NL8403592A - Mondstuk voor een sigaret en een sigaret met mondstuk. - Google Patents

Description

' j; N.0. 32885 1

Mondstuk voor een sigaret en een sigaret met mondstuk.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op rook-verdunnende inrichtingen en meer in het bijzonder op een mondstuk voor een sigaret of dergelijke, dat het teeraandeel nagenoeg uitsluitend door ventilatie vermindert.

5 Het is algemeen bekend in de stand der techniek om filters aan si garetten toe te voegen, waarbij de filters voorzien zijn van ventila-tiemiddelen om omgevingslucht in het filter te brengen om de rook die door het filter stroomt te verdunnen. De verdunning van rook vermindert de hoeveelheid rookdeeltjes alsmede de zich in gasfase bevindende com-10 ponenten, die aan de mond van de roker toegevoerd worden.

Een andere wijze voor het verdunnen van de rook is het omhulsel-materiaal van de tabakskolom luchtdoorlatend te maken, hetgeen het inbrengen van lucht langs de hele lengte van de tabakskolom mogelijk maakt, waar deze mengt met de rookstroom die door de tabakskolom gaat, 15 waardoor.de rook verdund wordt.

Een nog andere methode is het voorzien in zich in hoofdzaak in de langsrichting uitstrekkende ventilatiegroeven voor lucht in de omtrek van een filter, welke groeven open zijn naar het mondeinde van het filter. De gefilterde rook die het mondeinde van het filter verlaat wordt 20 gemengd met de ventilatielucht, die uit de groeven voor ventilatielucht treedt in de mond van de roker, waarbij de rook verdund wordt. Voorbeelden van sigarettefilters met groeven voor het inbrengen van ventilatielucht in het filtereinde zijn bekend uit de volgende Amerikaanse octrooischriften 3.577.995; 3.572.347; 3.490.461; 1.718.122; 3.778.330; 25 3.773.053; 3.752.165; 3.638.661; 3.608.561; 3.910.288 en 4.256.122.

Eveneens is voorgesteld om in een sigarettefilter te voorzien, dat een combinatie van met lucht verdunde gefilterde rook en niet verdunde gefilterde rook afgeeft aan de mond van de roker. Een dergelijke sigarettefilter is getoond in het Amerikaanse octrooischrift 3.860.011 en 30 is gevormd van een hol filter omvattende een stijve niet deformeerbare buis, die een rookdoorgang begrenst voor het afgeven van niet gefilterde rook aan de mond van de roker, een concentrische laag filtermateri- ^ aal die de buis omgeeft, en een van openingen voorzien uitwendig omhulsel voor de doorgang van lucht in de laag filtermateriaal.

35 Inrichtingen voor het verdunnen van niet gefilterde rook met ven- 8403592 ΐ ? 2 tilatielucht voordat de rook de mond van de roker binnentreedt, zijn eveneens bekend. Een voorbeeld van een dergelijke inrichting wordt getoond in het Amerikaanse octrooischrift 3.552.399. De inrichting, die daar als een filter voor het homogeniseren van lucht en rook aangeduid 5 wordt, heeft een blind eindigende in het midden liggend axiale langs-doorgang open naar hetzij de mond van de roker hetzij een filterele-ment, een veelheid van langsdoorgangen die de in het midden liggende doorgang omgeven en zich evenwijdig daaraan uitstrekken, en dwarsdoor-gangen die de langsdoorgangen en de in het midden liggende doorgang met 10 elkaar verbinden alsmede met de omgevingslucht. Wanneer de sigaret waaraan de inrichting bevestigd is, gerookt wordt, gaan rook en omgevingslucht door de langsdoorgangen en de in het midden liggende doorgang, waarbij de rook en lucht gemengd worden voor afgifte aan de mond van de roker.

15 Eveneens zijn inrichtingen bekend voor het afgeven van niet gefil terde rook en ventilatielucht aan de mond van de roker. Dit het Amerikaanse octrooischrift 4.023.576 is bijvoorbeeld een sigaret bekend met een hol mondstuk, dat een rookkamer begrensd. De rookkamer wordt door twee op afstand liggende schotplaten gescheiden van de tabakskolom, die 20 een gekromde baan begrenzen die de rook moet afleggen voor de rookkamer binnen te treden. Het mondeinde van de kamer is gesloten met een wand, met een in het midden liggende opening voor de stroming van rook uit de rookkamer in de mond van de roker. Het uitwendige oppervlak van het mondstuk-is voorzien van langsgroeven, die samenwerken met een bedek-25 kend van openingen voorzien mondstukpapier om stroombanen voor ventilatielucht te begrenzen. Indien een roker aan het mondstuk trekt, wordt niet verdunde, niet gefilterde rook van de tabakskolom in de rookkamer gezogen en door de uitlaatopening in het midden van het mondstuk en in de mond van de roker gezogen. Tegelijkertijd wordt ventilatielucht naar 30 binnen gezogen door het mondstukpapier en de langsgroeven om met de niet verdunde rook in de mond van de roker te mengen.

De onderhavige uitvinding voorziet op van voordeel zijn wijze in een doelmatige inrichting van een mondstuk voor een sigaret voor het in hoofdzaak door ventilatie met omgevingslucht verminderen van het teer-35 aandeel. De onderhavige uitvinding voorziet eveneens in een mondstuk voor een sigaret, die de smaak van een sigaret die ondergaan wordt verbetert, terwijl het teeraandeel door ventilatie verminderd wordt.

Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een mondstuk voor een sigaret omvattende een voor lucht en rook ondoorlaat-40 baar kernorgaan met ten minste een einde met in hoofdzaak cilindrische 8403592 » 4 3 gedaante met een kleinere diameter dan de tabakskolom van de sigaret en geschikt om in hoofdzaak coaxiaal naast een einde van de tabakskolom van de sigaret aangebracht te worden, een in hoofdzaak cilindrisch gevormd huisorgaan met in hoofdzaak dezelfde diameter als de tabakskolom 5 concentrisch aangebracht over het kernorgaan en daarmee samenwerkend om een in hoofdzaak ringvormig kanaal te begrenzen dat open is bij beide einden daarvan, en middelen voor het dragen van het huisorgaan met coaxiaal radiaal op afstand liggend verband om het kernorgaan*

De onderhavige uitvinding voorziet verder in een mondstuk voor een 10 sigaret omvattende een in hoofdzaak cilindrische filterstop geschikt om coaxiaal aangebracht te worden bij een einde van de tabakskolom van de sigaret, waarbij de filterstop in hoofdzaak dezelfde diameter heeft als de tabakskolom, een veelheid van zich in hoofdzaak in langsrichting uitstrekkende groeven gevormd in de omtrek van de filterstop en zich 15 uitstrekkend van een einde naar het andere einde van de filterstop, waarbij de groeven langs de omtrék van de filterstop op afstand liggen, en een voor lucht en rook ondoorlatend kernorgaan met ten minste een einde met in hoofdzaak cirkelvormige gedaante met een kleinere diameter dan de filterstop aangebracht met het in hoofdzaak cirkelvoxmige einde 20 in hoofdzaak coaxiaal liggend naast het einde van de filterstop. tegenover de tabakskolom van de sigaret, een in .hoofdzaak cilindrisch gevormd hol huisorgaan met in hoofdzaak dezelfde diameter als de filterstop concentrisch aangebracht over het kernorgaan en daarmee samenwerkend om een in hoofdzaak ringvormig kanaal te begrenzen dat open is 25 naar beide einden daarvan, en middelen voor het dragen van het huisorgaan op zijn plaats om het kernorgaan.

De onderhavige uitvinding voorziet eveneens in een sigaret omvattende een in hoofdzaak cilindrisch gevormde tabakskolom, een voor lucht en rook ondoorlatend kernorgaan met ten minste een einde met in hoofd-30 zaak cirkelvormige gedaante met een kleinere diameter dan de tabakskolom coaxiaal liggend naast een einde van de tabakskolom aangebracht, een in hoofdzaak cilindrisch gevormde holle huls met in hoofdzaak dezelfde diameter als de tabakskolom concentrisch aangebracht om het kernorgaan en daarmee samenwerkend om een in hoofdzaak ringvormig ka-35 naai te begrenzen dat open is bij beide einden daarvan, middelen voor het dragen van het huisorgaan op zijn plaats om het kernorgaan, mond-stukmateriaal langs de omtrek ten minste een deel van de huls omgevend en ten minste het deel van de tabakskolom nabij het huisorgaan bedekkend, waarbij het huisorgaan aan de tabakskolom bevestigd wordt, en 40 middelen voor het voorzien in de stroom ventilatielucht uit de omgeving / 8403592 < » 4 door de wand van de tabakskolom en in het inwendige van de tabakskolom.

De onderhavige uitvinding voorziet verder in een sigaret omvattende een in hoofdzaak cilindrisch gevormde tabakskolom, een filterstop 5 coaxiaal aangebracht bij een einde van de tabakskolom, waarbij de filterstop in hoofdzaak dezelfde diameter heeft als de tabakskolom, een veelheid van zich in hoofdzaak in langsrichting uitstrekkende groeven gevormd in de omtrek van de filterstop zich uitstrekkend van een einde naar het andere einde van de filterstop, waarbij de groeven langs de 10 omtrek van de filterstop op afstand liggend aangebracht zijn, een voor lucht en rook ondoorlatend kernorgaan met ten minste een einde met in hoofdzaak cirkelvormige gedaante met een kleinere diameter dan de filterstop aangebracht met het cirkelvormige einde coaxiaal liggend naast het einde van de filterstop tegenover de tabakskolom, een in hoofdzaak 15 cilindrisch gevormd hol huisorgaan met in hoofdzaak dezelfde diameter als de filterstop coaxiaal aangebracht om het kernorgaan en daarmee samenwerkend om een in hoofdzaak ringvormig kanaal te begrenzen dat open is bij beide einden daarvan, middelen voor het dragen van het huisorgaan op zijn plaats om het kernorgaan, mondstukmateriaal dat de filter-20 stop langs de Omtrek omgeeft, alsmede ten minste een deel van het huisorgaan en ten minste het deel van de tabakskolom aangrenzend aan de filterstop bedekkend, waardoor het huisorgaan en de filterstop aan de tabakskolom bevestigd worden, en middelen die voorzien in de stroming van ventilatielucht uit de omgeving door het mondstukmateriaal in ten 25 minste de groeven gevormd in de filterstop.

De verschillende kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden aan de hand van de onderstaande beschrijving en bijgaande tekeningen, waarin overeenkomstige verwijzings-cijfers in de verschillende figuren betrekking hebben op dezelfde de-30 len, en waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret, waarbij het mondstukmateriaal gedeeltelijk afgewikkeld getoond is om details duidelijker te tonen; 35 figuur 2 een langsdoorsnedeaanzicht van het mondstuk van figuur 1 is, zoals gezien in de richting van de pijlen 2-2 in figuur 1; figuur 3 een eindaanzicht is van het mondstuk zoals gezien in de richting van de pijlen 3-3 in figuur 2; figuur 4 een langsdoorsnedeaanzicht is van het mondstuk overeen-40 komstig aan dat getoond in figuren 1-3 met enige wijzigingen; 8403592 5 P * figuur 5 een perspectivisch aanzicht is van een andere van voordeel zijnde uitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret, waarbij bet mond-stukmateriaal gedeeltelijk afgewikkeld getoond is om details duidelij-5 ker te tonen; figuur 6 een langsdoorsnedeaanzicht is in de richting van de pijlen 6-6 in figuur 5; en figuur 7 een eindaanzicht van het mondstuk is zoals gezien in de richting van de pijlen 7-7 in figuur 6.

10 Figuur 1 tot en met 3 tonen een voorkeursuitvoering van een mond stuk» in het geheel aangegeven met verwijzingscijfer 10, volgens de onderhavige uitvinding en bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret.

