Dutch/Example 2

Study the following text
Use the vocabulary box on the right to memorize the words, make sure you answer including the article: "de muzikant", not just: "muzikant".
Then go look at this video

een muzikant

ik zorg voor uw muziek

en ik bespeel

ja, hij bespeelt

de piano

de trombone

de doedelzak

de trompet

Vocabulary
de muzikant		musician
zorgen		to take care of, to provide
bespelen		to play (on)
de piano		piano
de trombone		trombone
de doedelzak		bagpip
de trompet		trumpet

Skating!

Did you know that skating was a Dutch invention, or more precisely a Frisian one?

In winter much of the land there used to be flooded and people needed to move over the ice when it froze, so they bound sharpened bones or antlers under their feet and invented skating

Study the following text
Use the vocabulary box on the right to memorize the words.
Then go look at this video

Schaatsen op het water,

op het ,

schaatsen op het water,

en .

Het water is ,

het water is .

Dan moet je blijven schaatsen,

anders val je op je gat.

Vocabulary
schaatsen		to skate
het water		water
op		on, upon
de keer		the time, the instance
bevriezen		to freeze (over)
moeten		must, to have to
blijven		to stay, remain, keep on
anders		otherwise
vallen		to fall
gat		hole, bum, arse

Translation • Example 2 • Schaatsen

Skating on the water

On the big IJsselmeer

Skating on the water

back and forth and once again

The water is frozen

The water is rock solid

Then you have to continue skating

Otherwise you fall on your arse

Riding the bus!

Study the following text
Use the vocabulary box on the right to memorize the words.
Then go look at this video

De wielen van de bus gaan rond en rond

als de bus gaat rijden

De deuren van de bus

De lampen van de bus gaan

De mensen in de bus gaan

De wissers van de bus gaan

De toeter van de bus zegt toe-toet-toet

De bel in de bus doet tring-tring-tring

als de bus moet stoppen

De deuren van de bus gaan open en dicht

als de bus gestopt is

De buschauffeur zegt: dag allemaal!

Vocabulary
het wiel		wheel
rond		rond, around
de bus		bus
als		when, if
rijden		to ride, to drive
de deur		door
de lamp		light, lamp
de mens		human being
de wisser		wiper
de toeter		claxon
de bel		bel
stoppen		to stop
de buschauffeur		bus driver
allemaal		everybody, all