulatiegroef 424 voor lucht door de inlaatopeningen 426 in de kanalen 422 voor ventilatielucht, en wordt ontladen door de 40 uitlaatopeningen 423 bij het mondeinde 418 in de holten 430. De ring- 3401489 * -¾ 17 vormige accumatiegroef 424 werkt als een distributie-orgaan om de drukval van de ventilatielucht te regelen en voorziet in een gelijkmatige verdeling van ventilatielucht die in de luchtkanalen 422 stroomt. Gelijktijdig wordt rook uit de tabakskolom 412 door de rookcapillairen 5 428 gezogen en ontladen door de uitlaatopeningen 429 in de open holten 430 bij het mondeinde 418 van het kernorgaan 414. De ventilatielucht uit de kanalen 422 voor lucht vermengt met de niet gefilterde rook uit de capillairen 428 waardoor de rook verdund wordt en turbulentie veroorzaakt wordt. De lucht en rook die het mondeinde 418 van het kernor-10 gaan 414 verlaten nabij de omtrek van het mondeinde hebben een verbeterde ondervinding van de smaak voor de roker tot gevolg.
In de fig* 11 en 12 is een geventileerd mondstuk afgeheeld, in het geheel aangegeven met verwijzingscijfer 510, bevestigd aan een tabakskolom 512 van een sigaret. Het mondstuk 510 is afgebeeld met een in 15 hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 514, vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal en met een rookinlaateinde 516 en een mondeinde 518. Duidelijk moet begrepen worden dat het kernorgaan 514 voor alle hierboven beschreven kernorganen universeel is, dat wil zeggen elk van de kernorganen kan als het kernorgaan 514 beschouwd worden. Daarom 20 zijn geen details van de capillairen voor rook en kanalen voor de luchtstroming in fig. 11 en 12 afgebeeld noch worden deze hierna besproken. Het kernorgaan 514 is coaxiaal bij ëën einde van de tabakskolom 512 geplaatst met het inlaateinde 516 nabij het einde van de tabakskolom 512 liggend. Het is te voorzien dat het kernorgaan 514 ver-25 vaardigd zal worden van een verhoudingsgewijs hard, glad kunststofmate-riaal waaraan het moeilijk kan zijn om op hechtende wijze mondstukmate-riaal 520 te bevestigen. Zoals afgebeeld, wordt om dit mogelijke probleem te overwinnen, het kernorgaan 514 omgeven met een luchtdoorlatend omhulsel 521, en is het opgewikkelde kernorgaan bevestigd aan de ta-30 bakskolom 512 door het luchtdoorlatende mondstukmateriaal 520 dat het omwikkelde kernorgaan omgeeft en een deel van de tabakskolom 512 bedekt. Het mondstukmateriaal is hechtend bevestigd aan het omhulsel 521 en het bedekte deel van de tabakskolom 512. In fig. 11 zijn zowel het luchtdoorlatende omhulsel 521 en het luchtdoorlatende mondstukmateriaal 35 520 in een gedeeltelijk niet opgewikkelde toestand getoond om het ver band daarvan ten opzichte van het kernorgaan 514 duidelijker te tonen. Teneinde de dikte van het luchtdoorlatende omhulsel 521 te compenseren, wordt voorgesteld om de diameter van het kernorgaan 514 kleiner te doen zijn dan de diameter van de tabakskolom 512 in een omvang die in hoofd-40 zaak gelijk is aan tweemaal de dikte van het luchtdoorlatende omhulsel 34 0 1 4 3 9 18 521, zodat de omtrek van het omhulde kernorgaan 514 in hoofdzaak gelijk ligt met de omtrek van de tabakskolom 512.
Bovenstaande gedetailleerde beschrijving is in hoofdzaak vanwege de duidelijkheid en het begrip gegeven en daaruit moeten geen onnodige 5 beperkingen begrepen worden met betrekking tot wijzigingen die duidelijk zullen zijn voor degene bekwaam in de stand der techniek bij het lezen van deze beschrijving en welke wijzigingen uitgevoerd kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige uitvinding te geraken.
8401480
Claims (16)
1. Geventileerd mondstuk voor een sigaret, met het kenmerk, dat deze omvat: een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan vervaardigd van een lucht-5 en rookondoorlatend materiaal, waarbij het kernorgaan een rookinlaat-einde en mondeinde heeft; middelen die een veelheid van ventilatiekanalen voor de luchtstroming begrenzen, die zich over tenminste een deel van het kernorgaan uitstrekken, waarbij de kanalen voor luchtstroming naar het mondeinde 10 van het kernorgaan open zijn en in de stroom van uitsluitend ventilatielucht daardoor naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde voorzien; middelen aanwezig voor de stroom van uitsluitend ventilatielucht in de ventilatiekanalen voor de luchtstroming; 15 middelen die een veelheid van capillairen voor de rookstroom be grenzen, die zich door het kernorgaan uitstrekken van het inlaateinde voor rook naar het mondeinde van het kernorgaan, waarbij elk capillair voor de rookstroom open is naar het inlaateinde voor rook van het kernorgaan, waarbij elk capillair voor de rookstroom open is naar het in-20 laateinde voor rook van het kernorgaan en open is naar het mondeinde van het kernorgaan waardoor in de stroming van uitsluitend rook van het inlaateinde van het kernorgaan naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde voorzien wordt; en waarbij de openingen van de capillairen voor de rookstroom bij het 25 mondeinde van het kernorgaan naar binnen in hoofdzaak radiaal op afstand liggen van het kernorgaan ten opzichte van de openingen van de ventilatiekanalen voor de luchtstroom bij het mondeinde van het kernorgaan.
2. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het middel 30 dat in de stroming van uitsluitend ventilatielucht in het tenminste ene ventilatiekanaal voor lucht voorziet omvat: middelen die een ringvormige groef in de omtrek van het kernorgaan begrenzen, waarbij de ventilatiekanalen voor de luchtstroom in stromende verbinding voor lucht zijn met de ringvormige groef; en 35 middelen die in de stroming van uitsluitend ventilatielucht in de ringvormige groef voorzien.
3. Mondstuk volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de openingen van de veelheid van capillairen voor de rookstroom bij het mondeinde van het kernorgaan naar binnen van het mondeinde van het mondstuk 40 uitgenomen zijn; en ö -ï ö 1 4 3 9 dat de openingen van de ventilatiekanalen voor de luchtstroming bij het mondeinde van het kernorgaan naar binnen van het mondeinde van het mondstuk uitgenomen zijn.
4. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten-5 minste dat deel van de capillairen voor de rookstroom stroomopwaarts van de rookuitlaatopeningen van de capillairen voor de rookstroom met een hoek naar buiten ten opzichte van de langsas van het kernorgaan gericht zijn naar de omtrek van het kernorgaan in een richting naar het mondeinde van het kernorgaan voor het richten van de stroom rook die 10 daaruit naar buiten treedt in een in hoofdzaak radiaal naar buiten zijnde richting van het kernorgaan en naar de stroom ventilatielucht die uit de kanalen voor de luchtstroming komt.
5. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze bovendien middelen omvat die een veelheid van zich in 15 hoofdzaak radiaal uitstrekkende holten begrenzen, die gevormd zijn in en open zijn naar het mondeinde van het kernorgaan, waarbij tenminste één capillair voor rook in stromende verbinding is met elke open holte, en waarbij tenminste één kanaal voor ventilatielucht in stromende verbinding met elke open holte staat.
6. Mondstuk volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat alle open holten in onderlinge stromende verbinding zijn bij het nabij liggende midden van het kernorgaan.
7. Geventileerd mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dit bovendien omvat middelen die een distributie- 25 kamer voor rook begrenzen in het kernorgaan; waarbij de veelheid van capillairen voor de rookstroom in stromende verbinding voor rook staat met de distributiekamer voor rook voor het ontvangen van rook daaruit.
8. Geventileerd mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het middel aanwezig voor de stroming van uitslui- 30 tend ventilatielucht in de kanalen voor ventilatielucht luchtdoorlatend mondstukmateriaal omvat dat het kernorgaan omgeeft.
9. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aantal capillairen voor de rookstroom gelijk in aantal is aan het aantal kanalen voor de luchtstroom.
10. Mondstuk volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat elk van de openingen van de capillairen voor de rookstroom bij het mondeinde van het kernorgaan in hoofdzaak radiaal in lijn ligt met een van de openingen van de ventilatiekanalen voor de luchtstroming bij het mondeinde van het kernorgaan.
11. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het 8401489 kenmerk, dat de openingen van de capillairen voor de rookstroom bij het mondeinde van het kernorgaan in paren gegroepeerd zijn, en dat elk paar openingen in de nabijheid van de openingen van een van de luchtkanalen bij het mondeinde van het kernorgaan aangebracht is.
12. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kanalen voor de luchtstroming en de capillairen voor de rookstroom een stromingsverhouding lucht/rook van ongeveer 3:1 afgeven bij het mondeinde van het kernorgaan.
13. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat elk van de capillairen voor de rookstroom een dwarsdoor- snede-oppervlak tussen ongeveer 0,00125 cm^ en ongeveer 0,00385 cm^ heeft.
14. Sigaret omvattende een tabakskolom, met het kenmerk, dat deze bovendien omvat: 15 een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan vervaardigd van een lucht en rookondoorlatend materiaal, waarbij het kernorgaan een rookinlaat-einde en een mondeinde heeft, en waarbij het kernorgaan coaxiaal aangebracht is bij één einde van de tabakskolom met het rookinlaateinde liggende naast het einde van de tabakskolom; 20 middelen die een veelheid van ventilatiekanalen voor de luchtstro- ming begrenzen door tenminste een deel van het kernorgaan en elk met een open luchtuitlaat naar het mondeinde van het kernorgaan; middelen die een veelheid van capillairen voor de rookstroom begrenzen die zich door het kernorgaan van het rookinlaateinde naar het 25 mondeinde van het kernorgaan uitstrekken en elk met een open rookuit-laat naar het mondeinde van het kernorgaan; waarbij de openingen van de capillairen voor de rookstroom bij het mondeinde van het kernorgaan naar binnen in hoofdzaak radiaal op afstand liggen van het kernorgaan ten opzichte van de openingen van de 30 ventilatiekanalen voor de luchtstroom bij het mondeinde van het kernorgaan; en, een luchtdoorlatend mondstukmateriaal dat het kernorgaan omgeeft en een deel van de tabakskolom bedekt om het kernorgaan aan de tabakskolom te bevestigen.
15. Sigaret volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het omge vende mondstukmateriaal zich in de langsrichting van het kernorgaan voorbij het mondeinde uitstrekt waardoor een uitgenomen gebied bij het mondeinde van het kernorgaan begrensd wordt.
16. Sigaret volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat deze 40 bovendien omvat: 84 0 1 4 S 9 V een luchtdoorlatend omhulsel dat het kernorgaan omgeeft; en, waarbij het mondstukmateriaal het omwikkelde kernorgaan omgeeft. I I 1111-1 34014U
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US49297883 | 1983-05-09 | ||
US06/492,978 US4515170A (en) | 1983-05-09 | 1983-05-09 | Ventilated mouthpiece for a smoking article |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8401489A true NL8401489A (nl) | 1984-12-03 |
Family
ID=23958392
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8401489A NL8401489A (nl) | 1983-05-09 | 1984-05-09 | Belucht mondstuk voor een rookartikel. |
Country Status (19)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4515170A (nl) |
JP (1) | JPS59224682A (nl) |
AR (1) | AR231903A1 (nl) |
AU (1) | AU547055B2 (nl) |
BE (1) | BE899560A (nl) |
BR (1) | BR8402154A (nl) |
CA (1) | CA1208517A (nl) |
DE (1) | DE3415842A1 (nl) |
DK (1) | DK227484A (nl) |
ES (6) | ES279221Y (nl) |
FI (1) | FI841836A (nl) |
FR (1) | FR2545697A1 (nl) |
GB (1) | GB2141918A (nl) |
GR (1) | GR82050B (nl) |
IL (1) | IL71726A0 (nl) |
LU (1) | LU85339A1 (nl) |
NL (1) | NL8401489A (nl) |
NO (1) | NO841831L (nl) |
SE (1) | SE8402421L (nl) |
Families Citing this family (39)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB8330894D0 (en) * | 1983-11-18 | 1983-12-29 | British American Tobacco Co | Smoking-article mouthpiece elements |
US4620557A (en) * | 1983-12-05 | 1986-11-04 | Brown & Williamson Tobacco Corporation | Cigarette having a mouthpiece and method of making same |
US4646762A (en) * | 1983-12-05 | 1987-03-03 | Brown & Williamson Tobacco Corporation | Cigarette having a mouthpiece |
US4540005A (en) * | 1983-12-05 | 1985-09-10 | Brown & Williamson Tobacco Corporation | Cigarette having a mouthpiece |
US4580584A (en) * | 1984-02-21 | 1986-04-08 | Brown & Williamson Tobacco Corporation | Cigarette filter |
GB8407671D0 (en) * | 1984-03-23 | 1984-05-02 | Brritish American Tobacco Co L | Smoking article mouth-piece elements |
GB2160407B (en) * | 1984-06-22 | 1987-12-16 | British American Tobacco Co | Improvements relating to smoking article mouthpieces |
US4582072A (en) * | 1984-06-25 | 1986-04-15 | Brown & Williamson Tobacco Corporation | Cigarette filter |
US4681125A (en) * | 1985-03-06 | 1987-07-21 | Brown & Williamson Tobacco Corporation | Mouthpiece for tobacco smoke article |
GB8531656D0 (en) * | 1985-12-23 | 1986-02-05 | British American Tobacco Co | Smoking articles |
GB8713904D0 (en) * | 1987-06-15 | 1987-07-22 | Tabac Fab Reunies Sa | Filter for smoking articles |
US5195543A (en) * | 1991-10-28 | 1993-03-23 | American Filtrona Corporation | Balanced flow tobacco smoke filter |
DE4205658A1 (de) * | 1992-02-25 | 1993-08-26 | Reemtsma H F & Ph | Ventilierte filtercigarette |
US5392792A (en) * | 1993-04-13 | 1995-02-28 | R. J. Reynolds Tobacco Company | Reduced gas phase cigarette |
GB9917820D0 (en) | 1999-07-29 | 1999-09-29 | American Filtrona Corp | Filter for a cigarette and filter-tipped cigarette |
US8240315B2 (en) * | 2005-12-29 | 2012-08-14 | Philip Morris Usa Inc. | Smoking article with improved delivery profile |
US7987856B2 (en) | 2005-12-29 | 2011-08-02 | Philip Morris Usa Inc. | Smoking article with bypass channel |
JP5417166B2 (ja) | 2006-03-28 | 2014-02-12 | フィリップ・モーリス・プロダクツ・ソシエテ・アノニム | 制限器を有する喫煙物品 |
US8353298B2 (en) * | 2006-07-12 | 2013-01-15 | Philip Morris Usa Inc. | Smoking article with impaction filter segment |
US8424539B2 (en) * | 2006-08-08 | 2013-04-23 | Philip Morris Usa Inc. | Smoking article with single piece restrictor and chamber |
US8235056B2 (en) * | 2006-12-29 | 2012-08-07 | Philip Morris Usa Inc. | Smoking article with concentric hollow core in tobacco rod and capsule containing flavorant and aerosol forming agents in the filter system |
