monotherapie
Uiterlijk
- mo·no·the·ra·pie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monotherapie | monotherapieën |
verkleinwoord | monotherapietje | monotherapietjes |
de monotherapie v
- (medisch) een behandeling met één geneesmiddel
1. een behandeling met één geneesmiddel
- Het woord monotherapie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.