bevruchten
Uiterlijk
- Geluid: bevruchten (hulp, bestand)
- be·vruch·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bevruchten |
bevruchtte |
bevrucht |
zwak -t | volledig |
bevruchten [1]
- overgankelijk bij een vrouwelijk wezen of organisme een vrucht doen ontstaan
- De stier bevruchtte de koe.
- (kunst) inspireren, stimuleren
- De kunstenaars in het dorp bevruchtten elkaar zodat ze ieder tot grotere prestaties kwamen.
- Het woord bevruchten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevruchten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel be- in het Nederlands
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Kunst in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %