NL2014054B1

NL2014054B1 - Transporteur.

Info

Publication number: NL2014054B1
Application number: NL2014054A
Authority: NL
Inventors: Balk Wouter
Original assignee: Ambaflex Int B V
Priority date: 2014-12-24
Filing date: 2014-12-24
Publication date: 2016-10-12
Also published as: CN107207164A; WO2016105201A3; CN111252465A; US10099861B2; CN107207164B; US20190047793A1; US10611575B2; CN111252465B; EP4234450A3; EP4234450A2; EP3237311A2; PL3237311T3; WO2016105201A2; EP3237311B1; ES2950914T3; US20170369252A1

Abstract

Een transporteur omvat een schroeflijnvormige transportbaan met een omhooggerichte centrale as, een frame en een ten opzichte van het frame verplaatsbaar eindeloos transportorgaan voor het via de transportbaan transporteren van een product. Het transportorgaan is in een centraal gedeelte van de transportbaan, zoals gezien in radiale richting van de centrale as, voorzien van een opwaarts gericht draagoppervlak voor het dragen van een product. De breedte van het draagop- pervlak in radiale richting van de centrale as is kleiner dan 10% van de afstand tussen de centrale as en het draagoppervlak. Aan weerszijden van het draagoppervlak is de transportbaan ter hoogte van het draagoppervlak vrij van obstakels.

Description

Transporteur

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een transporteur, omvattende een schroeflijnvormige transportbaan met een omhooggerichte centrale as, een frame en een ten opzichte van het frame verplaatsbaar eindeloos transportorgaan voor het via de transportbaan transporteren van een product, waarbij het transportorgaan in een centraal gedeelte van de transportbaan, zoals gezien in radiale richting van de centrale as, is voorzien van een opwaarts gericht draagoppervlak voor het dragen van een product.

Een dergelijke transporteur is bekend uit EP 1 902 978. De bekende transporteur is voorzien van een lamellenband als eindeloos transportorgaan, waarmee producten in hoogte-richting kunnen worden getransporteerd. In het geval van het transporteren van slappe, blokvormig producten zullen deze tijdens het doorlopen van de schroeflijnvormige transportbaan enigszins zijn getordeerd. Voor het transporteren van relatief lange, brede en stijve, blokvormig producten zal de transporteur bij voorkeur van een transportbaan met een relatief grote straal en/of een geringe helling worden voorzien, omdat dit type producten de neiging heeft met slechts twee diagonaal tegenover elkaar gelegen hoekpunten op de lamellenband te rusten, namelijk het hoger gelegen hoekpunt ter plaatse van de binnenbocht en het lager gelegen hoekpunt ter plaatse van de buitenbocht van de schroeflijnvormige transportbaan. De helling in de binnenbocht verloopt immers steiler dan de helling in de buitenbocht. In de praktijk zal een product een derde steunpunt zoeken, waardoor het kan wankelen of zelfs omvallen. Een ander nadeel is, dat er ter plaatse van de hoekpunten lokaal relatief hoge krachten op het transportorgaan kunnen werken.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een transporteur waarmee stijve, blokvormige producten op stabiele wijze kunnen worden getransporteerd.

Dit doel wordt bereikt met de transporteur volgens de uitvinding, waarbij de breedte van het draagoppervlak in radi- ale richting van de centrale as kleiner is dan 10% van de afstand tussen de centrale as en het draagoppervlak en aan weerszijden van het draagoppervlak de transportbaan ter hoogte van het draagoppervlak vrij is van obstakels. Verder maakt een smal draagoppervlak een relatief goedkoop transportorgaan mogelijk, terwijl uit experimenten is gebleken dat een smaller draagoppervlak tot verbeterde grip tussen het draagorgaan en te transporteren producten leidt.

De breedte van het draagoppervlak kan eventueel kleiner zijn dan 5% en bij voorkeur kleiner dan 2% van de afstand tussen de centrale as en het draagoppervlak.

Bij voorkeur is het transportgaan zodanig uitgevoerd, dat het draagoppervlak in dwarsdoorsnede gezien althans ongeveer oneindig smal is. In de praktijk bestaat oneindig smal niet, maar dit betekent, dat wanneer een blokvormig product met een althans ongeveer stijve bodem door het transportorgaan wordt gedragen, een serie van ten minste drie op een gebogen lijn gelegen puntcontacten of een lijncontact tussen de bodem en het draagoppervlak bestaat.

Het draagoppervlak is bijvoorbeeld smaller dan 10% van de breedte van de transportbaan en is bij voorkeur smaller dan 5% en bij hogere voorkeur smaller dan 2% van de breedte van de transportbaan. Het is mogelijk dat ter hoogte van het draagoppervlak wel een obstakel aanwezig is, maar dan maakt dit geen deel uit van de transportbaan. Dergelijke obstakels kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door verticale zijwanden ter plaatse van de binnenbocht of buitenbocht van de transportbaan. De breedte van de transportbaan wordt dan gedefinieerd door de afstand tussen de verticale zijwanden.

Een voordeel van de transporteur volgens de uitvinding is dat door het relatief smalle draagoppervlak de in dwarsrichting gelegen buitenzijden van relatief brede, blokvormige producten buiten het draagoppervlak uitsteken en het verschil in afstand tussen de respectievelijke contactpunten van het product en het draagoppervlak tot de centrale as, relatief klein wordt. Door verkleining van dit afstandsverschil neemt de kans op instabiliteit van het product op het transportorgaan af. In het ideale geval vormt het draagoppervlak een oneindig smalle lijn, zodat een lijncontact of een serie van ten minste drie op een gebogen lijn gelegen puntcontacten tussen het draagoppervlak en een vlakke bodem van een product wordt benaderd.

Het transportgaan kan zodanig zijn uitgevoerd, dat een althans ongeveer stijve, vlakke bodem van een door het transportorgaan gedragen product ten minste drie op een gebogen lijn gelegen contactlocaties heeft met het draagoppervlak. Zolang het te transporteren product een zwaartepunt heeft dat binnen de driehoek van de tenminste drie contactlocaties ligt, is sprake van een stabiele situatie.

Bij voorkeur is het draagoppervlak bolvormig zoals gezien in een vlak waarin de centrale as ligt, omdat hierdoor het genoemde lijncontact of een serie van ten minste drie in een gebogen lijn gelegen puntcontacten wordt benaderd. Van bovenaf gezien vormt het draagoppervlak een, eventueel onderbroken, gebogen lijn. In tegenstelling tot een rechte-lijn-contact biedt een gebogen-lijn-contact in principe een stabiele ondersteuning voor een product met een vlakke bodem.

De transporteur kan zijn voorzien van een steunopper-vlak voor het ondersteunen van een ten opzichte van het draagoppervlak kantelend product, waarbij het steunoppervlak zich in radiale richting ten opzichte van de centrale as op afstand van het draagoppervlak bevindt. Hoewel een gebogen-lijn-contact een stabiele ondersteuning kan verlenen, kan door een scheve gewichtsverdeling van een product toch een instabiele situatie ontstaan. Het steunoppervlak houdt een product dat dreigt te kantelen tegen.

Het steunoppervlak kan opwaarts zijn gericht en zich onder het draagoppervlak bevinden, zoals gezien in een vlak waarin de centrale as ligt. Het steunoppervlak vormt dan niet het hierboven genoemde obstakel. Het steunoppervlak kan aan weerszijden van het draagoppervlak zijn gelegen en kan door twee los van elkaar staande gedeelten zijn gevormd.

In een alternatieve uitvoeringsvorm bevindt het steunoppervlak zich ter plaatse van de binnenbocht van de transportbaan en is het in buitenwaartse richting ten opzichte van de centrale as gericht en/of bevindt het zich ter plaatse van de buitenbocht van de transportbaan en is het naar de centrale as zijn gericht.

Het steunoppervlak kan zich boven het draagoppervlak bevinden in een vlak waarin de centrale as zich uitstrekt. Dit is met name geschikt voor relatief hoge producten. Het steunoppervlak kan in dit geval zijn gevormd door verticale wanden ter plaatse van de binnenbocht en de buitenbocht van de transportbaan .

