NL1003037C2 - Werkwijze en matrijs voor het spuitgieten van een dubbelwandige krat. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en matrijs voor het spuitgieten van een dubbelwandige krat.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het spuitgieten van een dubbelwandige kunststof krat, in het bijzonder een krat voor flessen, welke krat een buitenwand en een zich op een afstand daarvan uitstrekkende binnenwand heeft, 5 die aan hun bovenzijde zijn verbonden door een strookvormige bovenwand, waarbij de binnenwand van de krat, in een randgebied grenzend aan de bovenwand van de krat, is voorzien van één of meer zich door de binnenwand heen uitstrekkende openingen.

Dergelijke kratten zijn algemeen bekend. Bij het 10 schoonmaken van de kratten komt, met name via de onderzijde van de krat, water in de door de buitenwand, de binnenwand en de bovenwand begrensde holte. Dit water kan als de krat op zijn kop is geplaatst via de nabij de bovenwand gelegen openingen in de binnenwand wegstromen. Voor het juiste begrip van de 15 onderhavige aanvrage is in figuur 1 van deze aanvrage het relevante deel van een dergelijke krat getoond.

Het is bekend bij het spuitgieten van een dergelijke krat gebruik te maken van een matrijs zoals beschreven in de aanhef van conclusies 1 en 2. Voor het juiste begrip van de 20 onderhavige aanvrage is het relevante deel van een dergelijke bekende matrijs getoond in figuur 2 van deze aanvrage.

Bij het op de bekende wijze spuitgieten van de kratten, treedt het probleem op dat zich een dunne vlies van kunststof vormt in de nabij de bovenwand gelegen opening in de binnenwand, 25 waardoor deze opening geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten, hetgeen ongewenst is.

De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemd nadeel op te heffen.

De uitvinding verschaft daartoe de werkwijze volgens 30 conclusie l. Verder verschaft de uitvinding een matrijs volgens conclusie 2, waarin de werkwijze volgens conclusie 1 is belichaamd. Tevens heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een dubbelwandige kunststof krat volgens conclusie 5.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan 1003037 - 2 - de hand van de tekening. Daarbij toont: fig. 1 schematisch in perspectief het relevante deel van een dubbelwandige kunststof krat volgens de stand van de techniek, 5 fig. 2 schematisch in perspectief het relevante deel van een matrijs volgens de stand van de techniek voor het spuitgieten van de in fig. 1 getoonde krat, fig. 3 schematisch in perspectief het relevante deel van een uitvoeringsvoorbeeld van de matrijs volgens de 10 uitvinding, fig. 4 schematisch in doorsnede het relevante deel van de in fig. 3 getoonde matrijs tijdens het spuitgieten van de krat volgens de uitvinding, en fig. 5 schematisch in perspectief het relevante deel 15 van een dubbelwandige kunststof krat volgens de uitvinding.

In het kader van de beschrijving van de uitvinding en de conclusies worden termen als "boven”, "onder", "binnen" en "buiten" gebruikt en andere aanduidingen met soortgelijke 20 strekking. Onder deze termen worden richtingen en zijden verstaan die overeenkomen met de gebruikelijke benamingen voor richtingen en zijden van een in normale gebruikstoestand opgestelde krat.

In figuur 1 is in detail een deel van de bovenrand van een door spuitgieten vervaardigde dubbelwandige kunststof 25 flessenkrat volgens de stand van de techniek weergegeven. De krat heeft een buitenwand 1 en een zich op een afstand daarvan uitstrekkende binnenwand 2. De buitenwand 1 en binnenwand 2 hoeven uiteraard niet vlak te zijn zoals hier is getoond, maar kunnen ook gecompliceerde vormen hebben bijvoorbeeld zodanig 30 dat de binnenwand 2 vertikale kolomvormige verstevigingen vormt, zoals bij flessenkratten veel voorkomt.

Aan hun bovenzijde zijn de buitenwand 1 en de binnenwand 2 verbonden door een strookvormige bovenwand 3. Verder is de binnenwand 2 van de krat, in een randgebied grenzend aan de 35 bovenwand 3 van de krat, voorzien van zich door de binnenwand 2 heen uitstrekkende openingen 4, waarvan er in figuur 1 slechts één is getoond. Deze openingen 4 dienen in het bijzonder om 1003037 - 3 - bij het reinigen van de krat uitstroomopeningen te vormen voor water dat zich in door de binnenwand 2, buitenwand l en bovenwand 3 gevormde holte 5 heeft verzameld.

Bij het op de wijze volgens de stand van de techniek 5 spuitgieten van een krat met het in figuur 1 getoonde detail wordt gebruik gemaakt van een matrijs, waarvan in figuur 2 het relevante deel schematisch is getoond.

In figuur 2 is een wandkerndeel 8 van de matrijs te herkennen, dat de holte 5 tussen de binnenwand 2 en de buitenwand 10 1 van de krat vormt en een de binnenwand 2 van de krat begrenzende binnenzijde 9 en een de buitenwand 1 van de krat begrenzende buitenzijde 10 heeft. Verder is in figuur 2 een openingskerndeel 12 te herkennen, dat op de in figuur 2 getoonde wijze tegen de binnenzijde 9 van het wandkerndeel 8 aanligt 15 voor het vormen van een van de openingen 4 (zie fig. 1) in het aan de bovenwand grenzende randgebied van de krat.

Het openingskerndeel 12 heeft, in vertikaal zijaanzicht gezien, in hoofdzaak een L-vorm, waarbij kopvlak 13 van onderste been 14 van de L-vorm vlak is uitgevoerd en nauwsluitend aanligt 20 tegen het eveneens vlakke deel van de binnenzijde 9 van het wandkerndeel 8. Om het uit de matrijs wegnemen van een voltooide krat mogelijk te maken, kan het L-vormige openingskerndeel 12 in de richting van de pijl A bewegen.

Bij het met de bekende matrijs spuitgieten van een 25 dubbelwandige krat treedt, zoals eerder genoemd, het probleem op dat het onder hoge druk in de matrijs geperste gesmolten kunststof, dat in hoofdzaak van onderen tussen de binnenzijde 9 van het wandkerndeel 8 en de daar tegenover gelegen matrijswand (niet getoond) omhoog stroomt en zo bij het openingskerndeel 30 12 arriveert, de neiging heeft tussen het kopvlak 13 van het openingskerndeel 12 en de binnenzijde 9 van het wandkerndeel 8 te dringen. Hierdoor ontstaat ter plaatse van een opening 4 van een op deze bekende wijze vervaardigde krat geregeld een dunne kunststof vlies, die de opening 4 geheel of deels afsluit.

35 Een dergelijk vlies is hinderlijk bij het reinigen van de kratten, omdat daardoor water in de holte 5 van de krat kan achterblijven.

rs -7 - f\C\- \ 'S *' - 4 -

De figuren 3 en 4 tonen het relevante deel van een uitvoeringsvoorbeeld van de matrijs volgens de uitvinding, waarbij in de doorsnede van figuur 4 ook het kunststof van de gedeeltelijk in figuur 5 getoonde krat en de naburige delen 5 van de matrijs zijn aangeduid.

In het bijzonder in figuur 3 is een wandkerndeel 15 te herkennen, dat de holte 35 (zie fig. 5) tussen de binnenwand 32 en de buitenwand 31 van de krat vormt. Het wandkerndeel 15 heeft een de binnenwand 32 van de krat begrenzende binnenzijde 10 16 en een de buitenwand 31 van de krat begrenzende buitenzijde 17. Verder is een openingskerndeel 19 te herkennen, dat samenwerkt met het wandkerndeel 15 voor het vormen van een van de openingen 34 in het aan de bovenwand grenzende randgebied van de binnenwand 32 de krat.

