BE1019154A5 - Selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine. - Google Patents
Selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1019154A5 BE1019154A5 BE2010/0022A BE201000022A BE1019154A5 BE 1019154 A5 BE1019154 A5 BE 1019154A5 BE 2010/0022 A BE2010/0022 A BE 2010/0022A BE 201000022 A BE201000022 A BE 201000022A BE 1019154 A5 BE1019154 A5 BE 1019154A5
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- selection
- shed
- weaving machine
- forming device
- selector
- Prior art date
Links
- 238000009941 weaving Methods 0.000 claims abstract description 39
- 230000000717 retained effect Effects 0.000 claims description 10
- 229910000639 Spring steel Inorganic materials 0.000 claims description 7
- 230000008859 change Effects 0.000 claims description 5
- 239000000463 material Substances 0.000 description 14
- 230000004907 flux Effects 0.000 description 12
- XEEYBQQBJWHFJM-UHFFFAOYSA-N Iron Chemical compound [Fe] XEEYBQQBJWHFJM-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 10
- 210000001331 nose Anatomy 0.000 description 8
- 230000006870 function Effects 0.000 description 6
- 230000036632 reaction speed Effects 0.000 description 6
- 239000004020 conductor Substances 0.000 description 5
- 229910052742 iron Inorganic materials 0.000 description 5
- 239000004744 fabric Substances 0.000 description 3
- 230000006698 induction Effects 0.000 description 3
- PXHVJJICTQNCMI-UHFFFAOYSA-N Nickel Chemical compound [Ni] PXHVJJICTQNCMI-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 2
- XUIMIQQOPSSXEZ-UHFFFAOYSA-N Silicon Chemical compound [Si] XUIMIQQOPSSXEZ-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 2
- 230000009471 action Effects 0.000 description 2
- 230000008901 benefit Effects 0.000 description 2
- 230000000295 complement effect Effects 0.000 description 2
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 description 2
- 238000000034 method Methods 0.000 description 2
- 230000035699 permeability Effects 0.000 description 2
- 238000004804 winding Methods 0.000 description 2
- OKTJSMMVPCPJKN-UHFFFAOYSA-N Carbon Chemical compound [C] OKTJSMMVPCPJKN-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
- RYGMFSIKBFXOCR-UHFFFAOYSA-N Copper Chemical compound [Cu] RYGMFSIKBFXOCR-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
- 229910000760 Hardened steel Inorganic materials 0.000 description 1
- 241001282135 Poromitra oscitans Species 0.000 description 1
- 229910000831 Steel Inorganic materials 0.000 description 1
- 229910001333 Vacoflux Inorganic materials 0.000 description 1
- 206010048232 Yawning Diseases 0.000 description 1
- 229910052799 carbon Inorganic materials 0.000 description 1
- 238000004891 communication Methods 0.000 description 1
- 229910052802 copper Inorganic materials 0.000 description 1
- 239000010949 copper Substances 0.000 description 1
- 230000005489 elastic deformation Effects 0.000 description 1
- 239000013013 elastic material Substances 0.000 description 1
- 238000005265 energy consumption Methods 0.000 description 1
- 238000003780 insertion Methods 0.000 description 1
- 230000037431 insertion Effects 0.000 description 1
- 238000003698 laser cutting Methods 0.000 description 1
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 description 1
- 229910052759 nickel Inorganic materials 0.000 description 1
- 230000008569 process Effects 0.000 description 1
- 238000004080 punching Methods 0.000 description 1
- 230000009467 reduction Effects 0.000 description 1
- 230000004044 response Effects 0.000 description 1
- 229910052710 silicon Inorganic materials 0.000 description 1
- 239000010703 silicon Substances 0.000 description 1
- 239000010959 steel Substances 0.000 description 1
- 239000000725 suspension Substances 0.000 description 1
- 230000007704 transition Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03C—SHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
- D03C3/00—Jacquards
- D03C3/20—Electrically-operated jacquards
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03C—SHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
- D03C3/00—Jacquards
- D03C3/24—Features common to jacquards of different types
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Electromagnets (AREA)
- Looms (AREA)
- Reciprocating, Oscillating Or Vibrating Motors (AREA)
Abstract
Deze uitvinding betreft een selectie-inrichting voor een gaapvormingsinrichting van een weefmachine met een electromagnetische selector (11) met minstens twee polen (P1),(P2),...(Pn) en een selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41) dat in een samenwerkpositie met een zone (50) langs minstens twee polen (P1),(P2),...(Pn) ligt en op een houdafstand (A) van deze zone (50) verwijderd, wordt weerhouden, waarbij de selector (11) met elke naastliggende pool (P1),(P2) een magnetische kracht kan uitoefenen op de zone (50), en waarbij de zone (50) zich uitstrekt over een afstand (Z) die kleiner is dan de spoellengte (S), terwijl de houdafstand (A) minstens gelijk is aan de helft van de positioneerbare lengte (L) van het selectie-element.
Description
SELECTIE-INRICHTING
VOOR DE GAAPVORMINGSINRICHTING VAN EEN WEEFMACHINE
Deze uitvinding betreft een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine omvattende een electromagnetische selector met een omheen een vaste kern gewikkelde spoel en minstens twee met deze kern verbonden polen voorzien om minstens één magnetische noordpool en minstens één magnetische zuidpool te vormen, en een selectie-element met een positioneerbaar deel dat, wanneer het selectie-element zich in een samenwerkpositie nabij de selector bevindt, een langs minstens twee van de polen gelegen magnetisch beïnvloedbare zone omvat, terwijl het selectie-element op een houdafstand van deze zone verwijderd, wordt weerhouden, waarbij de selector aanstuurbaar is om met elke langs het selectie-element gelegen pool een magnetische kracht uit te oefenen op deze zone om het positioneerbaar deel in een selectiestand of een niet-selectiestand te plaatsen of te houden in overeenstemming met een vooraf bepaald weefpatroon.
Gedurende het weven van een weefsel op een weefmachine worden de kettingdraden gedurende de opeenvolgende weefcycli gepositioneerd ten opzichte van het niveau waarop in elke weefcyclus een inslagdraad wordt ingebracht. Deze positionering van kettingdraden wordt de gaapvorming genoemd. De posities van de kettingdraden in de opeenvolgende weefcycli worden hierbij zodanig bepaald dat het weefprocédé een weefsel met een vooraf bepaald weefpatroon oplevert. Deze positionering van kettingdraden ten opzichte van het inslaginbrengniveau op een weefmachine wordt automatisch gerealiseerd door middel van een gaapvormingsinrichting.
Bij een gekende jacquard-gaapvormingsinrichting loopt elke te positioneren kettingdraad doorheen een heveloog van een hevel. Elke hevel is onderaan verbonden met een terugtrekveer die een neerwaarts gerichte kracht uitoefent op de hevel, en is bovenaan via een hamaskoord verbonden met het zich hoger bevindend uiteinde van een takelkoord van een takelsysteem. Het takelsysteem omvat twee in verticale richting verplaatsbare haken. De positie van de haken bepaalt de hoogte van het takelkoorduiteinde.
Elke haak kan door een respectievelijk mes in verticale richting verplaatst worden. Deze twee messen worden tot een op en neergaande beweging, onderling in tegenfase, aangedreven. Elke haak omvat een elastisch vervormbare strip die door middel van een electromagnetische selector in een selectiestand kan geplaatst worden waarbij de haak niet door zijn mes wordt meegenomen en op een vaste hoogte wordt gehouden (geselecteerd wordt). Als een haak in de niet-selectiestand wordt geplaatst wordt hij door een op en neer bewegend mes meegenomen
Door het al dan niet selecteren van de respectievelijke samenwerkende haken kan een kettingdraad, via het takelkoord en de hevel, gedurende de opeenvolgende weefcycli in de vereiste positie gebracht worden om het gewenste weefsel te bekomen.
Er bestaan ook gaapvormingsinrichtingen die een houdelement omvatten met een flexibele strip of een roteerbare klink die door een elektromagnetische selector kan gepositioneerd worden ten opzichte van een haak. Deze strip of klink van het houdelement kan dan in een selectiestand gebracht worden waarbij het houdelement de haak op een vaste hoogte houdt, of kan in een niet-selectiestand gebracht worden waarbij de haak door een mes wordt meegenomen. Hier fungeert het houdelement dus als selectie-element.
Bij een aantal gekende gaapvormingsinrichtingen wordt de selectie van de haken gerealiseerd door middel van een selectie-inrichting met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken.
Bij jacquardmachines zijn deze gaapvormingsinrichtingen in zeer grote aantallen aanwezig. Er is vanuit de markt een toenemende vraag om jacquardmachine met steeds grotere aantallen gaapvormingselementen te voorzien, maar men wil ook dat de zogenaamde ‘footprint’ (dit is de loodrechte projectie op een horizontaal vlak) van de inrichting beperkt blijft. Het verkleinen van de footprint van de haakselectie-inrichtingen biedt een oplossing. Een verkleining van de afmetingen in de lengterichting van de messen is daarbij het meest voordelig. Hierdoor kan immers het aantal messen gereduceerd worden of kan de hoogte van de messen gereduceerd worden doordat de overspanning tussen de ophangpunten kan verminderd worden. Dit verkleint de inertie van de aan te drijven onderdelen van de gaapvormings-inrichting, waardoor de gaapvormingsinrichting goedkoper kan uitgevoerd worden.
Bij de gaapvormingsinrichting volgens EP 0 119 787 omvat de selectie-inrichting een solenoïde waarvan de spoel zich met haar lengteas volgens de lengterichting van de messen uitstrekt. Ter hoogte van de eindvlakken van de kern zijn dunne platen aangebracht die naar elkaar toe omgebogen zijn. De platen fungeren als magnetische polen waarmee een op-en neergaande haak van een gaapvormingsinrichting in de selectiestand kan geplaatst worden. Deze selectie-inrichting heeft een vrij grote footprint. Het verkleinen van de spoellengte biedt hiervoor geen oplossing want dit beperkt de ruimte voor de wikkelingen. Hoe kleiner de ruimte voor het koper, hoe hoger het energieverbruik voor een gewenste aantrekkingskracht. Compensatie door het vergroten van de spoeldiameter biedt geen oplossing omdat dan de footprint in de andere horizontale richting weer toeneemt. Bovendien wordt de weerstand bij grotere spoeldiameter veel groter waardoor het benodigde vermogen toeneemt. De polen strekken zich hier ook uit over een vrij grote lengte waardoor het magnetische lekverlies vrij groot is. Bij miniaturisatie komen deze platen dichter bij elkaar te liggen zodat de magnetische lekflux sterk stijgt. Onder meer hierdoor is het rendement laag, in die zin dat er relatief veel vermogen nodig is om een bepaalde aantrekkingskracht te realiseren.
In EP 0 214 075 wordt een selectie-inrichting beschreven met een verticaal opgestelde spoel die voorzien is om een dunne strip uit elastisch materiaal magnetisch te beïnvloeden zodat deze door elastische vervorming in een selectiestand wordt gebracht. Bij deze inrichting is ook een vrij groot elektrisch vermogen vereist om een doeltreffende aantrekkingskracht te realiseren. Bovendien heeft deze selectie-inrichting een beperkte reactiesnelheid.
Materialen met een uitstekende elastische vervormbaarheid en weerstand tegen vermoeiing, zoals veerstaal, hebben een slechte magnetische geleidbaarheid. Om het vereiste elektrisch vermogen te verminderen zou men kunnen kiezen voor een materiaal met een betere magnetische geleidbaarheid, maar deze materialen hebben dan het nadeel dat ze een kleinere weerstand tegen vermoeiing hebben, wat dan sneller tot breuk leidt. Dit levert een selectie-inrichting die qua betrouwbaarheid en levensduur niet voldoet aan de hedendaagse eisen.
Bij veel selectie-inrichtingen is het ook zo dat de dikte van het positioneerbaar deel niet heel groot kan zijn om de inertie en de nodige terugstelkracht niet te hoog te laten oplopen. Deze lage dikte beperkt samen met de materiaalkeuze het aantal magnetische veldlijnen dat door de magnetisch beïnvloedbare zone van het selectie-element kan lopen.
Vanwege de vraag naar stijgende productiesnelheden moeten de selectie-inrichtingen hogere reactiesnelheden hebben en moet een hogere betrouwbaarheid gerealiseerd worden.
Het doel van deze uitvinding is aan de hierboven aangeduide nadelen te verhelpen door te voorzien in een betrouwbare selectie-inrichting met een betere reactiesnelheid dan de gekende selectie-inrichtingen, waarbij het benodigde elektrisch vermogen gevoelig kan gereduceerd worden, en die bovendien ook kan uitgevoerd worden met een relatief kleine ‘footprint’.
Deze doelstellingen worden bereikt door te voorzien in een selectie-inrichting waarbij de genoemde zone zich volgens de lengterichting van het positioneerbaar deel van het selectie-element uitstrekt over een afstand (Z) die kleiner is dan de spoellengte (S), terwijl de genoemde houdafstand (A) minstens gelijk is aan de helft van de lengte (L) van het positioneerbaar deel.
De genoemde zone strekt zich uit langs de polen. Het is in die zone dat de magnetische kracht hoofdzakelijk wordt uitgeoefend. De zone wordt bepaald door de loodrechte projectie van de eindvlakken van de polen op het magnetisch geleidend materiaal van het selectie-element en strekt zich uit tussen de verst van elkaar verwijderde randen van de projectie van deze eindvlakken. Dit is zo als er twee polen zijn, maar ook als er meer dan twee polen zijn bepalen de verst van elkaar verwijderde randen van de projecties van deze meerdere polen de genoemde zone.
Het spreekt vanzelf dat de langs het selectie-element gelegen polen minstens één noordpool en minstens één zuidpool omvatten.
Als er een selectie-element gebruikt wordt met een uitsparing die in de samenwerkpositie langs één of meerdere polen ligt en als die uitsparing bovendien samenvalt met een deel van de loodrechte projectie van pool-eindvlakken dat de grenzen van de genoemde zone bepaalt (dus een deel van de projectie dat zich uitstrekt tot aan of voorbij één van de genoemde verst van elkaar verwijderde randen van de projectie), dan wordt de rand van de zone verplaatst door die uitsparing (er is immers op de plaats van de uitsparing geen magnetische beïnvloeding van het selectie-element), zodat de lengte (Z) van de beïnvloedbare zone dan kleiner zal zijn dan de afstand tussen de bovenste rand van het bovenste eindvlak en de onderste rand van het onderste eindvlak van de samenhorende poolbenen.
Beide randen van de zone kunnen op die wijze door een respectievelijke uitsparing in het selectie-element verplaatst worden.
De houdafstand (A) is de afstand tussen de zone waar de magnetische krachten op worden uitgeoefend en het houdpunt. Het houdpunt is de plaats waar het selectie-element wordt weerhouden zodat het niet naar de polen toe kan verplaatst worden, maar enkel kan vervormen (bij een elastisch vervormbaar selectie-element) of is het rotatiepunt (bij een roterende arm of klink).
De magnetische kracht wordt ontwikkeld in elke overgang tussen de magnetische polen en het materiaal van het selectie-element. Door de twee of meer magnetische polen weg van het houdpunt te verplaatsen, bekomt men een groter krachtmoment dan bij de selectie-inrichtingen volgens de stand van de techniek. Hierdoor vergroot de reactiesnelheid aanzienlijk.
Door de magnetische polen weg van het houdpunt te verplaatsen kan men in vergelijking met de bestaande selectie-inrichtingen ook eenzelfde vervorming of verplaatsing realiseren (bijvoorbeeld tegen een veerkracht in) met een kleinere magneetkracht.
Bovendien worden de twee magnetische polen dichter bij elkaar gebracht waardoor de magnetisch beïnvloedbare zone kleiner wordt. Het traject van de fluxdoorgang wordt hierdoor veel korter zodat minder elektrische energie vereist is om een gewenste flux te realiseren. Dit is vooral interessant waar men werkt met selectie-elementen uit slecht magnetisch geleidend materiaal (zoals veerstaal, omwille van de goede elastische eigenschappen) of wanneer de magnetisch beïnvloedbare zone als een dunne strip wordt uitgevoerd, en dus een beperkte doorsnede heeft. Door het kortere traject van de flux wordt het benodigde vermogen verminderd.
Bovendien laat een dergelijk selectie-element slechts een beperkte magnetische flux doorheen zijn doorsnede in langsrichting toe. Deze flux kan efficiënter gebruikt worden voor het realiseren van de aantrekkingskracht, door de magnetische polen te verkleinen, wat dus ook leidt tot een kortere lengte van de magnetisch beïnvloedbare zone. De magnetische inductie doorheen de luchtspleet tussen polen en selectie-element wordt hierdoor vergroot en de bijhorende aantrekkingskracht stijgt dus ook aangezien deze omgekeerd evenredig is met de oppervlakte van de eindvlakken van de magnetische polen.
Bovendien heeft men de vrijheid om in de zones waar geen fluxdoorgang plaatsvindt materiaal weg te nemen of ander, bij voorkeur lichter materiaal te voorzien. Zo kan men bepaalde zones bijvoorbeeld uit kunststof vervaardigen. Hierdoor kan men de reactiesnelheid en de terugstelkracht verbeteren en naar wens aanpassen.
In een uitvoeringsvorm met een roteerbare arm of klink moet niet de volledige klink uit goed magnetisch geleidend materiaal vervaardigd worden. Men kan zich beperken tot de zone waar er fluxdoorgang plaatsvindt. Dit biedt voordelen met betrekking tot de kostprijs maar bovendien laat dit ook toe de inertie te verlagen waardoor de reactiesnelheid en de maximale werkingssnelheid zal kunnen toenemen.
De spoel is bij voorkeur zo opgesteld dat zijn lengte-as zich uitstrekt volgens de lengterichting van het positioneerbaar deel van het selectie-element.
Een dergelijke selectie-inrichting heeft een minimale footprint die onafhankelijk is van de spoellengte.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het positoneerbaar deel van het selectie-element door een veerkracht naar de selectiestand of de niet-selectiestand gedwongen, en kan dit positioneerbaar deel door de genoemde magnetische beïnvloeding, tegen deze veerkracht in, naar de andere van deze standen verplaatst worden.
Het positioneerbaar deel van het selectie-element kan daarbij hetzij elastisch vervormbaar zijn en door de eigen veerkracht naar de selectiestand of de niet-selectiestand gedwongen worden, hetzij uitgevoerd zijn als een roteerbare arm die door een verend element naar de selectiestand of de niet-selectiestand wordt gedwongen.
In een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat het elastisch vervormbaar positioneerbaar deel van het selectie-element uit veerstaal, bijvoorbeeld een dunne strip uit veerstaal. Dit materiaal heeft bijzonder goede elastische vervormbaarheid en weerstand tegen vermoeiing
In een eerste belangrijke uitvoeringsvorm is het selectie-element een gaapvormingselement met een positioneerbaar deel dat in een selectiestand kan geplaatst worden waarbij het gaapvormingselement op een vaste hoogte gehouden wordt, en in een niet-selectiestand kan geplaatst worden waarbij het gaapvormingselement kan verplaatst worden om de positie van één of meerdere kettingdraden te wijzigen in overeenstemming met het gewenste weefpatroon.
De verplaatsingsrichting van het gaapvormingselement stemt daarbij bij voorkeur overeen met de lengterichting van de spoel.
In een tweede belangrijke uitvoeringsvorm is het selectie-element een houdelement met een positioneerbaar deel dat in een selectiestand of een niet-selectiestand kan geplaatst worden om een gaapvormingselement al dan niet in een bepaalde positie ten opzichte van het houdelement te houden om de positie van één of meerdere kettingdraden te bepalen in overeenstemming met het gewenste weefpatroon.
Dit houdelement kan hetzij op een vaste hoogte opgesteld zijn, hetzij met een beweegbaar onderdeel van de gaapvormingsinrichting verbonden zijn. Zo kan het houdelement hetzij verbonden zijn met een op een vaste hoogte opgestelde selector hetzij verbonden zijn met een op en neer beweegbaar mes van de gaapvormingsinrichting.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm zijn er in het positioneerbaar deel openingen of uitsparingen of lokale veranderingen van de dwarsafmetingen voorzien. Hierdoor kan men zowel de inertie als de terugstelkracht van het selectie-element verminderen, en op de gewenste waarde brengen. Een kleinere terugstelkracht heeft tot gevolg dat de nodige aantrekkingskracht om een bepaalde vervorming of verplaatsing te realiseren verlaagd wordt.
Wanneer het selectie-element zich in een samenwerkpositie nabij de selector bevindt, liggen de genoemde polen bij voorkeur aan dezelfde kant langs het positioneerbaar deel. Hierdoor werken de door deze polen uitgeoefende krachten in dezelfde richting in op het selectie-element.
