NL2001258C1 - Injectiespuit met zuigerverzegeling. - Google Patents
Injectiespuit met zuigerverzegeling. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2001258C1 NL2001258C1 NL2001258A NL2001258A NL2001258C1 NL 2001258 C1 NL2001258 C1 NL 2001258C1 NL 2001258 A NL2001258 A NL 2001258A NL 2001258 A NL2001258 A NL 2001258A NL 2001258 C1 NL2001258 C1 NL 2001258C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- syringe
- piston
- syringe according
- nozzle
- seal
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M5/00—Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
- A61M5/178—Syringes
- A61M5/31—Details
- A61M5/3129—Syringe barrels
- A61M5/3135—Syringe barrels characterised by constructional features of the proximal end
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M5/00—Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
- A61M5/178—Syringes
- A61M5/31—Details
- A61M5/315—Pistons; Piston-rods; Guiding, blocking or restricting the movement of the rod or piston; Appliances on the rod for facilitating dosing ; Dosing mechanisms
- A61M5/31501—Means for blocking or restricting the movement of the rod or piston
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M5/00—Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
- A61M5/178—Syringes
- A61M5/31—Details
- A61M5/315—Pistons; Piston-rods; Guiding, blocking or restricting the movement of the rod or piston; Appliances on the rod for facilitating dosing ; Dosing mechanisms
- A61M5/31501—Means for blocking or restricting the movement of the rod or piston
- A61M5/31505—Integral with the syringe barrel, i.e. connected to the barrel so as to make up a single complete piece or unit
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Vascular Medicine (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Anesthesiology (AREA)
- Biomedical Technology (AREA)
- Heart & Thoracic Surgery (AREA)
- Hematology (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Animal Behavior & Ethology (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Public Health (AREA)
- Veterinary Medicine (AREA)
- Infusion, Injection, And Reservoir Apparatuses (AREA)
Description
P29214NL00/RR
Korte aanduiding: Injectiespuit met zuigerverzegeling.
De uitvinding heeft betrekking op een injectiespuit met een verzegeling, ook wel tamper evident genaamd, die een zuigerorgaan waarneembaar verzegelt ten opzichte van een cilindrisch deel van een spuitlichaam van de injectiespuit.
Injectiespuiten met tamper evidents zijn reeds in een aantal varianten bekend.
5 Bijvoorbeeld US 6,565,529 B1 toont een injectiespuit met een zuigerorgaan dat voorzien is van een aanslagschijf op zijn zuigerstang. De aanslagschijf ligt naar achteren toe aan tegen een zich naar binnen toe buigende begrenzingsflens van het spuitlichaam. Tezamen vormen de tegen elkaar stuitende aanslagschijf en begrenzingsflens een tamper evident. De tamper evident voorkomt dat een scherpe naald langs het zuigerorgaan tot binnenin de spuit kan 10 worden gestoken om vervolgens ongeoorloofd en ongemerkt te kunnen knoeien met de inhoud. Verder voorkomt de tamper evident dat iemand het zuigerorgaan ongeoorloofd en ongemerkt uit het spuitlichaam kan trekken. Beide handelingen zullen leiden tot zichtbare beschadiging aan de begrenzingsflens.
Nadelig bij deze bekende injectiespuit is dat de vervaardiging en de assemblage 15 daarvan te wensen over laten. Ook in het gebruik is de injectiespuit voor verbetering vatbaar. Verder is het nadelig dat alvorens de tamper evident in werking kan worden gesteld, eerst een aantal andere handelingen verricht moeten zijn. Zo moeten eerst de diverse onderdelen van de injectiespuit vervaardigd zijn, daarna de injectiespuit gevuld worden met een injectiemedium, en moet daarna het zuigerorgaan in het cilindrische deel 20 van het spuitlichaam geplaatst zijn. Alleen dan kan de tamper evident worden geactiveerd. Dit vindt hier plaats middels een thermisch vervormingsproces van de begrenzingsflens teneinde deze zodanig naar binnen te doen buigen dat deze een begrenzing gaat vormen voor de aanslagschijf. Deze kritische volgorde van handelen legt beperkingen op aan de vervaardiging, de assemblage en het vulproces, die als het ware door elkaar heen lopen.
25 Verder brengt dit het risico met zich mee dat het injectiemedium en/of andere onderdelen van de injectiespuit negatieve invloed ondervinden van het thermische vervormingsproces als gevolg van de hoge temperaturen die daarvoor benodigd zijn. Ook is het in de praktijk moeilijk haalbaar om steeds een gelijkmatige vervorming op te leggen aan de begrenzingsflens, hetgeen nadelig kan uitpakken voor de eindgebruiker en/of de patiënt, 30 bijvoorbeeld indien de begrenzingsflens zo ver naar binnen toe vervormd raakt dat deze te strak aan komt te liggen tegen de zuigerstang en daardoor een vrije schuif beweging daarvan naar binnen toe belemmert.
- 2 -
De onderhavige uitvinding heeft tot doel de bovengenoemde nadelen ten minste gedeeltelijk te ondervangen, dan wel een bruikbaar alternatief te verschaffen. In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een betrouwbare en goed te vervaardigen injectiespuit met verzegeling te verschaffen.