15 Volgens de onderhavige uitvinding is het wandkerndeel 15 aan de binnenzijde 16 daarvan voorzien van een zich over een insteekdiepte in de richting van de buitenzijde 17 van het wandkerndeel 15 uitstrekkende blinde insteekopening 20 voor het daarin opnemen van een insteekgedeelte van het 20 openingskerndeel 19.

Het openingskerndeel 19 is in de richting van pijl B heen en weer verschuifbaar door niet nader weergegeven middelen en kan met die middelen met kracht in de opening 20 worden gedrukt en daar worden gehouden tijdens het spuitgieten van 25 de krat. In dit voorbeeld heeft het openingskerndeel 19 over zijn lengte een in hoofdzaak rechthoekige uniforme dwarsdoorsnede, gezien in een vlak loodrecht op de insteekrichting.

Het openingskerndeel 19 heeft aan zijn naar de blinde 30 insteekopening 20 gerichte einde een ten opzichte van de vertikaal onder een scherpe hoek schuin hellend kopvlak 21, dat nauw aansluit op een eveneens hellend vlak van de insteekopening 20. Het kopvlak 21 en het vlak dat in de insteekrichting van het openingskerndeel 19 gezien de 35 insteekopening 20 begrenst, strekken zich onder dezelfde scherpe hoek uit ten opzichte van de vertikale richting van het wandkerndeel 15. Verder heeft het openingskerndeel 19 zijvlakken 1 00303? - 5 - 23, 24, die nauw aansluiten op de overeenkomstige zijvlakken van de insteekopening 20.

De uitvinding voorziet erin dat, in de stand, waarin het openingskerndeel 19 in de insteekopening 20 van het 5 wandkemdeel 15 steekt, een afstand aanwezig is tussen enerzijds vlak 28, dat de onderzijde van het openingskerndeel 19 begrenst, en anderzijds vlak 25, dat aansluit op de binnenzijde 16 van het wandkerndeel 15 en de onderzijde van de insteekopening 20 begrenst. Door deze maatregel is in de voltooide krat volgens 10 de uitvinding aan de onderzijde van de betreffende opening 34 in de binnenwand 32 van de krat een zich vanaf de binnenwand 32 in de richting van de buitenwand 31 van de krat uitstrekkende lip 36 aanwezig (zie figuur 5).

Bij voorkeur is over de hele lengte van het in de 15 insteekopening 20 stekende gedeelte van vlak 28 een afstand aanwezig tussen het vlak 28 en het daar beneden gelegen vlak van de insteekopening 20, zoals het geval is in figuur 4. Met andere woorden gesteld ligt de onderzijde van het openingskerndeel 19 bij voorkeur niet aan tegen het wandkerndeel 20 15. Hierdoor wordt vermeden dat bij een uitzetting van het wandkerndeel 15 in vertikale richting naar boven, in het bijzonder onder invloed van een temperatuursstijging, een grote dwarskracht wordt uitgeoefend op het openingskerndeel 19, dat daardoor permanent zou kunnen verbuigen.

