NL1006849C2 - Val-attractie voor pretparken en kermissen. - Google Patents

Description

Titel: Val-attractie voor pretparken en kermissen.

De uitvinding heeft betrekking op een een val-attractie voor pretparken en kermissen, omvattende: een zittingdrager, een aan ten minste één toren of mast opgehangen railge-5 leidebaan voor het geleiden van genoemde zittingdrager, welke railgeleidebaan ten minste één verticaal of schuin valgedeelte heeft waarlangs de zittingdrager een vrije val kan uitvoeren en een daarop aansluitend afremgedeelte om de zittingdrager tot stilstand te brengen, en middelen om de zittingdrager naar het bovenste gedeelte van de railgeleidebaan te voeren.

10

Een dergelijke val-attractie is beschreven in US-A-3885503.

Apparaten in pretparken en kermissen, waarin mensen in situaties worden gebracht die een dodelijk gevaar suggereren, vertonen een toenemende populariteit. De bekende 15 valattractie heeft een eerste remtraject aan het onderste deel van het vrije valgedeelte en een tweede in hoofdzaak horizontaal remtraject dat aansluit op een in hoofdzaak verticaal gedeelte.

Met de uitvinding wordt beoogd een in de aanhef aangeduide val-attractie zo uit te 20 voeren, dat de attractieve sensatie wordt verhoogd, terwijl tegelijkertijd de veiligheid wordt verbeterd.

Volgens de uitvinding is de val-attractie hiertoe gekenmerkt doordat het afremgedeelte van de railgeleidebaan een zich opwaarts uitstrekkend veiligheidsgedeelte heeft, waar-25 langs de zittingdrager door een opwaartse beweging kan worden afgeremd en vervolgens kan terugvallen.

Van belang is dat de zittingdrager die een valbeweging heeft ondergaan, wordt geremd onder gebruikmaking van de zwaartekracht doordat deze na het vallen via een bocht in 1 00 68 49 2 een traject wordt gebracht, waarin de zittingdrager omhoog beweegt. Het remmen kan door andere middelen worden versterkt of gecontroleerd.

De railgeleidebaan kan een gesloten lus vormen of een eindig niet gesloten traject. Een gesloten lus zal gewoonlijk de voorkeur verdienen.

5

De zittingdrager kan, ter verhoging van de amusementswaarde, om ten minste één schamieras draaibaar zijn verbonden met een over of langs de rail verplaatsbaar voertuig.

10 De verschillende schamierbewegingen om een verticale en/of horizontale draaias zouden door hydraulische, mechanische of pneumatische voorzieningen kunnen worden beheerst. Vrije schommel- en swingbewegingen om de schamierassen zijn echter niet uitgesloten. Behalve hydraulische cilinders zouden ook één of meer hulprails kunnen worden toegepast om de schamierbewegingen van de zittingdrager te controleren of te 15 veroorzaken. In dat geval zijn aan de zittingdrager bijvoorbeeld rollen of andere gelei- dingsorganen aangebracht die in bepaalde delen van het bewegingstraject met de hulprails kunnen samenwerken.

Om de zittingdrager omhoog te voeren naar het bovendeel van de railgeleidebaan kan 20 van verschillende voorzieningen gebruik worden gemaakt zoals een lusvormige kabel of ketting met één of meer meenemers, een aan de zittingdrager toegevoegde aandrijf-eenheid of een magnetiseerbare zweefbaan.

De zittingdrager kan één, twee of meer etages van zittingen omvatten.

25

De uitvinding zal nu aan de hand van de schematische figuren nader worden toegelicht.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van een val-attractie volgens de uitvinding.

30

Fig. 2 toont een zijaanzicht van de val-attractie onder een hoek van 90° ten opzichte van het zijaanzicht van fig. 1.

1 00 68 49 3

Fig. 3 toont een zijaanzicht van een gedeelte van een alternatieve uitvoering.

De in de figuren 1 en 2 weergegeven pretpark- of kermisattractie omvat een verticale mast 1, waaraan een railgeleidebaan 2 is opgehangen, bestaande uit twee op enige 5 afstand van elkaar met elkaar verbonden gesloten radiussen 3 en 4. In geval van een mobiele uitvoering is de mast 1 door een aantal steunpoten 5 ondersteund. In geval van een permanente opstelling kunnen de steunpoten door tuidraden zijn vervangen en rust de toren op een plaat die door ankers in de grond is verankerd.

10 Een voertuig 6 is voorzien van wielen, rollen, schuiven of magnetiseerbare organen, zodanig dat dat voertuig langs de railgeleidebaan kan bewegen.

Aan het voertuig 6 is een open of gesloten gondel 7 opgehangen, die in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld twee etages heeft, waarop een rij stoelen is opgesteld. Het 15 voertuig 6 en de gondel 7 vormen tezamen een zittingdrager.

De railgeleidebaan 2 strekt zich in het verticale vlak uit (kan ook enigszins schuin staan) en heeft twee zich schuin van boven naar beneden uitstrekkende delen 8, 9, twee horizontale delen 10, 11 en bochtstukken die de genoemde delen met elkaar 20 verbinden.

