strijdlustig
Uiterlijk
- strijd·lus·tig
- afgeleid van strijdlust met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | strijdlustig | strijdlustiger | strijdlustigst |
verbogen | strijdlustige | strijdlustigere | strijdlustigste |
partitief | strijdlustigs | strijdlustigers | - |
strijdlustig
- veel zin hebben in strijd of competitie
- De strijdlustige advocaat was een goede verdediger van zijn cliënt.
- Strijdlustig begon het elftal aan de voetbalwedstrijd, maar toch verloren ze de wedstrijd van de technisch beter spelende tegenstanders.
- Het woord strijdlustig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strijdlustig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be