<Desc/Clms Page number 1>
INRICHTING VOOR HET AANKOPPELEN VAN AANHANGWAGENS.
De uitvinding betreft een aankoppelingsinrichting voor aanhangwagens met automatische aanhaking en dubbele veiligheid.
De inrichting is betrekkelijk eenvoudig en bezit het voordeel te kunnen uitgevoerd worden met betrekkelijk weinig industriële middelen ; al de voornaamste onderdelen kunnen uit gegoten stukken, en electrisch gelaste platen bestaan.
De inrichting is bij voorkeur op de tractor gemonteerd en de aanhangwagen bezit enkel het aanhakingselement.
De inrichting bestaat in hoofdzaak uit een paar klauwen, waarin een grendel kan grijpen, dewelke als tweede voornaamste functie dezelfde klauwen in open stand houdt, op zulke manier dat het aankoppelen van het aanhakingselement gedragen door de aanhangwagen vergemakkelijkt wordt.
De inrichting bevat veiligheidselementen, een bedieningshandel bekwaam de kluwen vrij te maken door tussenkomst van de ingrijpgrendel en, over het algemeen, de benodigheden teneinde de hoekbeweging van de klauwen te begrenzen, de grendel tijdelijk onbeweegbaar te maken, en buiten de voornoemde inrichting, een bijgevoegd veiligheidselement.
Deze karakteristieken komen meer neer op d hierna volgende uitvoerige beschrijving, voorgesteld door bijgaande tekeningen in dewelke de figuur 1 een doorsnede is volgens de lijn I-I van figuur 4, tonende in aanzicht, de voornaamste organen van de inrichting in aanhakingspositie van de aanhangwagen ; de figuur 2 is een zelfde figuur als de figuur 1, de inrichting voorstellende in afwachtende positie, voor het ontkoppelen van de aanhangwagen; de figuur 3 stemt overeen met figuur 1, de inrichting is voorgesteld in rustpositie, 't is te zeggen gereed voor het aanhaken ; de figuur 4 is een doorsnede volgens de lijn IV-IV-IV-IV van de
<Desc/Clms Page number 2>
van de figuur 1 ; de figuur 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V-V-V van figuur 1 ;
In deze uitvoering, waarvan het voorste gedeelte van de aanhangwagen voorgesteld is door 1, heeft men een as 2 , die aan haar vrij uiteinde een verdunning 3 bezit, deze as is aan haar achterste gedeelte, stevig gelast aan het overeenstemmend gedeelte van de aanhangwagen, en vormt alzo het loopelement van de aankoppelingsinrichting.
Op de achterste tafel van de tractor is een voetplaat 4 bevestigd, dienende tot steun voor twee gelijklopende kussenblokken 5-6 , in dewelke een as 7 steun vindt. Op de zelfde as, tussen de kussenblokken In, zijn twee zijflenzen gemonteerd, gemeenschappelijk met een schijf 10 , waarvan de vorm zeer speciaal is. Inderdaad, bestaat deze uit een cirkelvormige voetplaat 11 en twee benen 12- /,waarvan de twee buitenste boorden gelijklopend zijn, en de-twee binnenste boorden in een punt uitlopen. Deze laatste zijn afgeboord door twee
EMI2.1
verticale wanden, respectievelijk 14.-15 waarvan de hoogte geleidelijk van hun vrij einde naar het midden van de schijf toe aangroei.
De vernoemde laterale boorden komen samen met de bovenste wand 16
EMI2.2
van een logement 17i aangebracht rond het middelpunt van de schijf..In dit logement zijn twee klauwen 18-lu aangebracht, die' rond de vaste astappen, res- pectievelijk 20-21, kunnen draaien. De klauwen bezitten aan hun voorkant twee benen, waarvan debinnenste boorden respectievelijk 22-23 naar elkaar'toelopen in de richtingen van de begrensde ingang, gevormd door de vernoemde
EMI2.3
samenlopende boorden lá- 5 van de schijf. Aan de achterkant bezitten de vernoemde klauwen elk een uitspa-
EMI2.4
ring, respectievelijk 2.-25 . die een logement vormen voor de blokkeergrendel 26.
Naat het midden toe bezitten de vernoemde klauwen een halve cylindrische uitsnijding, respectievelijk 27-28, die samen een cylindrische opening vormen, waarvan de doormeter en de hoogte respectievelijk lichtjes hoger en lichtjes lager zijn dan de doormeter en de hoogte van de verdunning 3 van het loopelement 2 ,gedragen door de aanhangwagen. De vernoemde grendel 26 bezit aan
EMI2.5
zijn uiteinde een stang 29 , waarrond een spiraalveer 0 , aangebracht is, drukkende lang3een kant op de vernoemde grendel, en langs de andere kant op een vast eindstuk 31 dat deel uitmaakt van de schijf:
De grendel 26 bezit een ovaalvormige opening 32, waardoor een vaste tap 33 steekt die deel uitmaakt van de schijf, en die een voortdurende geleiding.-vormt voor de genoemde grendel.
Deze laatste bezit een plaat-
EMI2.6
je z dat van onder verloopt in twee haken 35-36 ; tussen dewelke een han- del 37 loopt, die draaibaar verbonden is rond een vast draaipunt 38 dat deel uitmaakt van de schijf, deze bandel is op zulke wijze verlengd, dat hij het gemakkelijk behandelen van de grendel 26 toelaat. Een pal 39 kan draaien rond een vast draaipunt 40, en wordt onder spanning gehouden door een trek- .
EMI2.7
veer 41 tegen een asje 2 , dat deel uitmaakt van het achterste gedeelte van de overeenstemmende klauw 19 bijvoorbeeld. Deze pal 38 is van zulke vorm en afmetingen dat, wanneer de grendel volledig gesloten is door de verwekte spankracht, hij gereed is om tegen het achterste gedeelte 43 van de
EMI2.8
vernoemde pal te komen botsen., door tussenkomst van de handel 37 .
Het ope" nen der klauwen wordt begrensd door de vaste stootstukjes, respectievelijk ¯4&¯en 45 , die deel uitmaken van de schijf. Aan de voorkant van de vernoemde punten, zijn op de naar elkaar toelopende boorden 14-15 twee flensstukken 46-47 gelast, in dewelke een grendel 48 past, die voorzien is van een laterale spie 49 en een gleuf 50 kan schuiven, en tegelijkertijd door het flensstuk 46 en het overeenstemmend gedeelte van de boord 14 gaat.
De werking van deze inrichting is als volgt :in de figuur 1, is het loopelement 2-3, dat deel uitmaakt van de aanhangwagen in de cylindrische opening 28 gebracht, die begrensd wordt door de gesloten klauwen 18-19 . In deze aanhaakstand is de grendel 26 gedeeltelijk in de begrensde ruimte door de uitsparingen 24-25 van de vernoemde klauwen gebracht, en beletten alzo
<Desc/Clms Page number 3>
stelselmatig dat ze zich openen, wat dus een praktisch totale veiligheid be- tekent tegen alle ongelegen ontkoppelingen. Als tweede veiligheid kan de han- del 37 onbeweegbaar gemaakt worden door gelijk welke koppelingsmiddel (niet voorgesteld).
Temeer de grendel 48-49 die op zijn plaats gehouden wordt, vormt alzo een stopelement, bijvoorbeeld in geval als gevolg van een breuk de gren- del 26 vrij komt en de klauwen 18-12 zich zouden openen. In deze stand is de pal 39 vastgezet tegen het stootstuk 42 en heeft dus geen enkele werking.
Om de aanhangwagen te ontkoppelen is het voldoende, zoals voor- gesteld op de figuur 2, ae grendel 48-49 weg te nemen, en de grendel 26 volledig uit te trekken met de verwekte spankracht door tussenkomst van de handel 37 en het plaatje 34. In deze stand, is de spanveer 30 samengedrukt en komt de grendel zich vestigen tegen het achterste einde 43 van de pal 39
Deze schikking veroorlooft de handel 37, heel de inrichting in ontkoppelde stand te houden. ;
Zo haast de klauwen 18 19 vrij zijn door de werking van de ver- noemde grendel, zal het volstaan de tractor vooruit te rijden, teneinde te bekomen dat het loopelement 2-3 van de aanhangwagen de klauwen 18-19 automa- tisch en gemakkelijk opent.Men bekomt alzo de ontkoppeling. Gelijktijdig en automatisch plaatst de inrichting zich in wachtende stand voor een volgende aanhaking.
Inderdaad, heeft het loopelement 2-3 van de aanhangwagen de klau- wen 18-12 open getrokken door draaiing rond hun draaiassen, respectievelijk 20-21 ,en heeft-hierdoor het stootstuk 42 verplaatst dat zelf de pal 39 laat draaien rond het draaipunt 40. Daardoor ontstaat een scheiding tussen het ach- terste eind 43 van de vernoemde pal en de grendel 26.
Zoals de klauwen 18 19 in open stand waren, was de holte gevormd door de uitsparingen 24-25 van kleinere afmetingen dan deze van de doorsnede van de vernoemde grendel welke, door de werking van de spanveer 30 was komen te botsen tegen de achterste einden van de vérmelde klauwen. Alzo bekomt men dat de klauwen 18-12 open'gehouden worden door de spanning zelf van de grendel 26 ,verwekt door de spanveer 30. In deze omstandigheden is de inrichting gereed voor n nieuwe aanhaking. Te dien einde, wordt de tractor achteruit gereden, op zulke manier dat de klauwen 18-19 naar het loopelement 2-3, gedragen door de aanhangwagen toekomen.
Dit loopelement ontmoet alzo de achterkant van de half cylindrische holten 27 28 van de @@auwen, last hen alzo draaien naar hun gesloten stand, wat als gevolg heeft dat de begrensde ruimte, door de uitsparingen ? 2 vergroot, tot op het ogenblik dat de aanhaking zich voltooit ; de vernoemde holte verleent alzo toegang aan het vrije einde van de grendel 26/Het volstaat alzo de grendel 48-49 te plaatsen, hetgeen dus leidt naar de volledige aanhaakstand van figuur 1.
De beschreven inrichting zal natuurlijk nog kunnen bestaan uit verschillende varianten, voornamelijk door tussenkomst van gelijkwaardige elementen, of gelijkwaardige functies als @eze der beschreven organen. Men zal ook aan de verschillende voorgestelde elementen andere vormen of schikkingen kunnen geven, die betrekkelijk verschillend zijn.
EISEN l.- Inrichting voor het aankoppelen van aanhangwagens, gekenmerkt doordat ze enerzijds bestaat uit een loopinrichting gevormd door een astap, die in haar midden verdund uitgewerkt is, en over het algemeen aangebracht is op de aanhangwagen en, anderzijds een liggerinrichting over het algemeen gedragen door de trartor, voornamelijk samengesteld uit een schijf die steunt op een as die gelijk loopt met de as van het voertuig, die gelagerd is in kussenblokken, vastgemaakt op een gemeenschappelijk voetstuk van de tractor, en de vernoemde s hijf die het aanhaakelement draagt voor het vernoemde loopelement van de aanhangwagen. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.
<Desc / Clms Page number 1>
DEVICE FOR CONNECTING TRAILERS.
The invention relates to a trailer coupling device with automatic hitching and double safety.
The device is relatively simple and has the advantage of being operable with relatively few industrial means; all major parts can be cast pieces and electrically welded plates.
The device is preferably mounted on the tractor and the trailer has only the hitching element.
The device consists essentially of a pair of claws into which a latch can engage, the second primary function of which is to keep the same claws in open position, in such a way that the coupling of the hitch element carried by the trailer is facilitated.
The device includes safety elements, an operating handle capable of releasing the clew through the engagement latch and, in general, the necessities to limit the angular movement of the claws, render the latch temporarily immovable, and outside the aforementioned device, an enclosed safety element.
These characteristics come down more to the following detailed description, represented by the accompanying drawings, in which Figure 1 is a section along the line I-I of Figure 4, showing in elevation the main members of the device in hitching position of the trailer; Figure 2 is the same figure as Figure 1, showing the device in a waiting position, for uncoupling the trailer; Figure 3 corresponds to Figure 1, the device is shown in rest position, that is, ready for hooking up; Figure 4 is a section on the line IV-IV-IV-IV of the
<Desc / Clms Page number 2>
of the figure 1; Figure 5 is a section on the line V-V-V-V of Figure 1;
In this embodiment, of which the front part of the trailer is represented by 1, there is an axle 2 which has a thinning 3 at its free end, this axle is welded firmly at its rear part to the corresponding part of the trailer, and thus forms the running element of the coupling device.
A foot plate 4 is attached to the rear table of the tractor, serving as support for two parallel pillow blocks 5-6, in which an axle 7 is supported. On the same axis, between the pillow blocks In, are mounted two side flanges, in common with a disc 10, the shape of which is very special. Indeed, it consists of a circular base plate 11 and two legs 12- /, of which the two outer borders are parallel, and the two inner borders end in a point. The latter are bordered by two
EMI2.1
vertical walls, 14-15, respectively, the height of which grows gradually from their free end to the center of the disc.
The mentioned lateral borders come together with the top wall 16
EMI2.2
of a lodge 17i disposed about the center of the disc. In this lodge are provided two jaws 18-lu, which can rotate around the fixed journals 20-21, respectively. The claws have at their front two legs, the inner edges of which respectively 22-23 converge towards each other in the directions of the limited entrance formed by the aforementioned
EMI2.3
contiguous edges 1a-5 of the disc. At the rear, the named claws each have a recess.
EMI2.4
ring, respectively 2.-25. which are an accommodation for the blocking bolt 26.
Towards the center, the above-mentioned claws have a half-cylindrical cutout, 27-28 respectively, which together form a cylindrical opening, the diameter and height of which are slightly higher and slightly lower, respectively, than the diameter and the height of the thinning 3 of the walking element 2, carried by the trailer. The aforementioned latch 26 holds
EMI2.5
at its end a rod 29, around which a spiral spring 0, is arranged, pressing long one side on the said latch, and on the other side on a fixed end piece 31 forming part of the disc:
The latch 26 has an oval-shaped opening 32 through which extends a fixed pin 33, which forms part of the disc, and which forms a continuous guide for said latch.
The latter has a plate
EMI2.6
je z that runs from the bottom in two hooks 35-36; between which runs a handle 37, which is pivotally connected about a fixed pivot 38 forming part of the disc, this strap is elongated in such a way that it allows easy handling of the latch 26. A pawl 39 is pivotable about a fixed pivot 40, and is held in tension by a pull.
EMI2.7
spring 41 against a shaft 2 forming part of the rear portion of the corresponding claw 19, for example. This pawl 38 is of such shape and size that when the latch is completely closed by the tension force generated, it is ready to engage against the rear portion 43 of the
EMI2.8
said pawl to collide., through the intermediary of the trade 37.
The opening of the jaws is limited by the fixed bumpers, respectively ¯4 & ¯ and 45, which form part of the disc. At the front of the mentioned points, on the tapering edges 14-15 are two flange pieces 46-47. welded, into which fits a latch 48, which is provided with a lateral key 49 and can slide a slot 50, and at the same time passes through the flange 46 and the mating portion of the collar 14.
The operation of this device is as follows: in Figure 1, the walking element 2-3, which is part of the trailer, is inserted into the cylindrical opening 28, which is delimited by the closed claws 18-19. In this hooking position, the latch 26 is partially brought into the space defined by the recesses 24-25 of the aforementioned claws, thus preventing
<Desc / Clms Page number 3>
systematically that they open, which means practically total safety against all inconvenient disconnections. As a second safety, the handle 37 can be rendered immovable by any coupling means (not shown).
All the more so the latch 48-49, which is held in place, thus forms a stop element, for example in the event that as a result of a break the latch 26 is released and the claws 18-12 were to open. In this position the pawl 39 is locked against the bump stop 42 and thus has no effect.
In order to uncouple the trailer, it is sufficient, as shown in figure 2, to remove the latch 48-49, and to pull out the latch 26 completely with the tension force generated by means of the handle 37 and the plate 34. In this position, the tension spring 30 is compressed and the latch settles against the rear end 43 of the pawl 39
This arrangement permits the handle 37 to maintain the entire device in the uncoupled position. ;
Thus, as soon as the claws 18-19 are free by the action of the said lock, it will suffice to drive the tractor forward so that the running member 2-3 of the trailer opens the claws 18-19 automatically and easily. One thus obtains the decoupling. Simultaneously and automatically the device places itself in waiting position for a next hook-up.
Indeed, the trailer runner 2-3 has pulled open the jaws 18-12 by rotation about their pivot axes 20-21, respectively, and thereby displaced the bump 42 which itself makes the pawl 39 pivot about the pivot point 40. This creates a separation between the rear end 43 of the said detent and the latch 26.
As the jaws 18-19 were in the open position, the cavity formed by the recesses 24-25 was of smaller dimensions than that of the cross-section of the said latch which, by the action of the tension spring 30, had collided with the rear ends of the the many claws. Thus, it is obtained that the claws 18-12 are held open by the tension itself of the latch 26 generated by the tension spring 30. In these circumstances the device is ready for one new hooking. To this end, the tractor is driven backwards in such a way that the claws 18-19 come towards the running member 2-3 carried by the trailer.
This walking element thus encounters the rear of the semi-cylindrical cavities 27 28 of the @@ aews, thus forces them to rotate to their closed position, which has the effect that the confined space, through the recesses? 2 enlarged, until the moment that the linkage is completed; the aforementioned cavity thus provides access to the free end of the latch 26. It suffices to place the latch 48-49 in this way, thus leading to the full hooking position of figure 1.
The device described may of course still consist of different variants, mainly through the intermediary of equivalent elements or equivalent functions as these of the elements described. The various elements proposed could also be given other shapes or arrangements which are relatively different.
REQUIREMENTS 1. Device for coupling trailers, characterized in that it consists, on the one hand, of a walking device formed by a pivot pin, which is diluted in its center, and generally mounted on the trailer, and, on the other hand, a girder device generally supported by the trartor, mainly composed of a disc supported on an axle that is flush with the axle of the vehicle, which is journalled in pillow blocks, fixed on a common pedestal of the tractor, and the aforementioned s hijf carrying the hooking element for the mentioned walking element of the trailer. ** WARNING ** End of DESC field may contain beginning of CLMS field **.