constructief
Uiterlijk
- Geluid: constructief (hulp, bestand)
- IPA: /ˌkɔnstrʏkˈtif/
- con·struc·tief
- afgeleid van constructie (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | constructief | constructiever | constructiefst |
verbogen | constructieve | constructievere | constructiefste |
partitief | constructiefs | constructievers | - |
constructief
- opbouwend, vormend, positief
- Dat is een constructieve bijdrage.
- betrekking hebbend op een constructie
- Hij kan goed constructief tekenen.
1. opbouwend
- Het woord constructief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "constructief" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel con- in het Nederlands
- Achtervoegsel -ief in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %