BE1021149B1 - Baalinwikkelmechanisme - Google Patents

Abstract

Een balenwikkelmechanisme voorzien van een rolvasthoudstation en een eendenbek voorzien voor het vastklemmen van één eind van de rol van het wikkelmateriaal, waarbij de eendenbek roteerbaar gemonteerd is, via ten minste één scharnier, met de balenkamerzijwanden, voor het aanleveren van wikkelmateriaal naar de balenkamer door het inbrengen van de eendenbek tussen de aangrenzende rollen van de balenkamer, waarbij het wikkelmechanisme verder ten minste één geleidingsrol bevat voor het geleiden van het wikkelmateriaal tussen het rolvasthoudstation en de eendenbek, waarbij de as van de eerste geleidingsrol hoofdzakelijk samenvalt met de as van het eerste scharnier.

Description

Baalinwikkelmechamsme

De huidige uitvinding heeft betrekking op een ronde landbouwbalenpers. Meer in het bijzonder heeft het betrekking op een verbetering aan het wikkelafleversysteem dat toelaat om een netwikkel te plaatsen rond een gevormde baal.

Ronde landbouwbalenpersen worden gebruikt sinds verschillende tientallen jaren om gewasmateriaal te verzamelen en bij elkaar te binden om de opslag van gewasmateriaal voor later gebruik te vergemakkelijken. In het algemeen snijdt een maaier of maaimachine het gewas en plaatst het in een zwad voor het drogen. Later trekt een landbouwtractor een balenpers over het zwad om het gewasmateriaal te verzamelen. Het zwadopneemgedeelte van de balenpers verzamelt het gesneden en verzamelde materiaal en brengt het omhoog in de balenkamer. De balenkamer bestaat uit een paar tegenoverliggende zijwanden met een serie banden die roteren en die het gewasmateriaal samendrukken in een cilindrischvormige baal. Wanneer de baal zijn gewenste grootte en densiteit bereikt heeft, wikkelt de operator de baal om te verzekeren dat de cilindrische en compacte vorm van de baal behouden blijft. Er zijn verschillende wikkelmaterialen en methoden voor het wikkelen van de baal die afhangen van verschillende factoren. Initieel werd touw gebruikt om de baal te wikkelen. Later werden netwikkels en opslagfolie geïntroduceerd. Nadat de baal bijeengebonden of ingewikkeld is, wordt ze uitgeworpen uit de balenpers om op een later tijdstip opgehaald te worden door de boer.

Zoals hiervoor gemeld, zijn er verschillende landbouw ronde balenpersen. Een algemeen voorbeeld van dit toestel is geïllustreerd door New Holland Roll-Belt TM Ronde balenpers model nummer 678 geproduceerd door New Holland North

America, Ine. In het algemeen worden ronde balenpersen voortgetrokken door een landbouwtractor en ontvangen ze een rotatie-aandrijving van de power-take-off van de tractoras die gepositioneerd is aan een achtereind van de tractor. De energie wordt overgebracht naar een tandwielkast die gepositioneerd is op de balenpers. Sommige balenpersen gebruiken ook hydraulische motor- en pompsamenstellen om de verschillende elementen in de balenpers van energie te voorzien zoals de verschillende rollers en banden. Zoals hiervoor beschreven, kunnen er verschillende methodes gebruikt worden om de baal te wikkelen. Niet zolang geleden is het gebruik van netten of netwikkels geïntroduceerd. Het is gewenst dat de baal zijn cilindrische vorm behoudt. Echter, dit is in het bijzonder moeilijk nabij de rand van de cilindrische baal. Het is moeilijk voor touw om op de rand van de baal te blijven, alsook is het moeilijk om het touw mechanisch gezien in die positie te brengen. Recent zijn pogingen gedaan om een deel van een netwikkel rond de randen van de ronde balen te brengen. Door toe te laten dat een klein deel van de netwikkel zich uitstrekt over de rand van de baal, wordt de vorm van de ronde baal verbeterd. Verder, wordt aan de baal een bijkomende bescherming geboden.

De spanning die op het net staat is bepalend voor een snelle en optimale spreiding van de netwikkel over de randen van de baal. Een spanning die te klein is zal typisch resulteren dat het net zich niet uitspreidt, maar in een bundel in het centrum van de baal blijft. Het resultaat, wanneer het een lange tijd duurt alvorens de optimale spanning bekomen is, is dat een belangrijke hoeveelheid net in een bundel rond het centrum van de baal gewikkeld is waardoor het netmateriaal inefficiënt gebruikt wordt.

Wanneer de spanning te hoog is, zal het net te veel spanning op het toeleversysteem zetten en zal beweging van het toeleversysteem richting de balenkamer verhinderd worden. Op die manier, zal aanleveren van het net niet mogelijk zijn en toedienen van het net richting de gevormde baal zal niet plaatsvinden.

