marktstad
Uiterlijk
- markt·stad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | marktstad | marktsteden |
verkleinwoord |
- (historisch) een stad die volgens de wet marktrechten had
- Recent waren we op bezoek in Dumfries, een marktstadje net over de Schotse grens. Daar trok een tamelijk berooide Burns op jonge leeftijd naar toe. Hij kocht een boerderijtje en trachtte zijn leven in het gareel te krijgen. Dat lukte niet. Hij boerde er slecht en was vaker in de kroeg te vinden dan op zijn stukje land. [2]
- Ook met Chinezen was het nog nooit zo druk. Met haar regionale centrumfunctie is Schagen, van oudsher een marktstad met levendig hart, voor veel fietsers een logisch vertrek- en eindpunt. [3]
- Het woord 'marktstad' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "marktstad" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 25 jan. 2017 Burns
- ↑ De Telegraaf RIK BOOLTINK 15 okt. 2018 Beeldig rondje Noord-Holland zónder bollen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be