5 Dit doel wordt bereikt door een injectiespuit volgens conclusie 1. Hierbij omvat het spuitlichaam een cilindrisch deel dat aan zijn distale einde voorzien is van een spuitmond. Het spuitlichaam wordt aan zijn proximale einde afdichtend afgesloten door een zuigerorgaan dat verschuifbaar is in het cilindrisch deel. Verder is er een zuigerverzegeling voorzien die ten minste één met het spuitlichaam verbonden of integraal aangevormd 10 begrenzingsdeel omvat dat in radiale richting naar binnen toe uitsteekt. Het zuigerorgaan is voorzien van ten minste één daarmee verbonden of integraal aangevormd aanslagdeel dat in radiale richting naar buiten toe uitsteekt en dat wordt gevormd door een in radiale richting naar binnen toe veerbare aanslagnok. Het begrenzingsdeel is uitgevoerd met radiale binnenafmetingen die groter zijn dan de radiale buitenafmetingen van de zuiger en/of de 15 radiale binnenafmetingen van het cilindrische deel van het spuitlichaam. Het begrenzingsdeel is verder ingericht om waarneembaar te beschadigen, bijvoorbeeld duidelijk te verbreken, indien getracht wordt om het zuigerorgaan uit het spuitlichaam te trekken. De ten minste ene aanslagnok zorgt er automatisch voor dat een weerstand tegen uittrekken wordt gevoeld en dat bij een grotere uittrekkracht, het begrenzingsdeel zichtbaar 20 en/of hoorbaar beschadigd raakt. Tezamen vormen de aanslagnok en het begrenzingsdeel een zuigerverzegeling die dienst kan doen als tamper evident. Het is bij de zuigerverzegeling volgens de uitvinding met voordeel mogelijk om het zuigerorgaan in het spuitlichaam te plaatsen, terwijl het begrenzingsdeel van de zuigerverzegeling zich reeds in zijn werkzame stand bevindt. Ook is het mogelijk om eerst het zuigerorgaan in het 25 spuitlichaam te plaatsen, en pas daarna het begrenzingsdeel van de zuigerverzegeling in zijn werkzame stand te brengen. De zuiger is uitgevoerd met kleinere radiale afmetingen en kan daardoor het begrenzingsdeel passeren. Verder heeft de aanslagnok de vrijheid om in radiale richting naar binnen toe te veren en kan aldus eveneens het begrenzingsdeel passeren. De vervaardiging en assemblage van de injectiespuit kan hierdoor snel en 30 eenvoudig worden uitgevoerd, inclusief eventueel afvullen met injectiemedium, terwijl er daarbij meer vrijheid verkregen is in de volgorde van handelen.
Het begrenzingsdeel is bij voorkeur uitgevoerd als afzonderlijk breekorgaan dat bevestigd is in het proximale einde van het spuitlichaam, bijvoorbeeld middels een klikverbinding. Het is dan met voordeel niet langer nodig om de injectiespuit tijdens het 35 assembleren en afvullen aan een thermisch vervormingsproces met de daarbij behorende hoge temperaturen te onderwerpen. Zowel het breekorgaan alsook andere delen van de - 3 - injectiespuit kunnen met voordeel uit kunststof worden vervaardigd bijvoorbeeld in een spuitgietproces.
In een verdere uitvoeringsvorm is het breekorgaan opgebouwd uit ten minste twee ringvormige segmenten die middels verzwakte wanddelen (breekwanden) met elkaar 5 verbonden zijn. De ringvormige segmenten kunnen tezamen de zuigerstang van het zuigerorgaan volledig omringen en kunnen aldus over de gehele omtrek een begrenzing vormen die voorkomt dat bijvoorbeeld een scherpe injectienaald vanaf de achterzijde langs het zuigerorgaan in het spuitlichaam naar binnen wordt gestoken om het injectiemedium daaruit te onttrekken.
10 Met voordeel is de ten minste ene in radiale richting naar binnen toe veerbare aanslagnok integraal aangevormd aan het zuigerorgaan, in het bijzonder aan de zuigerstang daarvan. Zo kan de zuigerstang bijvoorbeeld zijn uitgevoerd met een hol cilindrisch deel, waarbij dan in de cilindrische omtrekswand een sparing is vrijgelaten waarin de aanslagnok de vrijheid heeft om naar binnen te veren.
15 In een verdere uitvoeringsvorm omvat de spuitmond een afzonderlijke naaldeenheid die vanaf het proximale einde in het spuitlichaam is ingebracht voordat het zuigerorgaan daarin gestoken is. De naaldeenheid kan met voordeel van binnenuit verbonden zijn met het spuitlichaam, bijvoorbeeld middels een klikverbinding. Tezamen met het niet integraal aan het spuitlichaam aanvormen van het begrenzingsdeel, maakt deze uitvoeringsvorm het 20 mogelijk om de naaldeenheid en het breekorgaan tezamen in één voortgaande handeling in 'het spuitlichaam naar binnen te voeren en daarin op hun respectievelijke posities te bevestigen, bijvoorbeeld via de genoemde klikverbindingen.
