"Machine voor het vormen van lolly's"
De uitvinding heeft betrekking op een machine voor
het vormen van lolly's, die een:gestel bevat, een daarop
verplaatsbaar gemonteerd binnenlichaam dat van dwars op
haar verplaatsingsrichting lopende groeven voorzien is,
middelen om het binnenlichaam ten opzichte van het gestel
te verplaatsen, een aantal ten opzichte van het binnenlichaam verplaatsbaar;gemonteerde kleppen die in een stand
samen met een groef van het binnenlichaam een op een einde <EMI ID=1.1>
lollymateriaal in de groef en het uithalen van een lolly uit de groef toelaten, welke kleppen bij het naar de eerste stand verplaatsen een stuk kunnen afsnijden van een tegenover een overeenstemmende groef aangevoerde streng van lollymateriaal, middelen om de kleppen ten opzichte,van het binnenlichaam
te verplaatsen, per groef in het binnenlichaam een stempel die verplaatsbaar ten opzichte van het binnenlichaam gemonteerd is en als een zuiger past in de door de groef en de erbij horende gevormde koker, en die een stuk van de aangevoerde streng op het gesloten einde van de koker in de gewenste vorm kan duwen, en middelen om de stempels heen en weer ten opzichte van het binnenlichaam te verplaatsen.
Bij bekende machines van deze soort zijn de kleppen, welke dwars gericht zijn op de verplaatsingsrichting van het binnenlichaam, met een einde scharnierend aan het binnenlichaam bevestigd. Dit binnenlichaam wordt, ter plaatse van
de aanvoer van de streng lollymateriaal verplaatst in de tegengestelde richting als de aanvoerrichting van de streng. Door nokken worden bij deze verplaatsing van het binnenlichaam de kleppen achtereenvolgens geopend, zodat de streng tegenover een groef konten vervolgens gesloten waarbij de klep de streng afsnijdt en dus een hoeveelheid lollymateriaal in de koker
<EMI ID=2.1>
bijvoorbeeld een ketting zonder einde welke continu gedreven ' wordt en waarlangs de hiervoor genoemde nokken vast opgesteld zijn. Aangezien het opeenvolgend openen en sluiten van de kleppen op een snel ritme gebeurt, veroorzaakt deze bekende machine veel lawaai. Daarenboven is deze machine aan grote slijtage onderworpen, vooral door de scharnierende montage van de kleppen. Verder is het verwijderen van een gevormde lolly uit een groef, na het openen van de bijhorende klep, meestal niet gemakkelijk.
De uitvinding heeft nu tot doel deze nadelen te verhelpen en een machine voor het vormen van lolly's te verschaffen welke relatief eenvoudig van constructie is,
bij werking en ook bij hoge snelheden, relatief weinig lawaai veroorzaakt, welke relatief weinig aan slijtage onderhevig is en waarbij het verwijderen van de lolly's uit de machine zeer gemakkelijk kan gebeuren.
Tot dit doel is het binnenlichaam een trommel die draaibaar op het gestel gemonteerd is rond een meetkundige
as die nagenoeg evenwijdig loopt aan de langsrichting van
de groeven, terwijl de kleppen aan elkaar verbonden zijn
tot een ketting zonder einde, de middelen om de kleppen ten opzichte van het binnenlichaam te verplaatsen kettingwielen bevatten waarover deze ketting loopt volgens een baan waarbij de ketting over een gedeelte van de omtrek van de trommel met deze trommel in contact is zodat daar de kleppen die de ketting vormen samen met de- groeven van de trommel
de hoger genoemde kokers vormen, en de middelen om het binnenlichaam te verplaatsen gevormd zijn door middelen om een
van de organen gevormd door de trommel en de ketting zonder einde te drijven. -
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de middelen om het binnenlichaam te verplaatsen middelen om de trommel te drijven, terwijl de trommel,door het contact met de ketting zonder einde, de ketting zonder einde drijft.
<EMI ID=3.1>
<EMI ID=4.1>
de uitvinding is het geheel gevormd door de trommel en de kleppen van kanalen voorzien welke, op elke koker, gevormd
<EMI ID=5.1>
geven, aan de van de stempel afgekeerde zijde terwijl de machine middelen bevat om langs dit kanaal een stokje in de koker te brengen.
Bij voorkeur bevatten de middelen om een stokje langs
<EMI ID=6.1>
<EMI ID=7.1>
het gepaste ogenblik, deze pen . te verplaatsen, waarbij
de stempel een stokje door het kanaal duwt.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een machine voor het vormen van lolly's, volgens de uitvinding:
deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een dwarse doosnede van een machine voor het vormen van lolly's, volgens de uitvinding. <EMI ID=8.1> is in het gestel 5. Om constructieve redenen bestaat de trommel 1 uit drie, door bouten 6 tegen elkaar bevestigde wielvormige delen 7, 8 en 9. De doorsnede in figuur 1 is dwars door het centrale deel 8 genomen.