Het mondstuk 10 is afgebeeld als omvattende een voor lucht en rook ondoorlatend kernorgaan 14, met ten minste een in hoofdzaak cirkelach-15 tig gevormd einde 16 met een kleinere diameter dan de tabakskolom 12, in hoofdzaak coaxiaal liggend naast een einde 18 van de tabakskolom 12.

Zoals afgebeeld is het kernorgaan 14 in hoofdzaak cilindrisch in vorm hoewel beoogd wordt dat andere vormen zoals bijvoorbeeld een conische vorm gebruikt kunnen worden. Een cilindrisch gevormd huisorgaan 20 dat 20 eveneens voor rook en lucht ondoorlatend is met een uitwendige diameter die ongeveer 0,3 mm kleiner is dan de tabakskolom 12 van een sigaret en een inwendige diameter die groter is dan de diameter van het cirkelvormige einde van het kernorgaan 14, is concentrisch aangebracht over het kernorgaan 14 en werkt samen met het kernorgaan 14 om een in hoofdzaak 25 ringvormig kanaal 22 te begrenzen. Het ringvormige kanaal 22 is bij beide einden 24 en 26 daarvan open. Een open kanaaleinde 24 is open naar het einde 18 van de tabakskolom 12 en het andere open kanaaleinde 26 is open naar het mondeinde van het mondstuk 10. Zoals afgebeeld valt het huisorgaan 20 in de langsrichting samen met het kernor-30 gaan 14 .

Draagmiddelen, zoals een veelheid van op afstand liggende zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkende banen 28, die het kernorgaan 14 en het huisorgaan 20 over het ringvormige kanaal 22 verbinden, houden het huisorgaan 20 op zijn plaats om het kernorgaan 14. Bij voorkeur zijn de 35 banen 28 als een geheel gevormd met het kernorgaan 14 en het huisorgaan 20.

Het kernorgaan 14, huisorgaan 20 en banen 28 kunnen door extrusie vervaardigd worden en vervaardigd zijn uit feitelijk elk voor lucht en rook ondoorlatend materiaal, zoals bijvoorbeeld een kunststofmateri-40 aal.

/ 8403592 V * 6

Mondstukmateriaal 30, bijvoorbeeld van het soort algemeen bekend in de stand der techniek, zoals een vel papier, omgeeft langs de omtrek ten minste een deel van het huisorgaan 20 en bedekt ten minste het deel van de tabakskolom 12 nabij het huisorgaan 20 waardoor het hulsor-3 gaan 20 aan de tabakskolom 12 bevestigd wordt. Zoals algemeen bekend in de stand der techniek kan het mondstukmateriaal 30 aan het huisorgaan 20 en het bedekte deel van de tabakskolom 12 bevestigd worden door een kleefmiddel.

Het mondstukmateriaal 30 dat de tabakskolom 12 en de wand van het 10 · bedekte deel van de tabakskolom 12 bedekt is luchtdoorlatend. Zoals afgebeeld in figuur 1 en 2 wordt de luchtdoorlatendheid bijvoorbeeld verwezenlijkt door kleine openingen 32 voor luchtstroming, gevormd door het mondstukmateriaal 30 en de wand van de tabakskolom 12, nabij het einde 18 van de tabakskolom nabij het huisorgaan 20. Alternatief kunnen 15 het mondstukmateriaal 30 en de wand van de tabakskolom van een poreus materiaal vervaardigd worden. Alternatief kunnen de openingen 32 gevormd worden door de wand van de tabakskolom 12 stroomopwaarts van de rand van het mondstukmateriaal 30.

Gebleken is dat om een gewaarborgd bevestigen van het hulsor-20 gaan 20 aan de tabakskolom 12 te verzekeren, het van voordeel is om een omgevende laag omhuiselmateriaal (niet afgebeeld) te gebruiken tussen het omtreksoppervlak van het huisorgaan 20 en het mondstukmateriaal 30. Een voorbeeld van een dergelijk omhuiselmateriaal is een luchtdoorlatend stopomhulsel.

25 Indien een-roker aan het mondstuk 10 trekt, wordt ventilatielucht in de tabakskolom 12 door de openingen 32 nabij het einde 18 van de tabakskolom 12 gezogen, en mengt met de rook die door de tabakskolom 12 gaat. De verdunde rook treedt het ringvormige kanaal 22 door het open kanaaleinde 24 binnen, verlaat het ringvormige kanaal door het tegen-30 overliggende open ringvormige kanaaleinde 26 en treedt de mond van de roker met en geconcentreerde toroidaal gevormde stroom vanaf de omtrek van het mondeinde van het mondstuk 10 binnen. 55

Figuur 4 toont een mondstuk 10A dat in elk opzicht gelijk is aan het mondstuk 10 uit figuur 1-3 behalve dat de openingen 32 voor venti-35 latielucht gevormd zijn door het mondstukmateriaal 30 en huisorgaan 20 om in de stroom ventilerende omgevingslucht in het ringvormige kanaal 22 stroomafwaarts van de tabakskolom 12 te voorzien in plaats van in de tabakskolom 12.

In figuur 5 tot en met 7 is een andere van voordeel zijnde uitvoe-40 ring van een mondstuk afgebeeld, in het geheel aangegeven met verwij- 8403592 7 zingscijfer 110, bevestigd aan een tabakskolom 12.

Het mondstuk 110 is afgebeeld als omvattende een in hoofdzaak cilindrisch gevormde filterstop 111 met in hoofdzaak dezelfde diameter als de tabakskolom 12 coaxiaal aangebracht bij een einde 118 van de ta-5 bakskolom 12 en daarnaast liggend. In het omtreksoppervlak van de filterstop 111 is een veelheid van zich in hoofdzaak in langsrichting uitstrekkende groeven 113 gevórmd, die zich van een einde naar het andere einde van de filterstop 111 uitstrekken. De groeven zijn langs de omtrek van filterstop 111 op afstand liggend afgebeeld. Een voor lucht en 10 rook ondoorlatend kernorgaan 114 met ten minste een in hoofdzaak cirkelvormig einde 116 met een kleinere diameter dan de filterstop 111 is aangebracht met het ten minste ene cirkelvormige einde 116 coaxiaal liggend naast de einde van de filterstop 111 tegenover tabakskolom 12. Het gebied van het cirkelvormige einde 116 van de filterstop 111 moet 15 een zodanige omvang hebben dat dit de groeven 113 niet blokkeert. Hiertoe is, zoals afgebeeld, de diameter van het cirkelvormige einde 116 van het kernorgaan 114 in hoofdzaak gelijk aan tweemaal de radiale afstand van de langshartlijn van de filterstop 111 naar het diepste punt bij de bodem van de groeven 113. Het kernorgaan 114 is bij voorkeur zo-20 danig aangebracht dat de omtreksrand van het kernorgaan 114 in hoofdzaak tangentiaal is ten opzichte van het diepste punt van de groeven 113 bij het open einde van de groeven bij het einde van de filterstop 111 dat naast het cirkelvormige einde 116 van het kernorgaan 114 ligt. Deze inrichting heeft tot gevolg dat de omtreksrand van het kern-25 orgaan 114 in hoofdzaak samenvalt met de groeven 113. Zoals afgebeeld is het kernorgaan 114 cilindrisch in gedaante, maar beoogd wordt dat andere vormen, zoals bijvoorbeeld een conische gedaante gebruikt kunnen worden. Een in hoofdzaak cilindrisch gevormd huisorgaan 120, dat eveneens voor lucht en rook ondoorlatend is, met in hoofdzaak dezelfde uit-30 wendige diameter als de tabakskolom 12 voor een sigaret en een inwendige diameter die groter is dan de diameter van het cirkelvormige einde 116 van het kernorgaan 114 is concentrisch aangebracht over het kernorgaan 114 en werkt met het kernorgaan samen om een ringvormig kanaal 122 te vormen. Het ringvormige kanaal 122 is open bij beide ein-35 den 124 en 126 daarvan. Een open kanaaleinde 124 is open naar het einde van de filterstop 111 tegenover de tabakskolom 12 en het andere open kanaaleinde 126 is open naar het mondeinde van het mondstuk 110. Zoals afgebeeld valt het huisorgaan 120 in de langsrichting samen met het kernorgaan 114. Draagmiddelen, zoals een veelheid van op afstand lig-40 gende, zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkende banen 128, die het kern- / 8403592 f ** 8 orgaan 114 en het huisorgaan 120 over het ringvormige kanaal 122 onderling verbinden, houden het huisorgaan 120 op zijn plaats om het kernorgaan 114. Bij voorkeur zijn de banen 128 als een geheel gevormd met het kernorgaan 114 en huisorgaan 120.

5 Het kernorgaan 114, huisorgaan 120 en banen 128 kunnen vervaardigd worden door extrusie en van werkelijk elk voor lucht en rook ondoorlatend materiaal, zoals bijvoorbeeld een kunststofmateriaal.

Het kernorgaan 114 kan vervaardigd worden van elk materiaal, zoals een ondoorlatend kunststofmateriaal of een materiaal dat in een aan-10 zienlijke drukval in langsrichting over de filterstop 111 voorziet, zoals een zeer dichte celluloseacetaatfilterbundel.

Mondstukmateriaal 130, bijvoorbeeld van het soort bekend in de stand der techniek, zoals een vel papier, omgeeft langs de omtrek de filterstop 111, ten minste een deel het huisorgaan 120 en bedekt ten 15 minste het deel van de tabakskolom 12 nabij de filterstop 111 waardoor het mondstuk 110 aan de tabakskolom 12 bevestigd wordt. Zoals algemeen bekend is in de stand der techniek kan het mondstukmateriaal 130 aan het huisorgaan 120, filterstop 111 en tabakskolom 12 bevestigd worden door een kleefmiddel.

20 Ten minste het deel van het mondstukmateriaal dat de filter stop 111 omgeeft is luchtdoorlatend. Zoals · afgeheeld in figuur 5 en 6 wordt deze luchtdoorlatendheid bijvoorbeeld verkregen door kleine ope-ningen 132 voor luchtstroming gevormd door het mondstukmateriaal 130, welke in verbinding staan met de groeven 113 van filterstop 111.

25 Gebleken is dat om het gewaarborgd bevestigen van het huisor gaan 120 aan de filterstop 111 te verzekeren, het van voordeel is om een laag (niet afgeheeld) te gebruiken die zowel het huisorgaan 120 als filterstop 111 onder het mondstukmateriaal 130 omgeeft. Een voorbeeld van een dergelijke omhulselmateriaal is een luchtdoorlatend stopomhul-30 sel.

Indien een roker aan het mondstuk 110 trekt, wordt ventilatielucht in de groeven 113 van de· filterstop 111 gezogen door de openingen 130 in het mondstukmateriaal. Tegelijkertijd wordt rook in de groeven 113 gezogen door de open einden van de groeven 113, waar de rook door de 35 lucht verdund wordt. De verdunde rook stroomt van de groeven 113 in het open kanaaleinde 124 en verlaat het ringvormige kanaal door het tegenoverliggende open ringvormige kanaaleinde 126 en treedt de mond van de roker met een geconcentreerde toroidaal gevormde stroom vanaf de omtrek van het mondeinde van het mondstuk 110 binnen. De inrichting van het 40 bij voorkeur in hoofdzaak samenvallen van de omtreksrand van het kern- 8403592 c . ; * 9 orgaan 114 en groeven 113 voorziet in een geleidelijke stroming van verdunde rook van de groeven 113 in het ringvormige kanaal 22.

De voorgaande gedetailleerde beschrijving is in hoofdzaak gegeven vanwege de duidelijkheid van het begrip en daaruit moeten geen onnodige 5 beperkingen begrepen worden met betrekking tot wijzingen die duidelijk zullen worden voor degene bekwaam in de stand der techniek bij het lezen van deze beschrijving en welke wijzigingen uitgevoerd kunnen worden zonder buiten het bereik of de gedachte van de onderhavige uitvinding te geraken.