Met veel voordeel kunnen het breekorgaan en het naaldeenheid tijdens de vervaardiging in eerste instantie met elkaar verbonden zijn. In het bijzonder kunnen ze zelfs 25 als integraal onderdeel vervaardigd zijn, bijvoorbeeld met verzwakte wanddelen als breekwanden daartussen. Tijdens assemblage kunnen de verzwakte wanddelen als gevolg van een axiale inbrengkracht die wordt uitgeoefend op de naaldeenheid worden verbroken. Dit zal automatisch plaatsvinden indien de axiale inbrengkracht door blijft drukken op de naaldeenheid nadat het breekorgaan zijn eindpositie bereikt heeft en vast in het 30 spuitlichaam is komen te zitten. De naaldeenheid zal dan als gevolg van de voortgaande axiale inbrengkracht in één voortgaande beweging in de richting van het distale einde van het spuitlichaam worden gedrukt en aldaar vast komen te zitten in het spuitlichaam.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is naast de zuigerverzegeling als tamper evident aan het proximale einde, tevens een spuitmondverzegeling als tamper evident aan het 35 distale einde voorzien. De spuitmondverzegeling is ingericht om waarneembaar te beschadigen, bijvoorbeeld duidelijk te verbreken, indien getracht wordt om de uitstroomopening van de spuitmond vrij te maken. Hiermee is een injectiespuit verkregen die - 4 - aan alle zijden bestand is tegen ongeoorloofd gebruik danwel daarvan duidelijke zichtbare sporen zal doen achterlaten.
In een verdere uitvoeringsvorm is de spuitmondverzegeling uitgevoerd als afschermkap die ten minste de uitstroomopening van de spuitmond afschermt en die 5 middels verzwakte wanddelen als breekwand integraal is aangevormd is aan het distale einde van het spuitlichaam. Dit integraal aanvormen is met voordeel mogelijk in combinatie met de eenvoudige constructie van de zuigerverzegeling en/of dankzij het als afzonderlijk onderdeel uitvoeren van de naaldeenheid die vanaf het proximale einde in het spuitlichaam kan worden aangebracht.
10 Bij voorkeur is de afschermkap zodanig uitgevoerd dat deze in de niet verbroken stand afdichtend aanligt tegen de uitstroomopening van de spuitmond respectievelijk de uitstroomopening van de naaldeenheid. Dit maakt een afzonderlijke afdichting van de uitstroomopening overbodig, voorkomt onnodige vervuiling van de uitstroomopening en onnodig verlies aan injectiemedium indien de afschermkap verwijderd wordt.
15 De integraal aangevormde afschermkap is bij voorkeur opgebouwd uit ten minste twee delen die middels verzwakte wanddelen als breekwand met elkaar verbonden zijn. Dit geeft een gebruiker de mogelijkheid om de gewenste indringdiepte van de spuitmond respectievelijk van een naald van de naaldeenheid, in een lichaamsdeel naar keuze in te stellen. Door alleen het voorste deel te verwijderen geeft de gebruiker een korter langsdeel 20 van de spuitmond respectievelijk naald vrij dan wanneer hij de gehele afschermkap verwijdert.
Verdere voorkeursuitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de onderconclusies.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een gebruik van de injectiespuit voor het injecteren van een injectiemedium in dieren, in het bijzonder in een speen van een uier van 25 een melkdier zoals een koe of een geit.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin:
Fig. 1 een schematisch aanzicht is in perspectief van een uitvoeringsvorm van een 30 injectiespuit volgens de uitvinding voorafgaand aan assemblage;
Fig. 2 een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht is overeenkomstig figuur 1 met in het spuitlichaam gemonteerde naaldeenheid en breekorgaan;
Fig. 3 een aanzicht is overeenkomstig figuur 2 met in het spuitlichaam gemonteerd zuigerorgaan; 35 Fig. 4 een aanzicht is overeenkomstig figuur 2 met verbroken en uitgetrokken breekorgaan; Fig. 5 een deelaanzicht is op vergrote schaal met het zuigerorgaan volledig ingedrukt; - 5 -
Fig. 6 een vergroot aanzicht is van het samenstel van naaldeenheid met breekorgaan uit figuur 1;
Fig. 7 een variant toont met een alternatief type naald;
Fig. 8 drie stappen toont van het verwijderen van de spuitmondverzegeling; 5 Fig. 9 een variant toont van figuur 8 met een eendelige spuitmondverzegeling; en Fig. 10a, 10b een variant tonen van figuur 1, 3 met een van extra beveiligingsnokken voorzien zuigerorgaan.
In figuur 1 is de injectiespuit in zijn geheel aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De 10 injectiespuit 1 omvat een spuitlichaam 2 met een cilindrisch deel 3 met een axiale richting waaraan een distaai einde 3a en een proximaal einde 3b kunnen worden onderscheiden. Verder omvat de injectiespuit 1 een zuigerorgaan 5 met een zuigerstang 6 en een zuiger 7. De zuigerstang 6 gaat aan zijn vrije einde over in een duimsteun 8 en is verder uitgevoerd met een cilindrisch wanddeel waarin twee integraal aangevormde diametraal tegenover 15 elkaar liggende aanslagnokken 10 zijn voorzien. De aanslagnokken 10 strekken zich als het ware uit in sparingen in het cilindrische wanddeel en hebben daardoor de vrijheid om in radiale richting naar binnen toe te veren. De zuiger 7 maakt hier eveneens integraal deel uit van het zuigerorgaan 5 en is voorzien van twee elastisch vervormbare ringvormige wanddelen 8. De zuiger 7 is zodanig gedimensioneerd dat deze in een gemonteerde stand 20 met zijn wanddelen 8 afdichtend aanligt tegen de binnenomtrekswand van het cilindrische deel 3. Hiertoe zijn de radiale buitenafmetingen van de zuiger 7 in hoofdzaak gelijk aan de radiale binnenafmetingen van het cilindrische deel 3.
Als verder onderdeel voorafgaand aan assemblage omvat de injectiespuit 1 een integraal gevormd samenstel van een naaldeenheid 12 die middels verzwakte wanddelen 25 13 verbonden is met een breekorgaan 14 (zie ook fig. 6). Dit samenstel is bestemd om verbroken te worden tijdens de assemblage, zoals hieronder nader zal worden besproken.
De naaldeenheid 12 is bestemd om aan het distale einde 3a een spuitmond te vormen en dient vanaf het proximale einde 3b in het spuitlichaam 2 te worden ingébracht. Ter plaatse van het distale einde 3a kan de naaldeenheid 12 vast worden verbonden met 30 het spuitlichaam 2. Bij de hier getoonde uitvoeringsvorm vindt dit plaats middels een klikverbinding met complementair in elkaar grijpende wanddelen, in het bijzonder een veer-groef verbinding (zie fig. 2).
Het breekorgaan 14 omvat twee halfringvormige segmenten 18a, 18b die middels verzwakte wanddelen 19 met elkaar verbonden zijn. Het breekorgaan 14 kan vast worden 35 verbonden met het proximale einde 3b van het spuitlichaam 2. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt ook deze verbinding gevormd door een klikverbinding, waartoe elk segment 18a, 18b voorzien is van een bevestigingsnok 20 die zich vast kan grijpen in een - 6 - complementaire uitsparing 21 die voorzien is in een verwijd gedeelte 23 van het proximale einde 3b van het spuitlichaam 2 (zie fig. 2). Het verwijde gedeelte 23 gaat over in vingergrepen 25 voor een gebruiker.
Het breekorgaan 14 omvat een in radiale richting naar binnen toe uitstekend 5 begrenzingsdeel 27 dat zich in omtreksrichting rondom gesloten uitstrekt. Het begrenzingsdeel 27 is uitgevoerd met een binnendiameter die groter is dan de buitendiameter van de wanddelen 8 van de zuiger 7 respectievelijk de binnendiameter van het cilindrische deel 3. Dit maakt het mogelijk voor de zuiger 7 om door het breekorgaan 14 te worden gestoken, in het bijzonder nadat het breekorgaan 14 van de naaldeenheid 12 10 gescheiden is en in het proximale einde 3b van het spuitlichaam 2 gemonteerd is. De aanslagnokken 10 op hun beurt zijn echter uitgevoerd met radiale buitenafmetingen die in de niet-ingeveerde stand juist groter zijn dan de binnendiameter van het begrenzingsdeel 27. Indien het zuigerorgaan 5 door het breekorgaan 14 heen gestoken wordt, dan zullen de aanslagnokken 10 als gevolg van hun aflopende voorzijden in radiale richting naar binnen 15 toe geveerd worden. Alleen in deze ingeveerde stand kunnen de aanslagnokken 10 het begrenzingsdeel 27 van het breekorgaan 14 passeren. Zodra de aanslagnokken 10 het begrenzingsdeel 27 gepasseerd zijn hebben zij weer de vrijheid om naar buiten te veren. Vanaf dat moment is het zuigerorgaan 5 met zijn aanslagnokken 10 in axiale richting begrensd door het begrenzingsdeel 27 van het breekorgaan 14 (zie fig. 3).
20 Indien getracht wordt het zuigerorgaan 5 weer uit het spuitlichaam 2 te trekken, dan heeft dit tot direct gevolg dat het breekorgaan 14 dit blokkeert. Het breekorgaan 14 is zodanig geconstrueerd dat het alleen weer uit het spuitlichaam 2 verwijderd kan worden nadat het in twee of meer stukken kapot gebroken is. Als gevolg van het optredende krachtenspel tussen de aanslagnokken 10 en het begrenzingsdeel 27, zal het breekorgaan 25 14 bij uitoefening van voldoende hoge uittrekkracht op het zuigerorgaan 5, kapot breken ter plaatse van de verzwakte wanddelen 19. Hierdoor ontstaan twee losse segmenten 18a, 18b die de vrijheid hebben om met hun bevestigingsnok 20 los te komen uit de uitsparing 2, en om dan tezamen met het zuigerorgaan 5 uit het spuitlichaam 2 naar buiten getrokken te worden (zie fig. 4). Een mogelijkheid is dat de segmenten volledig los komen, een andere 30 mogelijkheid is dat de segmenten van elkaar losbreken als de zuiger wordt uitgetrokken, maar dat deze vervormde segmenten wel vast blijven zitten aan de cilinder. Dit is voordelig omdat er dan geen delen loskomen. Aldus vormt het breekorgaan 14 tezamen met de aanslagnokken 10 een betrouwbare zuigerverzegeling die een ongeoorloofd verwijderen van het zuigerorgaan 5 uit het spuitlichaam 2 zichtbaar maakt.
35 Aan het distale einde 3a van het spuitlichaam 2 is een verzegeling voorzien van de door de naaldeenheid 12 gevormde spuitmond. Deze spuitmondverzegeling 30 wordt hier gevormd door een afschermkap 31 middels een verzwakt omtrekswanddeel 32 integraal is - 7 - aangevormd aan het spuitlichaam 2. De afschermkap 31 is hier tweedelig uitgevoerd waarbij de beide delen 31a, 31b wederom middels een verzwakt omtrekswanddeel 33 met elkaar verbonden zijn. Dit maakt het mogelijk om alleen het voorste deel 31a te verwijderen, of ook het achterste deel 31b. Zoals te zien in figuur 8 geeft dit de gebruiker de mogelijkheid om 5 een langer of korter deel van de naald 35 van de naaldeenheid 12 vrij te maken voor inbreng in een lichaamsdeel. Beide delen van de afschermkap 31 zijn voorzien van zodanige profielen, hier gevormd door respectievelijk ribben en vleugels, dat een gebruiker goed grip heeft. Verder is het voorste deel 31a uitgevoerd met een kleinere buitendiameter en daardoor tevens met een kleinere omtrek aan verzwakt wanddeel 33 dan het achterste 10 deel 31 b met zijn verzwakte omtrekswanddeel 32. Dit zorgt er met voordeel voor dat bij uitoefening van een draaikracht op het voorste deel 31a, dit voorste deel 31a ter plaatse van zijn verzwakte omtrekswanddeel 33 los zal breken van het achterste deel 31b. Eerst indien er door de gebruiker een draaikracht wordt uitgeoefend op het achterste deel 31b zal deze ter plaatse van zijn verzwakte omtrekswanddeel 32 losbreken van de rest van het 15 spuitlichaam 2.
De afschermkap 31 van de spuitmondverzegeling 30 is zodanig uitgevoerd dat deze met zijn voorste deel 31a afdichtend aanligt tegen uitstroomopeningen 36 van de naald 35 van de naaldeenheid 12.
Met veel voordeel bestaat de getoonde injectiespuit 1 voorafgaand aan assemblage 20 uit slechts drie onderdelen die alle uit kunststof kunnen worden vervaardigd, in het bijzonder PE, PP en of TPE. Desgewenst kunnen gedeelten van deze onderdelen, bijvoorbeeld de naald 35 ten opzichte van de rest van de naaldeenheid 12 of de zuiger 7 ten opzichte van de rest van het zuigerorgaan 5, uit verschillende materialen vervaardigd zijn die bijvoorbeeld in een twee-componenten spuitgietproces vervaardigd zijn.
25 De assemblage van de injectiespuit 1 kan als volgt plaatsvinden:
Het samenstel van naaldeenheid 12 en breekorgaan 14 wordt op een drukgereedschap (niet getoond) geplaatst en voor het open proximale einde 3b van het spuitlichaam 2 gepositioneerd. Het spuitlichaam 2 is hierbij reeds voorzien van de integraal aangevormde spuitmondverzegeling 30. Het drukgereedschap steunt hierbij in axiale 30 richting enkel af op de naaldeenheid 12 en niet op het breekorgaan 14. Door het drukgereedschap samen met het samenstel van naaldeenheid 12 en breekorgaan 14 in het spuitlichaam 2 naar binnen te drukken, zal eerst het breekorgaan 14 zich vastklikken in het verwijde deel 23 van het spuitlichaam 2. Vervolgens zullen de verzwakte wanddelen 13 kapot getrokken worden, waarna de naaldeenheid 12 verder in het spuitlichaam 2 naar 35 binnen wordt gedrukt, totdat ook deze zich vastklikt in het distale einde 3a van het spuitlichaam 2. De naald 35 van de naaldeenheid 12 komt hierbij automatisch met zijn uitstroomopeningen 36 afdichtend aan te liggen tegen het voorste deel 31a van de - 8 - afschermkap 31. Het drukgereedschap kan dan worden verwijderd en de injectiespuit 1 kan vanaf het proximale einde 3b gevuld worden met een injectiemedium. Daarna kan het zuigerorgaan 5 worden aangebracht in het met injectiemedium gevulde spuitlichaam 2, waarbij de aanslagnokken 10 het begrenzingsdeel 27 van het breekorgaan 14 passeren, 5 zich daarachter vastzetten en automatisch de zuigerverzegeling activeren. Noch voor het activeren van de zuigerverzegeling noch voor het activeren van de spuitmondverzegeling hoeven extra handelingen te worden verricht. Deze treden tijdens de hierboven beschreven assemblage automatisch in werking.
Figuur 10 toont een variant waarin het zuigerorgaan 5 voorzien is van een paar in 10 radiale richting naar binnen toe uitstekende beveiligingsdelen 40 die worden gevormd door beveiligingsnokken 41 die in radiale richting naar buiten toe veerbaar zijn. De beveiligingsdelen 40 bevinden zich in axiale richting aan de achterzijde van de aanslagnokken 10. De functie van de beveiligingsdelen 40 is om te voorkomen dat iemand de aanslagnokken 10 in ingeveerde stand kan brengen, vervolgens in deze ingeveerde 15 stand kan fixeren, om daarna het zuigerorgaan 5 ongemerkt uit het zuigerlichaam 2 te trekken zonder daarbij de zuigerverzegeling waarneembaar te beschadigen. Het in de ingeveerde stand brengen van de aanslagnokken 10 kan bijvoorbeeld plaatsvinden door het zuigerorgaan 5 na assemblage iets verder het zuigerlichaam 2 in te drukken. De aanslagnokken 10 worden dan door de binnenomtrekswand van het cilindrisch deel 3 naar 20 binnen gedrukt. Vervolgens zou dan iemand kunnen proberen om iets scherps in de zuigerstang 6 naar binnen te steken dat zich vast kan grijpen in de ingeveerde aanslagnokken 10 teneinde deze in de ingeveerde stand te blokkeren. De beveiligingsdelen 40 blokkeren dit doordat zij een afscherming vormen van de aanslagnokken 10 naar achteren toe. Door de beveiligingsdelen 40 in radiale richting naar buiten toe veerbaar te 25 vervaardigen staan zij niet in de weg aan een integraal aanvormen daarvan aan het zuigerorgaan, bijvoorbeeld in een spuitgietproces. Uittrekken van een matrijskern kan dan namelijk plaats vinden onder invering van de beveiligingsdelen 40.
Naast de getoonde uitvoeringsvormen zijn vele varianten mogelijk. Zo kunnen de diverse onderdelen van de injectiespuit verschillende vormen en afmetingen worden 30 meegegeven. Het breekorgaan kan in plaats van in een verwijd gedeelte van het spuitlichaam ook buiten het spuitlichaam worden voorzien. In plaats van de integraal aangevormde spuitmondverzegeling kan aan het distale einde ook een ander type tamper evident constructie worden toegepast teneinde het distale einde op betrouwbare wijze te verzegelen en/of af te dichten. In dat geval is het tevens mogelijk om een naaldeenheid 35 integraal aan te vormen aan het spuitlichaam dan wel een naaldeenheid toe te passen die vanaf de buitenzijde verbonden kan worden met het distale einde van het spuitlichaam. Als verzwakte wanddelen voor de verzegelingen kunnen ook andersoortige of andersvormige - 9 - breekwanden worden toegepast, al dan niet integraal aangevormd. Het is zelfs ook mogelijk om geen verzwakte wanddelen te voorzien. Het begrenzingsdeel vormt dan als het ware een onbreekbare begrenzing voor een eenmaal met zijn aanslagnokken daar voorbij gestoken zuigerorgaan. Ook als naald kunnen diverse varianten worden toegepast, waarvan 5 er één met slechts één uitstroomopening aan zijn vrije einde getoond is in figuur 7. Het is ook mogelijk om een metalen naald toe te passen met één of meerdere al dan niet zijwaarts uitmondende uitstroomopeningen. In plaats van een tweedelige spuitmondverzegeling kan ook een eendelige afschermkap worden gebruikt zoals getoond is in figuur 9.
Aldus is volgens de uitvinding een uit een minimum aantal onderdelen opgebouwde 10 injectiespuit verschaft die eenvoudig te vervaardigen en assembleren is en waarbij de verzegelingen niet in de weg staan aan de assemblage en automatisch in werking treden als direct gevolg van deze assemblage. De injectiespuit kan hierdoor goedkoop vervaardigd en met injectiemedium gevuld worden tijdens het proces van assembleren van de diverse onderdelen. De injectiespuit leent zich met name goed voor het injecteren van een 15 injectiemedium in een dier, in het bijzonder in een speen van een uier van een melkdier zoals een koe of geit, bijvoorbeeld een zalf met antibiotische eigenschappen, dan wel een uithardbaar medium dat de speen tijdelijk kan afdichten.