Het is een doel van de huidige uitvinding om een mechanisme voor het wikkelen van materiaal rond een ronde baal te voorzien waarbij de spanning van het materiaal gecontroleerd wordt op een betere manier dan in mechanismen volgens de stand van de techniek.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een ronde landbouwbalenpers voorzien van een hoofdframe, een balenkamer die ondersteund wordt door het frame, waarbij de balenkamer een paar overstaande zijwanden heeft, en een paar stationair aangrenzende rollen welke rotationeel verbonden zijn met de zijwanden; de balenpers bevat verder middelen voor het aanleveren van gewasmateriaal in de balenkamer voor het daarin vormen van een cilindrische baal met een cilindrisch deel en een paar overstaande einden; en bevattende een balenwikkelmechanisme dat een rol vasthoudstation heeft dat voorzien is voor het vasthouden van een rolwikkelmateriaal, het mechanisme bevat verder een eendenbek voorzien voor het vastklemmen van één eind van de rol van het wikkelmateriaal, de eendenbek zijnde roteerbaar gemonteerd via ten minste eerste scharnieren met de balenkamerzijwanden voor het afleveren van het wikkelmateriaal naar de balenkamer door het insteken van de eendenbek tussen de aangrenzende rollen van de balenkamer, waarbij het wikkelmechanisme verder ten minste een eerste geleidingsrol bevat voor het geleiden van het wikkelmateriaal tussen het rolvasthoudstation en de eendenbek, met het kenmerk, dat de eerste geleidingsrolas hoofdzakelijk samenvalt met de eerste scharnieras op zodanige wij ze dat het roteren van de eendenbek geen noemenswaardige invloed heeft op de wikkelmateriaalafstand tussen de eendenbek en het rolvasthoudstation.

Door het aligneren van het rotatiepunt van de eendenbek (de eerste scharnieras) met een geleidingsrol, zal het roteren van de eendenbek rond het rotatiepunt geen invloed hebben op de spanning op het wikkelmateriaal. Wanneer de eendenbek geroteerd wordt, omdat het wikkelmateriaal geleid wordt over de geleidingsrollen die samenvallen met het scharnierpunt, blijft de lengte van het wikkelmateriaal tussen het rolvasthoudstation en de eendenbek constant, ondanks dat de afstand tussen de eendenbek en het rolvasthoudstation verandert. Als resultaat zal het roteren van de eendenbek er niet voor zorgen dat de eendenbek wikkelmateriaal uit het rolvasthoudstation zal trekken of wikkelmateriaal terug zal drukken richting het rolvasthoudstation. Omdat geen trekken of drukken van wikkelmateriaal gebeurt wanneer de eendenbek geroteerd wordt, zal de spanning niet noemenswaardig beïnvloed worden door het roteren van de eendenbek in tegenstelling tot de systemen volgens de stand van de techniek. Dit laat toe om de spanning makkelijker te controleren.

Bij voorkeur verbindt het eerste scharnier de balenkamer zijwanden met een intermediaire arm die verbonden is met de eendenbek zodat de eendenbek roteerbaar gemonteerd is met de balenkamer zijwanden via de intermediaire arm. De eendenbekbeweging is bij voorkeur gecontroleerd via een intermediaire arm. Door het ontwerpen van de intermediaire arm in lengte en vorm kan de beweging van de eendenbek aangepast worden en daarmee geoptimaliseerd worden om het wikkelmateriaal aan te leveren tussen de aangrenzende rollen van de balenkamer.

Bij voorkeur is de eendenbek roteerbaar verbonden met de intermediaire arm via een tweede scharnier, waarbij het wikkelmechanisme een tweede geleidingsrol bevat, waarbij de tweede geleidingsrolas hoofdzakelijk samenvalt met de tweede scharnieras. Door het voorzien van een tweede scharnier, is een tweede vrijheidsgraad gegeven aan de eendenbek om een meer complexe beweging daarvan toe te laten. Het voorzien van de tweede geleidingsrol, en het geleiden van het wikkelmateriaal over de eerste en tweede geleidingsrol, heeft als resultaat dat roteren rond het tweede scharnier ook geen noemenswaardig effect heeft, maar op de spanning van het wikkelmateriaal.

Bij voorkeur is een tweede intermediaire arm roteerbaar gemonteerd met genoemde eendenbek via een derde scharnier die gepositioneerd via een derde scharnier die gepositioneerd is op een afstand van genoemde tweede scharnier, welke tweede intermediaire arm verder monteerbaar geroteerd is met de balenkamer zijwanden via een vierde scharnier zodat de beweging van de eendenbek bepaald is door de eerste en tweede intermediaire arm. Via de tweede intermediaire arm kan de eendenbek begeleid worden in een vooraf bepaalde beweging, zoals uitgelegd zal worden met verwijzing naar de figuren. De combinatie van eerste en tweede intermediaire arm laat toe om het wikkelmechanisme zodanig te ontwerpen dat de eendenbek een complexe beweging volgt voor het aanleveren van wikkelmateriaal tussen de aangrenzende rollen.

Bij voorkeur bevat de eendenbek een paar langwerpige platen die gekanteld zijn richting elkaar om genoemd wikkelmateriaal daartussen te klemmen, waarbij de platen daarmee een eendenbeklichaam vormen dat een scherpe rand vertoont aan één einde daarvan. Via de scherpe rand kan het wikkelmateriaal vastgeklemd worden. Verder kan de scherpe rand bewogen worden tussen de aangrenzende rollen om het wikkelmateriaal in de balenkamer af te leveren.

Bij voorkeur is de intermediaire arm verbonden met de eendenbek aan een rand die tegenoverligt aan de scherpe rand, terwijl de tweede intermediaire arm verbonden is met de eendenbek in een centrale zone daarvan. Zulke configuratie blijkt te resulteren in een efficiënt ontwerp voor het inbrengen van wikkelmateriaal tussen de aangrenzende rollen van de balenkamerzijwanden. Verder blijkt beweging van de eendenbek optimaal te zijn.

Bij voorkeur is de eendenbek beweegbaar tussen een voorwaartse positie en een teruggetrokken positie, waarbij de scherpe rand van de eendenbek zich uitstrekt tussen de aangrenzende rollen om het wikkelmateriaal af te leveren in de balenkamer in de voorwaartse positie. Beweging tussen twee extreme posities (voorwaarts en teruggetrokken) kan gemakkelijk gecontroleerd worden. Verder kan de beweging ontworpen worden voor een optimale aflevering in de voorwaartse positie en voor een intelligente plaatsinneming in de teruggetrokken positie.

Bij voorkeur is de eendenbek in de teruggetrokken positie, zelf ondersteunend op zodanige wijze dat de eendenbek in de teruggetrokken positie blijft zonder dat daar externe krachten voor nodig zijn. Wanneer de eendenbek zelfondersteunend is in de teruggetrokken positie, zal een krachtenuitval in de balenpers niet leiden tot beweging van de eendenbek uit de teruggetrokken positie. In de teruggetrokken positie interfereert de eendenbek niet met de baal in de balenkamer (in de voorwaartse positie is de eendenbek bedoeld om te interfereren door het aanleveren van wikkelmateriaal naar de balenkamer om de baal te bedekken). Daarom is het voordelig wanneer de eendenbek zelfondersteunend is in de teruggetrokken positie. Bij voorkeur strekken de geleidingsrollen zich hoofdzakelijk parallel uit aan de rol van het wikkelmateriaal. Dit laat een gemakkelijk geleiding van wikkelmateriaal over de geleidingsrollen naar de eendenbek toe.

De uitvinding zal nu meer in detail worden beschreven met verwijzing naar de figuren die enkele voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen. In de figuren toont:

Figuur 1 een dwarsdoorsnede van een ronde landbouwbalenpers met elementen in positie om te starten met het opnemen van gewasmateriaal om een cilindrische baal te vormen;

Figuur 2 een dwarsdoorsnede analoog aan figuur 1, maar met elementen in positie om het wikkelen van netmateriaal rond een complete cilindrische baal te starten;

Figuur 3 een uitvoeringsvorm van een balenwikkelmechanisme in een voorwaartse positie; en

Figuur 4 een balenwikkelmechanisme van figuur 3 in een teruggetrokken positie.

In de figuren is een zelfde referentienummer gebruikt voor gelijke of analoge elementen.

Met verwijzing naar de tekeningen is het mogelijk om de hoofdelementen en algemene werking van de uitvinding te zien. Verwijzingen naar links en rechts worden voor het gemak gebruikt en worden bepaald door het staan aan de achterzijde van de ronde balenpers kijkend naar het voorste eind in een normale beweegrichting.

Evenzo is voorwaarts en achterwaarts bepaald door de normale richting van beweging van de tractor of ronde balenpers. Opwaarts en neerwaartse richting zijn relatief met de grond of het werkingsoppervlak. Horizontale of verticale vlakken zijn ook relatief aan de grond.

