lamp

• Geluid:  lamp    (hulp, bestand)
• IPA: / lɑmp / (1 lettergreep)
  • (Noord-Nederland): /lɑmp/
  • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /lɑmp/

• lamp

• van Frans lampe, in de betekenis van ‘tot verlichting dienend voorwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 ^[1]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	lamp	lampen
verkleinwoord	lampje	lampjes

de lamp v / m

1. (techniek) een voorwerp gemaakt om licht te geven, meestal bestaand uit een lichtbron en een armatuur [2]

   • Hij probeerde de lamp aan te zetten, maar de stroom was uitgeschakeld. 

2. (elektronica) (verouderd) radiobuis

acetyleenlamp achterlamp achteruitrijlamp afbrandlamp alarmlamp alcohollamp aldislamp altaarlamp argonlamp astraallamp autolamp baklamp batterijlamp benzinelamp bermlamp blaaslamp booglamp borduurlamp boterlamp bouwlamp buislamp buitenlamp bureaulamp carbidlamp carcel-lamp carcellamp controlelamp daglichtlamp davylamp detectorlamp devotielamp dodenlamp draadlamp duiklamp duplolamp fietslamp flamelamp flitslamp fluorescentielamp fotolamp

friseerlamp ganglamp gaslamp gasolielamp gasolinelamp gasontladingslamp glasblazerslamp glimlichtlamp gloeidraadlamp gloeilamp godslamp halogeenlamp hanglamp heliumlamp huiskamerlamp huwelijkslamp indicatielamp inductielamp infraroodlamp jodiumlamp jupiterlamp kaarslamp kaartentafellamp kaartleeslamp kerosinelamp kerstlamp keukenlamp kiekeboelamp knijplamp knipperlamp koetslamp kompaslamp kooilamp kooldraadlamp koplamp kopspiegellamp kromayer-lamp kroonlamp kryptonlamp kwartslamp kwikdamplamp

kwiklamp lavalamp ledlamp leeslamp levenslamp looplamp luminescentielamp magnesiumlamp menglichtlamp metaaldraadlamp mijnlamp mijnwerkerslamp mistlamp moderateurlamp morselamp muurlamp nachthuislamp nachtkastlamp nachtlamp natriumlamp neonlamp noodlamp olielamp ozonlamp pechlamp petroleumlamp pianolamp pillamp plafondlamp plafonlamp projectielamp QL-lamp quinquetlamp radiolamp reflectorlamp regulateurlamp sabbatlamp salonlamp schaarlamp schemerlamp seinlamp

signaallamp slaapkamerlamp slingerlamp soldeerlamp spaarlamp spiegellamp spirituslamp spleetlamp staaflamp staanlamp standaardlamp stormlamp straallamp stroboscooplamp studeerlamp tafellamp tl-lamp toplamp toverlamp traanlamp tuinlamp tuitlamp turbinelamp vacuümlamp veiligheidslamp verklikkerlamp verstraallamp vlambooglamp vloerlamp voorlamp waarschuwingslamp wandlamp warmtelamp werklamp wonderlamp xenonlamp zaklamp zoeklamp zonlichtlamp zonnelamp

lampendanser lampendrager lampenglas lampenist lampenjongen

lampenkap lampenkatoen lampenkooi lampenolie lampenpit

lampenpoetser lampfitting lamphouder lampist lampkatoen

lamplicht lampolie lamppetroleum lampraas lampspanning lampzwart

• tl-buis, verlichting

• De lamp hangt scheef.

• Geen olie meer in de lamp hebben

• Tegen de lamp lopen

• Het woord lamp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lamp" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.[3]

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Geluid:  lamp (VS)    (hulp, bestand)
• IPA: /læmp/

enkelvoud	meervoud
lamp	lamps

lamp

1. lamp

• IPA: /lampʊ/

• lamp

lamp

1. genitief meervoud van lampa

enkelvoud	meervoud
lamp	lampau

lamp v

1. lamp