citogeval
Uiterlijk
- ci·to·ge·val
- samenstelling van cito en geval zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | citogeval | citogevallen |
verkleinwoord |
het citogeval o
- (medisch) patiënt die met haast geholpen moet worden
- ▸ Black legt uit dat werken op de SEH, heel anders is dan in een huisartsenpraktijk. In een huisartsenpraktijk is het veel rustiger en de patiënten zijn meestal goed te behandelen met medicatie thuis. Iemand die met spoed doorverwezen moet worden, een zogeheten citogeval, komt weinig voor, terwijl op de SEH de artsen juist vaak daarmee te maken krijgen[1]
- Het woord citogeval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “LEVEN VAN EEN ARTS NIET ALTIJD ROZENGEUR EN MANESCHIJN” (July 28, 2018), Dagblad De West