bolet

Niet te verwarren met: boleet

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / buːlət /

• bo·let

Naar frequentie	18216

bolet

1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bole

• bola
• bolte

har bolet

1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bole

• har bola
• har bolt

bolet

1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van bole

• bola
• bolt

bolet

1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van bol

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / buːlət /

• bo·let

bolet

1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van bol

• IPA: /bɔlɛt/

• bo·let

bolet imperfectief  

1. pijn doen

		enkelvoud	meervoud
eerste persoon		bolím	bolíme
tweede persoon	informeel	bolíš	bolíte
	formeel	bolíte
derde persoon		bolí	bolí / bolejí

• Oude schrijfwijze: boleti imperfectief

• bolení o
• bolící
• přebolet
• zabolet

bol bolák m bolavý bolehlav

bolest v bolestivý bolestný bolístka v

bolně (bw.) bolno bolný rozbolavělý

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)