opklimmen
Uiterlijk
- op·klim·men
- samenstelling van op bw en klimmen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opklimmen |
klom op |
opgeklommen |
klasse 3 | volledig |
opklimmen
- ergatief een hoger punt trachten te bereiken
- Hij was de heuvel opgeklommen.
- ▸ De abrupte overgang van de woestijn naar de hoge Sierra kwam onverwacht hard aan. Drie dagen na het verlaten van Kennedy Meadows was ik Mount Whitney op geklommen [sic!] waar ik een nacht in het noodweer op de top moest doorbrengen.[1]
- ▸ Wat een deceptie toen ik druipend de oever opklom en ontdekte dat er zich een familiecamping naast het meer bevond: dit was niet de wildernis die ik had verwacht.[1]
1. een hoger punt trachten te bereiken
- Het woord opklimmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opklimmen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ 1,0 1,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 3 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %