NL8400437A - Schakeling voor de signaalverwerking in een beeldweergeefinrichting. - Google Patents

Description

* « _ /¾ ΕΉΝ 10.938 1 N.V. Philips1 Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Schakeling voer de signaalverwerking in een beeldweergeefinrichting. .

De uitvinding heeft betrekking op een schakeling voor de signaalverwerking in een beeldweergeefinrichting, bevattende een lijn-signaalverwerkingstrap voor het verwerken van een lijnsignaal ten behoeve van de horizontale afbuiging en een audiosignaalverwerkingstrap 5 voer het verwerken van een audiosignaal ten behoeve van de geluidsweergave, waarbij de lijnsignaalverwerkingstrap voorzien is van een eerste klem die via een eerste in één richting stroomgeleidend element een voedingsklem is en waarbij de audiosignaalverwerkingstrap voorzien is van een tweede klemdie via een tweede in één richting stroomgeleidend ele-10 ment verbonden is met de eerste klem, waarbij de genoemde elementen in wezen niet gelijktijdig geleidend kunnen zijn.

Een dergelijke schakeling is uit de Duitse octrooiaanvrage 2.220.170 bekend. In deze bekende schakeling werden door de schakeling voor de horizontale afbuiging een aantal voedingsspanningen opge-15 wekt. Een van deze spanningen wordt via het eerste in één richting strocngeleidende element toegevoerd aan de eerste klem, die een voedings-klem is voor de lijnsignaalverwerkingstrap, en door een netgelijkrichter wordt een voedingsspanning rechtstreeks toegevoerd aan de tweede klem, die een voedingsklem is voor de audiosignaalverwerkingstrap, terwijl 20 het tweede in één richting stroangeleidende element, dat beide klemmen met elkaar verbindt, gesperd is. Gedurende een aanlooptijd na het inschakelen van de beeldweergeefinrichting is echter het eerste element gesperd terwijl het tweede element geleidend is, in welke tijd beide genoemde verwarkingstrappen door de netgelijkrichter .van voedingsenergie 25 worden voorzien.

Met de uitvinding wordt beoogd een schakeling van de bovengenoemde soort te verschaffen, waarbij de tweede klem een dubbele funktie heeft. Daartoe vertoont de schakeling volgens de uitvinding het kenmerk, dat de schakeling althans gedeeltelijk is opgenemen in een geïntegreerde 30 schakeling die van aansluitklentnen is voorzien waarmee de genoemde eerste en tweede klem inwendig gekoppeld zijn, waarbij de tweede klem bij het geleiden van het tweede en het sperren van het eerste in één richting stroangeleidende element een voedingsklem is voor de lijnsig- 8400437 «Γ r* * ν , I f ΡΗΝ 10.938 2 naalverwerkingstrap en bij het geleiden van het eerste en het sperren van het tweede in één richting stroomgeleidende element een volumeklem is voor de audiosignaalverwerkingstrap en waarbij een derde klem een voedingsklem is voor de audiosignaalverwerkingstrap.

5 Door de maatregel volgens de uitvinding heeft de tweede klem een funktie in zowel de lijnsignaal- als in de audiosignaalverwerkingstrap, dat zijn zeer verschillende trappen voor het verwerken van uiteenlopende signalen die elkaar zeker niet mogen beïnvloeden. Dank zij deze kombinatie van funkties kan het aantal aansluitklemmen van de ge-10 integreerde schakeling worden gereduceerd. Hierbij is de tweede klem geen voedingsklem voor de audiosignaalverwerkingstrap, hetgeen mogelijk is doordat deze trap via een andere klem van voedingsenergie wordt voorzien.

Met voordeel vertoont de schakeling het kenmerk, dat de ge-15 integreerde schakeling voorzien is van een eerste aansluitklem die inwendig met de derde klem en via het eerste in één richting stroomgelei-dende element met de eerste klem en uitwendig met een voedingsspannings-schakeling verbonden is, alsmede van een tweede aansluitklem die met de tweede klem verbonden is. Hierdoor is de eerste aansluitklem van 20 de geïntegreerde schakeling een voedingsklem voor beide genoemde ver-werkingstrappen, terwijl de tweede aansluitklem de twee vermelde furik-ties heeft.