TW200911138A (en) * | 2007-03-09 | 2009-03-16 | Philip Morris Prod | Smoking articles with restrictor and aerosol former |
US20080216850A1 (en) * | 2007-03-09 | 2008-09-11 | Philip Morris Usa Inc. | Restrictor attachment for unfiltered smoking article |
TW200911141A (en) * | 2007-03-09 | 2009-03-16 | Philip Morris Prod | Super recessed filter cigarette restrictor |
TW200900014A (en) * | 2007-03-09 | 2009-01-01 | Philip Morris Prod | Smoking article filter with annular restrictor and downstream ventilation |
US20100059075A1 (en) * | 2008-09-09 | 2010-03-11 | Steve Woodson | Ventilated smoking material perforation apparatus and method |
US20100059072A1 (en) * | 2008-09-09 | 2010-03-11 | Steve Woodson | Ventilated smoking material perforation apparatus, method and product |
AR080556A1 (es) | 2009-10-09 | 2012-04-18 | Philip Morris Prod | Diseno de filtro para mejorar el perfil sensorial de articulos para fumar con boquilla de filtro de carbono |
US20110083687A1 (en) * | 2009-10-09 | 2011-04-14 | Philip Morris Usa Inc. | Cigarette filter to reduce smoke deliveries in later puffs |
US8424540B2 (en) * | 2009-10-09 | 2013-04-23 | Philip Morris Usa Inc. | Smoking article with valved restrictor |
US8905037B2 (en) * | 2009-10-15 | 2014-12-09 | Philip Morris Inc. | Enhanced subjective activated carbon cigarette |
US9138016B2 (en) | 2010-03-26 | 2015-09-22 | Philip Morris Usa Inc. | Smoking articles with significantly reduced gas vapor phase smoking constituents |
US9854839B2 (en) | 2012-01-31 | 2018-01-02 | Altria Client Services Llc | Electronic vaping device and method |
CN105192883B (zh) * | 2015-10-09 | 2018-09-14 | 云南恩典科技产业发展有限公司 | 一种内置独立芯棒的旋转滤棒 |
US20190098928A1 (en) | 2017-10-02 | 2019-04-04 | Essentra Filter Products, Inc. | Smoking article filter |
EP3651591B1 (en) * | 2017-10-02 | 2020-12-09 | Essentra Filter Products Development Co. Pte. Ltd | Smoking article filter |
USD993524S1 (en) * | 2021-09-09 | 2023-07-25 | Hemp Tips, Ltd. | Tip for hand-rolled cigarettes |
KR20240075376A (ko) * | 2022-11-22 | 2024-05-29 | 주식회사 이엠텍 | 가열식 궐련 |
US11930839B1 (en) | 2023-02-07 | 2024-03-19 | Dimitry Boss | Cigarette loading machines and method therefore |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4023576A (en) * | 1973-11-21 | 1977-05-17 | Liggett & Myers Incorporated | Cigarette mouthpiece for controlling flow |
AU4119078A (en) * | 1977-11-18 | 1980-05-08 | Philip Morris Inc | Filter system |
US4256122A (en) * | 1979-04-11 | 1981-03-17 | Brown & Williamson Tobacco Corporation | Cigarette filter |
EP0025327B1 (en) * | 1979-09-07 | 1984-07-18 | Philip Morris Incorporated | Cigaret mouthpiece |
CA1156533A (en) * | 1980-05-01 | 1983-11-08 | Henry G. Horsewell | Smoking articles |
DE3105454C2 (de) * | 1981-02-14 | 1985-06-05 | Fabriques de Tabac Réunies S.A., Neuchâtel | Stabförmiger, rauchbarer Artikel mit einem Filterstab am Mundende und Vorrichtung zur Herstellung eines solchen Artikels |
AU559296B2 (en) * | 1981-07-06 | 1987-03-05 | Cigarette Components Limited | Filter device |
US4406294A (en) * | 1982-02-16 | 1983-09-27 | Brown & Williamson Tobacco Corporation | Cigarette filter |
-
1983
- 1983-05-09 US US06/492,978 patent/US4515170A/en not_active Expired - Lifetime
-
1984
- 1984-04-27 DE DE19843415842 patent/DE3415842A1/de not_active Withdrawn
- 1984-04-27 AU AU27415/84A patent/AU547055B2/en not_active Ceased
- 1984-04-27 LU LU85339A patent/LU85339A1/fr unknown
- 1984-04-30 AR AR296499A patent/AR231903A1/es active
- 1984-05-02 IL IL71726A patent/IL71726A0/xx unknown
- 1984-05-02 BE BE0/212860A patent/BE899560A/fr not_active IP Right Cessation
- 1984-05-03 GB GB08411390A patent/GB2141918A/en not_active Withdrawn
- 1984-05-04 SE SE8402421A patent/SE8402421L/ not_active Application Discontinuation
- 1984-05-07 GR GR74630A patent/GR82050B/el unknown
- 1984-05-08 NO NO841831A patent/NO841831L/no unknown
- 1984-05-08 DK DK227484A patent/DK227484A/da not_active Application Discontinuation
- 1984-05-08 FI FI841836A patent/FI841836A/fi not_active Application Discontinuation
- 1984-05-08 BR BR8402154A patent/BR8402154A/pt unknown
- 1984-05-09 FR FR8407093A patent/FR2545697A1/fr active Pending
- 1984-05-09 NL NL8401489A patent/NL8401489A/nl not_active Application Discontinuation
- 1984-05-09 ES ES1984279221U patent/ES279221Y/es not_active Expired
- 1984-05-09 JP JP59092722A patent/JPS59224682A/ja active Granted
- 1984-05-09 CA CA000453974A patent/CA1208517A/en not_active Expired
- 1984-10-01 ES ES1984281677U patent/ES281677Y/es not_active Expired
- 1984-10-01 ES ES1984281675U patent/ES281675Y/es not_active Expired
- 1984-10-01 ES ES1984281676U patent/ES281676Y/es not_active Expired
- 1984-10-01 ES ES1984281678U patent/ES281678Y/es not_active Expired
- 1984-10-01 ES ES1984281674U patent/ES281674Y/es not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
ES281675Y (es) | 1985-12-16 |
SE8402421D0 (sv) | 1984-05-04 |
AU547055B2 (en) | 1985-10-03 |
ES281675U (es) | 1985-05-16 |
IL71726A0 (en) | 1984-09-30 |
FI841836A0 (fi) | 1984-05-08 |
ES281678U (es) | 1985-05-16 |
BE899560A (fr) | 1984-08-31 |
CA1208517A (en) | 1986-07-29 |
GR82050B (nl) | 1984-12-12 |
SE8402421L (sv) | 1984-11-10 |
ES279221Y (es) | 1985-11-16 |
FR2545697A1 (fr) | 1984-11-16 |
JPS6122947B2 (nl) | 1986-06-03 |
DE3415842A1 (de) | 1984-11-15 |
BR8402154A (pt) | 1984-12-18 |
LU85339A1 (fr) | 1984-10-26 |
NO841831L (no) | 1984-11-12 |
ES279221U (es) | 1985-04-16 |
ES281674U (es) | 1985-05-16 |
DK227484D0 (da) | 1984-05-08 |
AU2741584A (en) | 1984-11-15 |
ES281677U (es) | 1985-05-16 |
US4515170A (en) | 1985-05-07 |
ES281678Y (es) | 1985-12-16 |
ES281676Y (es) | 1985-12-16 |
DK227484A (da) | 1984-11-10 |
ES281676U (es) | 1985-05-16 |
ES281677Y (es) | 1985-12-16 |
GB8411390D0 (en) | 1984-06-06 |
ES281674Y (es) | 1985-12-16 |
JPS59224682A (ja) | 1984-12-17 |
AR231903A1 (es) | 1985-04-30 |
GB2141918A (en) | 1985-01-09 |
FI841836A (fi) | 1984-11-10 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8401489A (nl) | Belucht mondstuk voor een rookartikel. | |
NL8401492A (nl) | Belucht mondstuk voor een rookartikel. | |
US4517996A (en) | Ventilated filter and smoke dispersing mouthpiece | |
NL8403576A (nl) | Sigaret met een mondstuk. | |
NL8403646A (nl) | Van filter voorziene sigaret. | |
KR20110038700A (ko) | 흡연 제품용 필터 | |
FI70513B (fi) | Cigarrettfilter | |
US4540005A (en) | Cigarette having a mouthpiece | |
US4438776A (en) | Cigarette filter | |
NL8403592A (nl) | Mondstuk voor een sigaret en een sigaret met mondstuk. | |
US4557281A (en) | Filtered cigarette | |
US4620557A (en) | Cigarette having a mouthpiece and method of making same | |
JPS6188868A (ja) | たばこ用吸口体 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |