NL1010485C2 - Wikkelinrichting voor scherm. - Google Patents

Description

De uitvinding heeft betrekking op een wikkelinrichting voor doek of een ander wikkelbaar materiaal, zoals bijvoorbeeld draad of folie.

5 Bekend zijn wikkelinrichtingen voor doek waarbij het doek aan een uiteinde is bevestigd aan een doekhouder die kan roteren om zijn lengte-as. Deze inrichtingen zijn bekend onder de naam "rolgordijn".

De werking van zo'n rolgordijn is in het algemeen als 10 volgt. In een beginsituatie is het doek volledig op de doekhouder opgewikkeld, waarbij een uiteinde van het doek vrij blijft. Door nu op dit vrije uiteinde van het doek een kracht met een richting loodrecht op die van de lengte-as van de doekhouder uit te oefenen, zal de doekhouder om zijn 15 lengte-as gaan roteren en wordt het doek afgewikkeld naar een zijde in de richting van de uitgeoefende kracht. De eindsituatie wordt bereikt wanneer de totale lengte van het doek is afgewikkeld. In principe is het mogelijk om het afwikkelen van het doek op elke willekeurige tussenpositie 20 tussen begin- en eindsituatie te stoppen.

Om te voorkomen dat het doek zich spontaan afwikkelt, bijvoorbeeld ten gevolge van de zwaartekracht, is vaak een in een mechanisme voorzien dat de rotatie van de doekhouder kan blokkeren.

25 Om het ongewenst bewegen van een (deels) afgewikkeld doek, bijvoorbeeld ten gevolge van krachtige luchtstromen, te voorkomen of te beperken bestaan er uitvoeringsvormen waarbij aan weerszijden aan het uiteinde van het doek spankoorden zijn bevestigd. Deze spankoorden worden synchroon met het 30 afwikkelen van het doek op een separaat opwikkelmechanisme opgewikkeld. Hierdoor blijft het doek strak gespannen waardoor genoemde luchtstromen geen of minder vat hebben op het doek.

De spankracht in de koorden, en daarmee in het doek, kan geleverd worden door bijvoorbeeld een torsieveer in het 35 opwikkelmechanisme. De richting van de spankracht staat hierbij loodrecht op de lengte-as van de doekhouder. Deze uitvoeringsvorm heeft als nadeel dat een separaat opwikkelmechanisme noodzakelijk is, hetgeen extra kosten met zich meebrengt. Tevens bestaat hierbij het nadeel dat door p1 0 1 04 8 5 2 veroudering of slijtage, de torsieveer zijn goede werking verliest.

Een andere uitvoeringsvorm om het ongewenst bewegen van het doek zoals hierboven beschreven, te voorkomen is die 5 waarbij de zijkanten van het doek zijn opgesloten in geleidingsrails. De bewegingsrichting van het doek loodrecht op de lengte-as van de doekhouder wordt hierbij vrij gelaten, maar in andere richtingen beperkt. Deze uitvoeringsvorm heeft als nadeel dat bij het ongelijkmatig af- of opwikkelen van 10 het doek, het doek kan blokkeren. Tevens bestaat hierbij het nadeel dat door opeenhoping van bijvoorbeeld stof in de geleidingsrails, het doek in de geleidingsrails vastloopt.

Behalve de hierboven genoemde nadelen ten gevolge van voorzieningen om het ongewenst bewegen van het doek te 15 voorkomen, hebben rolgordijnen zoals hierboven beschreven als algemeen nadeel dat het doek slechts in één richting kan worden af- dan wel opgewikkeld.

De uitvinding beoogt nu een wikkelinrichting te verschaffen die doek of een ander wikkelbaar materiaal, zoals 20 bijvoorbeeld draad of folie, naar twee zijden tegelijkertijd op- dan wel afwikkelt.