Bevat de voedingsspanningsschakeling een netgelijkrichter, dan vertoont de schakeling het kenmerk, dat de tweede aansluitklem uit-25 wendig met een volume-instelinrichting verbonden is. Maakt, daarentegen, de voedingsspanningsschakeling deel uit van een met een uitgang van de lijnsignaalverwerkingstrap gekoppelde eindtrap, dan vertoont de schakeling het kenmerk, dat de tweede aansluitklem uitwendig verbonden is met een door de eindtrap bestuurde schakeltrap die bij het geleiden van het 30 tweede en het sperren van het eerste in één richting stroomgeleidende element de tweede aansluitklem verbindt met een stroombron die van de netspanning afgeleid is, waarbij de schakeltrap bij het geleiden van het eerste en het sperren van het tweede in één richting stroomgeleidende element de tweede aansluitklem verbindt met een volume-instelinrichting. 35 Een schakeling, waarbij de voedingsspanningsschakeling deel uitmaakt van een met een uitgang van de lijnsignaalverwerkingstrap gekoppelde eindtrap en waarbij een uitgang van de audiosignaalverwerkingstrap gekoppeld is met een audio-eindtrap die van een volume-instel in- 8 4 0 0 4 3 7 PHN 10.938 3 ?· 3 richting is voorzien, vertoont het kenmerk, dat de tweede aansluitklem uitwendig verbonden is met een stroombron die van de netspanning afgeleid is. Bij voorkeur vertoont in dit geval de schakeling het kenmerk, dat de audicsignaalverwerkingstrap een versterker bevat voor het ver-5 sterken van het audiosignaal, welke versterker de maximale versterking heeft.

De uitvinding zal aan de hand van de bijgaande figuren bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht. Hierin tonen; figuur 1 een eerste toepassing van de schakeling volgens de 10 uitvinding, figuur 2 een tweede toepassing van de schakeling volgens de uitvinding, figuur 3 een derde toepassing van de schakeling volgens de uitvinding, 15 figuur 4 een gedetailleerd principeschema van een deel van de schakeling volgens de uitvinding en figuur 5 een principeschema van een ander deel van de schakeling volgens de uitvinding.

In figuur 1 stelt 1 een geïntegreerde schakeling voor die 20 een aantal delen van een beeldweergeefinrichting, bijvoorbeeld een tele-visie-ontvanger, bevat. Een van deze delen is een lijnsignaalverwerkings-trap 2 waarin een lijnsignaal op bekende wijze wordt verwerkt ten behoeve van de horizontale afbuiging in een niet getekende beeldweergeef-buis. Schakeling 1 bevat ook een audiosignaalverwerkingstrap 3 waarin 25 een audiosignaal op bekende wijze wordt verwerkt ten behoeve van de geluidsweergave. Een uitgangssignaal van trap 2 wordt via een aansluit-klem B van schakeling 1 toegevoerd aan een lijneindtrap 4 die zich buiten schakeling 1 bevindt. Op soortgelijke wijze wordt een uitgangssignaal van trap 3 via een aansluitklem D van schakeling 1 toegevoerd 30 aan een audio-eindtrap 5 die zich buiten schakeling 1 bevindt.

Een verdere aansluitklem A van schakeling 1 is verbonden met een signaalklem E van trap 3. Tussen klem E en een voedingsklem F van trap 2 is een diode D2 opgencmen, waarbij de anode van diode D2 met klemmen A en E en de katode met klem F verbonden is. De anode van een 35 diode D1 is verbonden met een aansluitklem C van schakeling 1, terwijl de katode net klem F verbonden is. Klem C is ook verbonden met een voedingsklem G van trap 3 alsmede met de voedingsklennen van andere, niet getekende delen van de geïntegreerde schakeling 1. Van elk van de 8400437 7 r PHN 10.938 4 verschillende delen van schakeling 1 is een punt verbonden met een aan-sluitklem H van schakeling 1 die met massa verbonden is.

Buiten schakeling 1 bevindt zich ook een schakel trap 6 met een omschakelaar waarvan het moederkontakt 7 met klem A verbonden is.

5 Kontakt 7 kan onder besturing van een van lijneindtrap 4 afkomstig signaal/ hetzij met een keuzekontakt 8f hetzij met een keuzekontakt 9 worden verbonden. Kontakt 8 is via een weerstand 10 verbonden met de positieve klem van een gelijkspanningsbron waarvan de negatieve klem aan massa ligt en waarvan de spanning V_, van bijvoorbeeld 300 volt door

O

10 gelijkrichting van het elektrische net wordt afgeleid. Kontakt 9 is verbonden met een instelbare weerstand 11 waarvan de andere aansluiting aan massa ligt.

Bij het inschakelen van de beeldweergeefinrichting ontstaat spanning νβ terwijl nog geen spanning aanwezig is aan klem C. Schakel-15 trap 6 is in de toestand waarin kontakten 7 en 8 verbonden zijn met elkaar. Onder deze omstandigheden vloeit door weerstand 10 en diode D2 een stroom van ongeveer 6 mA naar klem F. Trap 2 bevat een ïijnoscilla-tor die begint te oscilleren/ reet het gevolg dat aan trap 4 een schakel-signaal wordt toegevoerd. Op bekende wijze wekt trap 4 de lijnafbuig-20 stroom alsmede de hoogspanning op ten behoeve van de eindanode van de beeldweergeefbuis. Trap 4 wekt ook voedingsspanningen op. Een van deze spanningen wordt aan klem C toegevoerd als voedingsspanning voor de delen van schakeling 1. Na een aanlooptijd na het inschakelen heeft deze spanning een waarde die reeds voldoende is voor de werking van de ge-25 noemde delen, waardoor trappen 2 en 3 de hiervoor bestemde signalen toegevoerd krijgen. Trap 4 wekt ook de voedingsspanning op ten behoeve van trap 5.

Op het tijdstip dat de spanning aan klem C hoger wordt dan de spanning aan klem A komt diode D1 in geleiding, waardoor diode D2 ge-30 sperd wordt. Klemmen F en C zijn nu verbonden en trap 2 wordt nu gevoed door de spanning aan klem C. Ook trap 3 wordt gevoed door deze spanning. In deze eindtoestand wordt schakeltrap 6 door eindtrap 4 zodanig bestuurd dat kontakten 7 en 9 nu met elkaar worden verbonden.

Trap 3 is op zodanige wijze ingericht dat weerstand 11, die nu met 35 klem E verbonden is, voor de instelling van het volume kan zorgen.

Uit het voorafgaande blijkt dat klem A gedurende de aanlooptijd verbonden is met de voedingsklem F van trap 2 voor het toevoeren van een voedingsstroom aan deze trap, in welke tijd deze stroon geen 8400437 EHN 10.938 5 invloed heeft pp trap 3. Na de aanlooptijd zijn klemmen A en F gescheiden van elkaar en is klem A een volumeklem voor het bepalen van de anplitude van het aan klem D toegevoerde audiosignaal. Hierbij kan het volume op andere, békende wijze warden ingesteld dan met behulp van 5 een instelbare veerstand, bijvoorbeeld met behulp van een instelbare spanning.

De uitvoering van figuur 1 geldt voor het geval dat de voedingsspanning voor trap 2 door lijneindtrap 4 wordt opgewekt, wat een uitwendige schakeltrap 6 noodzakelijk maakt. Figuur 2, waarin dezelfde 10 elementen als in figuur 1 dezelfde verwijzingssymbolen dragen, toont een uitvoering waarbij de voedingsspanning voor trap 2 alsmede voor de andere delen van schakeling 1, en ook voor trap 5, geleverd wordt, niet door eindtrap 4, doch door een op het elektrische net aangesloten voe-dingsspanningsschakeling 12. Bi figuur 2 is schakeling 1 identiek aan 15 de schakeling 1 van figuur 1. Klem A is verbonden met een volume-instel-inrichting, bijvoorbeeld veerstand 11, terwijl klem C met schakeling 12 verbonden is. In figuur 2 is geen aanloopverschijnsel en klem A heeft geen andere funktie dan de volume-instelling. Hierbij is de spanning aan deze klem steeds lager dan de spanning aan klem C zodat diode D1 voort-20 durend geleidend is terwijl diode D2 gesperd blijft.

De geïntegreerde schakeling 1 van figuren 1 en 2 kan ook worden aangesloten zoals in figuur 3 is voorgesteld, m figuur 3 wordt de voedingsspanning voer trappen 2, 3 en 5 wederom door eindtrap 4 opgewekt. Het verschil met figuur 1 ligt daarin dat klem A zonder tussen-25 voeging van een schakelaar met weerstand 10 is verbonden, welke weerstand anderzijds pp spanning νβ aangesloten is. Tijdens de aanlooptijd wordt trap 2 via klem A en diode D2 voorzien van voedingsenergie, terwijl de spanning aan klem A geen invloed heeft op trap 3. Na de aanlooptijd zorgt via diode D1 de spanning aanklem C voor de voeding van 30 de verschillende delen van schakeling 1. Trap 3 is op zodanige wijze ingericht dat de amplitude van het aan klem D aanwezige audiosignaal de maximaal mogelijk waarde heeft, terwijl de instelling van het volume door middel van een geschikte inrichting plaatsvindt. Een instelpoten-tiemeter 13 kan bijvoorbeeld worden aangesloten tussen klem D en massa, 35 waarbij de loper met de ingang van trap 5 wordt verbonden, üit het vooraf- hst gaande blijkt dat ingeval van figuur 3 klem A geen andere funktie heeft dan gedurende de aanlooptijd voor de voeding van trap 2 te zorgen. Zowel in figuur 1 als in figuur 3 is weerstand 10 een stroombron voor 8400437

J "V

r l PHN 10.938 6 het leveren van de startstroom aan trap 2.

Figuur 4 toont in detail een schema van de audiosignaalver-werkingstrap 3 van de voorafgaande figuren. Tussen klem E, die verbonden is met klem A, en massa ligt het serienetwerk van drie weerstanden 21, 5 22 en 23. Het verbindingspunt van weerstanden 21 en 22 is verbonden met de katode van een diode 24 waarvan de anode verbonden is met de emitter van een npn-transistor 25. De basis van transistor 25 is verbonden met de kollektor van een npn-tr ans is tor 26 en met de katode van een zener-diode 27 waarvan de anode aan massa ligt. De basis van transistor 26 10 is verbonden reet de bases van twee verdere pnp-transistoren 28 en 29, met de katode van een diode 30 en met de kollektor van een npn-transis-tor 31 waarvan de emitter met het verbindingspunt van weerstanden 22 en 23 verbonden is. De kollektor van transistor 25, de anode van diode 30 en de emitters van transistoren 26, 28 en 29 zijn met klem G ver-15 bonden. Klem G is met klem C verbonden. De kollektor van transistor 28 is verbonden met de basis van transistor 31, met de emitter van een pnp-tr ans is tor 32 en met de emitter van een npn-tr ans is tor 33, terwijl de kollektor van transistor 29 verbonden is met een weerstand 34 en met een weerstand 35. De kollektor van transistor 32 en de andere aanslui-20 ting van weerstand 34 liggen aan massa, terwijl de bases van transistoren 32 en 33 verbonden zijn met elkaar en met het verbindingspunt van twee weerstanden 36 en 37 die tussen klem G en massa een spanningsdeler vormen. De kollektor van transistor 33 is met klem G verbonden. Trap 3 bevat ook een npn-transistor 38 waarvan de kollektor via een weerstand 25 39 verbonden is met het verbindingspunt van weerstanden 22 en 23 en' waarvan de basis verbonden is met de niet met transistor 29 verbonden aansluiting van weerstand 35, terwijl de emitter aan massa ligt. Tussen klemmen A en F ligt het serienetwerk van twee dioden 40 en 41 net de geleidingsrichting van A naar F, welke dioden de funktie hebben van 30 diode D2 in figuren 1, 2 en 3. Op soortgelijke wijze ligt tussen klemmen G en F het serienetwerk van twee dioden 42 en 43 met de geleidingsrichting van C naar F, welke dioden de funktie hebben van diode D1 in figuren 1, 2 en 3.

Met klem E is nog de basis verbonden van een pnp-transistor 44 35 waarvan de kollektor aan massa ligt, terwijl de emitter via een diode 45 met dezelfde geleidingsrichting en een weerstand 46 verbonden is met een weerstand 47 en^de basis van èen npn-transistor 48. De emitter van transistor 48 is verbonden met de emitter van een verdere npn-transis- 8400437 ΕΗΝ 10.938 7 tor 49 en met een stroombron 50. De koüektor van transistor 48 is verbonden met klem. D en met een weerstand 51 die anderzijds op klem G aangesloten is. De kolléktar van een npn-transistor 52 ên die van transistor 49 zijn eveneens aangesloten op klem G. De emitter van transistor 52 5 is verbonden met een veerstand 53/ die anderzijds verbonden is met de basis van transistor 49/ en met de· niet met transistor 48 verbonden aansluiting van transistor 47. Tassen de basis van transistor 49 en massa ligt een weerstand 54 en tussen de basis van transistor 52 en klem G ligt een weerstand 55/ terwijl het serienetwerk van een zenerdio-10 de 56 en een diode 57 opgenomen is tussen de basis van transistor 52 en massa. Hierbij is de katode van diode 56 met de basis van transistor 52 en de katode van diode 57 met massa verbonden. Ten slotte ligt tussen bron 50 en massa een audiosignaalbron 58. Bron 58 stelt bijvoorbeeld een audiodemodulator voor die deel uitmaakt van schakeling 1.

15 Klam A heeft de startfunktie voor trap 2 indien aan deze klem - ♦ een stroom wordt toegevoerd. In dit geval vloeit via dioden 40 en 41 een voedingsstroom naar klem F. Ook door weerstanden 21, 22 en 23 vloeit een stroom die een zodanige spanningsval veroorzaakt dat transistor 44 gesperd blijft. Aan klem G is geen spanning aanwezig, dioden 42 en 43 20 geleiden niet en aan klem D is geen audiosignaal aanwezig. De waarden van weerstanden 21, 22 en 23 alsmede de waarden van weerstanden 36 en 37 zijn zo gekozen dat bij het opkanen van de spanning aan klem C transistor 31 niet kan geleiden, waardoor transistoren 25, 26, 28 en 29 ook niet geleiden. De emitter van transistor 52 wordt hoog. Omdat transis-25 tor 44 gesperd blijft, voert de basis van transistor 48 een hogere spanning dan de basis van transistor 49, die gesperd is, en is de versterking van transistor 48 maximaal. Cnder deze omstandigheden is aan klem D een audiosignaal aanwezig dat de maximaal mogelijke amplitude heeft. Aan de geschetste toestand kont geen verandering nadat de span-30 ning aan klem. C de eindwaarde bereikt heeft. Dank zij dioden 42 en 43 heeft de starts troon geen invloed op de via klem C van voedingsspanning voorziene trappen.

Klem A heeft de volume-instelfunktie indien hierop een instelbare weerstand wordt aangesloten, terwijl de spanning aan klem C een 35 waarde heeft die bijvoorbeeld tussen 9,5 en 13,5 V ligt. Vanwege de keuze van de waarden van weerstanden 21, 22, 23, 36 en 37 geleidt transistor 31, waardoor transistoren 25, 26, 28 en 29 ook geleiden. Door transistoren 32 en 33 wordt verzekerd dat de spanning aan de basis van 8400437 EHN 10.938 8

1 I

transistor 31 niet lager dan een bepaalde waarde en niet hoger dan een andere bepaalde waarde kan worden, waardoor wordt verzekerd dat transistor 31 inderdaad geleidt bij elke waarde van de instelbare weerstand. Hiervoor dient ook transistor 38 door middel waarvan weerstand 39 paral-5 lel wordt geschakeld aan weerstand 23, wat de spanning aan de emitter van transistor 31 verlaagt. Deze spanning is evenredig aan de spanning aan het verbindingspunt van weerstanden 21 en 22, welke spanning door zenerdiode 27 wordt bepaald. Uit het voorafgaande blijkt dat het aansluiten van de instelbare weerstand tot gevolg heeft dat aan het genoem-10 de verbindingspunt een spanning aanwezig is, die een zodanige waarde heeft dat de versterking van transistor 48 instelbaar is en die, bovendien, het juiste gedrag heeft bij veranderingen van de temperatuur en/of van de voedingsspanning ten opzichte van overeenkomstige veranderingen van de spanning aan de basis: van- transistor 49. Het temperatuurgedrag 15 wordt verder verbeterd door middel van dioden 24 en 45. Door de waarde van de instelbare weerstand te kiezen, wordt de spanning aan de basis van transistor 44 en derhalve de emitterstroom van deze transistor ingesteld. Hierdoor wordt de versterking van transistor 48 ingesteld. De instelbare weerstand, dit is weerstand 11 in figuren 1 en 2, zorgt dus 20 voor de volume-instelling. De waarde hiervan alsmede de waarden van weerstanden 21, 22 en 23 zijn zodanig gekozen dat de spanning aan de basis van transistor 44 ingesteld wordt tussen 0 en 3 V. Het zal duidelijk zijn dat dé instelbare weerstand vervangen kan worden door een tussen 0 en 3 V instelbare spanning.

25 Figuur 5 toont een mogelijkè uitvoering van de schakeltrap 6 van figuur 1 die enigszins afwijkt van het principe in figuur 1. Hierin is weerstand 10 tussen de bron van spanning νβ en klem A verbonden.

De kollektor van een npn-transistor 61 is met klem A, de emitter net een weerstand 62 en de basis met een weerstand 63 en met weerstand 11 30 verbonden. De andere aansluiting van weerstand 63 is verbonden met . klem C en met een geschikt punt van trap 4, terwijl de van transistor 61 af gekeerde aansluitingen van weerstanden 62 en 11 aan massa liggen. Is aan het genoemde punt van trap 4 nog geen spanning aanwezig, dan ge- . leidt transistor 61 niet en door weerstand 10 vloeit naar klem A de 35 startstroom voor trap 2. Is de spanning aan het genoemde punt en derhalve ook aan klem C wel aanwezig, dan geleidt transistor 61 en wel in een mate die van de waarde van weerstand 11 afhangt. Deze waarde wordt zodaning ingesteld dat de spanning aan klem A tussen nagenoeg 0 en 3 V

8400437 5 ί ma 10.938 9

Ingesteld wordt.

Qpgenerkt zal worden dat de spanning aan punt A hoog is tijdens het opkanen van de spanning aan klem C, wet het gevolg dat de versterking van transistor 48 dan maximaal is, waarna de versterking 5 instelbaar wardt. On te voorkomen dat het weergegeven geluid kortstondig een te grote sterkte heeft, is het wenselijk dat trap 5 het audiosignaal niet onmiddellijk versterkt. Dit kan worden verkregen doordat de voedingsspanning van trap 5 later opkomt dan de spanning aan klem C.

Voor dit doel kan op eenvoudige wijze een vertragingselement, bijvoor-10 beeld een BC-netwark, worden aangebracht tussen klem C en de voedings-klem van trap 5, waarmee wordt verzekerd dat trap 5 pas versterkt nadat trap 6 omgeschakeld is.

Het zal duidelijk zijn dat trap 6 qp andere wijze dan in figuur 5 en dat trap 3 op andere wnLjze dan. in figuur 4 kunnen worden 15 uitgevoerd. Trap 3 kan, bijvoorbeeld, een bistabiel elenent bevatten voor het besturen van de spanning aan de basis van transistor 44 dat bij het vloeien van een startstroam in een bepaalde toestand is, terwijl de andere toestand heerst indien klem A de volumefunktie heeft. Het zal ook duidelijk zijn dat de wijze waarop trappen 2, 4 en 5 alsmede scha-20 keling 12 uitgevoerd zijn van geen belang is voor de uitvinding. Hetzelfde geldt ook voor het aantal en de aard van de delen die, af gezien van trappen 2 en 3, cpgenonen zijn in schakeling 1: zo kan, bijvoorbeeld, trap 5 geheel of gedeeltelijk deel uitmaken van de geïntegreerde schakeling.

25 30 35 8400437

Claims (10)

1. Schakeling voor de signaalverwerking in een beeldweergeef-inrichting, bevattende een 1 ij ns ignaalverwer kings trap voor het verwerken van een lijnsignaal ten behoeve van de horizontale afbuiging en een audiosignaalverwerkingstrap voor het verwerken van een audiosignaal 5 ten behoeve van de geluidsweergave, waarbij de lijnsignaalverwerkings-trap voorzien is van een eerste klem die via een eerste in êên richting stroomgeleidend element een voedingsklem is en waarbij de audiosignaal-verwerkingstrap voorzien is van een tweede klem die via een tweede in één richting stroomgeleidend element verbonden is met de eerste klem, 10 waarbij de genoemde elementen in wezen niet gelijktijdig geleidend kunnen zijn, met het kenmerk, dat de schakeling althans gedeeltelijk is opgenomen in een geïntegreerde schakeling die van aansluitklemmen is voorzien waarmee de genoemde eerste en tweede klem inwendig gekoppeld zijn, waarbij de tweede klem bij het geleiden van het tweede en het sperren 15 van het eerste in één richting stroomgeleidende element een voedingsklem is voor de lijnsignaalverwerkingstrap en bij het geleiden van het eerste en het sperren van het tweede in één richting stroamgeleidende element een volumeklem is voor de audios ignaalverwerkingstrap en waarbij een derde klem een voedingsklem is voor de audiosignaalverwerkings-20 trap.

2. Schakeling volgens konklusie 1, met het kenmerk, dat de geïntegreerde schakeling voorzien is van een eerste aansluitklem die inwendig met de derde klem en via het eerste in êên richting stroomgelei-dende element met de eerste klem en uitwendig met een voedingsspannings- 25 schakeling verbonden is, alsmede van een tweede aansluitklem die not de tweede klem verbonden is.

3. · Schakeling volgens konklusie 2, waarbij de voedingsspannings- schakeling een netgelijkrichter bevat, met het kenmerk, dat de tweede aansluitklem uitwendig met een volume-instelinrichting verbonden is.

4. Schakeling volgens konklusie 2, waarbij de voedingsspannings- schakeling deel uitmaakt van een met een uitgang van de lijnsignaalverwerkingstrap gekoppelde eindtrap, met het kenmerk, dat de tweede aansluitklem uitwendig verbonden is met een door de eindtrap bestuurde schakeltrap die bij het geleiden van het tweede en het sperren van het 35 eerste in één richting stroomgeleidende element de tweede aansluitklem verbindt met een stroombron die van de netspanning afgeleid is, waarbij de schakeltrap bij het geleiden van het eerste en het sperren van het tweede in één richting stroomgeleidende element de tweede aansluitklem 8400437 u * PHN 10.938 11 verbindt net een volums-instelinrichting.

5. Schakeling volgens één der konklusies 3 en 4, met het kenmerk, dat de audios ignaalverwerkingstrap een spanningsbron bevat voor het opwekken van een spanning aan de tweede klem bij het op de tweede aan- 5 sluitklem aansluiten van de volume-instelinrichting, welke spannings-bron anders onwerkzaam is, waarbij de opgewekte spanning een zodanige waarde heeft dat de versterking van een versterker in de audiosignaal-verwerkingstrap instelbaar is.

6. Schakeling volgens konklusie 5, met het kenmerk, dat de audio-10 signaalverwerkingstrap verder een transistor bevat voor het in werking stellen van de spanningsbron bij het op de tweede aansluitklem aansluiten van de volume-instelinrichting en^net buiten werking stellen van de spanningsbron in het tegenovergestelde geval.

7. Schakeling volgens konklusie 2, waarbij de voedingsspannings-15 schakeling deel uitmaakt van een met een uitgang van de lijnsignaal- verwerkingstrap gekoppelde eindtrap en waarbij een uitgang van de audio-signaalverwarkingstrap gekoppeld is met een andio-eindtrap die van een volume-instelinrichting is voorzien, met het kenmerk, dat de tweede aansluitklem uitwendig verbonden is met een stroombron die van de netspan-20 ning afgeleid is.

8. Schakeling volgens konklusie 7, met het kenmerk, dat de audiosignaalverwerkingstrap een versterker bevat voor het versterken van het audiosignaal, welke versterker de maximale versterking heeft.

9. Schakeling volgens konklusie 4, waarbij een uitgang van de 25 audiosignaalverwerkingstrap gekoppeld is met een audio-eindtrap, met het kenmerk, dat een vertragingselement ligt tussen de eerste aansluitklem en de voedingsklem van de audio-eindtrap.

10* Geïntegreerde schakeling voor toepassing in een schakeling volgens konklusie 1, met het kenmerk dat een eerste aansluitklem van de 30 geïntegreerde schakeling inwendig met de derde klem en via het eerste in één richting stroangeleidende element met de eerste klem en uitwendig met een voedingsspanningsschakeling verbonden is, terwijl een tweede aansluitklem van de geïntegreerde schakeling verbonden is net de tweede klem. 35 8400437