Dit centrale deel 8 is over gans zijn omtrek van evenwijdig aan de as 4 lopende groeven 10 voorzien. Deze groeven 10 geven over gans hun lengte op het buitenoppervlak van het deel 8 uit en bezitten loodrecht op hun langarichting een doorsnede die de vorm heeft van een halve cirkel. Elk van de groeven 10 mondt aan de zijde van het deel 7 op de
-t zijwand van het deel 8 uit. Aan de zijde van het deel 9 daarentegen is elke groef 10 op zijn uiteinde afgesloten. Het afgesloten einde is afgerond en heeft de vorm van een vierde van een bol waarvan de diameter een heel weinig kleiner is dan de diameter van de doorsnede van de rest van de groef 10. Tussen dit afgeronde einde van de groef 10 en de
<EMI ID=9.1>
loopt op het buitenoppervlak van het deel 8 nog een groefje
11 dat de helft vormt van een rond kanaaltje. Dit groefje 11, dat op de groef 10 uitgeeft, ligt in het verlengde en symmetrisch ten opzichte van de meetkundige as van de groef 10.
Het deel 7 van de trommel 1 is over gans zijn omtrek van een groef 12 voorzien. Dwars door deze groef en
<EMI ID=10.1>
van een stempel 14. Deze steel 13 steekt verschuifbaar door openingen 15 in de gedeelten van het deel 7 die de wanden vormen van de groef 12. De aalijn van de steel 13 ligt in het verlengde van de meetkundige as van de ertegenover liggende groef 10.
Aan de van het deel 8 afgekeerde zijde steekt de steel 13 buiten het deel 7 uit. Op dit uitstekende einde is een stootdop 16 vastgemaakt die bestemd is om samen te werken met een op het gestel 5 vast gemonteerde gebogen rand van
<EMI ID=11.1>
steekt de steel 13 buiten het deel 7 uit. Dit uitstekende einde draagt een ronde kop 18 dat op zijn uiterste uiteinde
<EMI ID=12.1>
van de kop 18 is gelijk aan de diameter van de groef 10 in het centrale deel en deze kop 18 past trouwens juist in de groef 10 waarbuiten de kop 18 eenwel met de helft uitsteekt. In de groef 12 in het deel 7 is op de steel 13 van de stempel
14 een ruiter 20 door middel van een bout 21 vastgemaakt.
Op deze bout 21, waarvan de kop aan de van de bodem van de groef 12 afgekeerde zijde van de steel 13 gelegen is, zit een looprol 22. Deze looprol 22 is bestemd om samen te werken met de gebogen rand van een vast op het gestel 4 gemonteerde geleider 23. Om eventuele kanteling van de ruiter 20 te beletten wanneer de looprol 22 over de geleider 23 rolt,
<EMI ID=13.1>
verschuifbaar op een fixeerpen 24 welke evenwijdig aan de steel 13, dwars door de groef 12 loopt en onwrikbaar vastgemaakt is in het deel 7.
Aan de van het deel 8 afgekeerde zijde van de groef
<EMI ID=14.1>
voorzien die samenwerken met een, niet in de figuren voorgesteld, tandwiel dat door, een eveneens niet in de figuren voorgestelde motor gedreven is. Op deze manier wordt aan de trommel 1 een continue draaiende beweging gegeven.
Het deel 9 van de trommel 1 dient in hoofdzaak voor het inbrengen van stokjes tijdens het vormen van de lolly's. Dit deel 9 bezit in zijn buitenomtrek, tegenover elk groefje
<EMI ID=15.1>
de van dit groefje 11 gelegen is en dezelfde halfronde doorsnede bezit. Dit groefje 26 mondt uit op de van het deel 8 afgekeerde zijde van het deel 9. Aan de naar het deel 8 gekeerde zijde bezit het deel 9 op zijn buitenkant een kraag
27 en elk van de groefjes 26 gaat ter plaatse van deze kraag
<EMI ID=16.1>
deel 7, en bijgevolg op een groefje 11 in het deel 8, uitmondt. In elk groefje 26 is een stokjespen 29 heen en weer verplaatsbaar. Deze stokjespen steekt aan de buitenzijde
van de trommel 1 buiten het deel 9 uit. Met dit uitstekende einde is de stokjespen 29 onwrikbaar verbonden met een ruiter 30. Deze ruiter 30 is ook onwrikbaar vastgemaakt op
een stempel 31 die heen en weer verplaatsbaar zit ineen opening 32 die, evenwijdig aan het groefje 26, aan de naar de
as 4 gekeerde zijde van elk groefje, in het deel 9 aangebracht is. Een inlegspie 33, welke gedeeltelijk in een groef in de stempel 31 en gedeeltelijk in een groef in de wand van de opening 32 steekt, belet elke rotatie van de stempel 31 in de opening 32, zonder een verplaatsing in zijn langsrichting van de stempel 31 te beletten. De stempel 31 dient als geleiding voor het geheel stokjespen 29 en ruiter 30 en zorgt ervoor
dat de stokjespen 29 niet uit het groefje 26 kan. De heen
en weergaande verplaatsing van de stokjespen 29 wordt veroorzaakt door twee met de ruiter 30 samenwerkende geleiders 34
<EMI ID=17.1>
leider 34 werkt samen met een stootdop 36 welke vastzit op de kop van de bout 37 waarmee de ruiter 30 onwrikbaar met de stempel 31 verbonden is. De geleider 34 kan dus met zijn gecurveerde rand het geheel gevormd door de stokjespen 29, de ruiter 30 en de stempel 31 in de richting van het deel
<EMI ID=18.1>
buiten de stempel 31, aan de tegenover de stokjespen 29 gelegen zijde, uitstekend gedeelte van de ruiter en is gemonteerd in een uitholling 56 in de buitenzijde van het deel
9 van de trommel 1. Deze geleider 35 duwt op het gepaste ogenblik de ruiter en dus ook de stokjespen::29 van het centrale deel 8 van de trommel 1 weg. Wanneer de stokjespen
29 maximaal weggeduwd is, en dus nagenoeg volledig buiten het groefje 26 gelegen is, bevindt dit groefje 26 zich juist
<EMI ID=19.1>
38 in de groef vallen.