De volgens de lengterichting van het positioneerbaar deel gemeten afstand tussen het niveau waarop het selectie-element wordt weerhouden en het dichtst bij dat niveau gelegen uiteinde van de spoel is bij voorkeur kleiner dan de genoemde houdafstand (A). Met andere woorden, het spoeluiteinde bevindt zich dichter bij het niveau waarop het selectie-element wordt weerhouden dan de magnetisch beïnvloedbare zone.
Het niveau waarop het selectie-element wordt weerhouden, hierna ook het houdniveau genoemd, komt overeen met het niveau van het hoger gedefinieerde houdpunt.
De polen zijn dus niet alleen dichter dan de spoeluiteinden bij elkaar gebracht (Z < S), maar de pool die aan het dichtst bij het houdniveau gelegen zijde met de kern verbonden is wordt daarbij ook van het houdniveau weg verplaatst. Hierdoor wordt de zone waar de magnetische krachtwerking wordt uitgeoefend van het houdpunt weg verplaatst en bekomt men een groter krachtmoment.
Het selectie-element omvat bij voorkeur een eerste houdmiddel dat voorzien is om samen te werken, hetzij met een tweede houdmiddel van een gaapvormingselement om dit gaapvormingselement in een bepaalde positie te houden, hetzij met een tweede houdmiddel dat op een vaste hoogte is voorzien, zodat het selectie-element zelf op een vaste hoogte wordt gehouden, waarbij de genoemde zone van het selectie-element zich in elk geval uitstrekt tussen het genoemde eerste houdmiddel en het niveau waarop het selectie-element wordt weerhouden.
Een voorkeurdragende selectie-inrichting kan daarbij zo uitgevoerd worden dat men bij het doorlopen van de inrichting in de lengterichting van het positioneerbaar deel achtereenvolgens voorbij het houdniveau, een spoeluiteinde, de zone en het hierboven genoemde eerste houdmiddel komt.
Het genoemde eerste houdmiddel kan een opening of uitsparing zijn in het selectie-element, terwijl het tweede houdmiddel een haakvormig uitsteeksel is dat bijvoorbeeld wordt voorzien aan de selector, zodat het selectie-element aan de selector vasthaakt als het uitsteeksel in de opening of uitsparing zit. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan er aan het selectie-element een haakvormig uitsteeksel voorzien worden dat in een opening kan inhaken. Beide houdmiddelen kunnen ook als samenwerkende haakvormige elementen uitgevoerd zijn.
De genoemde magnetische polen zijn bij voorkeur ook zo voorzien dat hun loodrechte projecties, op een vlak dat zich uitstrekt volgens de genoemde lengterichting van het positioneerbaar deel, boven of naast elkaar gelegen zijn.
De opstelling van magnetische polen strekt zich in de richting van de lengte-as van de spoel bij voorkeur uit over een afstand die kleiner is dan de spoellengte (S).
In een bijzondere uitvoeringsvorm van deze selectie-inrichting is de verhouding tussen enerzijds de lengte (Z) van de genoemde magnetisch beïnvloedbare zone van het positioneerbaar deel en anderzijds de spoellengte (S) hoogstens gelijk aan 0,8. Meer bepaald wordt deze verhouding best kleiner dan 0,7 genomen, waarbij een bovengrens van 0,6 nog meer te verkiezen is.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is deze verhouding hoogstens gelijk aan 0,5. Een zeer geschikte verhouding (Z/S) is ongeveer 0,46. Bij voorkeur is deze verhouding (Z/S) niet groter dan 0,4. Bij een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm kan deze verhouding (Z/S) tussen 0,4 en 0,3 gelegen zijn. Een ondergrens van 0,2 of zelfs 0,1 behoort ook tot de mogelijkheden.
De verhouding (A/L) tussen de genoemde houdafstand (A) en de lengte (L) van het positioneerbaar deel is in een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm minstens gelijk aan 0,55. In een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt een verhouding (A/L) van ongeveer 0,60 aangenomen. Zo kan het positioneerbaar deel van een als flexibele strip uitgevoerde haak een lengte (L) hebben van ongeveer 45 mm, terwijl de afstand (A) tussen de magnetisch beïnvloedbare zone en het niveau waarop deze haak wordt weerhouden (de houdafstand) ongeveer 26 mm is. De beïnvloedbare zone heeft dan een lengte (Z) van bijvoorbeeld ongeveer 8,5 mm. De spoellengte (S) is dan bijvoorbeeld ongeveer 18,5 mm. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de verhouding Z/S = 0,46. De verhouding A/L is hier 0,58.
Als relevante verhouding voor deze uitvinding kan ook de verhouding van enerzijds de houdafstand (A) en anderzijds de som van deze houdafstand (A) en de lengte (Z) van de zone beschouwd worden. In bovenstaand voorbeeld is deze verhouding A/A+Z ongeveer 0,75.
Voor de lengte (S) van de spoel neemt men bij voorkeur een waarde tussen 12 mm en 25 mm, waarbij elke waarde binnen deze grenzen in aanmerking komt. Voor de lengte (Z) van de magnetisch beïnvloedbare zone neemt men bij voorkeur een waarde tussen 6 mm en 10 mm, waarbij elke waarde binnen deze grenzen in aanmerking komt. Voor de houdafstand (A) neemt men bij voorkeur een waarde tussen 20 mm en 32 mm, waarbij elke waarde binnen deze grenzen in aanmerking komt. Voor de lengte (L) van het positioneerbaar deel van het selectie-element neemt men bij voorkeur een waarde tussen 40 mm en 50 mm, waarbij elke waarde binnen deze grenzen in aanmerking komt.
Uiteraard blijven ook andere waarden voor Z, S, A en L mogelijk die buiten bovenstaande grenzen gelegen zijn.
Deze uitvinding betreft ook een samenbouw van selectie-inrichtingen die minstens twee selectie-inrichtingen volgens de uitvinding omvat, waarbij minstens twee selectoren van de samenbouw deel uitmaken van een afzonderlijk verwijderbare module. Bij voorkeur worden er 8 à 12 selectoren per module voorzien.
In een dergelijke samenbouw van selectie-inrichtingen worden de selectoren bij voorkeur in de genoemde module opgenomen in minstens twee op een verschillend niveau geplaatste rijen. In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de selectoren van deze verschillende rijen ten opzichte van elkaar verschoven volgens de lengterichting van deze rijen.
De samenbouw volgens deze uitvinding kan voorts ook voorzien worden van een aantal selectie-elementen die in een selectiestand of een niet-selectiestand kunnen geplaatst worden om een gaapvormingselement al dan niet in een bepaalde positie te houden om één of meerdere kettingdraden te positioneren, waarbij meerdere van deze selectie-elementen deel uitmaken van eenzelfde eenheid.
Dit laat toe om verschillende selectie-elementen gelijktijdig in de inrichting te plaatsen of er terug uit te nemen. Bij voorkeur is de genoemde eenheid samen met de uitneembare module uitneembaar uit de gaapvormingsinrichting.
De genoemde samenbouw omvat bij voorkeur een uitneembare module die naast een aantal selectoren ook de met deze selectoren samenwerkende gaapvormings-elementen, takelelementen en takelkoorden omvat.
Deze uitvinding betreft voorts ook een gaapvormingsinrichting voor een weefmachine die voorzien is van een aantal selectie-inrichtingen volgens deze uitvinding, of minstens één samenbouw van selectie-inrichtingen volgens deze uitvinding.
In de hierna volgende beschrijving worden enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een gaapvormingsinrichting met selectie-inrichting volgens de uitvinding in detail beschreven. Voorts worden ook enkele bijzondere uitvoeringsvormen van de solenoïde van nabij bekeken. De enige bedoeling van deze gedetailleerde beschrijving is aan te duiden hoe de uitvinding kan gerealiseerd worden en de werking en de bijzondere kenmerken van de uitvinding te illustreren en zo nodig te verduidelijken. Deze beschrijving kan dus niet aanzien worden als een beperking van de draagwijdte van deze octrooibescherming. Ook het toepassingsgebied van de uitvinding kan op basis deze beschrijving niet beperkt worden.
In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan figuren 1 tot 3 een schematische voorstelling tonen van verschillende gaapvormingsinrichtingen met twee elastisch vervormbare haken die in een niet-selectiestand door in tegenfase op en neer bewegende messen kunnen meegenomen worden* waarbij de haken op figuur 1 door de selector kunnen vervormd worden tot een selectiestand waarbij ze inhaken op een vast houdelement, de haken op figuur 2 voorzien zijn om in onvervormde toestand in te haken op een houdelement en door de selector kunnen vervormd worden tot de niet-selectiestand, en de haken op figuur 3 door de selector kunnen vervormd worden tot een selectiestand waarbij ze niet inhaken op een mes maar op een vaste hoogte door een bodemplank ondersteund worden; figuren 4 tot 7 een schematische voorstelling tonen van verschillende gaapvormingsinrichtingen met twee elastisch vervormbare houders die door een electromagnetische selector in een selectiestand of een niet- selectiestand kunnen geplaatst worden om een haak al dan niet op een vaste hoogte te houden, waarbij de houders op figuur 4 verbonden zijn met een respectievelijk mes, en voorzien zijn om in onvervormde toestand in te haken op een haak zodat deze door het mes wordt meegnomen; de houders op figuur 5 verbonden zijn met de selector en voorzien zijn om in onvervormde toestand in te haken op een door een mes meegenomen haak zodat deze haak op een vaste hoogte wordt gehouden. De houders op figuur 6 verbonden zijn met de selector en voorzien zijn om in vervormde toestand in te haken op een door een mes meegenomen haak zodat deze haak op een vaste hoogte wordt gehouden, en De houders op figuur 7 voorzien zijn om de positie van de op een vaste hoogte ondersteunde haken te wijzigen als ze door de selector vervormd worden zodat de haken niet door een mes meegenomen worden, waarbij de haken wél door een mes meegenomen worden als de selectie-elementen niet vervormd worden.
figuren 8 tot 11 in perspectief een aantal verschillende uitvoeringsvormen van een selector met bijhorend selectie-element volgens deze uitvinding voorstellen, figuur 12 in perspectief het selectorlichaam van de op figuur 8 voorgestelde selector voorstelt samen met een bijhorend selectie-element dat uitgevoerd is als een roteerbare klink; figuur 13 in vooraanzicht een uit meerdere delen samengesteld selectorlichaam voorstelt.
figuur 14 een zijaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van een selectorlichaam; figuur 15 een schematische voorstelling toont van een gaapvormingsinrichting met één elastisch vervormbaar selectie-element en één tweepolige electromagnetische selector, waarbij het selectorlichaam twee naar boven toe verplaatste polen omvat.
figuur 16 een perspectief-voorstelling is van het selectorlichaam van een als één geheel uitvoerde module met vijf selectorspoelen; figuur 17 een eenheid met een aantal samenhangende selectie-elementen in perspectief voorstelt; figuur 18 in perspectief een selectie-inrichting met twee roteerbare klinken voorstelt; figuur 19 een aantal verschillende vormen van de poolvormende eindvlakken van de benen van een selectorlichaam voorstelt.
De op de figuren 1 tot 7 voorgestelde gaapvormingsinrichtingen omvatten twee samenwerkende haken (1), (2) en een takelelement (3) met een bovenste (4) en een onderste takelrol (5). De haken (1), (2) zijn met elkaar verbonden door middel van een neerhangend takelkoord (6) dat over de bovenste takelrol (4) is omgebogen, zodat het takelelement (3) met de bovenste takelrol (4) in de neerhangende lus van dit takelkoord (6) is opgehangen. Een niet op de figuren voorgestelde onderste takelkoord loopt over de onderste takelrol (5) en is met een neerhangend uiteinde verbonden met een eveneens niet voorgestelde hevel met een heveloog. Door de hoogte van deze haken (1), (2) te wijzigen kunnen de door het heveloog lopende kettingdraden, via het onderste takelkoord en de hevel, gepositioneerd worden.
De twee samenwerkende haken van een gaapvormingsinrichting kunnen ook naast elkaar voorzien zijn in plaats van tegenover elkaar, en kunnen in bepaalde uitvoeringsvormen door verschillende selectoren aangestuurd worden.
Alle op de figuren 1 tot 7 voorgestelde gaapvormingsinrichtingen werken samen met een paar messen (7), (8) die tot een op en neergaande beweging, onderling in tegenfase, worden aangedreven. Elke haak (1), (2) kan door een respectievelijk mes (7), (8) in verticale richting meegenomen worden.
In de uitvoeringsvorm van figuur 1 kunnen de haken (1), (2) met een zijdelings uitstekende lip (la), (2a) op een bovenste meeneemrand (7a), (8a) van een respectievelijk mes (7), (8) steunen en op die manier door het mes (7), (8) meegenomen worden. Gedurende deze verticale verplaatsingen bewegen de haken (1), (2) op en neer in een door geleidingsmiddelen (9),(10); (9’), (10’) gevormd geleidingskanaal.
In het bovenste dode punt van de op- en neergaande beweging van een mes (7), (8) is de door dit mes ondersteunde haak (1), (2) langs een electromagnetische selector (11) gebracht, en bevindt deze haak (1), (2) zich in een samenwerkpositie nabij de selector (11). Dit is het geval voor de linker haak (1) op figuur 1.
Zoals aangeduid op de figuren 8 en 12 omvat de selector (11) een lichaam (12) uit materiaal met een goede magnetische geleidbaarheid. Dit lichaam (12) omvat een centraal been (12a) waarrond een spoel (13) uit elektrisch geleidend materiaal gewikkeld is, hierna het spoelbeen (12a) genoemd. Het spoelbeen (12a) fungeert dus als kern voor de spoel (13), zodat een voldoende krachtig en gericht magnetisch veld wordt opgewekt als er een elektrische stroom door de spoelwindingen vloeit, waardoor er aan de uiteinden van de kem (12a) een magnetische noord- en zuidpool (Pi), (P2) wordt gevormd.
Aan beide uiteinden van het spoelbeen (12a) zijn telkens twee benen (12b), (12c); (12d), (12e) voorzien die zich aan weerszijden van het spoelbeen (12a) uitstrekken in tegenovergestelde richtingen. Door deze benen, hierna poolbenen (12b), (12c), (12d), (12e) genoemd, wordt er aan weerszijden van het spoelbeen (12a) een noordpool gevormd en aan weerszijden van het spoelbeen (12a) een zuidpool gevormd, zodat er aan elke zijde een noordpool en een zuidpool is en zodat éénzelfde selector (11) kan gebruikt worden voor het magnetisch beïnvloeden van twee haken (haken (1), (2) op figuren 1 tot 3) of houdelementen (houdelementen (25), (26) op figuren 4 tot 6). Door de bijzondere vorm van de poolbenen worden de einddelen ervan vrij dicht bij elkaar gebracht. Als een haak (1), (2) of houdelement (25), (26) in de samenwerkpositie langs de selector (11) gebracht is fungeren de aan die zijde voorziene einddelen, en in het bijzonder de eindvlakken ervan, als magnetische polen (Pl), (P2).
De als polen (Pi), (P2) fungerende eindvlakken van de poolbenen bevinden zich in elk geval dichter bij elkaar dan de twee uiteinden van het spoelbeen (12a). Op de figuren zijn deze eindvlakken zo geplaatst dat ze zich volgens de lengterichting van de spoel uitstrekken over een lengte die kleiner is dan de spoellengte (S).
Op de figuren 8 tot 12 en 14 zijn de fluxlijnen tussen de eindvlakken van de poolbenen en het tegenoverliggend selectie-element symbolisch voorgesteld aan de hand van enkele evenwijdige lijntjes. Dit toont welk traject door de flux wordt gevolgd. Het is deze flux die resulteert in een magnetische krachtwerking op de tegenoverliggende magnetisch beïnvloedbare zone (50) van het selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41).
De poolbenen zijn als volgt gevormd (zie figuren 1-7 en de figuren 8,12 en 13:
Het eerste (12b) en het tweede poolbeen (12c) sluiten aan op het ene uiteinde van het spoelbeen (12a) en strekken zich aan weerszijden van het spoelbeen (12a) in tegenovergestelde richtingen uit over dezelfde lengte volgens een dwarsrichting, zodat het spoelbeen (12a) en het eerste (12b) en het tweede poolbeen (12c) samen een T (fig. 1-3) of een omgekeerde T (fig. 4 tot 7, 12, en 13) vormen;
Het derde (12d) en het vierde poolbeen (12e) sluiten aan op het andere uiteinde van het spoelbeen (12a) en liggen in hetzelfde vlak. Dit vlak is hoofdzakelijk evenwijdig met het vlak van het eerste (12b) en het tweede poolbeen (12c).
In een alternatieve uitvoeringsvorm is het vlak van het derde (12d) en het vierde (12e) poolbeen niet evenwijdig met het vlak van het eerste (12b) en het tweede poolbeen (12c).
Het derde (12d) en het vierde poolbeen (12e) verlopen symmetrisch ten opzichte van een vlak dat zich loodrecht op het vlak van de poolbenen volgens de lengteas van het spoelbeen (12a) uitstrekt. Deze poolbenen (12d), (12e) lopen vanaf het uiteinde van het spoelbeen (12a) eerst evenwijdig met het eerste en het tweede poolbeen, vormen dan een bocht van 90° waarna ze evenwijdig met het spoelbeen (12a) in de richting van het eerste (12b) en het tweede poolbeen (12c) lopen, en tenslotte vormen ze opnieuw een bocht van 90° waarna ze met hun einddelen terug evenwijdig met het eerste (12a) en het tweede poolbeen (12b) lopen. De einddelen van het derde en vierde poolbeen strekken zich vanaf deze bocht uit in tegenovergestelde richtingen en eindigen met een respectievelijk eindvlak dat zich onder of boven het eindvlak van het eerste poolbeen, respectievelijk onder of boven het eindvlak van het tweede poolbeen bevindt.
Na montage in een gaapvormingsinrichting liggen de eindvlakken van het eerste (12b) en het derde poolbeen (12d) nagenoeg in eenzelfde verticaal vlak aan de ene kant van de selector, en fungeren daar (op figuren 1-7) als noord- en zuidpool (Pi), (P2) om een eerste haak (1) of houdelement (25) magnetisch te beïnvloeden. De eindvlakken van het tweede (12c) en het vierde poolbeen (12e) liggen er nagenoeg in eenzelfde verticaal vlak aan de andere zijde van de selector en fungeren daar eveneens als noord- en zuidpool (Pi), (P2) om een tweede haak (2) of houdelement (26) magnetisch te beïnvloeden.
Het lichaam (12) met het spoelbeen (12a) en de vier poolbenen (12b), (12c), (12d), (12e) kan als één ononderbroken geheel uitgevoerd zijn of kan uit verschillende delen samengesteld zijn.
Zo kan het lichaam (12) uitgevoerd zijn (zie figuur 13) uit een basisdeel (44) dat hoofdzakelijk de vorm van een omgekeerde T heeft en het spoelbeen (12a) en het eerste (12b) en het tweede been (12c) omvat, waarbij het spoelbeen (12a) bovenaan eindigt met een verbreding (45) met aan weerszijden een komvormige uitsparing (46), (47). Het derde been (12d) en het vierde been (12e) zijn als afzonderlijke onderdelen uitgevoerd en hebben aan een uiteinde een bol flankdeel (48), (49) dat past in een respectievelijke komvormige uitsparing (46), (47) van het basisdeel (44).
In een alternatieve uitvoering kan de genoemde verbreding (45) aan weerszijden voorzien zijn van twee bolle flankdelen die passen in respectievelijke komvormige uitsparingen aan het derde (12d) en het vierde been (12e).
Het lichaam (12) wordt tot een geheel samengevoegd door het derde been (12d) en het vierde been (12e) met hun bol flankdeel (48), (49) in een respectievelijke komvormige uitsparing (46), (47) van het basisdeel (44). te plaatsen en met het basisdeel (44) te verbinden door een lasverbinding of door eender welke andere mechanische verbindingstechniek.
Vooraleer de benen (12d), (12e) met het basisdeel (44) verbonden worden kunnen deze benen door rotatie in de komvormige uitsparingen (46), (47) nog gepositioneerd worden om ze zo goed mogelijk met hun eindvlakken boven de eindvlakken van het eerste been (12b) en het tweede been (12c) te plaatsen en vervolgens te verbinden.
De haken (1), (2) op de figuren 1 tot 3 zijn vervaardigd uit veerstaal en hebben een goede elastische vervormbaarheid. Als een haak in de samenwerkpositie langs de selector (11) gebracht is, dan bevindt de haak (1) , (2) zich met een bepaalde lengte (L) boven het geleidingskanaal tussen de geleidingsmiddelen (9),(10); (9’), (10’). De selector (11) kan aangestuurd worden om de haak (1), (2) aan te trekken. De magnetische aantrekking gebeurt hoofdzakelijk in een langs de polen (Pi), (P2) gelegen zone.
In de situatie van figuren 1 tot 7 heeft de magnetisch beïnvloedbare zone een lengte (Z), gemeten volgens de lengterichting (d) van de haak of het houdelement,die overeenkomt met de volgens die richting gemeten afstand tussen de bovenste rand van het bovenste eindvlak en de onderste rand van het onderste eindvlak van de samenhorende poolbenen (12b), (12c), respectievelijk (12d), (12e). Dit laatste geldt ook als er meer dan twee poolbenen met boven elkaar gelegen eindvlakken zouden voorzien zijn.
De lengte (Z) van de beïnvloedbare zone is, als gevolg van de bijzondere vorm van de poolbenen, veel kleiner dan de spoellengte (S). Men verkiest een verhouding Z/S die hoogstens 1/2 is en bij voorkeur niet hoger is dan 0,4. Een verhouding van 1/3 of zelfs lager levert een bijzonder efficiënte selector op.
Als er bijvoorbeeld een haak (1), (2) gebruikt wordt met een uitsparing die zich, in de samenwerkpositie, langs een deel van het eindvlak van een poolbeen uitstrekt dat een rand van de zone bepaalt, dan is er op de plaats van de uitsparing geen magnetische beïnvloeding van de haak, zodat de grens van de zone (50) verlegd wordt en de lengte (Z) van deze beïnvloedbare zone dan kleiner zal zijn dan de afstand tussen de bovenste rand van het bovenste eindvlak en de onderste rand van het onderste eindvlak van de samenhorende poolbenen.
De kleine lengte (Z) van deze beïnvloedbare zone (50) is van groot belang om met een bepaald elektrisch vermogen, een maximale magnetische aantrekkingskracht te creëren.
Als een haak in de samenwerkpositie staat (zoals de linker haak (1) op figuur 1) steekt de haak (1) met een bovenste gedeelte met lengte (L) uit boven de geleidingsmiddelen (9),(10); (9’), (10’). Dit gedeelte kan elastisch vervormd worden door de selector (11) en is dus het gedeelte dat in deze octrooiaanvraag als het positioneerbaar deel wordt beschouwd. De onderste rand van de beïnvloedbare zone bevindt zich op een afstand, de houdafstand (A) genoemd, boven het niveau tot waar de geleidingsmiddelen (9),(10); (9’),(10’) beletten dat het positioneerbaar deel wordt vervormd. Dit niveau, ook het houdpunt genoemd, wordt hier gevormd door de bovenzijde van de genoemde geleidingsmiddelen.
De houdafstand (A) is minstens de helft van de lengte (L) van het positioneerbaar deel. Met andere woorden, de beïnvloedbare zone bevindt zich in de verst van het houdpunt gelegen helft van het positioneerbaar deel.
Deze relatief grote houdafstand (A) is van belang om met de twee polen (Pi), (P2) een voldoende moment (kracht x afstand) te bekomen zodat de via deze polen (Pi), (P2) uitgeoefende magnetische krachten efficiënt worden benut en resulteren in een betrouwbare selector met grote reactiesnelheid.
De selector (11) omvat verder ook nog aan elke kant boven de polen (Pi), (P2) een inhaakelement (14), (15) waarop een geselecteerde haak (1), (2) kan inhaken om de haak op een vaste hoogte te houden. Elke haak (1), (2) heeft hiervoor bovenaan een houdopening (16), (17).
Omwille van de duidelijkheid werden de houdopeningen (16), (17); (27), (28) op de figuren 1 tot 7 schematisch voorgesteld als een onderbreking in het materiaal van de haak (1), (2). Het zich omheen de openingen bevindende materiaal werd hier dus niet voorgesteld.
Als de selector (11) aangestuurd wordt om een in de samenwerkpositie geplaatste haak (1), (2) te selecteren wordt het positioneerbaar gedeelte ervan vervormd en naar de selector (11) toe verplaatst. Hierbij komt een inhaakelement (14),(15) van de selector (11) in de houdopening (16),(17) terecht. Als het mes (7), (8) waarop de haak (1), (2) steunt vervolgens vanuit het bovenste dode punt van de beweging terug neerwaarts beweegt blijft deze haak (1), (2) aan het inhaakelement (14), (15) van de selector (11) hangen.
De gaapvormingsinrichting van figuur 2 verschilt van de inrichting op figuur 1 doordat de inhaakelementen (14), (15) anders geplaatst zijn. Een in de samenwerkpositie geplaatste haak (1), (2) - linker haak (1) op fiuur 2 - haakt in op het inhaakelement (14), (15) en wordt dus geselecteerd om op een vaste hoogte te blijven als de haak niet door de selector (11) wordt aangetrokken. Het positioneerbaar deel van de haak bevindt zich dus in de onvervormde toestand in de selectiestand. Om de haak te laten meebewegen met het mes (7), (8) waarop hij steunt moet de haak vervormd worden door de selector (11).
Bij de gaapvormingsinrichting van figuur 3 worden de haken op een vast opgestelde bodemplank (18) ondersteund, en kunnen ze met één van de inhaakneuzen (19), (20); (21), (22) inhaken op een meeneemrand (23),(24) van een mes (7),(8). Als de haak niet vervormd wordt haakt deze in op een mes (7),(8) en wordt de haak door het mes meegenomen. De selector (11) kan aangestuurd worden om de haak te vervormen. Dan wordt de haak naar de selector (11) toe getrokken en kan deze niet inhaken op het mes (7), (8) zodat de haak op een vaste hoogte op de bodemplank (18) achterblijft.
De gaapvormingsinrichting op figuur 4 omvat twee messen (7), (8) die tot een op en neergaande beweging, onderling in tegenfase, worden aangedreven. Aan elk mes (7), (8) is onderaan een elastisch vervormbare houder (25), (26) uit veerstaal bevestigd. Deze houders strekken zich verticaal naar beneden toe uit en hebben in de omgeving van het onderste uiteinde een houdopening (27), (28). Deze houders (25), (26) kunnen door de selector (11) in een selectiestand of een niet-selectiestand geplaatst worden om een haak (1), (2) al dan niet op een vaste hoogte te houden. De twee haken (1), (2) worden op een vaste hoogte ondersteund door steunmiddelen (29), (30) en zijn bovenaan voorzien van een respectievelijke inhaakneus (31), (32) die in een houdopening (27), (28) van een bijhorende houder (25), (26) kan inhaken.
De elastische houders (25), (26) worden gedurende hun op en neergaande beweging geleid in een tussen geleidingsmiddelen (9), (10), (9’), (10’) gevormd geleidingskanaal. Als een mes (7), (8) zich in het onderste dode punt van zijn beweging bevindt is de eraan bevestigde houder (25), (26) in een samenwerkpositie langs de selector (11) geplaatst (dit is het geval voor de rechter houder op figuur 4). Als de houder (25), (26) dan niet wordt aangetrokken door de selector (11) haakt de bijhorende haak (1), (2) met de inhaakneus (31), (32) in de houdopening (27), (28). Deze haak (1), (2) zal verder meegnomen worden met het mes (7), (8). Wordt de houder (25), (26) daarentegen wél aangetrokken dan wordt de houder (25), (26) naar de selector (11) toe getrokken zodat de haak (1), (2) niet kan inhaken in de houdopening (27), (28). Deze haak (1), (2) zal niet met het mes (7), (8) meebewegen maar zal in zijn onderste positie achterblijven.
De houders (25), (26) fungeren hier als selectie-element dat door een selector (11) in een selectiestand en een niet-selectiestand kan gebracht worden om een haak (1), (2) al dan niet in een bepaalde positie ten opzichte van de houder (25), (26) te houden. Als de houder (25), (26) in de samenwerkpositie staat dan vormt het voorbij de geleidingsmiddelen (9), (10), (9’), (10’) uitstekend gedeelte van de houder het positioneerbaar deel. De magnetisch beïnvloedbare zone bevindt zich ook hier in de verst van het houdpunt (het niveau tot waar de geleidingsmiddelen de houder beletten te vervormen) gelegen helft van de houder (25), (26). Met andere woorden, de tussen de beïnvloedbare zone (50) en het houdpunt gelegen houdafstand (A) is minstens gelijk aan de helft van de lengte van het positioneerbaar deel.
Bij de gaapvormingsinrichting van figuur 5 zijn de elastische houders (25), (26) verbonden met de op een vaste hoogte opgestelde selector (11). De houders (25), (26) zijn meer bepaald verbonden met een zijdelings uitstekende rand (33),(34) van de behuizing van de selector (11) en strekken zich hier ook verticaal naar beneden toe uit en hebben in de omgeving van het onderste uiteinde een houdopening (27), (28). De houders (25), (26) kunnen door de selector (11) in een selectiestand of een niet-selectiestand geplaatst worden om een haak (1), (2) al dan niet op een vaste hoogte te houden. De twee haken (1), (2) kunnen met een lip (la), (2a) op een meeneemrand (7a), (8a) van een respectievelijk mes (7), (8) van twee onderling in tegenfase aangedreven messen (7), (8) steunen en met het mes meegnomen worden. De haken (1), (2) zijn bovenaan voorzien van een inhaakneus (31), (32) die in een houdopening (27), (28) van een bijhorende houder (25), (26) kan inhaken.
De elastische houders (25), (26) zijn op een vaste hoogte bevestigd langs de selector (11) en bevinden zich dus steeds in een samenwerkpositie. Als een mes (7), (8) zich in de nabijheid van het bovenste dode punt bevindt is de erdoor ondersteunde haak (1), (2) op een hoogte waarbij hij met de inhaakneus (31), (32) in de houdopening (27), (28) kan haken (dit is het geval voor de linker houder op figuur 5). Als de houder (25), (26) dan niet wordt aangetrokken door de selector (11) haakt de bijhorende haak (1), (2) met de inhaakneus (31), (32) in de houdopening (27), (28). Deze haak (1), (2) zal door de houder (25), (26) op een vaste hoogte gehouden worden. Wordt de houder (25), (26) wél aangetrokken dan wordt deze naar de selector (11) toe getrokken zodat de haak (1), (2) niet kan inhaken in de houdopening (27), (28). Op figuur 5 is de aangetrokken vervormde stand van de linker houder (25) in streeplijn getekend. De bijhorende haak (1) zal verder met het mes (7) meebewegen.
De houders (25), (26) fungeren hier als selectie-element dat door een selector (11) in een selectiestand en een niet-selectiestand kan gebracht worden om een haak (1), (2) al dan niet in een bepaalde positie ten opzichte van de houder te houden.
