NL2022951B1 - Werkwijze en systeem voor het op automatische wijze bepalen van een hartslag van een dier. - Google Patents
Werkwijze en systeem voor het op automatische wijze bepalen van een hartslag van een dier. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2022951B1 NL2022951B1 NL2022951A NL2022951A NL2022951B1 NL 2022951 B1 NL2022951 B1 NL 2022951B1 NL 2022951 A NL2022951 A NL 2022951A NL 2022951 A NL2022951 A NL 2022951A NL 2022951 B1 NL2022951 B1 NL 2022951B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- animal
- status
- heart rate
- sensor
- minutes
- Prior art date
Links
- 241001465754 Metazoa Species 0.000 title claims abstract description 111
- 238000000034 method Methods 0.000 title claims abstract description 83
- 230000000284 resting effect Effects 0.000 claims abstract description 30
- 230000009184 walking Effects 0.000 claims abstract description 8
- 230000007937 eating Effects 0.000 claims abstract description 6
- 230000035622 drinking Effects 0.000 claims abstract description 5
- 230000036772 blood pressure Effects 0.000 claims description 45
- 238000013528 artificial neural network Methods 0.000 claims description 19
- 230000022676 rumination Effects 0.000 claims description 7
- 208000015212 rumination disease Diseases 0.000 claims description 7
- 230000008859 change Effects 0.000 claims description 5
- 238000012545 processing Methods 0.000 description 59
- 238000005259 measurement Methods 0.000 description 43
- 241000283690 Bos taurus Species 0.000 description 29
- 238000009532 heart rate measurement Methods 0.000 description 15
- 238000009530 blood pressure measurement Methods 0.000 description 11
- 238000004891 communication Methods 0.000 description 11
- 230000003862 health status Effects 0.000 description 6
- 230000007423 decrease Effects 0.000 description 4
- 238000012544 monitoring process Methods 0.000 description 4
- 230000008901 benefit Effects 0.000 description 3
- 230000036541 health Effects 0.000 description 3
- 230000008569 process Effects 0.000 description 3
- 230000006399 behavior Effects 0.000 description 2
- 238000003977 dairy farming Methods 0.000 description 2
- 238000013500 data storage Methods 0.000 description 2
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 2
- 238000009304 pastoral farming Methods 0.000 description 2
- 230000000737 periodic effect Effects 0.000 description 2
- 230000005236 sound signal Effects 0.000 description 2
- 238000012935 Averaging Methods 0.000 description 1
- 208000031872 Body Remains Diseases 0.000 description 1
- 206010003119 arrhythmia Diseases 0.000 description 1
- 238000010924 continuous production Methods 0.000 description 1
- 230000003287 optical effect Effects 0.000 description 1
- 239000011241 protective layer Substances 0.000 description 1
- 238000002106 pulse oximetry Methods 0.000 description 1
- 230000004044 response Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K29/00—Other apparatus for animal husbandry
- A01K29/005—Monitoring or measuring activity, e.g. detecting heat or mating
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Biophysics (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
- Measuring Pulse, Heart Rate, Blood Pressure Or Blood Flow (AREA)
Abstract
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het op automatisch wijze bepalen van een hartslag van een dier waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a. het met behulp van tenminste een eerste sensor bepalen van een status van het dier, waarbij de status een mogelijke status omvat uit een groep omvattende: herkauwen, rusten, eten, lopen, staan, liggen, slapen en drinken; b. het met behulp van ten minste een tweede sensor meten van een hartslag van het dier wanneer de status van het dier zoals bepaald in stap a. ten minste X minuten onveranderd dezelfde is, waarbij X zich in de range bevindt van 2-20 minuten, bij voorkeur 3-8 minuten. De uitvinding heeft voorts betrekking op een systeem.
Description
P118572NL00 Titel: Werkwijze en systeem voor het op automatische wijze bepalen van een hartslag van een dier.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een systeem voor het op automatisch wijze bepalen van een hartslag van een dier.
Bewaking van de gezondheidstoestand van dieren is van belang in elke sector waarin dieren worden gehouden voor professionele doeleinden. Zo 1s het bijvoorbeeld binnen de melkveehouderij van belang om te weten wanneer koeien drachtig zijn, teneinde bijvoorbeeld de koe tijdig te kunnen droogzetten of om de verzorging van de koe aan kunnen passen. Daarnaast 1s ook het vroegtijdig signaleren van zieke dieren belangrijk om deze te op tijd te kunnen behandelen, en de dieren zo nodig af te kunnen zonderen van de andere dieren. Gezondheidsbewaking van dieren beperkt zich daarom niet tot de melkveehouderij, maar is tevens van belang in andere sectoren van de veehouderij.
Systemen en sensoren voor het bepalen van de hartslag van een dier zijn op zichzelf bekend en veelvuldig toegepast in bijvoorbeeld de medische sector de veehouderij. Een nadeel van dergelijke systemen 1s dat, hoewel de hartslag en andere levenstekens nauwkeurig bepaald kunnen worden, er bij momentane meting niet bekend is in hoeverre die hartslag wordt beïnvloed door factoren die de bruikbaarheid van de meting beïnvloeden. Er zijn reeds systemen bekend waarbij, naast het meten van bijvoorbeeld de hartslag, tevens wordt bepaald of het dier in beweging is. Wanneer een dier in beweging is, wordt de meting verworpen. Probleem 1s echter dat wanneer er geen beweging wordt gemeten tijdens het meten van de hartslag, deze hartslag nog steeds kan worden beïnvloed door factoren die de bruikbaarheid van de meting beïnvloeden.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze en systeem te verschaffen voor het op automatische wijze bepalen van een hartslag van een dier, waarbij de bovenbeschreven problemen van de stand van de techniek worden weggenomen, en zodoende de bruikbaarheid van de gemeten waarden wordt vergroot.
Hiertoe verschaft de uitvinding overeenkomstig een eerste aspect daarvan een werkwijze voor het op automatisch wijze bepalen van een hartslag van een dier waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a. het met behulp van tenminste een eerste sensor bepalen van een status van het dier, waarbij de status een mogelijke status omvat uit een groep omvattende: herkauwen, rusten, eten, lopen, staan, liggen, slapen en drinken; b. het gebruiken van met behulp van ten minste een tweede sensor verkregen data meten van een hartslag van het dier voor het bepalen van de hartslag van het dier waarbij de te gebruiken data alleen gemeten zijn in een tijdsperiode beginnend bij een moment waarop wanneer de status van het dier zoals bepaald in stap a. ten minste X1 minuten onveranderd dezelfde is, waarbij X1 zich in de range bevindt van 2-20 minuten, bij voorkeur 3-8 minuten. Door de hartslag te meten wanneer de bepaalde status van het dier enige minuten onveranderd is gebleven, wordt bereikt dat de meting niet wordt beïnvloed door een eerdere status waarin het dier zich bevond. Wanneer bijvoorbeeld een dier enige tijd heeft gelopen en vervolgens gaat rusten, dan zal direct na het aanvangen van de status rusten’ de hartslag dalen. Wanneer dus de hartslag direct wordt bepaald na aanvang van de ruststatus, zal de hartslag hoger zijn dan de werkelijke hartslag in rust. Deze laatste wordt immers pas bereikt nadat de hartslag in rust is gestabiliseerd. Een meting van de hartslag die te vroeg wordt uitgevoerd na aanvang van de status, kan daardoor een verkeerd beeld van de werkelijke hartslag in rust geven van het dier en aldus leiden tot een incorrecte vaststelling van de gezondheidstoestand van het dier. Wanneer namelijk de hartslag in rust na enige tijd, bijvoorbeeld na 5 minuten,
significant hoger is dan de hartslag in rust zoals deze voor dit dier normaal 1s, kan het zijn dat het dier ziek 1s.
Een additioneel voordeel van het gezamenlijk meten van de hartslag en het registreren van de status van het dier, 1s dat in combinatie met informatie over het gedrag van het dier de meting van de hartslag beter aangeeft of de gezondheidstoestand van een dier in orde is. Wanneer het dier bijvoorbeeld veel vaker en langer dan normaal in rust is, en tevens een verhoogde hartslag laat zien, 1s dit een sterke indicatie dat de gezondheidstoestand van het dier niet in orde is. Wanneer het dier relatief vaak staat of loopt, niet frequent rust, en bovendien tijdens deze statussen een verhoogde hartslag heeft die hoger is dan gebruikelijk in deze statussen, heeft het dier mogelijk last van stress. Dit kan duiden op pijn: bijvoorbeeld het dier heeft pijn aan één van de achterpoten en kan daar moeilijk op liggen.
In de regel geeft een plotselinge verhoging van de hartslag, bijvoorbeeld een hartslag die vandaag 80 is en die morgen ineens anderhalf keer zo hoog is, aan dat er iets met het dier niet in orde 1s. Ook kan op basis van de hartslag bij bijvoorbeeld een koe worden vastgesteld wanneer deze tochtig 1s. De hartslagmetingen worden daartoe als invoer voor een algoritme gebruikt op basis waarvan de tocht van de koe kan worden vastgesteld.
Sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding worden gekenmerkt doordat 1n stap b. de hartslag van het dier herhaald wordt gemeten. Door de hartslag van het dier herhaald te meten wordt meer inzicht verkregen in het verloop daarvan binnen een bepaalde status. Wanneer bijvoorbeeld de hartslag tijdens het slapen regelmatig verandert, is dit een indicatie dat het dier onrustig slaapt, en in combinatie met andere indicatoren kan dit erop duiden dat er iets met het dier aan de hand is.
Bijvoorbeeld, overeenkomstig sommige uitvoeringsvormen wordt de hartslag herhaald om de Y1 seconden gemeten, maximaal zolang de status onveranderd is waarbij Y1 tussen de 30 en 60 seconden ligt. De hartslag wordt hierbij herhaald gemeten zolang de status van het dier onveranderd 1s. Wanneer de status van het dier verandert stopt de meting van de hartslag, en gaat deze pas weer verder wanneer de daaropvolgende status van het dier een X1 aantal minuten onveranderd is gebleven (bijvoorbeeld 5 minuten).
Sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding worden gekenmerkt doordat stap b. wordt wtgevoerd wanneer de status rusten, staan, liggen of slapen is. Het meten van de hartslag in de bovenstaande statussen van het dier: rusten, staan, liggen of slapen, geeft een betere indicatie van de gezondheidsstatus van het dier dan wanneer het dier zich inspant, bijvoorbeeld tijdens herkauwen, eten, lopen of drinken. De metingen worden daarom bij voorkeur uitgevoerd tijdens de bovengenoemde statussen rusten, staan, liggen of slapen.
Sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding worden gekenmerkt doordat de hartslag continu met de ten minste tweede sensor wordt gemeten. Een doorlopende meting van de hartslag tijdens het aanhouden van een bepaalde status geeft een beter inzicht in de gezondheidstoestand. Op basis van een dergelijke meting kunnen bijvoorbeeld hartritmestoornissen worden vastgesteld, of kan worden vastgesteld dat er plotseling kortstondige veranderingen in de hartslag plaatsvinden, hetgeen er op kan duiden dat er iets met het dier aan de hand is.
Sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding worden gekenmerkt doordat van de hartslag het aantal slagen per minuut en/of een PPG wordt gemeten. Bij voorkeur wordt de hartslag in een aantal slagen per minuut gemeten. De vakman zal echter begrijpen dat de uitvinding hiertoe niet beperkt is en de hartslag ook op een andere wijze kan worden bepaald. Voorts wordt de hartslag verkregen door middel van het uitvoeren van een elektrocardiogram (PPG).
Overeenkomstig sommige uitvoeringsvormen wordt in een stap c. met behulp van ten minste een derde sensor verkregen data van een bloeddruk van het dier worden gebruikt voor het bepalen van de bloeddruk van het dier waarbij de te gebruiken data alleen gemeten zijn in een 5 tijdsperiode beginnend bij een moment waarop de status van het dier zoals bepaald in stap a. ten minste X2 minuten onveranderd dezelfde is, waarbij X2 zich in de range bevindt van 2-20 minuten, bij voorkeur 3-8 minuten.
In deze verdere uitvoeringsvormen van de uitvinding wordt voorts met behulp van een derde sensor de bloeddruk van het dier gemeten.
Net als voor de hartslag, geldt ook voor de bloeddruk dat een meer bruikbare meting daarvan wordt verkregen wanneer de status van het dier een aantal minuten onveranderd is gebleven.
Bij voorkeur wordt de bloeddrukmeting daarom uitgevoerd wanneer de status een X2 aantal minuten onveranderd is gebleven.
De waarden X1 en X2 kunnen van elkaar verschillen maar kunnen ook gelijk aan elkaar zijn.
De bloeddrukmeting kan zo bijvoorbeeld vóór, na of gelijktijdig met de hartslagmeting worden uitgevoerd.
De uitvinding niet beperkt tot een bepaalde keuze van de waarde X2 ten opzichte van X1. Bijvoorbeeld, overeenkomstig sommige utvoeringsvormen wordt in stap c. de bloeddruk van het dier herhaald gemeten.
De bloeddrukmeting die bij stap c. wordt uitgevoerd, kan net als de hartslag, eveneens herhaald worden gemeten teneinde in combinatie met de hartslag informatie te verschaffen over de gezondheidsstatus van het dier.
De bloeddruk kan bijvoorbeeld, overeenkomstig enkele uitvoeringsvormen, herhaald om de Y2 seconden worden gemeten, maximaal zolang de status onveranderd is waarbij Y2 tussen de 30 en 60 seconden ligt.
Zodra de status van het dier verandert, stopt ook de bloeddrukmeting (net als de hartslagmeting), en gaat deze pas weer verder wanneer de status van het dier een X2 aantal minuten onveranderd is gebleven.
Voorts worden sommige van de bovenstaande uitvoeringsvormen gekenmerkt doordat stap c. wordt uitgevoerd wanneer de status rusten, staan, liggen of slapen is.
Een continu meting van de bloeddruk kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd tezamen met een continu meting van de hartslag zoals hierboven reeds beschreven.
Verder worden sommige van de bovenstaande uitvoeringsvormen gekenmerkt doordat de bloeddruk continu met de ten minste derde sensor wordt gemeten.
Ook de meting van de bloeddruk wordt bij voorkeur utgevoerd tijdens sommige statussen van het dier.
Bij voorkeur wordt de bloeddrukmeting uitgevoerd tijdens één of meer van de statussen rust, staan, liggen of slapen.
Voorts worden sommige van de bovenstaande uitvoeringsvormen gekenmerkt doordat de bloeddruk wordt bepaald op een moment waarop de hartslag wordt bepaald.
Overeenkomstig sommige uitvoeringsvormen wordt stap b. met behulp van een digitale processor uitgevoerd.
Stap b. in een werkwijze overeenkomstig de uitvinding kan bijvoorbeeld met een digitale processor worden uitgevoerd.
Wanneer bijvoorbeeld met succes de aanvang van een bepaalde status of status is bepaald, kan de digitale processor een tijd lus doorlopen en na het verstrijken van een bepaalde tijd de hartslagmeting conform stap b. uitvoeren.
Tevens is het mogelijk om, overeenkomstig één van de uitvoeringsvormen die hierboven zijn beschreven, vanaf dit moment een herhaalde hartslagmeting of een continu meting van de hartslag te laten plaatsvinden gedurende het aanhouden van de status van het dier.
Het meten van de hartslag wordt uitgevoerd met behulp van een tweede sensor die wordt aangestuurd met de digitale processor.
De tweede sensor kan elke geschikte sensor voor het meten van een hartslag omvatten, zoals bijvoorbeeld een pulsoximetriemeter, een geluidsmeter, een electrode voor het meten van biopotentiaal, zoals een elektrocardiografische sensor, of een optische sensor.
Informatie met betrekking tot de hartslag kan tevens worden verkregen met behulp van een bloeddrukmeter, bijvoorbeeld een bloeddrukmeter die de bloeddruk op basis van een tegendruk van buitenaf meet (een sfygmomanometer). De tweede en de derde sensor in de uitvoeringsvormen overeenkomstig de onderhavige uitvinding kunnen daartoe in sommige uitvoeringsvormen worden gecombineerd in een enkele sensor.
Overeenkomstig sommige uitvoeringsvormen wordt stap a. met behulp van een neuraal netwerk uitgevoerd. Het detecteren van de status van het dier kan plaatsvinden met behulp van een bewegingssensor. Een bewegingssensor registreert de bewegingen van het dier, en kan daaruit opmaken wat de vermoedelijke status van het dier is. Overeenkomstig de onderhavige uitvoeringsvormen zoals hier beschreven, kunnen de signalen die zijn verkregen met de eerste sensor (bijvoorbeeld een bewegingssensor) worden geanalyseerd met behulp van een neuraal netwerk voor het vaststellen van de status van het dier. Een voordeel van deze methode is dat de status van het dier betrouwbaarder kan worden vastgesteld wanneer de sensoren langer worden gedragen door het betreffende dier. Wanneer bijvoorbeeld de sensoren worden geïmplementeerd in een tag, zoals een oorlabel of halsband, dan kan het dier deze sensoren langdurig dragen zodat de inleerperiode voor het neurale netwerk groot is en de metingen aldus betrouwbaarder worden. Het gebruik van neurale netwerken voor deze toepassing heeft als extra voordeel dat de gedragingen van elk individueel dier anders zijn, en het systeem met behulp van het neurale netwerk zich in de inleerperiode aanpast aan het individuele dier. De betrouwbaarheid van het vaststellen van de status van het betreffende dier wordt daardoor groter. Het is echter ook mogelijk dat het neuraal netwerk slechts op een type dier is afgestemd zodat verschillende van deze neurale netwerken dus het zelfde werken voor dezelfde type dieren.
Voorts wordt, overeenkomstig sommige uitvoeringsvormen, stap c. met behulp van een digitale processor wordt uitgevoerd. Bijvoorbeeld de digitale processor waarmee tevens de tweede sensor wordt aangestuurd voor het meten van de hartslag kan tevens worden gebrukt voor het aansturen van de derde sensor voor het meten van de bloeddruk. De vakman zal begrijpen dat het aansturen van de hartslagmeting en de bloeddrukmeting m stappen b. en c. ook door verschillende processoren kan worden uitgevoerd, echter in een voorkeursuitvoeringsvorm wordt hiervoor dezelfde digitale processor gebruikt. Zoals hierboven reeds beschreven kunnen de verschillende sensoren, de digitale processor en eventueel het neurale netwerk, zijn geïntegreerd in een door het dier te dragen smarttag, zoals een oorlabel, een halsband, een beenband, of op een ander lichaamsdeel van het dier te bevestigen label.
Overeenkomstig een tweede aspect verschaft de uitvinding een systeem voorzien van tenminste een eerste sensor, tenminste een tweede sensor, een neuraal netwerk, en een digitale processor voor het uitvoeren van een werkwijze volgens sommige uitvoeringsvormen van het eerste aspect. Met het systeem overeenkomstig het tweede aspect kunnen de werkwijzen overeenkomstig een aantal uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de uitvinding worden geïmplementeerd en met voordeel worden gebruikt voor het meten van hartslag bij dieren.
Een systeem overeenkomstig het tweede aspect kan in sommige uitvoeringsvormen verder zijn voorzien van ten minste een derde sensor voor het uitvoeren van de werkwijze volgens uitvoeringsvormen van het eerste aspect waarin stap c. met behulp van een digitale processor wordt uitgevoerd.
Korte omschrijving van de figuren Uitvinding zal hieronder worden besproken aan de hand van niet als beperkend bedoelde specifieke uitvoeringsvormen daarvan, onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren, waarin: Figuur 1 een systeem overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toont op basis van een oorlabel;
Figuur 2 een oorlabel toont voor gebruik in een systeem overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de onderhavige utvinding; Figuur 3 een systeem overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toont op basis van een halsband; Figuur 4 een halsband toont voor gebruik in een systeem overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de onderhavige utvinding; Figuur 5 een hartslagverloop toont van een koe in rust; Figuur 6 een schematische weergave toont van een werkwijze overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de uitvinding; Figuur 7 een schematische weergave toont van een werkwijze overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Gedetailleerde beschrijving Figuur 1 toont schematisch een systeem 1 overeenkomstig de onderhavige wtvinding.
In figuur 1 draagt een koe 2 een oorlabel 4 waarop zich onder meer een accelerometer of g-sensor bevindt. het getoonde oorlabel 4 1s verbonden met het oor van de koe 2. Figuur 2 toont een schematische weergave van het oorlabel 4 dat gedragen wordt door de koe 2 in figuur 1. Het oorlabel 4 omvat een accelerometer 22 waarmee bewegingen van de koe 2 kunnen worden bemeten.
De bewegingssensor 22 geeft deze meetwaarden door aan een signaalverwerkingseenheid 23. Met deze gegevens kan in de signaalverwerkingseenheid 23 (of een andere verwerkingseenheid communicatief daarmee verbonden) de momentane status van de koe 2 worden vastgesteld.
Hiertoe wordt door signaalverwerkingseenheid 23 1n dit voorbeeld een neuraal netwerk toegepast, waarvan de gegevens kunnen zijn opgeslagen in geheugen 25. Op grond van de bewegingsgegevens kan met behulp van het neurale netwerk de momentane status van het dier 2 nauwkeurig worden vastgesteld.
Deze status geeft de activiteit van het dier aan, en kan dus bijvoorbeeld omvatten: herkauwen (zoals staand herkauwen of liggend herkauwen), staan, rusten, liggen, eten, slapen, lopen,
drinken en een sluitpost die alle andere mogelijke statussen van het dier weergeeft.
In het oorlabel 4 bevinden zich tevens sensoren 20 en 21. Met sensor 20 kan de hartslag van de koe 2 worden gemeten. Hoewel deze sensor 20 schematisch is weergegeven op een willekeurige locatie in het oorlabel, bevind deze sensor zich in werkelijkheid op een voor het type sensor geschikte plaats voor het meten van de hartslag. Bijvoorbeeld, een pulsoxymeter 20 toegepast voor het meten van de hartslag kan zich nabij de aanhechting 6 van het oorlabel 4 op het oor van de koe 2 bevinden. Ook als de sensor 20 bijvoorbeeld in staat is de hartslag te meten op basis van kleine vibraties op de huid (of bijvoorbeeld een gevoelig audiosignaal), dan zal de sensor 20 zo zijn geplaatst op het oorlabel 4 dat deze in gebruik direct op de huid is gelegen. Ook een elektrode van een elektrocardiograaf wordt direct op de huid geplaatst. Sensor 21 is een sensor voor het meten van bloeddruk.
Dit kan door middel van het aanleggen van een tegendruk op de huid, bijvoorbeeld via de oorlabel 4, en het vervolgens meten van een het hartslagsignaal bij wijzigende druk. Ook de sensor 21 is daarom bij voorkeur zodanig geplaatst dat er direct of indirect contact is met de huid. De sensor 21 kan ook worden weggelaten zodat alleen hartslag wordt gemeten.
De werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt in de getoonde uitvoeringsvorm hoofdzakelijk uitgevoerd met behulp van de signaalverwerkingseenheid 23, hoewel de uitvinding ook anders kan zijn geïmplementeerd waarbij signaalverwerking bijvoorbeeld centraal zou kunnen plaatsvinden in een centrale verwerkingseenheid 9. Het oorlabel 4 kan voorts een geheugen 25 of ander gegevensopslagmedium omvatten, waarin meetgegevens van hartslagmetingen en/of bloeddrukmetingen kunnen worden opgeslagen. In het geheugen 25 kan tevens data zijn opgeslagen die benodigd is voor de werking van de signaalverwerkingseenheid 23 waarmee de bewegingsdata van de accelerometer 22 kan worden geanalyseerd voor het (conform stap a.) vaststellen van de status van het dier 3. Alternatief kan de signaalverwerkingseenheid 23 deze gegevens opslaan en/of ophalen uit een ander opslagmedium, zo nodig verkregen middels draadloze gegevenscommunicatie bijvoorbeeld vanaf een server of een uit een telecommunicatienetwerk. De signaalverwerkingseenheid is voorzien van een neuraal netwerk en/of een digitale processor. De signaalverwerkingseenheid 23 kan voorts zijn verbonden met een datacommunicatie-eenheid omvattende een antenne 26 voor het doorsturen van meetgegevens, zoals de vastgestelde statussen en/of de gemeten hartslagwaarden en bloeddrukwaarden. Afhankelijk van de geïmplementeerde uitvoeringsvorm kunnen natuurlijk ook andere gegevens worden verzonden, zoals de identiteit van de koe 2 of de statusgeschiedenis. Bovendien kunnen middels de datacommunicatie-eenheid en antenne 26, afhankelijk van de implementatie, eventueel gegevens van externe bronnen worden ontvangen.
In figuur 1 is het doorsturen van deze gegevens vanaf de oorlabel 4 naar een centraal systeem 8 schematisch weergegeven met draadloos datasignaal 15. De centrale server 8 omvat een centrale verwerkingseenheid 9 verbonden met een geheugen 10 waarop de gegevens kunnen worden opgeslagen en later worden verwerkt. Voorts is de centrale verwerkingseenheid 9 verbonden met datacommunicatiemiddelen 12 omvattende een antenne 13 voor het ontvangen van het draadloze signaal 15 vanaf de oorlabel 4. De centrale verwerkingseenheid 8 is ingericht om draadloze datasignalen te ontvangen van een veelheid oorlabels zoals oorlabel 4 (figuur 1) of halsbanden zoals halsband 5 (figuur 3), voor statusbewaking van een veelheid dieren tegelijkertijd. De centrale verwerkingseenheid 9 kan zijn voorzien van een neuraal netwerk en/of een digitale processor.
Figuur 3 toont schematisch een alternatief systeem 1 overeenkomstig de onderhavige uitvinding dat werkzaam is op basis van halsbanden 5. De werking 1s grotendeels gelijk aan de werking van het systeem 1 in figuren 1 en 2. In figuur 3 draagt een koe 3 een halsband 5 waarop zich onder meer een accelerometer of g-sensor bevindt.
De getoonde halsband 5 hangt over de nek van de koe 3, echter de vakman zal begrijpen dat ook een onder gehangen halsband 5 kan worden toegepast.
Figuur 4 toont een schematische weergave van de halsband 5 die gedragen wordt door de koe 3 in figuur 3. De halsband 5 omvat een accelerometer 22 waarmee bewegingen van de koe kunnen worden bemeten.
De bewegingssensor 22 geeft deze meetwaarden door aan een signaalverwerkingseenheid 23. Met deze gegevens kan in de signaalverwerkingseenheid 23 (of een andere verwerkingseenheid communicatief daarmee verbonden) de momentane status van de koe 3 worden vastgesteld.
De signaalverwerkingseenheid 23 is voorzien van een neuraal netwerk en/of een digitale processor.
Deze status geeft de activiteit van het dier aan, en kan dus bijvoorbeeld omvatten: herkauwen (zoals staand herkauwen of liggend herkauwen), staan, rusten, liggen, eten, slapen, lopen, drinken en een sluitpost die alle andere mogelijke statussen van het dier weergeeft.
In de halsband bevinden zich tevens sensoren 20 en 21. Met sensor 20 kan de hartslag van de koe 3 worden gemeten.
Hoewel deze sensor 20 schematisch is weergegeven op een willekeurige locatie 1n de halsband, bevind deze sensor zich in werkelijkheid op een voor het type sensor geschikte plaats voor het meten van de hartslag.
Wanneer de sensor 20 bijvoorbeeld in staat 1s de hartslag te meten op basis van kleine vibraties op de huid (of bijvoorbeeld een gevoelig audiosignaal), dan zal de sensor 20 zo zijn geplaatst op de halsband 5 dat deze in gebruik direct op de huid is gelegen.
Ook een pulsoxymeter of een elektrode van een elektrocardiograaf worden direct op de huid geplaatst.
Sensor 21 is een sensor voor het meten van bloeddruk.
Dit kan door middel van het aanleggen van een tegendruk op de huid, bijvoorbeeld via de halsband 5, en het vervolgens meten van een het hartslagsignaal bij wijzigende druk.
Ook de sensor 21 is daarom bij voorkeur zodanig geplaatst dat er direct of indirect contact is met de huid (direct door plaatsing via de halsband 5 op de huid van de koe 3, of indirect doordat er tussen de sensor 21 en de huid wellicht enkele beschermlagen van de halsband 5 aanwezig zijn). De sensor 21 kan ook worden weggelaten zodat alleen hartslag wordt gemeten.
De werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt in de getoonde wuitvoeringsvorm hoofdzakelijk uitgevoerd met behulp van de centrale signaalverwerkingseenheid 23, hoewel de uitvinding ook anders kan zijn geïmplementeerd waarbij signaalverwerking bijvoorbeeld centraal zou kunnen plaatsvinden in een centrale verwerkingseenheid 9. De centrale verwerkingseenheid 9 kan zijn voorzien van een neuraal netwerk en/of een digitale processor.
De halsband 5 kan voorts een geheugen 25 of ander gegevensopslagmedium omvatten, waarin meetgegevens van hartslagmetingen en/of bloeddrukmetingen kunnen worden opgeslagen.
In het geheugen 25 kan tevens data zijn opgeslagen die benodigd is voor de werking van de signaalverwerkingseenheid 23 waarmee de bewegingsdata van de accelerometer 22 kan worden geanalyseerd voor het (conform stap a.) vaststellen van de status van het dier 3. Alternatief kan de signaalverwerkingseenheid 23 deze gegevens opslaan en/of ophalen uit een ander opslagmedium, zo nodig verkregen middels draadloze gegevenscommunicatie bijvoorbeeld vanaf een server of een uit een telecommunicatienetwerk.
De signaalverwerkingseenheid 23 kan voorts zijn verbonden met een datacommunicatie-eenheid omvattende een antenne 26 voor het doorsturen van meetgegevens, zoals de vastgestelde statussen en/of de gemeten hartslagwaarden en bloeddrukwaarden.
Afhankelijk van de geïmplementeerde utvoeringsvorm kunnen natuurlijk ook andere gegevens worden verzonden, zoals de identiteit van de koe 3 of de statusgeschiedenis.
Bovendien kunnen middels de datacommunicatie-eenheid en antenne 26, afhankelijk van de implementatie, eventueel gegevens van externe bronnen worden ontvangen.
Figuur 3 toont voorts wederom het doorsturen van gegevens van de halsband 5 naar een centraal systeem 8, zoals hierboven voor figuur 1 reeds is beschreven. De werking hiervan kan identiek zijn aan de hierboven beschreven wijze voor het doorsturen van gegevens.
Figuur 5 toont de hartslag in het tijdsverloop van een koe 2 in de status rusten. Dit is uitgezet in de grafiek 30 voor een tijdsduur van 27 minuten. De status van de koe in figuur 5 is overgegaan van lopen in rusten, en op tijdstip T=0 (bij verwijzingscijfer 32) begint de status rusten. Tijdens het lopen voorafgaand aan T=0 heeft de koe een verhoogde hartslag omdat de koe zich inspant. Wanneer de ruststatus aanvangt bij tijdstip T=0 (verwijzingscijfer 32) zal de hartslag van de koe langzaam afnemen. Dit is in de grafiek weergegeven in stippellijn 36. In de grafiek is te zien dat de hartslag vanaf een waarde 108 slagen per minuut terugloopt naar een waarde van ongeveer 74 slagen per minuut binnen de eerste drie minuten na aanvang van de status rusten. Overeenkomstig de onderhavige uitvinding wordt een meting van de hartslag gestart enige minuten na aanvang van de status rusten, dus enige minuten na tijdstip T=0. In figuur 5 is dit bijvoorbeeld bij verwijzingscijfer 34, bij T=5 minuten. De hartslag in rust, zoals volgt uit de gemeten waarden binnen de stippellijn 37, 1s op dit moment ongeveer 73 slagen per minuut. Voorts valt op te maken dat in de staart van de grafiek de hartslag heel langzaam verder terugzakt. Bij T=25 minuten is de hartslag ongeveer 70 slagen per minuut.
Overeenkomstig sommige uitvoeringsvormen is ook het tijdsverloop van de hartslag inzichtelijk te maken door bijvoorbeeld op gezette tijden tijdens de ruststatus een meting te verrichten. Dit kan bijvoorbeeld op tijdstip T=5, T=10, T=15, T=20 en T=25. Hieruit kan het langzaam teruglopen van de hartslag van 73 naar 70 slagen per minuut eveneens inzichtelijk worden gemaakt. Teneinde momentane pieken, dalen en onnauwkeurigheden in het hartslagsignaal uit het signaal te filteren, is het tevens mogelijk om over een korte tijdsduur rondom T=5 minuten een continu meting uit te voeren van de hartslag van de koe. Vervolgens kunnen outlyers in de meting, de extreme waarden boven en onder het gemiddelde worden verworpen, en kunnen de overige gemeten waarden worden gemiddeld voor het verkrijgen van een nauwkeurige momentane hartslagmeting op het betreffende tijdstip. Deze kortstondige continue meting van de hartslag en analyse daarvan kan eveneens periodiek worden herhaald, bijvoorbeeld bij 10, 15, 20 en 25 minuten. Ook is het mogelijk om vanaf T=5 minuten continu de hartslag te meten tot aan bijvoorbeeld T=25 minuten om via een verschuivende middeling (sliding window) telkens de momentane hartslag te verkrijgen. Een ongefilterde continue hartslagmeting kan eveneens worden genomen en opgeslagen in de smarttag 3 voor latere analyse.
Figuur 6 toont schematisch een werkwijze overeenkomstig de onderhavige uitvinding. In stap 40 wordt een datasignaal van de eerste sensor verkregen voor het uitvoeren van stap a. van de werkwijze. De eerste sensor 1s bijvoorbeeld een bewegingssensor en op basis van de bewegingen van het dier kan de status van het dier worden vastgesteld. In stap 42 wordt met behulp van de signaalverwerkingseenheid 23, bijvoorbeeld met het neurale netwerk van de signaalverwerkingseenheid door de smarttag 3 (het oorlabel of de halsband of een andere tag) vastgesteld wat de status van het dier is. De signaalverwerkingseenheid 23 gebruikt hiervoor de in stap 40 verkregen sensordata. In stap 44 wordt bepaald of het dier zich in een nieuwe status bevindt. Dit wordt bijvoorbeeld door de digitale processor van de signaalverwerkingseenheid bepaald. Wanneer dit niet het geval is valt de werkwijze terug in stap 42: het bepalen van de momentane status van het dier op basis van de sensordata.
Wanneer wel een nieuwe status 1s vastgesteld gaat de werkwijze verder in stap 46. De signaalverwerkingseenheid 23 in de smarttag 3 doorloopt in stap 46 een tijd lus van een X1 aantal minuten. Het aantal minuten kan bijvoorbeeld gelegen zijn tussen de 2 en 20 minuten, bij voorkeur tussen de 3 en 8 minuten, en kan bijvoorbeeld 5 minuten bedragen. Nadat de tijd lus in stap 46 is doorlopen wordt in stap 48 door de signaalverwerkingseenheid 23 van de smarttag 3 met behulp van de tweede sensor 20 de hartslag bepaald. Deze hartslag wordt opgeslagen in het geheugen van de smarttag 3. Stap 46 en 48 kunnen bijvoorbeeld door de digitale processor van de signaalverwerkingseenheid 23 worden utgevoerd. Vervolgens wordt in stap 50 ook de momentane bloeddruk bepaald met behulp van de derde sensor. Ook de bloeddrukwaarde wordt vastgelegd in het geheugen. Additioneel kunnen andere fysiologische parameters worden bemeten en opgeslagen 1n het geheugen gedurende deze periode. In stap 52 wordt bepaald of er een additionele meting gewenst is. Bijvoorbeeld dit kan gewenst zijn wanneer overeenkomstig de werkwijze de hartslagmeting periodiek wordt herhaald of bijvoorbeeld wanneer er een continu meting van de hartslag en de bloeddrukwaarde plaatsvindt. Stap 52 kan bijvoorbeeld door de digitale processor van de signaalverwerkingseenheid 23 worden utgevoerd. Wanneer er een volgende meting gewenst is, gaat de werkwijze terug naar stap 48 of 50. Optioneel kan het zijn dat de werkwijze, alvorens stap 48 of 50 opnieuw uit te voeren, optionele stap 49 uitvoert en er een tijd lus van Y1 seconden wordt doorlopen. Bij een continu meting van de hartslag en/of de bloeddruk wordt optionele stap 49 niet doorlopen en worden stappen 48 en/of 50 direct opnieuw uitgevoerd. Wanneer een volgende meting niet gewenst is, wordt overeenkomstig een eerste uitvoeringsvorm, de werkwijze beëindigd in stap 56.
De werkwijze kan ook worden beëindigd wanneer de status van de koe wijzigt. Het bepalen van de status 1s in feite een doorlopende taak van de smarttag 3 die op de achtergrond tijdens het meten plaatsvindt. Bij elke verandering van status zal in ieder geval het meten van de hartslag en bloeddrukwaarde worden gestaakt. Hiertoe kan er op de achtergrond een controle worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door controlestappen identiek aan stappen 42 en 44 als continuproces op de achtergrond parallel aan de andere werkwijzestappen uit te voeren. Wanneer een verandering van status wordt vastgesteld kan het controleproces bijvoorbeeld een interruptsignaal genereren. In reactie op dit interruptsignaal kan de werkwijze in figuur 6 bijvoorbeeld worden onderbroken, en op een gewenste wijze ofwel doorgaan naar stap 56 waarin de werkwijze wordt beëindigd, of voor de nieuwe status opnieuw met stap 46 beginnen. Als alternatief voor een controleproces zoals hierboven beschreven, is ook mogelijk dat vóór of na één of meer van de stappen 46, 48, 50 en/of 52 een controlestap wordt uitgevoerd om vast te stellen of de status is gewijzigd, en wanneer dit het geval is op gepaste wijze verder te gaan met stap 56 of stap 46.
Overeenkomstige sommige uitvoeringsvormen kan het ook zijn dat het bemeten van de hartslag en bloeddrukwaarden slechts wordt uitgevoerd wanneer de status een bepaalde waarde heeft. Bijvoorbeeld de hartslag en de bloeddruk in rust hebben een grotere significantie bij de bepaling van de gezondheidsstatus van het dier dan dergelijke waarden bij inspanning van het dier. In dat geval zullen de stappen 46, 48, 50 en 52 bijvoorbeeld enkel doorlopen worden wanneer de status van het dier rusten, slapen, staan of liggen is. De werkwijze kan in dat geval bijvoorbeeld voorafgaand aan één of meer stappen 46, 48, 50 of 52, een extra stap omvatten waarin gecontroleerd wordt of de momentane status overeen komt met één van de bovenstaande statussen.
De hierboven beschreven specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn bedoeld ter illustratie van het uitvindingsprincipe. De stappen 50 en 52 kunnen ook worden weggelaten zodat alleen hartslag en geen bloeddruk wordt bepaald. Ook is het mogelijk dat de in de figuur 6 genoemde stappen door de centrale verwerkingseenheid 9 wordt uitgevoerd volgens de uitvoeringsvorm van figuur 1 of 3. Hiertoe worden de data verkregen met de sensoren 20, 21 en de accelerometer 22 met behulp van de zender 26 naar de datacommunicatiemiddelen 12 verzonden en via de datacommunicatiemiddelen aan de centrale verwerkingseenheid 9 toegevoerd. De centrale verwerkingseenheid 9 voert vervolgens de stappen 42-46, 52 en 56 uit. De stappen 48 en 50 beperken zich in deze uitvoeringsvorm tot een selectiestap voor het al dan niet verwerpen van meetdata afhankelijk van het tijdstip van verkrijgen ervan. Ook hierbij is het mogelijk dat er geen bloeddruk wordt bepaald en dat de stappen 50 en 52m figuur 6 worden weggelaten. Ook is het mogelijk dat de in de figuur 6 of 7 genoemde stappen door de centrale verwerkingseenheid 9 op een alternatieve wijze wordt uitgevoerd volgens de uitvoeringsvorm van figuur 1 of 3. Hiertoe worden de data verkregen met de sensoren 20, 21 en de accelerometer 22 met behulp van de zender 26 naar de datacommunicatiemiddelen 12 verzonden en via de datacommunicatiemiddelen aan de centrale verwerkingseenheid 9 toegevoerd. De centrale verwerkingseenheid 9 slaat de data vervolgens op in het geheugen 10 op een dusdanige wijze dat voor elk van de data tevens is vastgelegd op welk tijdstip deze zijn verkregen. Op een later tijdstip worden dan de stappen 42-48, 52 en 56 uitgevoerd door de centrale verwerkingseenheid 9. Dit is mogelijk doordat de data met een tijdsaanduiding zijn opgeslagen.
Ook hierbij is het mogelijk dat geen bloeddruk wordt bepaald en dat de stappen 50 en 52 in figuur 6 worden weggelaten. In het voorgaande werden met behulp van ten minste een tweede sensor verkregen data van een hartslag van het dier gebruikt voor het bepalen van de hartslag waarbij te gebruiken data gemeten zijn in een tijdsperiode beginnend bij een moment waarop de status van het dier zoals bepaald in stap a. ten minste X1 minuten onveranderd dezelfde is, waarbij X1 zich in de range bevindt van 2-20 minuten, bij voorkeur 3-8 minuten. Tevens werden in het voorgaande met behulp van ten minste een derde sensor verkregen data van een bloeddruk van het dier gebruikt voor het bepalen van de bloeddruk van het dier waarbij te gebruiken data gemeten zijn in een tijdsperiode beginnend bij een moment waarop de status van het dier zoals bepaald in stap a. ten minste X1 minuten onveranderd dezelfde is, waarbij X1 zich in de range bevindt van 2-20 minuten, bij voorkeur 3-8 minuten.
Het is echter ook mogelijk dat met behulp van ten minste de derde sensor verkregen data van een bloeddruk van het dier gebruikt worden voor het bepalen van de bloeddruk van het dier waarbij de te gebruiken data gemeten zijn in een tijdsperiode beginnend bij een moment waarop de status van het dier zoals bepaald in stap a. ten minste X2 minuten onveranderd dezelfde is, waarbij X2 zich in de range bevindt van 2-20 minuten, bij voorkeur 3-8 minuten.
Hierbij kunnen X1 en X2 van elkaar verschillen.
In het hiervoor gaande gold ook dat de hartslag herhaald om de Y1 seconden kon worden gemeten, maximaal zolang de status onveranderd is waarbij Y1 tussen de 30 en 60 seconden ligt.
Ook gold in het hiervoor gaande dat de bloeddruk herhaald om de Y1 seconden kon worden gemeten, maximaal zolang de status onveranderd is waarbij Y1 tussen de 30 en 60 seconden ligt.
Het is echter ook mogelijk dat de bloeddruk herhaald om de Y2 seconden kon worden gemeten, maximaal zolang de status onveranderd is waarbij Y2 tussen de 30 en 60 seconden ligt.
Hierbij behoeven Y1 en Y2 niet aan elkaar gelijk te zijn.
In figuur 7 is, om dit te verduidelijken, een werkwijze overeenkomstig een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond.
In deze uitvoeringsvorm wordt in stap 40, op bijvoorbeeld soortgelijke wijze als in de uitvoeringsvorm in figuur 6, een datasignaal van de eerste sensor verkregen voor het uitvoeren van stap a. van de werkwijze.
In stap 42 wordt met behulp van de signaalverwerkingseenheid 23, bijvoorbeeld met het neurale netwerk van de signaalverwerkingseenheid, door de smarttag 3 (het oorlabel of de halsband of een andere tag) vastgesteld wat de status van het dier is. De signaalverwerkingseenheid 23 gebruikt hiervoor de in stap 40 verkregen sensordata. In stap 44 wordt bepaald of het dier zich in een nieuwe status bevindt. Dit wordt bijvoorbeeld door de digitale processor van de signaalverwerkingseenheid 23 bepaald. Wanneer dit niet het geval is valt de werkwijze terug in stap 42: het bepalen van de momentane status van het dier op basis van de sensordata.
Wanneer in stap 44 wel een nieuwe status is vastgesteld, gaat de werkwijze verder in twee deelprocessen waarvan de stappen gelijktijdig of sequentieel kunnen worden uitgevoerd. Het eerste deelproces voor het meten van een hartslag start in stap 46 met het doorlopen van een tijd lus van X1 minuten. Het tweede deelproces voor het meten van een bloeddrukwaarde start in stap 47 met het doorlopen van een tijd lus van X2 minuten. De stappen 46 en 47 zijn in figuur 7 als afzonderlijke stappen getekend, maar kunnen door een signaalverwerkingseenheid 23 desgewenst met één enkele teller of tijdsregistratiemiddel of met verschillende tellers of tijd registratiemiddelen worden uitgevoerd. Bij gebruik van een enkele teller kunnen de waarden X1 en X2 bijvoorbeeld als afzonderlijke triggers of interruptsignalen zijn geïmplementeerd, en controleert de signaalverwerkings-eenheid 23 voortdurend of één van de tijdsduur waarden X1 of X2 is bereikt. Bij het bereiken van waarde X1 start de signaalverwerkingseenheid 23 conform het eerste deelproces een hartslagmeting in stap 48. Bij het bereiken van waarde X2 start de signaalverwerkingseenheid 23 conform het tweede deelproces een bloeddrukmeting in stap 50. In sommige uitvoeringsvormen worden stappen 46 en 47 met behulp van twee afzonderlijke tijdslussen geïmplementeerd. De uitvinding 1s 1n dit opzicht niet beperkt tot een bepaalde implementatie.
De signaalverwerkingseenheid 23 in de smarttag 3, in het eerste deelproces, doorloopt in stap 46 een tijd lus van een X1 aantal minuten. Het aantal minuten kan bijvoorbeeld gelegen zijn tussen de 2 en 20 minuten, bij voorkeur tussen de 3 en 8 minuten, en kan bijvoorbeeld 5 minuten bedragen.
Nadat de tijd lus in stap 46 is doorlopen wordt in stap 48 door de signaalverwerkingseenheid 23 van de smarttag 3 met behulp van de tweede sensor 20 de hartslag bepaald.
Deze hartslag wordt opgeslagen in het geheugen van de smarttag 3. Stap 46 en 48 kunnen bijvoorbeeld door de digitale processor van de signaalverwerkingseenheid 23 worden uitgevoerd.
In stap 52 wordt bepaald of er een additionele hartslagmeting gewenst is.
Net als in de uitvoeringsvorm van figuur 6 kan dit een periodieke meting (elke Y1 seconden) of een continu meting zijn.
Stap 52 kan bijvoorbeeld door de digitale processor van de signaalverwerkingseenheid 23 worden uitgevoerd.
Wanneer er een volgende hartslagmeting gewenst is, gaat de werkwijze terug naar stap 48. Optioneel kan het zijn dat de werkwijze, alvorens stap 48 opnieuw uit te voeren, optionele stap 49 uitvoert en er een tijd lus van Y1 seconden wordt doorlopen.
Y1 kan bijvoorbeeld een waarde zijn tot 120 seconden, of bijvoorbeeld een waarde gelegen tussen 30 en 60 seconden.
Bij een continu meting van de hartslag wordt optionele stap 49 niet doorlopen en wordt stap 48 direct opnieuw uitgevoerd.
Wanneer geen volgende meting gewenst is zal het deelproces eindigen en zal beslissingsstap 55 worden uitgevoerd.
In het tweede deelproces doorloopt de signaalverwerkingseenheid 23 1n stap 47 een tijd lus van een X2 aantal minuten.
De waarde X2 kan bijvoorbeeld gelegen zijn tussen de 2 en 20 minuten, bij voorkeur tussen de 3 en 8 minuten, en kan bijvoorbeeld 5 minuten bedragen.
De tijdsduur X2 kan langer, korter of gelijk aan de tijdsduur X1 zijn, en kan met voordeel zodanig worden gekozen dat de bloeddrukwaarde niet langer meer beïnvloed wordt door een eerdere status.
Nadat de tijd lus in stap 47 is doorlopen wordt in stap 50 door de signaalverwerkingseenheid 23 met behulp van de derde sensor 21 de bloeddruk bepaald.
Deze bloeddrukwaarde wordt opgeslagen in het geheugen van de smarttag 3. Stappen 47 en 50 kunnen bijvoorbeeld door de digitale processor van de signaalverwerkings-eenheid 23 worden uitgevoerd.
In stap 53 wordt bepaald of er een additionele bloedrukmeting gewenst is, en dit kan wederom een periodieke meting (elke Y2 seconden) of een continu meting zijn. Stap 53 kan bijvoorbeeld door de digitale processor van de signaalverwerkingseenheid 23 worden uitgevoerd. Wanneer er een volgende bloeddrukmeting gewenst is, gaat de werkwijze terug naar stap 50. Optioneel kan het zijn dat de werkwijze, alvorens stap 50 opnieuw uit te voeren, optionele stap 51 uitvoert en er een tijd lus van Y2 seconden wordt doorlopen. Y2 kan bijvoorbeeld een waarde zijn tot 120 seconden, of bijvoorbeeld een waarde gelegen tussen 30 en 60 seconden. Bij een continu meting van de bloeddruk wordt optionele stap 51 niet doorlopen en wordt stap 50 direct opnieuw uitgevoerd. Wanneer geen volgende meting gewenst 1s zal het deelproces eindigen en zal beslissingsstap 55 worden uitgevoerd.
Additioneel en overeenkomstig sommige uitvoeringsvormen kunnen andere fysiologische parameters worden bemeten en opgeslagen in het geheugen. Dit kan gedurende de nieuwe status gebeuren na afloop van één van de perioden X1 of X2 of na een andere tijdsduur die voor relaxatie van de te meten fysiologische parameter tijdens de nieuwe status geschikt is. Ook een dergelijke fysiologische parameter kan desgewenst periodiek worden bemeten tijdens een additioneel deelproces of als extra stap tijdens één van de bestaande deelprocessen.
In stap 55 controleert de signaalverwerkingseenheid 23 of elk van de deelprocessen reeds is beëindigd, kortom of in beide stappen 52 en 53 is bepaald dat er geen additionele meting meer gewenst is. Als één of meer van deze deelprocessen nog voortduurt, zal de beslissingsstap 55 worden voortgezet totdat alle deelprocessen zijn geëindigd.
Als alle deelprocessen zijn geëindigd, wordt overeenkomstig een eerste uitvoeringsvorm, de werkwijze als geheel beëindigd in stap 56.Tevens kan in plaats van het beëindigen van de werkwijze in stap 56 de werkwijze worden voortgezet voor een nieuw te detecteren status. In dit geval kan de werkwijze teruggaan naar de lus tussen stappen 42 en 44, waarin bepaald wordt of er een status verandering plaatsvind.
Net als hierboven aangegeven met betrekking tot de werkwijze in figuur 6, kan voor de uitvoeringsvorm in figuur 7 ook een additioneel controleproces continu op de achtergrond worden uitgevoerd na afloop van stap 44. Dit proces kan gelijktijdig plaatsvinden met het doorlopen van de stappen 46-53 en/of 55. Tijdens de controlestap kan worden nagegaan of de status wijzigt.
Hiervoor kan een zelfde lus als die in stappen 42 en 44 worden doorlopen.
Wanneer de status wijzigt kan er een interruptsignaal worden voortgebracht, op basis waarvan de werkwijze gedurende de stappen 46-53 en/of 55 kan worden onderbroken.
De werkwijze kan daarna bijvoorbeeld worden beëindigd in stap 56 (einde), maar het is ook mogelijk dat de werkwijze opnieuw start bij stappen 46 en 47 en deze uitvoert voor de nieuw gedetecteerde status.
De uitvinding wordt slechts beperkt door de navolgende conclusies.
Claims (17)
1. Werkwijze voor het op automatisch wijze bepalen van een hartslag van een dier waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a. het met behulp van tenminste een eerste sensor bepalen van een status van het dier, en het vaststellen van een verandering van de status, waarbij de status een mogelijke status omvat uit een groep omvattende: herkauwen, rusten, eten, lopen, staan, liggen, slapen en drinken; b. het gebruiken van met behulp van ten minste een tweede sensor verkregen data van een hartslag van het dier voor het bepalen van de hartslag van het dier waarbij, op basis van de in stap a vastgestelde verandering, de te gebruiken data alleen gemeten zijn in een tijdsperiode beginnend bij een moment waarop de status van het dier zoals bepaald in stap a. ten minste X1 minuten onveranderd dezelfde 1s, waarbij X1 zich in de range bevindt van 2-20 minuten, bij voorkeur 3-8 minuten.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in stap b. de hartslag van het dier herhaald wordt gemeten.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hartslag herhaald om de Y1 seconden wordt gemeten, maximaal zolang de status onveranderd is waarbij Y1 tussen de 30 en 60 seconden ligt.
4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat stap b. wordt uitgevoerd wanneer de status rusten, staan, liggen of slapen is.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hartslag continu met de ten minste tweede sensor wordt gemeten.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat van de hartslag het aantal slagen per minuut en/of een PPG wordt gemeten.
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in een stap c. met behulp van ten minste een derde sensor verkregen data van een bloeddruk van het dier worden gebruikt voor het bepalen van de bloeddruk van het dier waarbij de te gebruiken data alleen gemeten zijn in een tijdsperiode beginnend bij een moment waarop de status van het dier zoals bepaald in stap a. ten minste X2 minuten onveranderd dezelfde 1s, waarbij X2 zich in de range bevindt van 2-20 minuten, bij voorkeur 3-8 minuten.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat in stap c. de bloeddruk van het dier herhaald wordt gemeten.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de bloeddruk herhaald om de Y2 seconden wordt gemeten, maximaal zolang de status onveranderd is waarbij Y2 tussen de 30 en 60 seconden ligt.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 7-9, met het kenmerk dat stap c. wordt utgevoerd wanneer de status rusten, staan, liggen of slapen is.
11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 7-10, met het kenmerk, dat de bloeddruk continu met de ten minste derde sensor wordt gemeten.
12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 7-11, met het kenmerk, dat de bloeddruk wordt bepaald op een moment waarop de hartslag wordt bepaald.
13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat stap b. met behulp van een digitale processor wordt uitgevoerd.
14. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat stap a. met behulp van een neuraal netwerk wordt uitgevoerd.
15. Werkwijze ten minste volgens een der conclusies 7-12, dat stap c. met behulp van een digitale processor wordt uitgevoerd.
16. Systeem voorzien van ten minste een eerste sensor, ten minste een tweede sensor, een neuraal netwerk, en een digitale processor voor het uitvoeren van een werkwijze volgens conclusie 13 en 14.
17. Systeem volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het systeem verder 1s voorzien van ten minste een derde sensor voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusies 15.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2022951A NL2022951B1 (nl) | 2019-04-16 | 2019-04-16 | Werkwijze en systeem voor het op automatische wijze bepalen van een hartslag van een dier. |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2022951A NL2022951B1 (nl) | 2019-04-16 | 2019-04-16 | Werkwijze en systeem voor het op automatische wijze bepalen van een hartslag van een dier. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2022951B1 true NL2022951B1 (nl) | 2020-10-22 |
Family
ID=66476791
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2022951A NL2022951B1 (nl) | 2019-04-16 | 2019-04-16 | Werkwijze en systeem voor het op automatische wijze bepalen van een hartslag van een dier. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2022951B1 (nl) |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US20020010390A1 (en) * | 2000-05-10 | 2002-01-24 | Guice David Lehmann | Method and system for monitoring the health and status of livestock and other animals |
US20060170561A1 (en) * | 2002-11-08 | 2006-08-03 | Zehavi Eyal | Canine security system |
FR3024654A1 (fr) * | 2014-08-11 | 2016-02-12 | Evolution Nt | Dispositif de surveillance de la sante, de la fertilite et/ou du bien-etre d'un porcin |
-
2019
- 2019-04-16 NL NL2022951A patent/NL2022951B1/nl active
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US20020010390A1 (en) * | 2000-05-10 | 2002-01-24 | Guice David Lehmann | Method and system for monitoring the health and status of livestock and other animals |
US20060170561A1 (en) * | 2002-11-08 | 2006-08-03 | Zehavi Eyal | Canine security system |
FR3024654A1 (fr) * | 2014-08-11 | 2016-02-12 | Evolution Nt | Dispositif de surveillance de la sante, de la fertilite et/ou du bien-etre d'un porcin |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CN111065323B (zh) | 用于确定对象的血压的装置和方法 | |
NL1017354C2 (nl) | Inrichting en werkwijze voor het melken van een dier, inrichting voor het bewaken van een dier. | |
US5339818A (en) | Method for determining blood pressure utilizing a neural network | |
US10765374B2 (en) | Methods and apparatus for adaptable presentation of sensor data | |
US11311198B2 (en) | System and method for determining psychological stress of a person | |
US20180078191A1 (en) | Medical Toilet for Collecting and Analyzing Multiple Metrics | |
US12097049B2 (en) | Methods, apparatus and systems for adaptable presentation of sensor data | |
US11103194B2 (en) | Systems and methods of analyte measurement analysis | |
KR102206785B1 (ko) | 심장탄도의 기준점 사이에서 계측된 시간 간격으로부터 대동맥 맥파 전달 시간을 추정하기 위한 방법 및 기구 | |
Veloudi et al. | Age-dependent changes in blood pressure over consecutive office measurements: impact on hypertension diagnosis and implications for international guidelines | |
NL2022951B1 (nl) | Werkwijze en systeem voor het op automatische wijze bepalen van een hartslag van een dier. | |
JP2008253727A (ja) | モニタ装置、モニタシステム及びモニタ方法 | |
EP0546098A1 (en) | Method and apparatus for determining blood pressure | |
US20080082015A1 (en) | Pre-conditioned ecg system and method | |
EP3549519A1 (en) | Method and apparatus for monitoring a subject | |
CN116602633A (zh) | 一种人体健康信息检测预警系统及方法 | |
US12064219B2 (en) | Determining blood pulse characteristics based on stethoscope data | |
Shao et al. | A unified calibration paradigm for a better cuffless blood pressure estimation with modes of elastic tube and vascular elasticity | |
US20240016422A1 (en) | Biometric information computing system | |
EP4345222A1 (en) | System and method for bowel movement detection | |
JP6845520B1 (ja) | 生体情報演算システム | |
JP7083194B1 (ja) | 生体情報演算システム | |
US11418860B2 (en) | Sensor device, sensing method, and program storage medium | |
KR20230042085A (ko) | 음향 신호 분석 | |
EP3656287A1 (en) | Ocular fundus imaging system, disease onset risk prediction method, and ocular fundus imaging method |