Daartoe is de wikkelinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat ten minste een doek zodanig is bevestigd aan een doekhouder dat aan weerszijden van de doekhouder doek 25 blijft. Deze wijze van bevestigen heeft nu als voordeel dat door de doekhouder om zijn lengte-as te roteren, doek zich om de doekhouder opwikkelt en dat daarbij tegelijkertijd doek dat zich bevindt aan een zijde van de doekhouder zich om doek dat zich bevindt aan de andere zijde van de doekhouder 30 opwikkelt.

Voorts zijn aan het doek of de doeken tenminste twee respectievelijk een spankoord(en) bevestigd die er voor zorgen dat het doek respectievelijk doeken te allen tijde strak gespannen blijft respectievelijk blijven staan. Het is 35 voordelig om de spankoorden terug te leiden naar en te bevestigen aan de doekhouder zodat gewaarborgd wordt dat de spankoorden synchroon met het op- respectievelijk afwikkelen van het doek respectievelijk doeken worden af- respectievelijk opgewikkeld op de doekhouder. Het terugleiden van de pVO10485 3 spankoorden gebeurt via geleidingsmechanismen zoals bijvoorbeeld een katrol. Andere mogelijkheden bestaan er in om de spankoorden, in plaats van deze terug te leiden naar de doekhouder, te voorzien van bijvoorbeeld gewichten om daarmee 5 de gewenste spankracht te realiseren. Ten slotte is het mogelijk, maar niet noodzakelijk, om het geheel met een motor aan te drijven, waarbij deze al dan niet op afstand wordt bestuurd.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand 10 van enkele uitvoeringsvoorbeelden, met behulp van de bijgevoegde tekeningen, waarin: figuur 1 een vooraanzicht van een mogelijke uitvoeringsvorm van de wikkelinrichting volgens de uitvinding weergeeft; 15 figuur 2 een doorsnede-aanzicht van figuur 1 weergeeft van een mogelijke uitvoeringsvorm van de doekhouder, een doek en de spankoorden; figuur 3 een vooraanzicht van een andere mogelijke uitvoeringsvorm van de wikkelinrichting volgens de uitvinding 20 weergeeft; figuur 4 een doorsnede-aanzicht van figuur 3 weergeeft van een mogelijke uitvoeringsvorm van de doekhouder, tenminste twee doeken en de spankoorden.

Figuur 1 toont op schematische wijze doekhouder 1 25 waardoorheen doek 2 is bevestigd. Ter plaatse 3.1 en 3.2 zijn spankoorden 4.1 en 4.2 aan doek 2 bevestigd. Via geleidingsmechanismen 5.1 en 5.2, bijvoorbeeld katrollen, worden spankoorden 4.1 en 4.2 teruggeleid naar doekhouder 1 waaraan zij ter plaatse 6.1 en 6.2 worden bevestigd. Doek 2 30 is in de weergegeven situatie deels afgewikkeld.

Voor de practische uitvoering is het niet per se noodzakelijk dat de vorm van doek 2 vierkant is, zoals in de figuur wordt getoond; iedere willekeurige doekvorm kan voldoen.

35 Figuur 2 toont op schematische wijze een doorsnede- aanzicht van figuur 1, waarbij doek 2 door doekhouder 1 heen is bevestigd. Voor de wijze van fixatie van doek 2 aan % * doekhouder 1 zijn vele verschillende mogelijkheden denkbaar; de wijze van fixatie is echter niet wezenlijk voor de werking *1010485 4 van de uitvinding.

Door doekhouder 1 om zijn middelpunt te roteren, in de richting zoals in figuur 2 aangegeven door pijl R, zal doek 2 zich tegelijkertijd zowel om de doekhouder als om zichzelf 5 opwikkelen. Door op de uiteinden van doek 2 een kracht uit te oefenen in de richting zoals in figuur 2 aangegeven door pijlen P, zal een rotatie, tegengesteld aan de rotatie zoals hierboven beschreven, van doekhouder 1 optreden waardoor doek 2 zich tegelijkertijd zowel van de doekhouder als van 10 zichzelf zal afwikkelen.