Bij deze uitvoeringsvorm (figuur 5) is de houder volledig elastisch vervormbaar vanaf zijn bevestigingspunt aan de selector, zodat het positioneerbaar deel hier overeenkomt met het vrije deel van de houder (25), (26) vanaf zijn bevestigingspunt. Het bevestigingspunt van de houder (25), (26) aan het mes (7), (8) is hier het houdpunt. Met betrekking tot de verhouding tussen de houdafstand (A) en de totale lengte (L) van het positioneerbaar deel geldt ook hier dat deze verhouding minstens gelijk is aan 0,5.
De gaapvormingsinrichting van figuur 6 verschilt van de inrichting van figuur 5 doordat de haken (1), (2) anders geplaatst zijn ten opzichte van de houders (25), (26). Als een houder (25), (26) wordt aangetrokken door de selector (11) op het ogenblik dat de bijhorende haak (1), (2) in een samenwerkpositie gebracht is, dan haakt de bijhorende haak met de inhaakneus (31), (32) in de houdopening (27), (28). Deze haak (1), (2) zal door de houder (25), (26) op een vaste hoogte gehouden worden. Wordt de houder (25), (26) echter niet aangetrokken, dan blijft deze in een stand waarbij de haak (1), (2) niet kan inhaken in de houdopening (27), (28). Dit is het geval voor de linker houder (25) en haak (1) op figuur 6. Deze haak (1) zal dus verder met het mes (7) meebewegen.
Bij de gaapvormingsinrichting van figuur 7 zijn de elastische houders (25), (26) bovenaan verbonden met een vast onderdeel van de selectie-inrichting en strekken zich verticaal naar beneden toe uit. De twee haken (1), (2) kunnen met een lip (la), (2a) op een meeneemrand van een respectievelijk mes van twee onderling in tegenfase aangedreven messen steunen en met het bijhorende mes meegnomen worden, analoog aan de op figuren 1 tot 6 voorgestelde gaapvormingsinrichtingen.
De houders (25), (26) kunnen door de selector (11) in een selectiestand of een niet-selectiestand geplaatst worden om een haak (1), (2) al dan niet in een positie te plaatsen waarbij deze op een vaste hoogte wordt ondersteund op de steunelementen (29), (30). Elke houder (25), (26) is voorzien om bij aantrekking door de selector (11) met zijn onderste einddeel tegen de bovenkant van een bijhorende haak te duwen en deze haak (1), (2) te verplaatsen naar een positie waarbij deze niet met de lip (la), (2a) kan inhaken op het bijhorende mes. Als een houder (25), (26) niet aangetrokken wordt, zal hij de positie van de bijhorende haak niet wijzigen zodat deze in een positie blijft waarbij deze met de lip (la), (2a) kan inhaken op het bijhorende mes.
Bij de op figuur 9 voorgestelde selector (11) zijn de eindvlakken van de poolbenen aan elke kant van de selector naast elkaar voorzien. Deze opstelling van eindvlakken strekt zich volgens de lengterichting van de spoel (13) uit over een afstand die overeenkomt met de hoogte van één van de eindvlakken. De lengte (Z) van de magnetisch beïnvloedbare zone (50) kan hierdoor nog verder beperkt worden, terwijl ook de houdafstand (A) kan vergroot worden.
Bij de selector (11) van figuur 10 werden er aan elke kant drie poolbenen (12b), (12d), (12f), respectievelijk (12c), (12e), (12g) voorzien waarvan de eindvlakken onderaan in een rij naast elkaar liggen. Deze rij strekt zich uit volgens een richting die dwars staat op het vlak (a) van de poolbenen. Het poolbeen (12d), (12e) met het middenste eindvlak staat aan elke kant in verbinding met het bovenste uiteinde van het spoelbeen (12a) en heeft een gebogen traject, terwijl er in verbinding met het onderste uiteinde van het spoelbeen (12a) per kant twee rechte poolbenen (12b), (12f), respectievelijk (12c), (12g) worden voorzien. De einddelen van deze rechte poolbenen (12b), (12f); (12c),(12g) bevinden zich aan weerszijden van het einddeel van het middenste poolbeen (12a), zodat de eindvlakken van de drie poolbenen (12b), (12d), (12f), respectievelijk (12c), (12e), (12g) zich telkens nagenoeg in eenzelfde verticaal vlak naast elkaar bevinden.
Bij de selector van figuur 11 werden er ook aan elke kant drie poolbenen (12b), (12d), (12f), respectievelijk (12c), (12e), (12g) voorzien waarvan de eindvlakken onderaan in een rij naast elkaar liggen. Deze rij strekt zich uit volgens een richting die dwars staat op het vlak van de poolbenen. Het poolbeen (12b), (12c) met het middenste eindvlak is recht en staat in verbinding met het onderste uiteinde van het spoelbeen (12a), terwijl er in verbinding met het bovenste uiteinde van het spoelbeen (12a) per kant twee poolbenen (12d), (12f); (12e), (12g) met een gebogen traject worden voorzien. De einddelen van deze gebogen poolbenen (bevinden zich aan weerszijden van het einddeel van het middenste poolbeen (12b), (12c), zodat de eindvlakken van de drie poolbenen zich nagenoeg in eenzelfde verticaal vlak naast elkaar bevinden.
Het in een rij naast elkaar voorzien van drie of meer polen (volgens figuren 9 en 10) levert bovendien ook het voordeel op dat de flux in het materiaal van het selectie-element beter verdeeld wordt, waardoor men minder snel verzadiging van het magnetisch geleidend materiaal heeft. Ook hierdoor zal het nodige elektrisch vermogen om een bepaalde magnetische aantrekkingskracht te realiseren verder kunnen gereduceerd worden.
Het op figuur 12 voorgestelde selectorlichaam (12) is identiek aan dat van de figuren 1 tot 7 en 8 en werd hoger beschreven. Op figuur 12 werkt de selector (11) samen met een klink (35) die met het bovenste uiteinde roteerbaar bevestigd is in bevestigingspunt (36). De klink (35) is over zijn volledige lengte positioneerbaar. De roteerbare bevestiging (36) vormt tevens het houdpunt. Met betrekking tot de verhouding tussen de houdafstand (A) en de totale lengte (L) van het positioneerbaar deel geldt ook hier dat deze verhouding minstens gelijk is aan 0,5. De lengte (Z) van de magnetisch beïnvloedbare zone is ook veel kleiner dan de spoellengte (S).
Het op figuur 14 voorgestelde selectorlichaam (12) verschilt van het selectorlichaam van de figuren 1 tot 6, 7 en 11 doordat de twee poolbenen (12b), (12d), respectievelijk (12c), (12e) aan elke kant naar elkaar toe lopen in het vlak van de poolbenen, zodat hun einddelen centraal ten aanzien van de spoellengte (S) geplaatst zijn.
De gaapvormingsinrichting van figuur 15 omvat slechts één haak (1) die uitgevoerd is als een buigzame strip en die door een mes (6) tussen geleidingsmiddelen (9), (10) op en neer kan verplaatst worden. Er is één tweepolige selector (11) voorzien die de positie van de haak (1) kan wijzigen om deze haak al dan niet te laten inhaken met een houdopening (16) op een vast inhaakelement (14) van de selector. Een dergelijke gaapvormingsinrichting kan bijvoorbeeld deel uitmaken van een zogenaamde “léve et baisse jacquard” met een aantal in fase bewegende messen (6) waarbij aan elke haak (1) een hevel is verbonden waarmee kettingdraden gepositioneerd worden.
We benadrukken dat een selectie-inrichting volgens deze uitvinding niet noodzakelijk aan twee zijden voorzien is van een aantal polen om een selectie-element te positioneren. De selector (11) van figuur 15 illustreert dit. Deze selector heeft slechts aan één zijde twee polen.
Het op figuur 15 voorgestelde selectorlichaam (12) van de selector (11) heeft een als kern fungerend spoelbeen (12a) dat vanaf het bovenste uiteinde van de spoel (13) eerst verder naar boven toe loopt volgens de lengteas (e) van de spoel en vervolgens overgaat in een dwars op deze lengteas (e) lopend horizontaal eerste poolbeen (12u). Het spoelbeen (12a) gaat aan zijn onderste uiteinde over in een tweede poolbeen (12v) dat dezelfde vorm heeft als het vierde been (12e) van de hoger beschreven selectorlichamen, maar zich naar boven toe uitstrekt tot boven het niveau van het bovenste uiteinde van de spoel (13), om met het eindvlak te eindigen onder het eindvlak van het eerste poolbeen (12u).
Men kan ook meerdere selectorspoelen (13) samen in één afzonderlijk uitneembare module voorzien. Figuur 16 toont in perspectief het selectorlichaam (38) van een dergelijke module. Het bestaat uit vijf selectorlichamen (12) van het type dat voorgesteld is op de figuren 1 tot 6, 7 en 11 die door middel van een gemeenschappelijk brugdeel (39) met elkaar verbonden zijn. Het brugdeel bestaat uit materiaal dat niet magnetisch geleidend is.
Op figuur 17 wordt een plaatvormig geheel (45) voorgesteld met vier paralelle vingers (46) die aan één uiteinde verbonden zijn en voorzien zijn om te fungeren als houders in samenwerking met een selector en een gaapvormingsinrichting. Het geheel (45) kan als één geheel in een samenbouw met meerdere selectoren geplaatst worden. De vingers (46) kunnen dan door een respectievelijke selector (11) vervormd worden en zijn voorzien van respectievelijke houdopeningen (47) waarin bijvoorbeeld de inhaakneuzen (31), (32) van haken (1), (2) kunnen inhaken. Het plaatvormig geheel (45) is bijvoorbeeld door een stansbewerking of door lasersnijden uit éénzelfde plaat gevormd.
De op figuur 18 voorgestelde selector (11) omvat een selectorlichaam zoals hoger omschreven met verwijzing naar de figuren 1 tot 7, 8 en 12. Deze selector (11) werkt samen met twee armen (40), (41) die aan weerszijden tegenover de polen aan de behuizing van de selector (11) bevestigd zijn door middel van bevestigingsmiddelen (42), (43) die een rotatie van de armen (40), (41) ten opzichte van de selector toelaten. Deze armen zijn met andere woorden over hun volledige lengte positioneerbaar door de electromagneet. De roteerbare bevestiging vormt tevens het houdpunt. De armen zijn verbonden met het uiteinde van verende elementen (48), (49) die met het andere uiteinde in een vast punt verbonden zijn zodat de veerkracht de magnetische aantrekkingskracht van de selector (11) tegenwerkt. Als de armen (40), (41) niet aangetrokken zijn door de selector (11) worden ze door de verende elementen (48), (49) naar de op figuur 18 getekende stand gebracht. Bij magnetische aantrekking roteren de armen tegen de veerkracht in naar de selector (11) toe.
Met betrekking tot de verhouding tussen de houdafstand (A) en de totale lengte (L) van het positioneerbaar deel geldt ook hier dat deze verhouding minstens gelijk is aan 0,5. De lengte (Z) van de magnetisch beïnvloedbare zone (50), gemeten volgens de lengterichting (d) van de armen (40), (41) is ook hier veel kleiner dan de spoellengte (S)..
Op figuur 17 worden een aantal verschillende vormen van twee of drie eindvlakken van samenhorende poolbenen (12b), (12c), (12d), (12e) van een selectorlichaam voorgesteld.
Op de bovenste rij figuren ziet men van links naar rechts twee rechthoekige eindvlakken met evenwijdige verticale lengteassen; twee rechthoekige eindvlakken met in eikaars verlengde gelegen verticale lengteassen; een rechthoekig eindvlak waarin een ronde opening voorzien is en een kleiner cirkelvormig eindvlak dat zich in deze opening bevindt; een rechthoekig eindvlak waarin u-vormige uitsparing voorzien is en een kleiner rechthoekig eindvlak dat zich gedeeltelijk in deze uitsparing uitstrekt;
Op de middenste rij figuren ziet men van links naar rechts twee rechthoekige eindvlakken met onderling loodrechte lengteassen, waarbij het bovenste eindvlak een verticale lengteas heeft; twee rechthoekige eindvlakken met in eikaars verlengde gelegen verticale lengteassen, waarbij de naar elkaar gerichte randen een V-vormige uitsparing en een complementaire V-vormige eindrand vertonen; twee rechthoekige eindvlakken met in eikaars verlengde gelegen verticale lengteassen, waarbij de naar elkaar gerichte randen een evenwijdig zijn en schuin verlopen ten opzichte van de lengteassen; twee rechthoekige eindvlakken met in eikaars verlengde gelegen verticale lengteassen, waarbij de naar elkaar gerichte randen een W-vormige onderling complementaire karteling vertonen.
Op de onderste rij figuren ziet men van links naar rechts: drie rechthoekige eindvlakken met evenwijdige verticale lengteassen; twee rechthoekige eindvlakken met evenwijdige horizontale lengteassen; twee rechthoekige eindvlakken met onderling loodrechte lengteassen, waarbij het bovenste eindvlak een horizontale lengteas heeft;
De buigzame selectie-elementen worden bij voorkeur vervaardigd uit gehard staal zoals C55 tot C75 of zoals Pt90 tot Pt 140. Meer algemeen komen veerstalen in aanmerking met een relatieve magnetische permeabiliteit van 700 of lager, bepaald bij een magnetische inductie B tussen 0.8 en 1.2 Tesla.
De kern van de selector wordt bij voorkeur vervaardigd uit materialen zoals zacht ijzer (puur ijzer), of met een laag koolstofgehalte (meestal kleiner dan 0.15 gewichtsprocent), met eventueel een beperkt Nikkel of Silicium gehalte. Meer algemeen komen ijzersoorten in aanmerking met een relatieve magnetische permeabiliteit van 1000 of hoger, bepaald bij een magnetische inductie B tussen 0.8 en 1.2 Tesla. Voorbeelden zijn DC01 tot DC06, Puur ijzer, Vacoflux, Carpenter Silicon Core Iron.
Claims (24)
1. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefinachine omvattende een electromagnetische selector (11) met een omheen een vaste kern (12a) gewikkelde spoel (13) en minstens twee met deze kern (12a) verbonden polen (P0,(P2), ...(Pn) voorzien om minstens één magnetische noordpool en minstens één magnetische zuidpool te vormen, en een selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41) met een positioneerbaar deel dat, wanneer het selectie-element zich in een samenwerkpositie nabij de selector (11) bevindt, een langs minstens twee van de polen (Pi),(P2), ...(Pn) gelegen magnetisch beïnvloedbare zone (50) omvat, terwijl het selectie-element op een houdafstand (A) van deze zone (50) verwijderd, wordt weerhouden, waarbij de selector (11) aanstuurbaar is om met elke langs het selectie-element gelegen pool (Pi),(P2) een magnetische kracht uit te oefenen op deze zone (50) om het positioneerbaar deel in een selectiestand of een niet-selectiestand te plaatsen of te houden in overeenstemming met een vooraf bepaald weefpatroon, met het kenmerk dat de genoemde zone (50) zich volgens de lengterichting (d) van het positioneerbaar deel van het selectie-element uitstrekt over een afstand (Z) die kleiner is dan de spoellengte (S), terwijl de genoemde houdafstand (A) minstens gelijk is aan de helft van de lengte (L) van het positioneerbaar deel.
2. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefinachine, volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de spoel (13) zo opgesteld is dat zijn lengte-as (e) zich uitstrekt volgens de lengterichting (d) van het positioneerbaar deel van het selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41).
3. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefinachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het positoneerbaar deel van het selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41) door een veerkracht naar de selectiestand of de niet-selectiestand wordt gedwongen en door de genoemde magnetische beïnvloeding, tegen deze veerkracht in, naar de andere van deze standen kan verplaatst worden.
4. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens conclusie 3 met het kenmerk dat het positoneerbaar deel van het selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41) hetzij elastisch vervormbaar is en door de eigen veerkracht naar de selectiestand of de niet-selectiestand wordt gedwongen, hetzij een roteerbare arm (40),(41) is die door een verend element (48), (49) naar de selectiestand of de niet-selectiestand wordt gedwongen.
5. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens conclusie 4 met het kenmerk dat het elastisch vervormbaar positioneerbaar deel van het selectie-element (1),(2); (25),(26) uit veerstaal bestaat.
6. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het selectie-element een gaapvormingselement (1), (2) is met een positioneerbaar deel dat in een selectiestand kan geplaatst worden waarbij het gaapvormingselement op een vaste hoogte gehouden wordt, en in een niet-selectiestand kan geplaatst worden waarbij het gaapvormingselement kan verplaatst worden om de positie van één of meerdere kettingdraden te wijzigen in overeenstemming met het gewenste weefpatroon.
7. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de verplaatsingsrichting van het gaapvormingselement (1), (2) overeenstemt met de lengterichting (e) van de spoel (13).
8. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de conclusies 1 tot 5 met het kenmerk dat het selectie-element een houdelement (25),(26); (40),(41) is met een positioneerbaar deel dat in een selectiestand of een niet-selectiestand kan geplaatst worden om een gaapvormingselement (1), (2) al dan niet in een bepaalde positie ten opzichte van het houdelement te houden om de positie van één of meerdere kettingdraden te bepalen in overeenstemming met het gewenste weefpatroon.
9. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens conclusie 8 met het kenmerk dat het houdelement (25),(26); (40),(41) hetzij op een vaste hoogte is opgesteld hetzij met een beweegbaar onderdeel (7), (8) van de gaapvormingsinrichting is verbonden.
10. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk dat het houdelement (25),(26); (40),(41) hetzij verbonden is met een op een vaste hoogte opgestelde selector (11) hetzij verbonden is met een op en neer beweegbaar mes (7), (8) van de gaapvormingsinrichting.
11. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat er in het positioneerbaar deel van het selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41) openingen of uitsparingen of lokale veranderingen van de dwarsafmetingen voorzien zijn.
12. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat, wanneer het selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41) zich in een samenwerkpositie nabij de selector (11) bevindt, de genoemde polen (Pi), (P2) aan dezelfde kant langs het positioneerbaar deel gelegen zijn.
13. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de volgens de genoemde lengterichting (d) gemeten afstand tussen het niveau waarop het selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41) wordt weerhouden en het dichtst bij dat niveau gelegen uiteinde van de spoel (13) kleiner is dan de genoemde houdafstand (A).
14. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het selectie-element (1),(2); (25),(26); (40),(41) een eerste houdmiddel (27), (28); (16), (17) omvat dat voorzien is om samen te werken, ofwel met een tweede houdmiddel (31), (32) van een gaapvormingselement (1), (2) om dit gaapvormingselement in een bepaalde positie te houden, ofwel met een tweede houdmiddel (14), (15) dat op een vaste hoogte is voorzien, zodat het selectie-element zelf op een vaste hoogte wordt gehouden, en dat de genoemde zone (50) van het selectie-element zich in elk geval uitstrekt tussen het genoemde eerste houdmiddel (27), (28); (16), (17) en het niveau waarop het selectie-element wordt weerhouden.
15. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de genoemde magnetische polen (Pi), (P2) zo voorzien zijn dat hun loodrechte projecties, op een vlak dat zich uitstrekt volgens de genoemde lengterichting (d), boven of naast elkaar gelegen zijn.
16. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de opstelling van magnetische polen (P i), (P2) zich volgens de lengterichting (e) van de spoel (13) uitstrekt over een afstand die kleiner is dan de spoellengte (S).
17. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefinachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de verhouding tussen enerzijds de lengte (Z) van de genoemde magnetisch beïnvloedbare zone (50) van het positioneerbaar deel en anderzijds de spoellengte (S) hoogstens gelijk is aan 0,5 en bij voorkeur niet groter is dan 0,4.
18. Een selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefinachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de verhouding tussen de genoemde houdafstand (A) en de lengte (L) van het positioneerbaar deel minstens gelijk is aan 0,55.
19. Een samenbouw van selectie-inrichtingen voor een gaapvormingsinrichting van een weefinachine, met het kenmerk dat deze minstens twee selectie-inrichtingen volgens een van de voorgaande conclusies omvat, en dat minstens twee selectoren van de samenbouw deel uitmaken van een afzonderlijk verwijderbare module.
20. Een samenbouw van selectie-inrichtingen voor een gaapvormingsinrichting van een weefinachine volgens conclusie 19 met het kenmerk dat de selectoren in de genoemde module zijn opgenomen in minstens twee op een verschillend niveau geplaatste rijen.
21. Een samenbouw van selectie-inrichtingen voor een gaapvormingsinrichting van een weefinachine, volgens conclusie 20 met het kenmerk dat de selectoren van verschillende rijen ten opzichte van elkaar verschoven zijn volgens de lengterichting van deze rijen.
22. Een samenbouw van selectie-inrichtingen voor een gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de conclusies 19 tot 21 met het kenmerk dat deze samenbouw een aantal selectie-elementen (25),(26); (40),(41) omvat die in een selectiestand of een niet-selectiestand kunnen geplaatst worden om een gaapvormingselement (1), (2) al dan niet in een bepaalde positie te houden om één of meerdere kettingdraden te positioneren, en dat meerdere van deze selectie-elementen deel uitmaken van eenzelfde eenheid.
23 Een samenbouw van selectie-inrichtingen voor een gaapvormingsinrichting van een weefmachine, volgens een van de conclusies 19 tot 22 met het kenmerk dat de genoemde module een aantal selectoren (11) alsook de met deze selectoren (11) samenwerkende gaapvormingselementen (1), (2), takelelementen (3) en takelkoorden (6) omvat.
24. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine met het kenmerk dat deze voorzien is van een aantal selectie-inrichtingen volgens een van de conclusies 1 tot 18 of voorzien is van minstens één samenbouw van selectie-inrichtingen volgens een van de conclusies 19 tot 23.
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2010/0022A BE1019154A5 (nl) | 2010-01-15 | 2010-01-15 | Selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine. |
EP20110705997 EP2524073B1 (en) | 2010-01-15 | 2011-01-10 | Selection device for the shed-forming device of a weaving machine |
PCT/IB2011/000021 WO2011086446A2 (en) | 2010-01-15 | 2011-01-10 | Selection device for the shed-forming device of a weaving machine |
CN201180013765.3A CN102803590B (zh) | 2010-01-15 | 2011-01-10 | 用于织机梭口形成装置的选择装置、选择装置的组件和用于织机的梭口形成装置 |
US13/521,348 US8720492B2 (en) | 2010-01-15 | 2011-01-10 | Selection device for the shed-forming device of a weaving machine |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2010/0022A BE1019154A5 (nl) | 2010-01-15 | 2010-01-15 | Selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine. |
BE201000022 | 2010-01-15 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1019154A5 true BE1019154A5 (nl) | 2012-04-03 |
Family
ID=42736160
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2010/0022A BE1019154A5 (nl) | 2010-01-15 | 2010-01-15 | Selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US8720492B2 (nl) |
EP (1) | EP2524073B1 (nl) |
CN (1) | CN102803590B (nl) |
BE (1) | BE1019154A5 (nl) |
WO (1) | WO2011086446A2 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1019710A3 (nl) * | 2010-12-21 | 2012-10-02 | Wiele Michel Van De Nv | Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine. |
BE1021506B1 (nl) * | 2012-11-19 | 2015-12-03 | Nv Michel Van De Wiele | Module geschikt voor inbouw in een jaquardmachine |
CN104372486B (zh) * | 2013-08-14 | 2016-12-28 | 王伯奇 | 时差电磁铁提花选经机构与选经方法 |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0779384A1 (fr) * | 1995-12-12 | 1997-06-18 | Staubli Lyon | Perfectionnements aux mécaniques d'armures à double lève |
EP1006226A1 (de) * | 1998-12-03 | 2000-06-07 | Michel Van de Wiele NV Carpet and Velvet Machinery | Führungsstangen für eine Jaquard-Webeinrichtung |
WO2000032859A1 (de) * | 1998-11-26 | 2000-06-08 | Textilma Ag | Vorrichtung zum auswählen eines fadens in einer textilmaschine und textilmaschine mit vorrichtung |
Family Cites Families (25)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB8306813D0 (en) | 1983-03-11 | 1983-04-20 | Bonas Machine Co | Heald control apparatus |
FR2586432B1 (fr) | 1985-08-23 | 1987-11-13 | Staubli Verdol | Dispositif pour la formation de la foule d'un metier a tisser |
BE1000304A5 (nl) * | 1987-02-13 | 1988-10-11 | Wiele Michel Nv Van De | Opengaap-jacquardmachine waarvan de takelinrichting door middel van op en neer beweegbare planken in blok gestuurd wordt. |
DE3724686A1 (de) * | 1987-07-25 | 1989-02-02 | Schleicher Oskar Fa | Fachbildevorrichtung fuer textilmaschinen, insbesondere webmaschinen |
BE1002764A6 (nl) * | 1989-01-23 | 1991-05-28 | Wiele Michel Van De Nv | Stuurmechanisme voor het selecteren van inslagdraden bij grijperweefmachines. |
FR2647473B1 (fr) * | 1989-05-24 | 1991-07-26 | Staubli Verdol | Perfectionnements aux mecaniques d'armure a trois positions |
CN2069421U (zh) * | 1990-08-11 | 1991-01-16 | 唐丰民 | 提花织机电磁选针机构 |
DE4116163A1 (de) * | 1991-03-13 | 1992-09-17 | Textilma Ag | Fachbildevorrichtung fuer eine textilmaschine |
BE1007905A3 (nl) * | 1993-12-23 | 1995-11-14 | Wiele Michel Van De Nv | Inrichting voor de inslagselektie op een weefmachine. |
EP0699787B1 (en) * | 1994-06-22 | 2000-05-24 | N.V. Michel Van de Wiele | Apparatus for the selection of shedding devices by means of bending elements |
BE1009047A4 (nl) * | 1995-01-17 | 1996-11-05 | Wiele Michel Van De Nv | Driestanden open-gaap jacquardmachine. |
BE1011113A4 (nl) * | 1997-04-17 | 1999-04-06 | Wiele Michel Van De Nv | Draadspan en terugtrekinrichting voor een weefmachine. |
BE1011710A3 (nl) * | 1998-01-19 | 1999-12-07 | Wiele Michel Nv Van De | Gaapvormingsinrichting voor weefmachines. |
BE1011711A5 (nl) * | 1998-01-19 | 1999-12-07 | Wiele Michel Nv Van De | Gaapvormingsinrichting voor het individueel sturen van de kettingdraden van een weefmachine. |
BE1013353A5 (nl) * | 2000-03-17 | 2001-12-04 | Wiele Michel Van De Nv | Hakenselectie-inrichting voor een gaapvormingsinrichting voor een weefmachine. |
EP1268899B1 (de) * | 2000-03-27 | 2008-04-23 | Textilma Ag | Jacquardmaschine |
BE1013788A3 (nl) * | 2000-10-25 | 2002-08-06 | Wiele Michel Van De Nv | Takelloze gaapvormingsinrichting voor een weefmachine. |
CN2506661Y (zh) * | 2001-10-17 | 2002-08-21 | 常熟纺织机械厂有限公司 | 提花机的电磁阀执行机构 |
BE1014734A3 (nl) * | 2002-03-29 | 2004-03-02 | Wiele Michel Van De Nv | Inrichting en werkwijze voor het aandrijven van een of meerdere poolladers voor de selectie van een of meerdere poolgarens. |
BE1015131A5 (nl) * | 2002-10-04 | 2004-10-05 | Wiele Michel Van De Nv | Werkwijze voor het vervaardigen van componenten bestaande uit een geheel. |
FR2846343B1 (fr) * | 2002-10-25 | 2004-12-17 | Staubli Lyon | Mecanisme de formation de la foule et metier a tisser equipe d'un tel mecanisme |
CN2659909Y (zh) * | 2003-12-05 | 2004-12-01 | 浙江大学电气自动化研究所 | 助吸-外置式电子选针机构 |
FR2900666B1 (fr) * | 2006-05-03 | 2008-06-20 | Staubli Lyon Soc Par Actions S | Mecanisme de formation de la foule, metier a tisser equipe d'un tel mecanisme et procede de selection des crochets mobiles d'un tel mecanisme |
CN101240474B (zh) * | 2008-02-03 | 2011-05-11 | 林伍 | 摆动凸轮复位可分离式提花机选针装置 |
CN101435125A (zh) * | 2008-12-18 | 2009-05-20 | 宁波川一纺织设备有限公司 | 电子提花机电磁阀选综装置 |
-
2010
- 2010-01-15 BE BE2010/0022A patent/BE1019154A5/nl not_active IP Right Cessation
-
2011
- 2011-01-10 US US13/521,348 patent/US8720492B2/en active Active
- 2011-01-10 WO PCT/IB2011/000021 patent/WO2011086446A2/en active Application Filing
- 2011-01-10 EP EP20110705997 patent/EP2524073B1/en active Active
- 2011-01-10 CN CN201180013765.3A patent/CN102803590B/zh active Active
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0779384A1 (fr) * | 1995-12-12 | 1997-06-18 | Staubli Lyon | Perfectionnements aux mécaniques d'armures à double lève |
WO2000032859A1 (de) * | 1998-11-26 | 2000-06-08 | Textilma Ag | Vorrichtung zum auswählen eines fadens in einer textilmaschine und textilmaschine mit vorrichtung |
EP1006226A1 (de) * | 1998-12-03 | 2000-06-07 | Michel Van de Wiele NV Carpet and Velvet Machinery | Führungsstangen für eine Jaquard-Webeinrichtung |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2011086446A3 (en) | 2011-09-22 |
US20120285578A1 (en) | 2012-11-15 |
CN102803590A (zh) | 2012-11-28 |
CN102803590B (zh) | 2015-06-24 |
EP2524073A2 (en) | 2012-11-21 |
WO2011086446A2 (en) | 2011-07-21 |
EP2524073B1 (en) | 2015-04-29 |
US8720492B2 (en) | 2014-05-13 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP0119787B1 (en) | Heald control apparatus | |
US4532963A (en) | Weaving mechanism with improved selection of the hooks | |
BE1019154A5 (nl) | Selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine. | |
CA2082653C (en) | Electromagnetic shedding device for a textile machine | |
JPH04502940A (ja) | ヘルド制御システム | |
US9498564B2 (en) | Shed-forming device for a weaving machine | |
US6955191B2 (en) | Device for forming a leno selvedge | |
CN117306081A (zh) | 一种磁悬浮织针驱动机构 | |
JP3248079B2 (ja) | 持ち上げヘルド | |
US7806149B2 (en) | Shedding apparatus for a weaving machine, in particular for a ribbon weaving machine | |
BE1013788A3 (nl) | Takelloze gaapvormingsinrichting voor een weefmachine. | |
GB2247694A (en) | Electromagnetic jacquard control device | |
US5782272A (en) | Piezoelectric shed selecting device | |
CN102099518B (zh) | 提花机的针钩的选针和引导主体 | |
CN119615485A (zh) | 一种基于双层滑轮组槽板的高密度选针装置及其组件 | |
BE1010225A4 (nl) | Inrichting voor de selektie van gaapvormingsmiddelen met behulp van buigelementen. | |
CN119615490A (zh) | 一种具有弹性衔铁钩的选针装置及其组件和电子提花机 | |
HK1010566B (en) | Hook selection device for a weaving loom dobby head | |
HK1131644B (en) | Shedding apparatus for a weaving machine, in particular for a ribbon weaving machine | |
HK1010566A1 (en) | Hook selection device for a weaving loom dobby head |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20170131 |