granat

• 
  [1]: Granater.
  Granaatappels.
• 
  [2]: En granat.
  Een granaat.
• 
  [3]: En granat.
  Een granaat.

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /gɾɑˈnɑːt/

• gra·nat

• [1]: Afkomstig van het Latijnse woord granatus.

granat m

1. (fruit) granaatappel
2. (mineraal) granaat (halfedelsteen)
3. (militair) granaat (wapen)

m	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	granat	granaten	granater	granatene
genitief	granats	granatens	granaters	granatenes

• [1]: granateple
• [1]: (taxonomisch) Punica granatum 

• [1]: granateplefamilien Punicaceae 
• [1]: plante
• [2]: halvedelstein
• [3]: våpen

• [1]: granattre
• [2]: granatmineral
• [2]: blindgranat
• [2]: bombekastergranat
• [3]: branngranat
• [3]: geværgranat
• [3]: granatild
• [3]: granatkaster
• [3]: granatregn
• [3]: granatsplint
• [3]: handgranat
• [3]: håndgranat
• [3]: sprenggranat
• [3]: tåregassgranat

• [3]: bomber og granater

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /gɾɑˈnɑːt/

• gra·nat

• [1]: Afkomstig van het Latijnse woord granatus.

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	granat	granaten	granatar	granatane

granat m

1. (fruit) granaatappel
2. (mineraal) granaat (halfedelsteen)
3. (militair) granaat (wapen)

• [1]: granateple
• [1]: (taxonomisch) Punica granatum 

• [1]: granateplefamilien Punicaceae 
• [1]: plante
• [2]: halvedelstein
• [3]: våpen

• [1]: granattre
• [2]: granatmineral
• [3]: branngranat
• [3]: geværgranat
• [3]: granateld
• [3]: granatkastar
• [3]: granatregn
• [3]: granatsplint
• [3]: handgranat

granat

1. (fruit), (plantkunde) granaatappel

• (taxonomisch) Punica granatum