8403592

Claims (20)

1. Mondstuk geschikt om bevestigd te worden aan een tabakskolom van een sigaret, met het kenmerk, dat dit omvat: een voor lucht en rook ondoorlatend kernorgaan met ten minste een 5 einde met in hoofdzaak cirkelvormige gedaante met een diameter kleiner dan de diameter van de tabakskolom en geschikt om in coaxiaal verband met de. tabakskolom aangebracht te worden met ten minste een cirkelvormig einde liggend naast een einde van de tabakskolom; een in hoofdzaak cilindrisch gevormde holle lucht en rook ondoor-10 latende huls met in hoofdzaak dezelfde diameter als de tabakskolom concentrisch aangebracht om het kernorgaan en daarmee samenwerkend om een ringvormig kanaal te begrenzen, dat open is bij beide einden daarvan; en middelen voor het dragen van het huisorgaan op zijn plaats om het 15 kernorgaan.

2. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het huisorgaan in hoofdzaak in langsrichting samenvalt met het kernorgaan.

3. Mondstuk volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het hulsdraagmiddel ten minste een baan omvat, die het 20 huisorgaan en het kernorgaan met elkaar verbindt.

4. Mondstuk vólgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dit bovendien middelen omvat voor de stroom van omgevingslucht in het ringvormige kanaal.

5. Mondstuk volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het stroom-25 middel voor omgevingslucht openingen omvat gevormd door het huisorgaan.

6. Mondstuk geschikt om bevestigd te worden aan een tabakskolom voor een sigaret, met het kenmerk, dat dit omvat: een in hoofdzaak cilindrisch gevormde filterstop geschikt om eo-30 axiaal aangebracht te worden bij een einde van de tabakskolom van de sigaret, waarbij de filterstop in hoofdzaak dezelfde diameter heeft als = de tabakskolom; middelen die een veelheid van zich in hoofdzaak in langsrichting uitstrekkende groeven begrenzen in het omtreksoppervlak van de filter-35 stop, waarbij de groeven zich uitstrekken van een einde naar het andere einde van de filterstop; een voor lucht en rook ondoorlatend kernorgaan met ten minste een einde met in hoofdzaak cirkelvormig gedaante met een diameter kleiner dan de diameter van de filterstop coaxiaal aangebracht ten opzichte van 40 het einde van de filterstop tegenover de tabakskolom met ten minste een 8403592 * cirkelvormig einde liggend naast het einde van de filterstop; een in hoofdzaak cilindrisch gevormde holle voor lucht en rook ondoorlatende huls, met in hoofdzaak dezelfde diameter als de filterstop concentrisch aangebracht om het kernorgaan en daarmee samenwerkend om 5 een ringvormig kanaal te begrenzen, dat open is aan beide einden daarvan; en middelen voor het dragen van het huisorgaan op zijn plaats om het kernorgaan*

7. Mondstuk volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de diameter 10 van de cirkelvormige einde van het kernorgaan dat naast een einde van de filterstop ligt ongeveer gelijk is aan tweemaal de radiale afstand van de langshartlijn van de filterstop tot het diepste punt bij de bodem van de groeven.

8. Mondstuk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de omtreks-15 rand van het kernorgaan in hoofdzaak tangentiaal is ten opzichte van het diepste punt van de groeven bij het open einde van de groeven bij dat einde van de filterstop dat naast het cirkelvormige einde van het kernorgaan ligt*

9. Mondstuk volgens êên van de conclusies 6-8, met het kenmerk, 20 dat het hulsdraagmiddel ten minste êên baanorgaan omvat, - dat het huisorgaan en kernorgaan met elkaar verbindt.

10. Mondstuk volgens êên van de conclusies 6-9, met het kenmerk, dat het huisorgaan in hoofdzaak in langsrichting samenvalt met het kernorgaan.

11. Sigaret omvattende een in hoofdzaak cilindrisch gevormde ta bakskolom, met het kenmerk, deze bovendien omvat: een voor lucht en rook ondoorlatend kernorgaan met ten minste een einde met in hoofdzaak cirkelvormige gedaante met een diameter die kleiner is dan de diameter van de tabakskolom in coaxiaal verband ten 30 opzichte van de tabakskolom aangebracht met ten minste een cirkelvormig einde liggend naast een einde van de tabakskolom; een in hoofdzak cilindrisch gevormde holle, voor lucht en rook ondoorlatende huls met in hoofdzaak dezelfde diameter als de tabakskolom concentrisch aangebracht om het kernorgaan en daarmee samenwerkend om 35 een ringvormig kanaal te begrenzen, dat open is bij beide einden daarvan; middel voor het dragen van het huisorgaan op zijn plaats om het kernorgaan; mondstukmateriaal dat ten minste een deel van het huisorgaan om-40 geeft en ten minste een deel van de tabakskolom nabij de huls bedekt, 8403592 & V * 12 waarbij de huls aan de tabakskolom bevestigd wordt.

12. Sigaret volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat deze middelen omvat voor het voorzien in de stroming van omgevingslucht in de tabakskolom nabij het einde daarvan nabij het huisorgaan.

13. Sigaret volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het stroom- middel openingen voor luchtstroming omvat door de wand van de tabakskolom.

14. Sigaret volgens êén van de conclusies 11-13, met het kenmerk, dat deze middelen omvat die in de stroming van omgevingslucht in het 10 ringvormige kanaal voorzien.

15. Sigaret volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het stroom-middel omvat openingen voor luchtstroming door het mondstukmateriaal en huisorgaan.

16. Sigaret omvattende een in hoofdzaak cilindrisch gevormde ta-15 bakskolom, met het kenmerk, dat deze bovendien omvat: een in hoofdzaak cilindrisch gevormde filterstop coaxiaal ten opzichte van een einde van de tabakskolom aangebracht, waarbij de filterstop in hoofdzaak dezelfde diameter heeft als de tabakskolom; middelen die een veelheid van zich in hoofdzaak in langsrichting 20 uitstrekkende groeven begrenzen in het omtreksoppervlak van de filterstop, waarbij de groeven'zich uitstrekken van êên einde naar het andere einde van de filterstop; een voor lucht en rook ondoorlatend kernorgaan met ten minste een einde met in hoofdzaak cirkelvormige gedaante met een diameter die 25 kleiner is dan de diameter van de filterstop coaxiaal ten opzichte van het einde van de filterstop aangebracht tegenover de tabakskolom met ten minste een cirkelvormig einde liggend naast het einde van de filterstop; een in hoofdzaak cilindrisch gevormde, holle, voor lucht en rook 30 ondoorlatende huls, met in hoofdzaak dezelfde diameter als de filterstop, concentrisch aangebracht om het kernorgaan en daarmee samenwerkend om een ringvormig kanaal te begrenzen dat bij beide einden daarvan open is; middelen voor het dragen van het huisorgaan op zijn plaats om het 35 kernorgaan; mondstukmateriaal dat langs de omtrek de filterstop omgeeft, alsmede ten minste een deel van het huisorgaan en ten minste een deel van de tabakskolom nabij de filterstop bedekkend, waardoor het huisorgaan en de filterstop aan de tabakskolom bevestigd worden.

17. Sigaret volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat deze boven- 8403592 r * 13 dien middelen omvat voor de stroom van omgevingslucht in de groeven gevormd in de omtrek van de filterstop.

18. Sigaret volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het stroom-middel omvat dat het mondstukmateriaal luchtdoorlatend is over ten minr 5 ste een deel van de groeven van de filterstop.

19. Sigaret Volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de luchtdoorlatendheid verkregen wordt door openingen gevormd door het mondstukmateriaal.

20. Sigaret volgens êin van de conclusies 16-19, met het kenmerk, 10 dat de diameter van het cirkelvormige einde van het kernorgaan liggend naast het ene einde van de filterstop in hoofdzaak gelijk is aan de dubbele radiale afstand van de langshartlijn van de filterstop tot het diepste punt bij de bodem van de groeven. -ooo-- 1 8403592