nee

• Geluid:  nee    (hulp, bestand)
• IPA: / ne / (1 lettergreep); /neː/

• nee

• Mnl. nien, voor het eerst aangetroffen rond 1220. Verder te herleiden tot het Proto-Germaanse ne ainan, "niets". ^[1][2]

nee

1. duidt ontkenning aan, het tegengestelde van ja

   • Ik had vaker "nee!" moeten zeggen, dacht hij spijtig 

   ▸ ‘Missen jullie elkaar dan niet verschrikkelijk?’ Het klinkt misschien hard of raar, maar nee.^[3]

• neen

• ja, jawel

• ontkennen, ontkenning, niet, nietes

• welnee

• ja-neevraag, nee schudden, nee verkopen, nee zeggen, nee-stem, nee-stemmer, nee-uitslag, neecampagne, neekamp, neezegger

• Nee verkopen

• Nee heb je, ja kun je krijgen.

• Het woord nee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nee" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.[4]

• IPA: /niəː/

• nee

• Afgeleid van het Oudnederlandse *nēn, via het Middelnederlandse nee / neen en het Nederlandse nee

nee

1. nee; duidt ontkenning aan, het tegengestelde van ja

• nie

• ja

• een

• IPA: /neː/
• Geluid:  nee    (hulp, bestand)

• nee

nee

1. (spreektaal) nee; duidt ontkenning aan, het tegengestelde van ja

   «Kennst du Peter? – Nee.»

   Ken jij Peter? – Nee.

• ne

• nein
• nö

• ja
• jawohl

• IPA: /neː/

• nee

nee

1. nee; duidt ontkenning aan, het tegengestelde van ja

• ja

• Wurdboek fan de Fryske taal - Instituut voor de Nederlandse taal

• IPA: /neː/
• Geluid:  nee    (hulp, bestand)

• nee

nee

1. nee; duidt ontkenning aan, het tegengestelde van ja

• neen

• nee

• [B] Afgeleid van het Oudsaksische niuwi, via het Middelnederduitse nîe / nige / neye / nîwe

[A] nee

1. nee; duidt ontkenning aan, het tegengestelde van ja

nä nää ne

neh nei nej

• ja

• een

[B] nee

1. nieuw

• ni
• nie
• nig
• nige

nee

1. nee; duidt ontkenning aan, het tegengestelde van ja

• IPA: /neː/

• nee

nee

1. nee; duidt ontkenning aan, het tegengestelde van ja