Figuur 1 illustreert een conventionele ronde balenpers 1 met een balenkamer 24a die klaar is om gewasmateriaal te ontvangen. De ronde balenpers 1 is verbonden met een tractor (niet weergegeven) door middel van een tong 4. Rotationele kracht van de power-take-off as (niet weergegeven) van de tractor is overgebracht aan een tandwielkast 34 via een aandrijfas. Dit vormt de bron van kracht om de ronde balenpers te laten werken. Het is ook mogelijk dat een hydraulische motor en pompsamenstel gebruikt worden.

De ronde balenpers 1 heeft een hoofdframe 2 ondersteund door een paar wielen (slechts één wordt getoond) 3. Een opnemer 5 is gepositioneerd voor de wielen 3. De balenkamer 24a is gedefinieerd door een paar overstaande balenkamerzijwanden 24 en een serie rubberen banden die een voorschoot 23 definiëren. De balenkamer 24a wordt verder gedefinieerd door de vloerrol 6, startrol 7, en stationaire hulprol 8 en een sledesamenstel 26. De balenkamer 24a heeft een achterklep die roteert rond de achterklepscharnier 32 om de achterklep 12 van het voorste gedeelte 39 van de balenpers 1 te scheiden. Het sledesamenstel 26 bevat een paar slede-armen 33 waartussen zich een onderste, een rotatierol 9, een middelste, stripprol 10 en een bovenste, volgrol 11 roteerbaar uitstrekken. Het samenstel is roteerbaar rond een as die samenvalt met de as van de roteerrol 9.

De serie van rubberen banden of voorschoot 23 omsluit de volgrol 11 van de slede, de aandrijfrol 14, de terugwikkelrol 15, de voorste slangrol 16, de achterste slangrol 17, bovenste/voorste achterklep hulprol 18, bovenste/achterste achterklep hulprol 19, middelste achterklep hulprol 20, bodemachterklep hulprol 21, en neushulprol 22. De lengte van de voorschot 23 wordt aangepast door een roterende slangopname-arm 13. De slangopname-arm 13 roteert met de klok mee (zoals gezien m figuur 1 wanneer de kamer 24a leeg is en dan in figuur 2 wanneer de kamer 24a vol is) wanneer gewasmateriaal de balenkamer 23 binnenkomt en verhoogt de lengte van de voorschot 23 wanneer de grootte van de baal 35 toeneemt.

In het algemeen trekt de tractor de balenpers 1 over een zwad van eerder gesneden gewas. De opname 5 brengt het gewas tussen de vloerrol 6 en de startrol 7 in de balenkamer 24a. Wanneer meer gewasmateriaal de balenkamer 24a binnenkomt, roteren de slangopname-arm 14 en het sledesamentsel 26 met de klok mee (zoals gezien in figuren 1 en 2) om toe te laten dat bijkomend gewasmateriaal de balenkamer 24a binnenkomt, terwijl een correcte druk aangehouden wordt op de baal. Wanneer de balenkamer 24a vol is, start het baalwikkelsysteem 30 en wordt de baal gewikkeld. Eens de baal 35 gewikkeld is, opent de achterklep 12 en wordt de baal uit de balenkamer 24a uitgeworpen weg van de ronde balenpers 1 en de tractor.

Het baalwikkelmechanisme 30 bevat een systeem voor het aanbrengen van wikkelmateriaal zoals een netwikkel 41 rond een baal door middel van een netwikkelafleversamenstel 50. Het netwikkelafleversamenstel 50 plaatst de netwikkel 41 op het cilindrisch gedeelte 36 van de baal 35 en bij voorkeur over de rand van de baal om een gedeelte van elk eind van de baal te bedekken. De netwikkel 41 is opgeslagen op een netwikkelrol 31 in een rolvasthoudstation en wordt afgeleverd aan een netwikkelafleversamenstel 50. Figuur 1 toont een samenstel 50 volgens de stand van de techniek dat geroteerd wordt rond een rotatiepunt 55 en gecontroleerd door een actuator 70. Het netwikkelafleversamenstel 50 bevat een eendenbek die een scherpe rand vertoont en die voorzien is om het wikkelmateriaal vast te klemmen voor het introduceren daarvan in de balenkamer.

Bij de start van een typisch balenvormingsproces, zoals getoond in figuren 1 en 4, is het netwikkelafleversamenstel 50 teruggetrokken en vastgehouden in zijn teruggetrokken positie. Wanneer voldoende gewasmateriaal de balenkamer 24a binnengekomen is (zoals gezien in figuur 2), wordt de actuator 70 uitgestrekt, waardoor het netwikkelafleversamenstel 50 geroteerd wordt zodat de eendenbek ingebracht is tussen de stationaire hulprol 8 en de rotatierol 9. Dit kan gezien worden in figuren 2 en 3.

Netwikkel 41 is aangeleverd door netwikkelrol 31. Bij voorkeur wordt de netwikkel 41 uitgespreid door spreidingsrollen en is vastgeklemd door de eendenbek.

Het balenwikkelmechanisme (zoals getoond in figuur 3) bevat een paar eerste intermediaire armen 65 die gevormd kunnen worden als eindplaten die geplaatst zijn aan tegenoverliggende einden van de balen van de balenpers en zich hoofdzakelijk parallel aan de balenkamerzijwanden uitstrekken. Het balenwikkelmechanisme 50 bevat verder een eendenbeksamenstel dat zich uitstrekt over de breedte van de balenpers tussen het paar eerste intermediaire armen 65. In het eendenbeksamenstel, wordt netmateriaal 64 vastgeklemd tussen een bovenste plaat 61 die verbonden is met de eerste intermediaire armen 65 en een geroteerde onderste plaat 62 die via veren gedrukt wordt richting de vaste plaat 61. Deze configuratie is ook bekend als een eendenbek 60. Het wikkelmateriaal 64 passeert tussen de vaste plaat 61 en de roteerbare plaat 62 en is vastgehouden door hen. Omdat de eendenbek dient als een eenrichtingskoppeling, kan het wikkelmateriaal vrij doorheen de eendenbek 60 wanneer het richting de balenkamer beweegt, maar ondervindt weerstand in de tegenovergestelde richting.

Elke eerste intermediaire arm 65 is gemonteerd aan de balenkamerzijwand via een eerste scharnier en kan verbonden zijn met een hydraulische actuator (niet weergegeven) die werkt om de eendenbek te roteren tussen twee eindposities getoond in figuren 3 en 4. De figuren tonen een alternatieve en voorkeursuitvoeringsvorm waarin de tweede intermediaire arm 68 verbonden is met een hydraulische actuator 80. De constructie zoals weergegeven in figuren 3 en 4 is zodanig dat het bedienen van de eerste intermediaire arm 65 via een hydraulische cilinder mogelijks niet in staat is om rotatie van de tweede intermediaire arm 65 in de juiste rotatierichting te starten. Daarom is in deze alternatieve uitvoeringsvorm een tweede intermediaire arm 65 bediend. Het wikkelmateriaal is bij voorkeur geleid over een meetrol (niet weergegeven). Alternatief is één van de eerste of tweede geleidingsrollen (die verder besproken worden hieronder) geconfigureerd als meterrol. Elk van de geleidingsrollen kan gevormd worden nabij zijn twee axiale einden met tegenovergestelde schroefvormige oppervlakken, welke dienen als spreiders om het wikkelmateriaal uitgespreid te houden over de breedte van de eendenbek 60.

Het balenwikkelmechanisme bevat bij voorkeur een snijmechanisme (niet weergegeven) voor het afscheiden van het wikkelmateriaal 64 nadat een baal gevormd is. Het snijmechanisme bevat een mes gedragen door twee armen die roteerbaar rond een as zijn en bediend worden door middel van twee verbindingsstaven die de armen met de eendenbek verbinden. Op deze manier, wanneer de eendenbek teruggetrokken wordt, dit zijnde de positie die aangenomen wordt door de eendenbek tussen werkingscylci van het wikkelmechanisme, wordt het mes opgeheven tegen een vaste aanslagplaat of schuifbaar om het materiaal dat rond een nieuw gevormde baan gewikkeld is te scheiden van de aanvoerrol.

Het balenwikkelmechanrsme bevat bi;j voorkeur eerste en tweede remmechanismen (niet weergegeven) die geassocieerd zijn met de aanvoerrol 31. Het primaire remmechanisme bevat een remvlak, een hefboom en een veer en oefent een remkracht uit terwijl het materiaal getrokken wordt uit de aanvoerrol om het materiaal onder een spanning te houden. Het tweede remmechanisme varieert het remmen wanneer de grootte van de aanvoerrol verandert, en bevat een rolgroottevolghefboom, veren en een hefboom. Een remkracht is aangebracht om elke beweging van de aanvoerrol te verhinderen tussen wikkelcycli en een remontgrendelhefboom ontgrendelt deze remkracht elke keer dat de eendenbek niet in de voorwaartse positie is. De aanvoerrol wordt geremd tussen de balenwikkelcycli, maar laat toe dat wikkelmateriaal getrokken is van de rol, terwijl het onder spanning gehouden wordt tijdens de wikkelcyclus.

Aan het einde van een wikkelcyclus en bij het begin van de volgende, is de eendenbek 60 in de teruggetrokken positie, waarbij het mes bediend is om het wikkelmateriaal af te snijden een korte afstand voor de eendenbek om een losse flap van wikkelmateriaal 64 achter te laten die uitsteekt van de eendenbek 60.

Om een nieuwe wikkelcyclus te starten nadat de volgende baal gevormd is, wordt de hydraulische actuator bediend om de intermediaire arm 65, 68 te roteren naar de voorwaartse positie (getoond in figuur 3). Dit beweegt de eendenbek 60 voorwaarts in het gat tussen de rollen 8 en 9. De uitstekende flap van wikkelmateriaal 64 wordt afgetrokken van de eendenbek door de striprol 8 en ingebracht in de kamer voor het vormen van een baal. Deze flap wordt dan gegrepen door de baal 35 en gedragen rond de omtrek van de baal. In een stadium nadat het opgemerkt is dat het wikkelmateriaal van de aanvoerrol 31 afgetrokken wordt, wordt de eendenbek teruggebracht door de intermediaire armen 65, 68 naar de teruggetrokken positie (getoond in figuur 4). Eens de meterrol (niet weergegeven) aangevoeld heeft dat voldoende materiaal toegevoerd is om de baal compleet te wikkelen, wordt het materiaal afgescheiden tussen mes en snijbaar, waarbij een flapmateriaal 64 achterblijft dat uitsteekt van de eendenbek 60 klaar voor de volgende cyclus. De compacte beschrijving hierboven wordt geacht voldoende te zijn voor een begrip van een werkcyclus van de balenpers, maar het wordt toegevoegd, dat zover beschreven, de balenpers en het wikkelmechanisme werken op een manier die in hoofdzaak analoog is aan welke gedocumenteerde systemen uit de stand van de techniek waarnaar hierboven gerefereerd is, en verdere verwijzing kan gemaakt worden naar eerdere publicaties voor meer gedetailleerde beschrijving.

Figuren 1 en 2 zijn enkel toegevoegd aan deze beschrijving om de context van een ronde landbouwbalenpers uit te leggen. In figuren 1 en 2 wordt een balenwikkelmechanisme, volgens de stand van de techniek getoond. Figuren 3 en 4 tonen een balenwikkelmechanisme volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Figuur 3 toont het balenwikkelmechanisme in de voorwaartse positie, waar figuur 4 en balenwikkelmechanisme in een teruggetrokken positie toont.

Figuren 3 en 4 tonen een rolvasthoudstation 72 (schematisch weergegeven) voorzien voor het vasthouden van een rolwikkelmateriaal 31). Dit rolwikkelmateriaal 31 voert wikkelmateriaal 64, zoals netwikkel, toe aan de balenkamer om de baal 35 te bedekken. Het wikkelmateriaal 64 wordt ingewacht in de balenkamer via een opening die tussen twee aangrenzende rollen 8, 9 ligt. De eendenbek 60 is gevormd om de opening te penetreren en daarmee het wikkelmateriaal 64 in de balenkamer te brengen. De eendenbek 60 zoals hierboven beschreven, is gevormd door een bovenste plaat 61 en een onderste plaat 62 die richting elkaar geplaatst zijn om het wikkelmateriaal daartussen vast te grijpen. De eendenbek 60 vormt daarmee een scherpe rand aan één eind daarvan (in figuur 3 is de scherpe rand aan de rechterzijde van de eendenbek 60 te zien).

Volgens de uitvoeringsvorm getoond in figuur 3 en figuur 4 is de eendenbek 60 roteerbaar gemonteerd met de balenkamerzijwanden via eerste en tweede intermediaire armen 65, 68. Zoals hierboven beschreven kan elke intermediaire arm gevormd worden als een paar waardoor de eendenbek aan twee overstaande zijwanden van de balenkamer vastgehouden wordt. De eerste intermediaire arm 65 strekt zich uit tussen een eerste scharnier 66 en een tweede scharnier 67. Het eerste scharnier 66 is verbonden met de balenkamerzijwanden, terwijl het tweede scharnier 67 is verbonden met de eendenbek. Bij voorkeur is het tweede scharnier 67 verbonden met de eendenbek aan een rand daarvan die tegenover de scherpe rand ligt. De tweede intermediaire arm 68 strekt zich uit tussen een derde scharnier 71 en een vierde scharnier 69. Daarmee verbindt het derde scharnier de tweede intermediaire arm met de eendenbek 60 en is gepositioneerd op een afstand van het tweede scharnier 67. Bij voorkeur is het derde schanier 71 geplaatst in een centrale zone van de eendenbek 60 (centraal wanneer de eendenbek in dwarsdoorsnede beschouwd wordt zoals getoond in figuren 3 en 4). Het vierde scharnier 69 verbindt de tweede intermediaire arm met de balenkamerzijwanden.

Het balenwikkelmechanisme bevat verder geleidingsrollen voor het wikkelmateriaal 64. In de uitvoeringsvorm van figuur 3 en 4 zijn drie geleidingsrollen voorzien welke samenvallen met het eerste scharnier 66, het tweede scharnier 67 en het derde scharnier 71. Het resultaat van deze positionering van de geleidingsrollen is dat beweging van de eendenbek 60 naar en vanuit de voorwaartse positie niet resulteert in een trekken of duwen aan het wikkelmateriaal 64 van de rol 31. Dit is het resultaat van de afstand tussen het rolvasthoudstation 72 en het eerste scharnier 66, dat constant is (omdat het eerste scharnier 66 verbonden is met de balenkamerzijwand), en de afstand tussen het eerste scharnier 66 en het tweede scharnier 67 constant is (omdat de eerste intermediaire arm niet in lengte wijzigt), en de afstand tussen het tweede scharnier 67 en het derde scharnier 71 (en ook de scherpe rand van de eendenbek 63) constant is. Het wikkelmateriaal 64 is geleid vanuit het rolvasthoudstation 72 naar de scherpe rand 63 van de eendenbek 60 over deze geleidingsrollen 66, 67 en 71. Daarmee heeft beweging van de eendenbek geen invloed op de lengte van het wikkelmateriaal tussen het rolvasthoudstation 72 en de scherpe rand 63 van de eendenbek 60. Omdat deze lengte niet verandert, kan een vooraf bepaalde spanning op het wikkelmateriaal 64 bekomen worden, op een gemakkelijke manier door hierboven beschreven middelen.

De eendenbek 60 en eerste intermediaire arm 65 en tweede intermediaire arm 68 zijn bij voorkeur zo ontworpen dat de eendenbek 60 zich zelf draagt in de teruggetrokken positie (zoals weergegeven in figuur 4). Daarbij is zichzelf ondersteunen in deze context gedefinieerd als geen nood hebben aan een externe kracht om in zijn "home positie" te blijven staan. Zoals weergegeven in figuur 4 zijn het tweede, derde en vierde scharnier hoofdzakelijk gealigneerd zodat de tweede intermediaire arm zich hoofdzakelijk parallel uitstrekt aan de eendenbek 60 in dwarsdoorsnede. Verder is de eerste intermediaire arm 65 in een positie waarbij het een kracht aanbrengt op het tweede scharnier 67 in de richting van het derde en vierde scharnier. Daarmee blijft het samenstel in de teruggetrokken positie zonder dat een externe kracht aangebracht moet worden. Een vakman zal begrijpen dat de zelf ondersteunende positie verder verbeterd kan worden door het toevoegen van elementen die functioneren als aanslag voor de eendenbek 60 en/of de eerste en tweede intermediaire arm. In het voorbeeld van figuren 3 en 4 is slechts één actuator nodig om de tweede intermediaire arm 68 te bedienen voor het bewegen van de eendenbek 60 uit de teruggetrokken naar de voorwaartse positie en terug.

Ten minste de scharnieren waarvan de assen samenvallen met de geleidingsrollen, bevinden zich buiten de draaicirkel van een baal in de balenkamer. Verder zijn deze scharnieren gepositioneerd zodat hun assen gepositioneerd zijn op een afstand van de elementen van de balenpers die in contact komen met de baal. Hierbij wordt verwezen naar de figuren 1 en 2, waar de as van het netwikkelaanleversysteem 50 de balencontacteerrol 10 snijdt. Zulke snijding maakt het onmogelijk voor een geleidingsrol om samen te vallen met de as van het scharnier, namelijk er is geen plaats voor het monteren van de geleidingsrol. Daarvoor, volgens de uitvinding, ten minste een gedeelte van de scharnieren die samenvallen met de geleidingsrollen zijn gepositioneerd op een afstand van een volledig gevormde baal in de balenkamer. Ondanks dat het niet weergegeven is in de figuren, is zulke configuratie theoretisch mogelijk met een eendenbek die slechts gemonteerd is via één scharnier aan de balenkamerzijwanden.

Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat verschillende aanpassingen gedaan kunnen worden zonder af te wijken van de kern van de uitvinding die gedefinieerd is in de conclusies.

Claims (13)

1. Conclusies

   1. Ronde landbouwbalenpers (1) bevattende: een hoofdframe (2); een balenkamer (24a) ondersteund door het hoofdframe (2), genoemde balenkamer hebbende een paar overstaande zijwanden (24), een paar stationaire aangrenzende rollen (8, 9) welke rotationeel verbonden zijn met de zijwanden; middelen voor het aanleveren van gewasmateriaal in de balenkamer voor het daarin vormen van een cilindrische baal (35) met een cilindrisch deel en een paar overstaande einden; en een baalwikkelmechanisme (50) bevattende een rolvasthoudstation (72) voorzien voor het vasthouden van een rolwikkelmateriaal (31), het mechanisme verder bevattende een eendenbek (60) voorzien voor het vastklemmen van één eind van het rolwikkelmateriaal (64), de eendenbek zijnde roteerbaar gemonteerd, via ten minste een eerste scharnier (66) met de balenkamerzijwanden, voor het afleveren van genoemd wikkelmateriaal (64) naar de balenkamer (35) door het inbrengen van genoemde eendenbek (60) tussen genoemde aangrenzende rollen (8, 9) van de balenkamer, waarbij het wikkelmechanisme verder ten minste een eerste geleidingsrol bevat voor het geleiden van het wikkelmateriaal (64) tussen het rolvasthoudstation (72) en genoemde eendenbek (60), daardoor gekenmerkt dat de as van de eerste geleidingsrol (66) hoofdzakelijk samenvalt met de as van het eerste scharnier (66) op zodanige wijze dat roteren van de eendenbek (60) geen noemenswaardige invloed heeft op de afstand van het wikkelmateriaal tussen de eendenbek (60) en het rolvasthoudstation (72).
2. 2. Ronde landbouwbalenpers volgens conclusie 1, waarbij genoemd eerste scharnier (66) de balenkamerzijwanden verbindt met een intermediaire arm (65) die verbonden is met de genoemde eendenbek (60), zodat genoemde eendenbek roteerbaar gemonteerd is aan de balenkamerzijwanden via de intermediaire arm (65).
3. 3. Ronde landbouwbalenpers volgens conclusie 2, waarbij de eendenbek (60) roteerbaar verbonden is met de intermediaire arm (65) via een tweede scharnier (67), waarbij het wikkelmechanisme een tweede geleidingsrol bevat, waarbij genoemde tweede geleidingsrolas (67) hoofdzakelijk overeenstemt met de tweede scharnieras (67).
4. 4. Ronde landbouwbalenpers volgens conclusie 2 of 3, waarbij een tweede intermediaire arm (68) roteerbaar gemonteerd is met genoemde eendenbek (60) via een derde scharnier (71) dat gepositioneerd is op een afstand van genoemde tweede scharnier (67), welke tweede intermediaire arm (68) verder roteerbaar gemonteerd is met de balenkamerzijwanden via een vierde scharnier (69) zodat een beweging van de eendenbek (60) bepaald wordt door de eerste en tweede intermediaire arm.
5. 5. Ronde landbouwbalenpers volgens één der voorgaande conclusies, waarbij genoemde eendenbek (60) een paar langwerpige platen (61, 62) bevat die gekanteld zijn naar elkaar toe om genoemd wikkelmateriaal (64) vast te grijpen daartussen, daarbij vormen de platen een eendenbek lichaam dat een scherpe rand (63) vertoont aan één eind daarvan.
6. 6. Ronde landbouwbalenpers volgens conclusie 4 en 5, waarbij genoemde eerste intermediaire arm (65) verbonden is met de eendenbek (60) aan een rand die tegen de scherpe rand ligt, terwijl de tweede intermediaire arm (68) verbonden is met de eendenbek in een centrale zone daarvan.
7. 7. Ronde landbouwbalenpers volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eendenbek beweegbaar gemonteerd is tussen een voorwaartse positie en een teruggetrokken positie, waarbij de scherpe rand (63) van de eendenbek zich uitstrekt tussen de aangrenzende rollen (8, 9) om wikkelmateriaal in de balenkamer af te leveren in de voorwaartse positie.
8. 8. Ronde landbouwbalenpers volgens conclusie 7, waarbij de eendenbek, in de teruggetrokken positie, zichzelf ondersteunend is op zodanige wijze dat de eendenbek in de teruggetrokken positie blijft zonder dat externe krachten aangebracht moeten worden.
9. 9. Ronde landbouwbalenpers volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de geleidingsrollen zich hoofdzakelijk uitstrekken parallel aan de rol met wikkelmateriaal.
10. 10. Ronde landbouwbalenpers volgens één der voorgaande conclusies, waarin het eerste scharnier zodanig geplaatst is zodat zijn as op een afstand ligt van een volledig gevormde baal (35) in de balenkamer.
11. 11. Ronde landbouwbalenpers volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het balenwikkelmechanisme verder een snijmechanisme bevat mes voor het snijden van het wikkelmateriaal nadat een baal gewikkeld is.
12. 12. Ronde landbouwbalenpers volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het balenwikkelmechanisme verder een remmechanisme bevat voor het remmen van de aanvoerrol in het rolvasthoudstation zodat een spanning aangebracht is op het wikkelmateriaal.
13. 13. Balenwikkelmechanisme voor een ronde landbouwbalenpers volgens één der voorgaande conclusies.