Zoals vooral blijkt uit figuur 1 bestaat elke klep
2 uit een lichaam 39, op een zijde waarvan twee, in de dwars-
<EMI ID=20.1>
ribben steken ook zijdelings buiten het lichaam 39 uit. De afstand tussen de ribben 40 van de opeenvolgende kleppen 2 van de ketting zonder einde 3 is afwisselend groter en kleiner. In de figuren zijn de ribben 40 met grote afstand tus-
<EMI ID=21.1>
stand tussen elkaar aangeduid door 40' '. Het verschil in afstand tussen de ribben 40' en ribben 40''is zodanig dat de ribben 40'' met hun uiteinden juist passen tussen de einden
<EMI ID=22.1>
stand van elkaar gelegen zijn, van een klep 2 steken dus aan weerszijden van deze klep 2 tussen de ribben 40' met grotere afstand van de twee naburige kleppen 2. De ribben 40 van de naburige kleppen 2 komen dus, zoals de wanden van de schakels van een ketting, met hun uiteinden naast elkaar. Deze naast elkaar komende uiteinden zijn scharnierend met elkaar verbonden door een scharnierpen 41 die dwars door de einden steekt. Het uitvallen van de scharnierpen 41 wordt belet door een
bus 42 welke, tussen de twee binnenste ribben 40', rond de pen 41 zit en door een pen 43 onwrikbaar met deze scharnierpen 41 verbonden is. Met deze. door scharnierpennen 41 verbonden ribben 40 welke een echte ketting vormen, loopt de door de kleppen 2 gevormde ketting 3 over twee kettingwielen
44 en een kettingwiel 45. De kettingwielen 44 zitten op assen 46 welke draaibaar in het gestel 5 gelegerd zijn. De kettingwielen 44 zijn aan de bovenkant tegenover de trommel
1, op een afstand van elkaar gemonteerd zo dat de ketting 3 over een hoek van ongeveer 90[deg.] de trommel 1 raakt. Het kettingwiel 45 zit op een as 47 welke een weinig boven de kettingwielen 44 en halverwege ertussen draaibaar, en in hoogte instelbaar�op het gestel 5 gemonteerd is. Deze instelbaarheid wordt op een bekende en niet in de figuren voorgestelde manier bekomen. Door het in hoogte instellen van het kettingwiel 45 kan de ketting 3 aangespannen worden.
De lichamen 39 van de kleppen 2 zijn dus aan de buitenzijde van de ketting 3 gelegen. Elk lichaam 39 van een klep 2 is op zijn beide langse randen en op de van de ribben
40 afgekeerde zijde van een uitsparing 48 voorzien. Elke uitsparing 48 bestaat uit een gedeelte dat de vorm heeft van een vierde van een cilinder en waarvan de gebogen zijde naar de
<EMI ID=23.1>
gedeelte dat de vorm heeft van een achtste van een bol waarvan de diameter een weinig kleiner is dan de diameter van de ho-gergedoelde cilinder. In feite is elke uitsparing 48 in vorm en grootte gelijk aan de helft van de uitsparing 10 in het centrale deel 8 van de trommel 1. De lengte van het lichaam
39 van elke klep 2 is trouwens gelijk aan de breedte van het centrale deel 8 van de trommel 1. Verder is de vorm van
elk lichaam 39 zo dat de lichamen 39, wanneer ze in contact komen met het bovenste gedeelte van de trommel 1 schoon
tegen elkaar aansluiten waarbij dus naburige uitsparingen
48 van naburige lichamen 39 een groef vormen welke het spiegelbeeld is van de groef 10 in de trommel 1 en er trouwens juist tegenover valt. De naburige uitsparingen 48 van twee naburige lichamen 39 en de ertegenover liggende groef 10 in
de trommel 1 vormen dus samen een ronde koker, waarin de kop
18 van de stempel 14 als zuiger heen en weer verschuifbaar zit en die aan een uiteinde afgesloten is door een oppervlak in de vorm van een halve bol. Op elk van de uitsparingen 48 in elk lichaam 39 sluit ook een klein groefje 49 aan dat, wanneer de twee lichamen 39 tegen elkaar en tegen de trommel 1
<EMI ID=24.1>
legen zijn en samen met dit groefje 11 een volledig rond kanaal vormen voor een stokje. Dit kanaal ligt dan in het verlengde van een opening 28 en het daarop aansluitende groefje 26.
Over ongeveer 90[deg.], tussen de kettingwielen 44, komen de kleppen 2, met het tussen de uitsparingen 48 gelegen gedeelte van het lichaam 39 dus in contact met het tussen de groeven 10 gelegen gedeelte van het buitenoppervlak van het
<EMI ID=25.1>
met hun naburige uitsparingen 48 samen met de ertegenover liggende groef 10 in het deel 11 de hiervoor beschreven ko-ker waarin de kop 18 van de stempel 14 verschuifbaar zit. Opdat nu de kleppen 2 steeds perfect in de gewenste stand
in contact zouden komen met het deel 8 van de trommel, is
in elke groef 10, aan het naar het deel 7 gekeerde einde, nog een bus 50 gemonteerd waardoor de steel 13 van de bij
de groef 10 horende stempel 14 steekt. Deze bus 50, welke dus een bijkomende geleiding voor de stempel 14 vormt,, is
door een schroefje 51 op het deel 8 bevestigd zodat deze ring niet kan met de stempel 14 meeschuiven. Aan de naar het deel 9 gekeerde zijde is in het deel 8 ook een busje
52 gemonteerd dat, naast het groefje 11 buiten het deel 8 uitsteekt.Dit'busje 52 past in een overeenstemmende uitsparing in een van de twee naburige kleppen 2 welke samen met de hiervoor gedoelde groef 10 een koker voor het vormen van
een lolly vormen. De bus 50 en het busje 52 werken bovendien ook nog als meeneemorgaan waardoor de twee kleppen 2 welke boven een groef 10 van de trommel 1 komen, bij rotatie van deze trommel meegetrokken worden. De ketting zonder einde 3 wordt op deze manier niet rechtstreeks aangedreven maar
<EMI ID=26.1>
Naast de trommel 1 is nog een aanvoerbaan 53 voor een streng 54 van lollymateriaal op het gestel 5 gemonteerd.
De werking van de hiervoor beschreven machine is als volgt. Een streng suikergoed 54, die op een bekende manier vervaardigd werd,wordt tussen egaliseerrollen 55 door de aanvoerbaan 53 aangevoerd. Deze aanvoerbaan 53 geeft uit op het bovenste gedeelte van het deel 8 van de trommel 1. Deze trommel 1 wordt zo gedreven dat het bovenste gedeelte zich van het einde van de aanvoerbaan 53 weg verplaatst.
De rotatiezin van de trommel 1 is in figuur 1 door de pijl met het verwijzingscijfer 56 aangeduid. Naarmate de trommel
<EMI ID=27.1>
van de aanvoerbaan 53, dwars boven een aantal groeven 10 gelegd. De streng 54 ontmoet op een bepaald ogenblik een klep 2 van de ketting zonder einde 3. Het tussen de twee uitsparingen 48 gelegen gedeelten van het lichaam 39 van deze klep zal in de streng 54 dringen en, naarmate de klep dichter tegen de trommel 1 komt zal dit gedeelte dieper in
de streng dringen en uiteindelijk de streng volledig afsnijden. Een stukje streng valt dus in een groef 10 welke intussen volledig afgesloten werd door twee naburige kleppen 2 en zich dus bevindt in de koker, juist voor de kop 18 van de stempel 14, welke maximaal uitgeschoven is. Bij verdere rotatie komt de stootdop 16 van deze stempel 14 in contact met de geleider 17 en wordt hierdoor de stempel ingeduwd. Deze stempel zal zich verplaatsen in de gesloten koker waarin het stukje streng 54 zich bevindt en dit stukje streng zal tegen het afgeronde einde van deze koker samengeduwd worden. Aangezien ook de kop 18 van een half bolvormige opening 18 voorzien is zal het stukje streng 54 uiteindelijk tot praktisch een bol samengeduwd worden.
Terwijl dit samenpersen door de stempel 14 bezig is komt in het groefje 26, dat in het verlengde ligt van de gevormde koker waarin de stempel 14 het stukje streng
54 samendrukt, een stokje. Uiteraard was de stokjespen 29
-maximaal uitgeschoven. Deze stokjespen 29 wordt nu, door het contact tussen de stootdop 36 en de geleider 34 naar binnen <EMI ID=28.1>
gedoelde koker de lolly volledig gevormd is, het stokje langs het kanaaltje gevormd door het groefje 11 en de uitsparingen <EMI ID=29.1>
35 de stokjespen 29 terug naar haar beginstand en duwt de geleider 23, onder tussenkomst van de looprol 22 de stempel 14 terug naar zijn beginstand. Uiteraard is de vorm van de geleidingen 34 en 17 zodanig dat de laatstgedoelde verplaatsingen niet gehinderd worden. De stokjespen 29 en de stempel
14 bevinden zich terug in hun beginstand wanneer de gedoelde koker onder het in de verplaatsingszin laatst gelegen kettingwiel 44 gekomen is. De twee kleppen 2 welke de hiervoor gedoelde koker begrensden worden nu van het deel 8 van de trommel 1 gelicht doordat ze over het kettingwiel 44 weggeleid worden. Met andere woorden de groef 10 welke van de koker deel uitmaakte en waarin nu een gevormde lolly rust, is niet langer afgesloten. Ook het op de groef 10 aansluitende groefje 11 is niet langer door de kleppen 2 afgesloten zodat nu de lolly gemakkelijk uit de groef 10 en zijn steel uit het groefje 11 kunnen gehaald worden. Dit kan zowel manueel als mechanisch verwezenlijkt worden. Hetgeen hiervoor voor een
<EMI ID=30.1>
<EMI ID=31.1>
baan 53 en de plaats waar de kleppen 2 van de ketting zonder einde 3 de trommel 1 terug verlaat; Doordat de kleppen onder vorm van een ketting zonder einde gemonteerd zijn is de slij-
<EMI ID=32.1>
de trommel 1 zodat ook bij hoge produktiesnelheid een minimum
<EMI ID=33.1>
gen 48 die samen ermee een koker vormen worden trouwens samen aangebracht. Een ronde opening wordt tegelijkertijd in het deel 8 van de groef 11 en de twee kleppen 2 met de uitsparingen 48 geboord worden wanneer deze kleppen 2 tegen de trommel 1 aansluiten. Door de lengte van de baan van de stempel
14 te regelen kan men in plaats van lolly's met een praktische bolvorm ook langwerpige zoals bijvoorbeeld min of meer ellipsvormige lolly's vervaardigen.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor
<EMI ID=34.1>
aanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.
In het bijzonder moet de vorm van de groeven in de trommel en de uitsparingnvan de kleppen niet noodzakelijk juist zijn zoals hiervoor beschreven in zoverre de uitsparingen van de kleppen, wanneer de kleppen in contact komen met de trommel, samen met de groeven in de trommel een koker vormen waarin een stuk suikergoed kan samengedrukt worden.
Ook moet de stempel voor het samendrukken van het stuk suikergoed niet noodzakelijk door middel van geleiders heen en weer verplaatst worden. De stempel zou bijvoorbeeld
<EMI ID=35.1>
zelfde geldt voor de stokjesinbrengpen.
"Lollipop forming machine"
The invention relates to a machine for
forming lollipops containing a frame, one thereon
movably mounted inner body that from transverse to
grooves running in its direction of movement are provided,
means around the inner body relative to the frame
To be moved, a number of valves can be moved relative to the inner body; valves mounted that are in a position
together with an inner body groove one in one end <EMI ID = 1.1>
lollipop material in the groove and the removal of a lollipop from the groove, which flaps, when moving to the first position, can cut a piece of a string of lollipop material supplied opposite a corresponding groove, means for moving the flaps relative to the inner body
for each groove in the inner body, a punch which is movably mounted with respect to the inner body and which fits like a piston in the sleeve formed by the groove and the accompanying groove, and which places a piece of the supplied strand on the closed end of the can push the sleeve into the desired shape, and means for moving the stamps back and forth with respect to the inner body.
In known machines of this type, the valves, which are directed transversely to the direction of movement of the inner body, are hingedly attached to the inner body at one end. This inner body becomes, at the location of
the supply of the strand of lollipop material moves in the opposite direction to the supply direction of the strand. By cams, on this displacement of the inner body, the valves are successively opened, so that the strand opposite a groove but then closed, the valve cutting the strand and thus a quantity of lollipop material in the tube.
<EMI ID = 2.1>
for example an endless chain which is continuously driven and along which the aforementioned cams are fixedly arranged. Since the sequential opening and closing of the valves occurs at a rapid rate, this known machine causes a lot of noise. In addition, this machine is subject to great wear, especially due to the hinged mounting of the valves. Furthermore, removing a shaped lollipop from a groove, after opening the associated valve, is usually not easy.
The object of the invention is to overcome these disadvantages and to provide a machine for forming lollipops which is relatively simple in construction,
during operation and also at high speeds, it produces relatively little noise, which is relatively little subject to wear and wherein the removal of the lollipops from the machine can be done very easily.
For this purpose, the inner body is a drum rotatably mounted on the frame around a geometer
axis substantially parallel to the longitudinal direction of
the grooves, while the valves are connected together
into an endless chain, the means for moving the flaps with respect to the inner body comprise sprockets over which this chain runs in a path whereby the chain is in contact with this drum over a portion of the circumference of the drum so that the flaps which form the chain together with the grooves of the drum
to form the aforementioned sleeves, and the means for moving the inner body are formed by means for a
of the members formed by driving the drum and chain without end. -
In a particular embodiment of the invention, the means for moving the inner body are means for driving the drum, while the drum, by contact with the endless chain, drives the endless chain.
<EMI ID = 3.1>
<EMI ID = 4.1>
the invention is the whole formed by the drum and the valves provided with channels which are formed on each sleeve
<EMI ID = 5.1>
on the side remote from the punch, while the machine comprises means for inserting a stick into the tube along this channel.
Preferably, the means include a stick along
<EMI ID = 6.1>
<EMI ID = 7.1>
the right moment, this pen. to move, where
the stamp pushes a stick through the channel.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of a lollipop forming machine according to the invention:
this description is given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers relate to the attached drawings.
Figure 1 is a transverse box cut of a lollipop molding machine according to the invention. <EMI ID = 8.1> is in the frame 5. For structural reasons, the drum 1 consists of three wheel-shaped parts 7, 8 and 9, which are secured against each other by bolts 6. The cross-section in figure 1 is taken transversely through the central part 8.
This central part 8 is provided with grooves 10 running parallel to the shaft 4 over its entire circumference. These grooves 10 extend over their entire length on the outer surface of the part 8 and have a cross-section perpendicular to their longitudinal direction which has the shape of a semicircle. Each of the grooves 10 opens onto the side of the part 7
-t side wall of the part 8. On the other hand, on the part 9 side, each groove 10 is closed at its end. The closed end is rounded and has the shape of a quarter of a sphere, the diameter of which is very little less than the diameter of the cross-section of the rest of the groove 10. Between this rounded end of the groove 10 and the
<EMI ID = 9.1>
another groove runs on the outer surface of the part 8
11 that forms half of a round channel. This groove 11, which gives way to the groove 10, is in line with and symmetrical to the geometrical axis of the groove 10.
The part 7 of the drum 1 is provided with a groove 12 over its entire circumference. Right through this groove and
<EMI ID = 10.1>
of a punch 14. This stem 13 slidably protrudes through openings 15 in the portions of the portion 7 which form the walls of the groove 12. The axis of the stem 13 is in line with the geometrical axis of the opposite groove 10.
On the side remote from the part 8, the stem 13 protrudes outside the part 7. Attached to this protruding end is a bump cap 16 intended to cooperate with a curved edge of the frame fixedly mounted on the frame 5.
<EMI ID = 11.1>
the stem 13 protrudes outside the part 7. This protruding end carries a round head 18 that is on its extreme end
<EMI ID = 12.1>
of the head 18 is equal to the diameter of the groove 10 in the central part and this head 18, by the way, fits precisely in the groove 10 beyond which the head 18 protrudes by one half. In the groove 12 in the part 7 is on the stem 13 of the punch
14 a rider 20 is fastened by means of a bolt 21.
On this bolt 21, the head of which is located on the side of the shank 13 remote from the bottom of the groove 12, there is a running roller 22. This running roller 22 is intended to cooperate with the curved edge of a fixed on the frame. 4 mounted guide 23. To prevent any tilting of the rider 20 when the track roller 22 rolls over the guide 23,
<EMI ID = 13.1>
slidable on a fixing pin 24 which runs parallel to the stem 13, transversely through the groove 12 and is fixed immovably in the portion 7.
On the side of the groove remote from the part 8
<EMI ID = 14.1>
provided which cooperate with a gear wheel, not shown in the figures, which is driven by a motor also not shown in the figures. In this way the drum 1 is given a continuous rotating movement.
The part 9 of the drum 1 mainly serves for the insertion of sticks during the molding of the lollipops. This part has 9 in its outer circumference, opposite each groove
<EMI ID = 15.1>
the groove 11 is located and has the same semicircular cross-section. This groove 26 opens onto the side of part 9 remote from part 8. On the side facing part 8, part 9 has a collar on its outside.
27 and each of the grooves 26 goes at the location of this collar
<EMI ID = 16.1>
part 7, and consequently opens onto a groove 11 in part 8. In each groove 26 a dowel pin 29 can be moved back and forth. This stick pen sticks out on the outside
of the drum 1 outside the part 9. With this protruding end, the stick pin 29 is immovably connected to a rider 30. This rider 30 is also immovably attached on
a punch 31 which is reciprocally displaceable in an opening 32 which, parallel to the groove 26, is
shaft 4, the opposite side of each groove, is provided in the part 9. A feather key 33, which extends partially into a groove in the punch 31 and partially into a groove in the wall of the opening 32, prevents any rotation of the punch 31 in the opening 32, without causing a displacement in its longitudinal direction of the punch 31. prevent. The punch 31 serves as a guide for the whole dowel pin 29 and rider 30 and takes care of it
that the stick pin 29 cannot come out of the groove 26. The going
and reverse displacement of the stick pin 29 is caused by two guides 34 cooperating with the rider 30
<EMI ID = 17.1>
leader 34 cooperates with a bump cap 36 which is secured to the head of bolt 37 with which rider 30 is immovably connected to punch 31. The guide 34 can thus with its curved edge the whole formed by the dowel pin 29, the runner 30 and the punch 31 in the direction of the part.
<EMI ID = 18.1>
outside the punch 31, on the side opposite the stick pin 29, protruding portion of the rider and is mounted in a recess 56 in the outside of the portion
9 of the drum 1. At the appropriate moment, this guide 35 pushes the rider and thus also the stick pin 29 away from the central part 8 of the drum 1. When the stick pen
29 has been pushed away as much as possible, and is therefore located almost completely outside the groove 26, this groove 26 is located
<EMI ID = 19.1>
38 fall into the groove.
As can be seen in Figure 1 above all, every valve exists
2 from a body 39, on one side of which two, in the transverse
<EMI ID = 20.1>
ribs also extend laterally outside the body 39. The distance between the ribs 40 of the successive flaps 2 of the endless chain 3 is alternately greater and smaller. In the figures, the ribs 40 are spaced a great distance apart.
<EMI ID = 21.1>
position between each other indicated by 40 ''. The difference in distance between ribs 40 'and ribs 40' 'is such that ribs 40' 'with their ends just fit between the ends
<EMI ID = 22.1>
position of a flap 2 so protrude on either side of this flap 2 between the ribs 40 'with a greater distance from the two adjacent flaps 2. The ribs 40 of the neighboring flaps 2 thus come, like the walls of the links of a chain, with their ends next to each other. These adjacent ends are hingedly connected to each other by a hinge pin 41 extending transversely through the ends. Failure of the hinge pin 41 is prevented by a
sleeve 42 which, between the two inner ribs 40 ', sits around the pin 41 and is immovably connected to this hinge pin 41 by a pin 43. With this. ribs 40 connected by hinge pins 41 which form a real chain, the chain 3 formed by the flaps 2 runs over two sprockets
44 and a sprocket wheel 45. The sprocket wheels 44 sit on shafts 46 which are rotatably mounted in the frame 5. The sprockets 44 are opposite the drum at the top
1, mounted at a distance from each other so that the chain 3 hits the drum 1 at an angle of about 90 [deg.]. The sprocket wheel 45 sits on a shaft 47 which is mounted on the frame 5 a little above the sprockets 44 and halfway between them, and is adjustable in height. This adjustability is obtained in a known manner and not shown in the figures. The chain 3 can be tensioned by adjusting the height of the sprocket wheel 45.
The bodies 39 of the flaps 2 are thus located on the outside of the chain 3. Each body 39 of a valve 2 is on both its longitudinal edges and on the of the ribs
40 with a recess 48 on the remote side. Each recess 48 consists of a portion which is in the shape of a quarter of a cylinder and whose curved side faces the
<EMI ID = 23.1>
portion which is in the shape of one-eighth of a sphere the diameter of which is slightly less than the diameter of the high-profile cylinder. In fact, each recess 48 is equal in shape and size to half of the recess 10 in the central portion 8 of the drum 1. The length of the body
39 of each flap 2 is by the way equal to the width of the central part 8 of the drum 1. Furthermore, the shape of
each body 39 such that the bodies 39 are clean when they come into contact with the upper part of the drum 1
connect against each other, thus creating adjacent recesses
48 of neighboring bodies 39 form a groove which is the mirror image of the groove 10 in the drum 1 and incidentally just opposite it. The adjacent recesses 48 of two adjacent bodies 39 and the opposing groove 10 in
the drum 1 thus together form a round tube, in which the head
18 of the punch 14 is slidable to and fro as a piston and which is closed at one end by a surface in the form of a hemisphere. Also adjacent to each of the recesses 48 in each body 39 is a small groove 49 which, when the two bodies 39 against each other and against the drum 1
<EMI ID = 24.1>
empty and together with this groove 11 form a completely round channel for a stick. This channel then lies in line with an opening 28 and the groove 26 adjoining it.
About 90 [deg.], Between the sprockets 44, the valves 2, with the portion of the body 39 located between the recesses 48, thus come into contact with the portion of the outer surface of the body 39 located between the grooves 10.