Voor de practische uitvoering is het niet per se noodzakelijk dat de doorsnede van doekhouder 1 cirkelvormig is, zoals in figuur 2 wordt getoond; ook andere doorsnede-vormen kunnen voldoen.

15 Figuur 3 toont op schematische wijze doekhouder 1 waaraan doeken 2.1 en 2.2 zijn bevestigd. Ter plaatse 3.1 en 3.2 zijn spankoorden 4.1 en 4.2 aan doeken 2.1 en 2.2 bevestigd. Via geleidingsmechanismen 5.1 en 5.2, bijvoorbeeld katrollen, worden spankoorden 4.1 en 4.2 teruggeleid naar 20 doekhouder 1 waaraan deze ter plaatse 6.1 en 6.2 worden bevestigd. Doeken 2.1 en 2.2 zijn in de weergegeven situatie deels afgewikkeld.

Voor de practische uitvoering is het niet per se noodzakelijk dat de vorm van doeken 2.1 en 2.2 driehoekig is, 25 zoals in de figuur wordt getoond; iedere willekeurige doekvorm kan voldoen.

Figuur 4 toont op schematische wijze een doorsnede-aanzicht van figuur 2, waarbij ter plaatse 3.1 en 3.2 doeken 2.1 en 2.2 aan doekhouder 1 zijn bevestigd. Voor de wijze van 30 bevestiging van doekdelen 2.1 en 2.2 aan doekhouder 1 zijn vele verschillende mogelijkheden denkbaar; de wijze van bevestiging is echter niet wezenlijk voor de werking van de uitvinding.

Door doekhouder 1 om zijn middelpunt te roteren, in de 35 richting zoals in figuur 4 aangegeven door pijl R, zullen doeken 2.1 en 2.2 zich tegelijkertijd zowel om de doekhouder als om elkaar opwikkelen. Door op doeken 2.1 en 2.2 een kracht uit te oefenen in de richting zoals in figuur 4 aangegeven door pijlen P, zal een rotatie tegengesteld aan de *1010485 5 rotatie zoals hierboven beschreven, van doekhouder 1 optreden waardoor doeken 2.1 en 2.2 zich tegelijkertijd zowel van de doekhouder als van elkaar zullen afwikkelen.

Voor de practische uitvoering is het niet per se 5 noodzakelijk dat de doorsnede van doekhouder 1 cirkelvormig is, zoals in figuur 2 wordt getoond; ook andere doorsnede-vormen kunnen voldoen.

10 15 20 25 30 01Ö 4 8 5 35

Claims (8)

1. Wikkelinrichting voor doek of een ander wikkelbaar materiaal met het kenmerk dat aan een doekhouder tenminste 5 een doek is bevestigd zodanig dat aan weerszijden van de doekhouder doek blijft.

2. Wikkelinrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat tenminste een doek zich tegelijkertijd naar twee zijden kan op- dan wel afwikkelen waarbij het doek zich om zichzelf 10 of om een ander doek kan op- dan wel afwikkelen.

3. Wikkelinrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk dat tenminste een doek iedere willekeurige vorm kan hebben.

4. Wikkelinrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat de vorm van de doorsnede van de doekhouder iedere 15 willekeurige vorm kan hebben.

5. Wikkelinrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk dat aan een doek tenminste twee spankoorden zijn bevestigd.

6. Wikkelinrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk dat aan twee of meer doeken aan ieder doek tenminste een 20 spankoord is bevestigd.

7. Wikkelinrichting volgens conclusie 5 en 6 met het kenmerk dat de spankoorden, via geleidingsmechanismen, worden teruggeleid naar en bevestigd aan de doekhouder.

8. Wikkelinrichting volgens conclusie 7 en 8 met het 25 kenmerk dat de spankoorden synchroon met het op- dan wel ^ afwikkelen van het doek of doeken worden op- dan wel afgewikkeld. 30 35 pi 010485