20
Claims (18)
1. Injectiespuit omvattende: - een spuitlichaam met een cilindrisch deel dat aan zijn distale einde voorzien is van een spuitmond; - een zuigerorgaan met een zuigerstang en een zuiger die het spuitlichaam aan zijn 5 proximate einde afdichtend afsluit en die verschuifbaar is in axiale richting van het spuitlichaam; en - een zuigerverzegeling die een verplaatsing van het zuigerorgaan in proximale richting begrenst ten opzichte van het cilindrische deel, en welke zuigerverzegeling zodanig is ingericht dat deze waarneembaar beschadigt indien het zuigerorgaan in proximate richting 10 wordt verplaatst ten opzichte van het spuitlichaam; waarbij ten minste één in radiale richting naar buiten toe uitstekend aanslagdeel voorzien is op het zuigerorgaan, welk aanslagdeel in een verzegelde stand in axiale richting begrensd wordt door ten minste één in radiale richting naar binnen toe uitstekend begrenzingsdeel van de zuigerverzegeling, 15 met het kenmerk, dat het in radiale richting naar buiten toe uitstekende aanslagdeel wordt gevormd door een aanslagnok die in radiale richting naar binnen toe veerbaar is, waarbij het begrenzingsdeel radiale binnenafmetingen heeft die groter zijn dan radiale buitenafmetingen van de zuiger respectievelijk radiale binnenafmetingen van het cilindrische 20 deel van het spuitlichaam.
2. Injectiespuit volgens conclusie 1, waarbij het begrenzingsdeel van de zuigerverzegeling een breekorgaan omvat dat bevestigd is in het proximate einde van het spuitlichaam. 25
3. Injectiespuit volgens conclusie 2, waarbij het breekorgaan een uit ten minste twee segmenten opgebouwde ring omvat die middels verzwakte wanddelen met elkaar verbonden zijn.
4. Injectiespuit volgens conclusie 2 of 3, waarbij het breekorgaan middels een klikverbinding is bevestigd in het proximate einde van het spuitlichaam.
5. Injectiespuit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het begrenzingsdeel voorzien is in een verwijd deel van het proximate einde van het zuigerlichaam. 35 - 11 -
6. Injectiespuit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de in radiale richting naar binnen toe veerbare aanslagnok integraal deel uitmaakt van het zuigerorgaan.
7. Injectiespuit volgens conclusie 6, waarbij de zuigerstang een cilindrisch wanddeel 5 omvat waarin de in radiale richting naar binnen toe veerbare aanslagnok geïntegreerd is.
8. Injectiespuit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de spuitmond een naaldeenheid omvat die vanaf het proximale einde in het spuitlichaam is ingebracht en in de richting van het distale einde begrensd is door het spuitlichaam. 10
9. Injectiespuit volgens conclusie 2 en 8, waarbij het breekorgaan en het naaldeenheid voorafgaand aan montage in het spuitlichaam middels verzwakte wanddelen met elkaar verbonden zijn, welke verzwakte wanddelen als gevolg van een axiale inbrengkracht tijdens montage in het spuitlichaam verbroken zijn. 15
10. Injectiespuit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij aan het distale einde een spuitmondverzegeling is voorzien die de spuitmond verzegelt en welke spuitmondverzegeling zodanig is ingericht dat deze waarneembaar beschadigt indien een uitstroomopening van de spuitmond wordt vrijgemaakt. 20
11. Injectiespuit volgens conclusie 10, waarbij de spuitmondverzegeling een afschermkap omvat die ten minste de uitstroomopening van de spuitmond afschermt en die middels verzwakte wanddelen integraal is aangevormd aan het distale einde van het spuitlichaam. 25
12. Injectiespuit volgens conclusie 11, waarbij de afschermkap afdichtend aanligt tegen de uitstroomopening van de spuitmond.
13. Injectiespuit volgens één van de conclusies 11-12, waarbij de afschermkap ten 30 minste twee delen omvat die middels verzwakte wanddelen met elkaar verbonden zijn en die elk een opvolgend langsdeel van de spuitmond afschermen.
14. Injectiespuit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het breekorgaan en/of de naaldeenheid vervaardigd zijn uit kunststof, in het bijzonder PE, PP en/of TPE. 35
15. Injectiespuit volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het zuigerorgaan voorzien is van ten minste één in radiale richting naar binnen toe uitstekend beveiligingsdeel dat in axiale richting naar achteren toe de aanslagnok afschermt. - 12 -
16. Injectiespuit volgens conclusie 15, waarbij het beveiligingsdeel wordt gevormd door een beveiligingsnok die in radiale richting naar buiten toe veerbaar is.
17. Injectiespuit volgens één van de voorgaande conclusies gevuld met injectiemedium.
18. Gebruik van een injectiespuit volgens één van de voorgaande conclusies voor het injecteren van een injectiemedium in een dier, in het bijzonder in een speen van een uier van een melkdier. 15
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2001258A NL2001258C1 (nl) | 2008-02-05 | 2008-02-05 | Injectiespuit met zuigerverzegeling. |
EP09709168.0A EP2254626B1 (en) | 2008-02-05 | 2009-01-22 | Syringe with piston seal |
DK09709168.0T DK2254626T3 (da) | 2008-02-05 | 2009-01-22 | Sprøjte med stempelpakning |
PCT/NL2009/000012 WO2009099321A1 (en) | 2008-02-05 | 2009-01-22 | Syringe with piston seal |
US12/866,443 US20110190628A1 (en) | 2008-02-05 | 2009-01-22 | Syringe With Piston Seal |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2001258A NL2001258C1 (nl) | 2008-02-05 | 2008-02-05 | Injectiespuit met zuigerverzegeling. |
NL2001258 | 2008-02-05 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2001258C1 true NL2001258C1 (nl) | 2009-08-06 |
Family
ID=40551071
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2001258A NL2001258C1 (nl) | 2008-02-05 | 2008-02-05 | Injectiespuit met zuigerverzegeling. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US20110190628A1 (nl) |
EP (1) | EP2254626B1 (nl) |
DK (1) | DK2254626T3 (nl) |
NL (1) | NL2001258C1 (nl) |
WO (1) | WO2009099321A1 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2016058278A1 (zh) * | 2014-10-14 | 2016-04-21 | 洪志华 | 转动式安全针筒 |
KR20180021813A (ko) * | 2015-06-25 | 2018-03-05 | 머크 샤프 앤 도메 비.브이. | 시린지용 백스톱 |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4367738A (en) * | 1981-10-28 | 1983-01-11 | Janssen Pharmaceutica Inc. | Pre-filled syringe for abusable drugs |
US4747830A (en) * | 1986-04-28 | 1988-05-31 | Gloyer Walter W | Anti-stick contagion free disposable hypodermic safety syringe |
US5578015A (en) * | 1989-09-18 | 1996-11-26 | Robb Pascal Patent Limited | Safety syringe incorporating automatic needle holder release |
AUPN615095A0 (en) | 1995-10-24 | 1995-11-16 | Astra Pharmaceuticals Pty Ltd | Tamper evident syringe design |
US6422866B2 (en) * | 1997-12-02 | 2002-07-23 | Centrix, Inc. | Dental capsule or cartridge with frangible end seal |
AU2002245633B8 (en) * | 2001-03-06 | 2006-07-06 | Zoetis Services Llc | Applicator having partial insertion cannula |
US6953449B2 (en) * | 2003-01-17 | 2005-10-11 | Taiject Medical Device Co., Ltd. | Hypodermic syringe having plunger pull-out stopping structure |
US7850647B2 (en) * | 2004-03-16 | 2010-12-14 | Glenord Pty. Ltd. | Single use retractable syringe |
-
2008
- 2008-02-05 NL NL2001258A patent/NL2001258C1/nl not_active IP Right Cessation
-
2009
- 2009-01-22 DK DK09709168.0T patent/DK2254626T3/da active
- 2009-01-22 US US12/866,443 patent/US20110190628A1/en not_active Abandoned
- 2009-01-22 WO PCT/NL2009/000012 patent/WO2009099321A1/en active Application Filing
- 2009-01-22 EP EP09709168.0A patent/EP2254626B1/en not_active Not-in-force
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2009099321A1 (en) | 2009-08-13 |
DK2254626T3 (da) | 2013-10-07 |
EP2254626B1 (en) | 2013-07-03 |
EP2254626A1 (en) | 2010-12-01 |
US20110190628A1 (en) | 2011-08-04 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
KR101538532B1 (ko) | 무력화 기구를 갖는 주사기 | |
JP5409615B2 (ja) | 不能化機構付き注射器 | |
EP1648539B1 (en) | Medicament container with needle protection housing | |
JP6416774B2 (ja) | 針保護システムを有する注射装置 | |
CA2175421C (fr) | Procede de fabrication d'un dispositif d'injection du type pre-rempli renfermant une dose de liquide a injecter, et dispositif d'injection realise | |
CA2765161C (en) | Passive reuse prevention syringe that uses a flange lock | |
EP1480699B1 (en) | Glass safety syringe and relative safety kit for glass syringe | |
JP6626147B2 (ja) | 再使用防止のためのサムプレスの破断容易機能 | |
CN107810022B (zh) | 包括接合针的注射器 | |
NL2001258C1 (nl) | Injectiespuit met zuigerverzegeling. | |
KR20240001257A (ko) | 자동 주사 장치를 위한 낙하 테스트 특징부를 구비한 강성 바늘 쉴드 분리기 | |
JP6722583B2 (ja) | シリンジキャップ、針付シリンジ、及びプレフィルドシリンジ製剤 | |
EP2934635A1 (en) | Prefillable auto-retractable safety syringe | |
JP6920274B2 (ja) | シリンジおよびシリンジを組み立てる方法 | |
JP7030835B2 (ja) | ステイクドニードルを備えたプレフィルドシリンジのための注射針保護装置、およびこのような装置を備える注射器 | |
JP6659022B2 (ja) | 樹脂成形体の射出成形用金型 | |
CA2730049A1 (en) | Cannula protector and single-use syringe system | |
KR101344877B1 (ko) | 일회용 안전 주사기 | |
FR2788986A3 (fr) | Dispositif de securite automatique autobloquant, universel, en une piece pour seringue verre pre-remplies | |
KR100437553B1 (ko) | 안전 주사기 | |
EP2226089B1 (fr) | Seringue de sécurité | |
CN115052645A (zh) | 盲化帽 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
V4 | Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Effective date: 20140205 |