<EMI ID = 25.1>
with their adjacent recesses 48 together with the opposing groove 10 in the part 11 the aforementioned case in which the head 18 of the punch 14 is slidably seated. So that the flaps 2 are always perfectly in the desired position
come into contact with the part 8 of the drum
in each groove 10, at the end facing the part 7, a further bush 50 is mounted through which the stem 13 of the bee
the groove 10 associated with punch 14 protrudes. This bush 50, which thus forms an additional guide for the punch 14, is
fixed on the part 8 by a screw 51 so that this ring cannot slide along with the punch 14. On the side facing the part 9 there is also a van in the part 8
52, which, next to the groove 11, protrudes outside the part 8. This bush 52 fits into a corresponding recess in one of the two adjacent flaps 2 which, together with the groove 10 intended for this purpose, form a sleeve for forming
form a lollipop. The can 50 and the can 52 moreover also function as a driving member, whereby the two flaps 2 which come above a groove 10 of the drum 1 are pulled along when this drum is rotated. The endless chain 3 is not directly driven in this way but
<EMI ID = 26.1>
Next to the drum 1, a supply track 53 for a string 54 of lollipop material is mounted on the frame 5.
The operation of the machine described above is as follows. A string of confectionery 54, which has been manufactured in a known manner, is supplied between leveling rollers 55 through the supply track 53. This supply track 53 opens onto the upper part of the part 8 of the drum 1. This drum 1 is driven in such a way that the upper part moves away from the end of the supply track 53.
The sense of rotation of the drum 1 is indicated in Figure 1 by the arrow with reference numeral 56. As the drum
<EMI ID = 27.1>
of the supply track 53, laid transversely above a number of grooves. The strand 54 at some point encounters a flap 2 of the endless chain 3. The portions of the body 39 of this flap located between the two recesses 48 will penetrate into the strand 54 and, as the flap comes closer to the drum 1, this section will look deeper
penetrate the strand and finally cut the strand completely. A piece of strand thus falls into a groove 10 which in the meantime has been completely closed off by two adjacent valves 2 and is thus located in the tube, just before the head 18 of the punch 14, which has been extended to the maximum. Upon further rotation, the bump cap 16 of this punch 14 comes into contact with the guide 17 and the punch is thereby pushed in. This punch will move in the closed tube in which the piece of string 54 is located and this piece of string will be pressed together against the rounded end of this tube. Since the head 18 is also provided with a hemispherical opening 18, the piece of strand 54 will eventually be compressed into practically a sphere.
While this compression by the punch 14 is in progress, the groove 26, which is in line with the formed sleeve, in which the punch 14 receives the piece of string.
54 compresses, a stick. Of course the stick pen was 29
-maximum extended. This dowel pin 29 is now moved inwards through the contact between the bump cap 36 and the guide 34 <EMI ID = 28.1>
the lollipop is completely formed, the stick along the channel formed by the groove 11 and the recesses <EMI ID = 29.1>
35 returns the stick pin 29 to its starting position and the guide 23 pushes the punch 14 back to its starting position through the interposition of the roller 22. Naturally, the shape of the guides 34 and 17 is such that the latter movements are not impeded. The stick pen 29 and the stamp
14 are back in their starting position when the intended tube has come under the last sprocket wheel 44 located in the sense of displacement. The two flaps 2 which delimited the aforementioned sleeve are now lifted from the part 8 of the drum 1 by being guided away over the sprocket wheel 44. In other words, the groove 10 which formed part of the tube and in which a formed lollipop now rests, is no longer closed. Also the groove 11 adjoining the groove 10 is no longer closed off by the flaps 2, so that the lollipop can now be easily removed from the groove 10 and its stem from the groove 11. This can be achieved both manually and mechanically. Which for one
<EMI ID = 30.1>
<EMI ID = 31.1>
lane 53 and the place where the flaps 2 of the endless chain 3 leave the drum 1 back; Because the valves are mounted in the form of an endless chain, the wear and tear is
<EMI ID = 32.1>
the drum 1, so that even at a high production speed a minimum
<EMI ID = 33.1>
gen 48 which together form a sheath are incidentally applied together. A round opening is simultaneously drilled in the part 8 of the groove 11 and the two flaps 2 with the recesses 48 when these flaps 2 engage against the drum 1. Due to the length of the stamp's trajectory
Instead of lollipops having a practical spherical shape, it is also possible to manufacture elongated lollipops, such as for instance more or less elliptical lollipops.
The invention is by no means limited to the above
<EMI ID = 34.1>
In the application, many changes can be made to the described embodiment, including in the shape, composition, arrangement and number of parts used to implement the invention.
In particular, the shape of the grooves in the drum and the recesses of the flaps need not necessarily be correct as described above in that the recesses of the flaps, when the flaps come into contact with the drum, together with the grooves in the drum have a shape a tube in which a piece of candy can be compressed.
Also, the punch does not necessarily have to be moved back and forth by means of guides for compressing the candy piece. For example, the stamp would
<EMI ID = 35.1>
the same goes for the stick insertion.