Het voertuig 6 met gondel 7 kan door een verplaatsingsmechanisme langs een schuin deel 8 of 9 naar boven worden gebracht. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is dat verplaatsingsmechanisme een door rollen of kettingwielen aangedreven kabel- of 25 kettinglus 12, die van een of meer meenemers 13 is voorzien om achter het voertuig 6 te kunnen aanhaken.

De in de gondel 7 aanwezige personen zou de gelegenheid kunnen worden gegeven om in het bovenste deel van de railgeleidebaan van het uitzicht te genieten, doch na enige 30 tijd wordt de gondel op de bovenrand van het gedeelte 8 gebracht en wordt de aan-haakverbinding verbroken waardoor de zittingdrager 6, 7 in een vrije val naar beneden suist. Het voertuig schiet bij het onderste deel van de railgeleidebaan via de bochtstuk- 1 00 6849 4 ken tussen de delen 8 en 11, het rechte deel 11 en de bochtstukken tussen de delen 11 en 9 in het schuine deel 9 omhoog, remt af, valt terug en komt indien geen extra remvoorzieningen worden getroffen na enig heen en weer bewegen tot stilstand hangend aan het horizontale deel 11. Niet uitgesloten is dat de val met remmen enigszins 5 wordt vertraagd en gecontroleerd.

De delen 8, 9 kunnen ook een schuinere of minder schuine of een verticale opstelling hebben en de bochtstukken tussen de delen 8 en 11 en tussen de delen 11 en 9 kunnen een veel grotere kromtestraal bezitten, waarbij zelfs het horizontale deel 11 vervalt en 10 door in elkaar vloeiende bochtstukken is vervangen.

In plaats van de kabel- of kettinglus 12 met meenemer 13 kan als aandrijforgaan voor het omhoogvoeren van de zittingdrager 6, 7 ook gebruik worden gemaakt van een in die zittingdrager en/of geleidebaan geïntegreerde aandrijfeenheid die ook voor enige 15 remming zou kunnen zorgen, of van een magneetbaan zoals toegepast bij moderne treinen.

De gondel 7 is via een horizontale schamieras 14 met dat voertuig verbonden en het onderste deel van het voertuig 7 zou via een verticale schamieras met het bovenste 20 deel ervan kunnen zijn verbonden. Met behulp van niet weergegeven hydraulische cilinders, motoren of andere aandrijfmiddelen zou de draaiing van de gondel om de genoemde assen kunnen worden beheerst.

Bij de uitvoering volgens fig. 3 heeft de railgeleidebaan 2 niet de vorm van een lus 25 doch is open en voorts loopt het voertuig 6 met gondel 7 aan de binnenzijde van de in hoofdzaak L-vormige geleidebaan. Het valtraject is verticaal en het afremtraject is veel breder. De mast is in de tekening van het gemak weggelaten.

Het zal duidelijk zijn dat binnen het kader van de uitvinding vele wijzigingen, altema-30 tieven en aanvullingen mogelijk zijn. Wezenlijk is een railgeleidebaan met een valge-deelte en een afremgedeelte in welk laatste gedeelte de al of niet gecontroleerd vallende zittingdrager o.a. door een opgaande beweging wordt afgeremd.

1 00 6849

Claims (9)

1. Val-attractie voor pretparken en kermissen, omvattende: een zittingdrager (7), een aan ten minste één toren of mast opgehangen railgeleidebaan (2) voor het geleiden van 5 genoemde zittingdrager (7), welke railgeleidebaan ten minste één verticaal of schuin valgedeelte (8) heeft waarlangs de zittingdrager (7) een vrije val kan uitvoeren en een daarop aansluitend afremgedeelte om de zittingdrager tot stilstand te brengen, en middelen (12, 13) om de zittingdrager (7) naar het bovenste gedeelte van de railgeleidebaan (2) te voeren, met het kenmerk, dat het afremgedeelte van de railgeleidebaan een 10 zich opwaarts uitstrekkend veiligheidsgedeelte (9) heeft, waarlangs de zittingdrager (7) door een opwaartse beweging kan worden afgeremd en vervolgens kan terugvallen.

2. Val-attractie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de railgeleidebaan (2) een gesloten lus vormt. 15

3. Val-attractie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de railgeleidebaan (2) een eindige niet gesloten traject vormt.

4. Val-attractie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 20 zittingdrager (7) om ten minste één schamieras draaibaar is verbonden met een over of langs de rail verplaatsbaar voertuig.

5. Val-attractie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat één of meer hulprails zijn toegevoegd, die de zittingdrager in bepaalde schamierstanden kunnen dwingen. 25

6. Val-attractie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de middelen voor het omhoog voeren van de zittingdrager bestaan uit een Iusvormige kabel of ketting (12) met meenemer.

7. Val-attractie volgens één van de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk, dat de midde len voor het omhoogvoeren van de zittingdrager een magnetiseerbare zweefbaan vormen. 1 00 6849

8. Val-attractie volgens één van de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk, dat de middelen voor het omhoog voeren van de zittingdrager uit een aan de zittingdrager toegevoegde aandrijfeenheid bestaan.

9. Val-attractie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zittingdrager (7) twee of meer etages van zittingen omvat. i00 68 49