25 Door de hierboven beschreven maatregel wordt het ontstaan van een kunststof vlies in de opening 34 op meerdere wijzen gehinderd. Ten eerste verliest het in de matrijs stromende kunststof bij het passeren van de "bocht" (bij 40 in fig. 4) om in de de lip 36 vormende matrijsholte te stromen grotendeels 30 zijn "stuwkracht" en kan daardoor nauwelijks meer aan het einde van die holte tussen het openingskerndeel 19 en het wandkerndeel 15 dringen. Ten tweede kunnen door de beschreven uitvoering van de matrijs het wandkerndeel 15 en het openingskerndeel 19 ter plaatse van de aanligging bij 29 met een aanzienlijke kracht 35 tegen elkaar worden gedrukt, zodat een zeer goede afdichting tegen het ongewenst binnendringen van gesmolten kunststof kan worden bereikt. Verder wordt het binnendringen van kunststof 1003037 - 6 - tussen het kopvlak 21 van het openingskerndeel 19 en het wandkerndeel 15 tegengewerkt, doordat dit kopvlak 21 onder een aanzienlijke, vrijwel haakse, hoek staat ten opzichte van de richting waarin de kunststof komt aanstromen. Aangezien dezelfde 5 stroom kunststof daarvoor ook al een haakse bocht (bij 40 in fig. 4) heeft doorlopen, ontbreekt de stuwkracht om tussen het kopvlak 21 en het wandkerndeel 15 te dringen. Door de maatregelen volgens de uitvinding is dus gewaarborgd dat de tijdens het spuitgieten van de krat gevormde openingen 34 altijd open zijn. 10 In figuur 4 is verder te herkennen dat het vlak dat gezien in de insteekrichting van het openingskerndeel 19 de insteekopening 20 begrenst over zijn hele hoogte onder dezelfde scherpe hoek loopt en dat dat ook geldt voor het kopvlak 21 van het openingskerndeel 19. Hierdoor wordt bereikt dat bij 15 een door verandering van temperatuur bewerkstelligde lengteverandering, met name een lengte-toename, in vertikale richting van het wandkerndeel 15, welk wandkerndeel 15 in die richting een aanzienlijke lengte heeft, de af dichtende aanligging tussen deze beide vlakken behouden blijft en er tevens geen 20 ongewenste dwarsbelastingen op het openingskerndeel 19 worden uitgeoefend.

Volgens de uitvinding kan er verder in zijn voorzien dat in het wandkerndeel 15 van de matrijs een zodanige holte is voorzien dat ten minste een verstevigingsschot aanwezig is 25 tussen de onderzijde van de lip 36 en de binnenwand 32 van de krat. Een dergelijk schot 37 is met streeplijnen aangeduid in figuur 5.

1003037

Claims (5)

1. Werkwijze voor het spuitgieten van een dubbelwandige kunststof krat, welke krat een buitenwand (32) en een zich op een afstand daarvan uitstrekkende binnenwand (31) heeft, die aan hun bovenzijde zijn verbonden door een strookvormige 5 bovenwand (33), waarbij de binnenwand van de krat, in een randgebied grenzend aan de bovenwand van de krat, is voorzien van zich door de binnenwand heen uitstrekkende openingen (34), waarbij gebruik wordt gemaakt van een matrijs, die een wandkerndeel (15) heeft, dat tussen de binnenwand (32) en de 10 buitenwand (31) een holte vormt en dat een de binnenwand begrenzende binnenzijde (16) en een de buitenwand begrenzende buitenzijde (17) heeft, welke matrijs verder een openingskemdeel (19) heeft, dat samenwerkt met het wandkerndeel (15) voor het vormen van een van de openingen (34) in het aan de bovenwand 15 (33) grenzende randgebied van de krat, met het kenmerk, dat het wandkerndeel (15) aan de binnenzijde (16) daarvan is voorzien van een zich over een insteekdiepte in de richting van de buitenzijde (17) uitstrekkende blinde insteekopening (20) voor het daarin opnemen van een insteekgedeelte van het 20 openingskemdeel (19) , waarbij de afmetingen van de insteekopening (20) en de corresponderende afmetingen van het insteekgedeelte van het openingskemdeel (19) zodanig zijn, dat in de insteekopening (20) gestoken stand van het openingskemdeel (19) een de onderzijde van het openingskemdeel 25 (19) begrenzend vlak (28) op een afstand verwijderd ligt van een de onderzijde van de insteekopening begrenzend vlak (25) van het wandkerndeel (15), welk vlak (25) aansluit op de binnenzijde van het wandkerndeel (15), en zodanig dat het resterende deel van het openingskemdeel (19) nauwkeurig past 30 in de insteekopening (20) van het wandkerndeel (15) , waardoor in de voltooide krat aan de onderzijde van de betreffende opening (34) in de binnenwand (32) van de krat een zich vanaf de binnenwand (32) in de richting van de buitenwand (31) van de krat uitstrekkende lip (36) aanwezig is. 35 1003037 - 8 -

2. Matrijs voor het spuitgieten van een dubbelwandige krat, welke krat een buitenwand en een zich op een afstand daarvan uitstrekkende binnenwand heeft, die aan hun bovenzijde zijn verbonden door een strookvormige bovenwand, waarbij de binnenwand 5 van de krat, in een randgebied grenzend aan de bovenwand van de krat, is voorzien van zich door de binnenwand heen uistrekkende openingen, welke matrijs een wandkerndeel heeft, dat de holte tussen de binnewand en de buitenwand vormt en een de binnenwand begrenzende binnenzijde en een de buitenwand 10 begrenzende buitenzijde heeft, alsmede een openingskerndeel, dat samenwerkt met het wandkerndeel voor het vormen van een van de openingen in het aan de bovenwand grenzende randgebied van de krat, met het kenmerk, dat het wandkerndeel (15) aan de binnenzijde (16) daarvan is voorzien van een zich over een 15 insteekdiepte in de richting van de buitenzijde (17) uitstrekkende blinde insteekopening (20) voor het daarin opnemen van een insteekgedeelte van het openingskerndeel (19), waarbij de afmetingen van de insteekopening en de corresponderende afmetingen van het insteekgedeelte van het openingskerndeel 20 zodanig zijn, dat in de insteekopening gestoken stand van het openingskerndeel (19) een de onderzijde van het openingskerndeel (19) begrenzend vlak (28) op een afstand verwijderd ligt van een de onderzijde van de insteekopening begrenzend vlak (25) van het wandkerndeel (15) , welk vlak (25) aansluit op de 25 binnenzijde van het wandkerndeel (15), en zodanig dat het resterende deel van het openingskerndeel (19) nauwkeurig past in de insteekopening (20) van het wandkerndeel (15), waardoor in de voltooide krat aan de onderzijde van de betreffende opening (34) in de binnenwand (32) van de krat een zich vanaf de 30 binnenwand in de richting van de buitenwand van de krat uitstrekkende lip (36) aanwezig is.

3. Matrijs volgens conclusie 2, waarbij het vlak dat gezien in de insteekrichting van het openingskerndeel de insteekopening 35 begrenst onder een scherpe hoek verloopt ten opzichte van de vertikale as van het wandkerndeel (15) en het kopvlak (21) van het openingskerndeel (19) met een overeenkomstige hoek is 1003037 - 9 - uitgevoerd, zodat deze vlakken nauwkeurig op elkaar aansluiten.

4. Matrijs volgens conclusie 2 of 3, waarbij het wandkerndeel (25) van de matrijs beneden de insteekopening (20) voor het 5 openingskerndeel (19) is voorzien van één of meer holtes die een verstevigingsschot (37) vormen tussen de lip (36) aan de onderzijde van de opening (34) en de binnenwand (32) van de krat.

5. Dubbelwandige kunststof krat, welke krat een buitenwand (31) en een zich op een afstand daarvan uitstrekkende binnenwand (32) heeft, die aan hun bovenzijde zijn verbonden door een strookvormige bovenwand (33), waarbij de binnenwand (32) van de krat, in een randgebied grenzend aan de bovenwand (33) van 15 de krat, is voorzien van een zich door de binnenwand (32) heen uitstrekkende opening (34), met het kenmerk, dat aan de onderzijde van de betreffende opening (34) in de binnenwand (32) van de krat een zich vanaf de binnenwand (32) in de richting van de buitenwand (31) van de krat uitstrekkende lip (36) 20 aanwezig is. 1 1003037 Dubbelwandige kunststof krat volgens conclusie 5, waarbij ten minste een verstevigingsschot (37) aanwezig is tussen de onderzijde van de lip (36) en de binnenwand (32) van de krat. 25