inquietar
Uiterlijk
- in·quie·tar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inquietar |
inquietaba |
inquietado |
volledig |
inquietar
- overgankelijk verontrusten, beangstigen, bezorgd maken, ongerust maken
- [1] preocupar
- inquietar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española