belde
Uiterlijk
- bel·de
vervoeging van |
---|
bellen |
belde
- enkelvoud verleden tijd van bellen
- Ik belde.
- Jij belde.
- Hij, zij, het belde.
- Ik belde.
- Het woord belde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
bellen |
belde