anviser
Uiterlijk
- an·vi·ser
Naar frequentie | 104335 |
---|
anviser
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van anvise
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | anviser | anviseren | anvisere | anviserene |
genitief | anvisers | anviserens | anviseres | anviserenes |
anviser
- (militair) een persoon die de inslagpunt en de waarde van een schietschijf aantoont
- (sport) ring-meisje
- [2]: rundedame