glee
Uiterlijk
- glee
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glee | gleeën |
verkleinwoord | gleetje | gleetjes |
- dunne, gesleten plek in textiel
- Het woord glee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glee" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ glee op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- glee
- [1]: Afkomstig van de Oudengelse woorden "gliu" en "gliw".
- [2]; Afkomstig van het Oudengelse woord "gligg".
enkelvoud | meervoud |
---|---|
glee | - |
glee
- vreugde, vrolijkheid
- (muziek) een bepaalde oude Engelse vorm van koorgezang
- [1]: gleefulness
- [1]: gloat
- [1]: gloating
- [1]: hilarity
- [1]: merriment
- [1]: mirth
- [1]: mirthfulness
- [1]: glee club
- [1]: gleeful
- [1]: gleefully
- [1]: jig of glee
- [1]: malicious glee
- [1]: shouts of glee
- [1]: to dance with glee
een vreugdedans maken
- [1]: to shout with glee
juichen
- [1]: to squeal with glee
van vreugde juichen
- glee
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
glee | gleener | gleenscht |
Sterke verbuiging |
mannelijk enkelvoud |
vrouwelijk enkelvoud |
onzijdig enkelvoud |
meervoud |
---|---|---|---|---|
nominatief | gleener | gleeni | glee | gleene |
datief | gleenem | gleener | gleenem | gleene |
accusatief | gleener | gleeni | glee | gleene |
Zwakke verbuiging |
mannelijk enkelvoud |
vrouwelijk enkelvoud |
onzijdig enkelvoud |
meervoud |
---|---|---|---|---|
nominatief | glee | glee | glee | gleene |
datief | gleene | gleene | gleene | gleene |
accusatief | glee | glee | glee | gleene |
Gemengde verbuiging |
mannelijk enkelvoud |
vrouwelijk enkelvoud |
onzijdig enkelvoud |
meervoud |
---|---|---|---|---|
nominatief | gleener | gleeni | glee | gleene |
datief | gleene | gleene | gleene | gleene |
accusatief | gleener | gleeni | glee | gleene |
glee
- klein
- «Ich schick eich en Griess aus Hershey, Pennsylvaania. Ich bin datt in em Grankehaus, weil mei gleene Soh am Samschdaag datt in die Welt kumme iss.»
- Groeten uit Hershey, Pennsylvanië. Ik bin daar in het ziekenhuis omdat mijn klein zoontje daar zaterdag is geboren.
- «Ich schick eich en Griess aus Hershey, Pennsylvaania. Ich bin datt in em Grankehaus, weil mei gleene Soh am Samschdaag datt in die Welt kumme iss.»
- beim Gleene
in de detailhandel, in de kleinhandel
- glee wennich
- gleene zwiwwle
- en Gleenes
- iwwer en Gleenes
glee
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van glee
glee
- bepaald nominatief en accusatief enkelvoud stellende trap van glee
glee
- onbepaald nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van glee
glee
- meteen (zonder te wachten), onmiddellijk
- «Nau glee bissel iwwer mich.»
- Nu meteen een beetje over mij.
- «Nau glee bissel iwwer mich.»
- gleene: mei gleene Soh, en gleene Zeiding
- gleener: en neier gleener Deitscher, es macht nix as sie gleener sin
- gleenere: en gleenere Raad
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 37 %
- Prevalentie Vlaanderen 30 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Muziek in het Engels
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 4
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met IPA-weergave
- Pennsylvania-Duitse woorden naar herkomst uit het Duits
- Bijvoeglijk naamwoord in het Pennsylvania-Duits
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Pennsylvania-Duits
- Bijwoord in het Pennsylvania-Duits