Het steunoppervlak kan deel uitmaken van het frame, maar zou ook onderdeel kunnen zijn van het transportorgaan. In het laatste geval reist onder bedrijfsomstandigheden het steunoppervlak met het product mee via de transportbaan. Er dient te worden opgemerkt, dat het steunoppervlak primair bedoeld is als veiligheidsmaatregel en niet als conventionele geleiding, omdat het smalle draagvlak zelf in principe zorgt voor een stabiele ondersteuning. Zoals hiervoor beschreven, wordt een product met een althans ongeveer vlakke stijve bodem door ten minste drie op een gebogen lijn gelegen punten van het draagoppervlak gedragen. Indien het zwaartepunt van het product buiten deze drie punten valt, ontstaat een wankele situatie en kan het steunoppervlak het product stabiliseren.

In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de transporteur een schroeflijnvormige transportbaan met een omhooggerichte centrale as, een frame en een ten opzichte van het frame verplaatsbaar eindeloos transportorgaan voor het via de transportbaan transporteren van een product, waarbij het transportorgaan is voorzien van een opwaarts gericht draagoppervlak voor het dragen van een product, waarbij het draagoppervlak, zoals gezien in radiale richting van de centrale as, is voorzien van een centraal gedeelte en zijgedeelten die zich in radiale richting ten opzichte van de centrale as aan weerszijden van het centrale gedeelte bevinden, waarbij de zijgedeelten zodanig verend met het centrale gedeelte zijn verbonden, dat de zijgedeelten in verticale richting ten opzichte van het centrale gedeelte met meer dan 2% van de spoed van de schroeflijnvormige transportbaan kunnen uitveren, zoals gezien in een vlak waarin de centrale as ligt. Bij voorkeur kunnen de zijgedeelten met meer dan 5% en bij hogere voorkeur met meer dan 10% van de spoed uitveren.

Er wordt opgemerkt, dat het woord schroeflijnvormig aangeeft, dat de transportbaan in dit gedeelte van de transporteur continu stijgend is.

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van tekeningen, die uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zeer schematisch weergeven.

Fig. 1 is een zij-aanzicht van een uitvoeringsvoor-beeld van de transporteur volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een bovenaanzicht van het uitvoeringsvoor-beeld volgens Fig. 1, inclusief enkele getransporteerde producten.

Fig. 3-6 zijn dwarsdoorsnedeaanzichten langs de respectievelijke lijnen III-III, IV-IV, V-V en VI-VI in Fig. 2.

Fig. 7-10 zijn met Fig. 3-6 overeenkomende dwarsdoorsnedeaanzichten van een alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 11-14 zijn met Fig. 3-6 overeenkomende dwarsdoorsnedeaanzichten van een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 15-18 zijn met Fig. 3-6 overeenkomende dwarsdoorsnedeaanzichten van nog een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een transporteur 1 volgens de uitvinding. De transporteur 1 heeft een schroeflijnvormige transportbaan 2, die om een omhooggerichte centrale as 3 loopt. Verder heeft de transporteur 1 een frame 4, dat in dit geval een centrale kolom 5, voeten 6 en een schroeflijnvormige geleidingsgoot 7 omvat. De voeten 6 en de geleidingsgoot 7 zijn aan de kolom 5 bevestigd.

De transporteur 1 is voorzien van een eindeloos transportorgaan, in dit geval een lamellenband 8, die wordt aangedreven door een motor. De lamellen van de lamellenband 8 hebben een lengterichting in dwarsrichting van de transport-richting van de lamellenband 8. De lamellen zijn onderling verbonden door een ketting, bijvoorbeeld een side-bow ketting. De lamellenband 8 volgt de schroeflijnvormige transportbaan 2 in hoogterichting en wordt door omkeerrollen 9 en 10 aan de uiteinden van de schroeflijnvormige transportbaan 2 via een terugvoerpart 11 via de kortste weg teruggeleid naar de schroeflijnvormige transportbaan 2.

De lamellen van de lamellenband 8 zijn in hun hartlijn elk voorzien van een bolvormig uitsteeksel 12. De bovenzijden van de uitsteeksels 12 vormen tezamen een opwaarts gericht draagoppervlak 13 voor het ondersteunen van een product. Fig. 1 en 2 tonen, dat het draagoppervlak 13 zich in een centraal gedeelte van de transportbaan 2 bevindt, zoals gezien in een vlak waarin de centrale as 3 ligt, ofwel een radiaal vlak ten opzichte van de centrale as 3. Producten zoals stukgoederen G kunnen op het transportorgaan 8 worden geplaatst en door het draagoppervlak 13 worden gedragen en getransporteerd. Het draagoppervlak 13 kan ook op alternatieve manieren worden gevormd, bijvoorbeeld zonder gebruik te maken van lamellen.

Fig. 3-6 tonen dwarsdoorsneden van de transporteur 1 volgens Fig. 2 ter plaatse van een product G, dat zich op de transportbaan 2 bevindt. De figuren tonen dat de breedte van het draagoppervlak 13 in radiale richting van de centrale as 3 veel kleiner is dan de afstand tussen de centrale as 3 en het draagoppervlak 13, bijvoorbeeld kleiner dan 10% daarvan; bovendien is aan weerszijden van het draagoppervlak 13 de transportbaan 2 ter hoogte van het draagoppervlak 13 vrij van obstakels.

Indien het draagoppervlak gevormd zou worden door vlakke bovenzijden van lamellen, zou een blokvormig product met een vlakke en starre bodem in principe met slechts twee diagonaal tegenover elkaar gelegen hoekpunten op de lamellenband rusten, namelijk het hoger gelegen hoekpunt ter plaatse van de binnenbocht en het lager gelegen hoekpunt ter plaatse van de buitenbocht van de schroeflijnvormige transportbaan 2. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de helling in de binnenbocht steiler verloopt dan de helling in de buitenbocht. In de praktijk zal een product een derde steunpunt zoeken, waardoor het kan wankelen of zelfs omvallen.

Het door de bolvormige uitsteeksels 12 gevormde smalle draagoppervlak 13 in het in Fig. 1-6 getoonde uitvoeringsvoorbeeld wordt bij een blokvormig product G met een vlakke en starre bodem een lijncontact benaderd tussen de bodem van het product G en het draagoppervlak 13. Omdat in dit geval in de transportrichting ruimte tussen de naburige uitsteeksels 12 van de lamellen aanwezig is, zal er van bovenaf gezien sprake zijn van een onderbroken lijn, in feite een serie van op een gebogen lijk gelegen puntcontacten. Indien het lijncontact of de serie puntcontacten een rechte lijn zouden vormen, zou er geen sprake zijn van een stabiel draagvermogen, maar omdat het nu gaat om een lijncontact met een gebogen lijn, is er automatisch ondersteuning van tenminste drie punten die niet op één rechte lijn liggen.

Fig. 5 laat zien dat in het radiale vlak ten opzichte van de centrale as 3 de vlakke bodem van het product G in het midden van het product G ongeveer horizontaal verloopt. In de transportrichting maakt het product G een hoek met het horizontale vlak die ongeveer gelijk is met de gemiddelde helling van de transportbaan 2. De doorsneden in andere radiale vlakken, zoals getoond in Fig. 3, 4 en 6, laten zien dat de bodem van het product G een afwijkende hoek ten opzichte van het frame 4 hebben dan in de dwarsdoorsnede volgens Fig. 5. Er wordt opgemerkt, dat indien dwarsdoorsneden worden getekend van vlakken die evenwijdig zijn aan die volgens Fig. 5, de oriëntatie van het product G telkens hetzelfde zou zijn in de tekeningen.

Uit Fig. 3-6 wordt duidelijk dat indien de lamellen in radiale richting ten opzichte van de centrale as 3 op afstand van het draagoppervlak 13 een obstakel ter hoogte van het draagoppervlak 13 zouden hebben, deze obstakels een extra contactvlak buiten het benaderde lijncontact zouden vormen en het beoogde effect teniet zouden doen. In Fig. 3-6 hebben de lamellen waarop de uitsteeksels 12 zijn aangebracht dus in feite geen functie en zijn zij dan ook in streeplijnen afge-beeld.

Hoewel het benaderde gebogen lijncontact blokvormige producten met een stijve bodem stabiel kan transporteren, zal in de praktijk behoefte bestaan om eventueel kantelen van een product ten opzichte van het lijncontact te voorkomen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen optreden in het geval van ongelijkmatige gewichtsverdeling van het product G of het niet centraal op de transportbaan 2 plaatsen van het product G. Om een te transporteren product G voor omvallen te behoeden, zijn in een alternatief uitvoeringsvoorbeeld steunoppervlakken 14 voorzien, zie Fig. 7-10. In dit uitvoeringsvoorbeeld worden de steunoppervlakken 14 gevormd door bovenzijden van blokjes die op de lamellen zijn aangebracht. De steunoppervlakken 14 bewegen dus met het draagoppervlak 13 mee. Het is echter ook denkbaar om de steunoppervlakken 14 een vaste positie op het frame 4 te laten hebben. Wanneer het product G dreigt te kantelen, zullen de steunoppervlakken 14 het product G opvangen.

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens Fig. 7-10 zijn de steunoppervlakken 14 omhoog gericht en bevinden deze zich onder het draagoppervlak 13, zoals gezien in een vlak dat zich radiaal ten opzichte van de centrale as 3 uitstrekt. In een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld bevinden de steunoppervlakken 14 zich ter plaatse van de binnenbocht en buitenbocht van de transportbaan 2. Dit is getoond in Fig. 11-14, waarin ook de lamellen smaller zijn uitgevoerd om te illustreren dat deze hier geen functie hebben. Het steunoppervlak ter plaatse van de binnenbocht van de transportbaan 2 is in de figuren met 15 aangeduid en is in buitenwaartse richting ten opzichte van de centrale as 3 gericht. Het steunoppervlak ter plaatse van de buitenbocht van de transportbaan 2 is in de figuren met 16 aangeduid en is naar de centrale as 3 gericht. De steunoppervlakken 15, 16 volgens dit uitvoeringsvoorbeeld zullen met name worden toegepast voor het transporteren van relatief hoge producten. De steunoppervlakken 15, 16 bevinden zich in dit geval boven het draagoppervlak 13, zoals gezien in een vlak dat zich radiaal ten opzichte van de centrale as 3 uitstrekt. Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld de steunoppervlakken 15, 16 deel uitmaken van het frame 4, is het ook denkbaar om de lamellen te verlengen en aan hun uiteinden te voorzien van opstaande steunen met daarop de steunoppervlakken 15, 16.

In Fig. 15-18 wordt nog een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld getoond. In dit geval is het draagoppervlak opgebouwd uit lamellen met elk een centraal gedeelte 17 en twee zijgedeelten 18. De zijgedeelten 18 van het draagoppervlak bevinden zich in radiale richting ten opzichte van de centrale as 3 aan weerszijden op afstand van het centrale gedeelte 17. Via de lamellen zijn de zijgedeelten 18 verend met het centrale gedeelte 17 verbonden. In rusttoestand, zoals de situatie in Fig. 15 kunnen de zijgedeelten 18 eventueel hoger liggen dan het centrale gedeelte 17, zoals gezien in een radi aal vlak door de centrale as 3. Dit betekent, dat bij het uitveren het product ook nog ondersteund kan worden door één van de zijgedeelten 18, zoals bijvoorbeeld te zien is aan de rechterzijde van Fig. 16 en de linkerzijde van Fig. 18. Bij voorkeur kunnen de zijgedeelten 18 in verticale richting ten opzichte van het centrale gedeelte 17 met meer dan 10% van de spoed van de schroeflijnvormige transportbaan 2 uitveren, zoals gezien in een vlak waarin de centrale as 3 ligt.

De zijgedeelten kunnen allerlei typen veerelementen zijn, zoals met gel gevulde veerorganen.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden die op verschillende manieren binnen het kader van de conclusies kunnen worden gevarieerd. Het uitsteeksel op een lamel kan bijvoorbeeld een andere vorm dan de bolvorm hebben, bijvoorbeeld pyramide-vormig, of een halve cilindervorm met de lenterichting in de transportrich-ting. In het laatste geval zal een gebogen lijncontact worden benaderd.

Claims

1. Transporteur (1), omvattende een schroeflijnvormige transportbaan (2) met een omhooggerichte centrale as (3), een frame (4) en een ten opzichte van het frame (4) verplaatsbaar eindeloos transportorgaan (8) voor het via de transportbaan (2) transporteren van een product (G) , waarbij het transportorgaan (8) in een centraal gedeelte van de transportbaan (2), zoals gezien in radiale richting van de centrale as (3), is voorzien van een opwaarts gericht draagoppervlak (13) voor het dragen van een product(G), met het kenmerk dat de breedte van het draagoppervlak (13) in radiale richting van de centrale as (3) kleiner is dan 10% van de afstand tussen de centrale as (3) en het draagoppervlak (13) en dat aan weerszijden van het draagoppervlak (13) de transportbaan (2) ter hoogte van het draagoppervlak (13) vrij is van obstakels.

2. Transporteur (1) volgens conclusie 1, waarbij het transportorgaan (8) zodanig is uitgevoerd, dat het draagoppervlak (13) in dwarsdoorsnede gezien althans ongeveer oneindig smal is.

3. Transporteur (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het draagoppervlak smaller is dan 10% van de breedte van de transportbaan.

4. Transporteur (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het transportgaan (8) zodanig is uitgevoerd, dat een althans ongeveer stijve, vlakke bodem van een door het transportorgaan gedragen product ten minste drie op een gebogen lijn gelegen contactpunten heeft met het draagoppervlak .

5. Transporteur (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het draagoppervlak (13) bolvormig is, zoals gezien in een vlak waarin de centrale as (3) ligt.

6. Transporteur (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de transporteur (1) is voorzien van een steunoppervlak (14-16) voor het ondersteunen van een ten opzichte van het draagoppervlak (13) kantelend product (G) , waarbij het steunoppervlak (14-16) zich in radiale richting ten opzichte van de centrale as (3) op afstand van het draagoppervlak (13) bevindt.

7. Transporteur (1) volgens conclusie 6, waarbij het steunoppervlak (14) opwaarts gericht is en zich onder het draagoppervlak (13) bevindt, zoals gezien in een vlak waarin de centrale as (3) ligt.

8. Transporteur (1) volgens conclusie 6, waarbij het steunoppervlak (15) zich ter plaatse van de binnenbocht van de transportbaan (2) bevindt en in buitenwaartse richting ten opzichte van de centrale as (3) is gericht en/of zich (16) ter plaatse van de buitenbocht van de transportbaan (2) bevindt en naar de centrale as (3) is gericht.

9. Transporteur (1) volgens conclusie 8, waarbij het steunoppervlak (15, 16) zich boven het draagoppervlak bevindt, zoals gezien in een vlak waarin de centrale as (3) ligt.

10. Transporteur (1) volgens één van de conclusies 6-9, waarbij het steunoppervlak (14-16) deel uitmaakt van het frame (4).

11. Transporteur (1), omvattende een schroeflijnvormige transportbaan (2) met een omhooggerichte centrale as (3), een frame (4) en een ten opzichte van het frame (4) verplaatsbaar eindeloos transportorgaan (8) voor het via de transportbaan (2) transporteren van een product (G), waarbij het transportorgaan (8) is voorzien van een opwaarts gericht draagoppervlak (17, 18) voor het dragen van een product (G), waarbij het draagoppervlak (17, 18), zoals gezien in radiale richting van de centrale as (3), is voorzien van een centraal gedeelte (17) en zijgedeelten (18) die zich in radiale richting ten opzichte van de centrale as (3) aan weerszijden van het centrale gedeelte (17) bevinden, met het kenmerk dat de zijgedeelten (18) zodanig verend met het centrale gedeelte (17) zijn verbonden, dat de zijgedeelten (18) in verticale richting ten opzichte van het centrale gedeelte (17) met meer dan 2% van de spoed van de schroeflijnvormige transportbaan (2) kunnen uitveren, zoals gezien in een vlak waarin de centrale as (3) ligt.