BE1017770A3 - Voorgerokken rekwikkelfolie. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een voorgetrokken rekwikkelfolie (1). Deze uitvinding betreft in het bijzonder een voorgetrokken rekwikkelfolie die gebruikt wordt in baaltoepassingen bij het inkuilen van bijvoorbeeld gras, maïs, suikerbietpulp, mout, huisvuil, e.a.. De folie volgens deze uitvinding heeft in lengterichting een rekvermogen van minimaal 310%.

Description

VOORGEROKKEN REK WIKKELF OLIE

Deze uitvinding betreft een voorgerokken rekwikkelfolie. Deze uitvinding betreft in het bijzonder een voorgerokken rekwikkelfolie geschikt voor baaltoepassingen zoals bijvoorbeeld het verpakken van gras, maïs, suikerbietpulp, mout, huisvuil, e.a.

Bij het inkuilen worden m.b.v een balenpers eerst compacte ronde of rechthoekige balen geperst die vervolgens in de perskamer strak worden omwikkeld met een aantal lagen net, touw of folie. Eens het net, touw of folie rond de baal ligt wordt de gevormde baal uit de perskamer geworpen. Het net, touw of folie zorgt ervoor dat het product samengeperst blijft en de baal zijn vorm behoudt. Vervolgens wordt deze baal m.b.v een balenwikkelaar lucht - en waterdicht gewikkeld met een rekwikkelfolie. Dergelijke rekwikkelfolie wordt (vooraleer de baal omwikkeld wordt) ongeveer 50 à 75 % uitgerokken in de rekeenheid van de balenwikkelaar. Door de baal te omwikkelen met een aantal lagen rekwikkelfolie bekomt men een lucht - en waterdichte baal en creëert men dus binnenin de baal een zogezegd zuurstofVrije omgeving, wat nodig is om tot een succesvolle fermentatie en bewaring te komen. De zuurstofpermeabiliteit van de rekwikkelfolie, het aantal lagen rekwikkelfolie rond de baal en de kleefkracht van de folie zijn uiteraard van belang hiervoor.

De hiervoor gebruikte folie is veelal een standaard rekwikkelfolie met een dikte van 25 pm. Echter, in plaats van een standaard rekwikkelfolie kan ook gebruikt gemaakt worden van een voorgerokken rekwikkelfolie. Hiertoe wordt de folie vooraf in de machinerichting uitgerokken om zo een voorgerokken (prestretched) rekwikkelfolie te bekomen.

De tot op heden voorgerokken folies voor baaltoepassingen hebben een dikte lager dan 25 pm en hebben ten opzichte van de standaard rekwikkelfolies van 25 pm de volgende voordelen: - door het voorrekken behoud van zuurstofpermeabiliteit of zelfs een lagere zuurstofpermeabiliteit t.a.v de standaard rekwikkelfolies; aangezien de folie dunner is, minder verbruik van folie rond een baal; er kan meer (meters) folie op een rol aangebracht worden - bij hetzelfde rolgewicht - zodat er meer balen per rol kunnen gewikkeld worden en er dus minder tijdverlies is t.g.v het veranderen van rollen; - minder kosten bij het afVoeren van de folie na gebruik van het verpakte product.

De tot op heden gekende voorgerokken rekwikkelfolies hebben echter ook een aantal nadelen. Het is namelijk zo dat een folie - vooraleer de baal wordt omwikkeld -d.m.v een rekeenheid voorzien op de balenwikkelaar standaard ongeveer 70% wordt uitgerokken. Er is vastgesteld dat de bovengenoemde voorgerokken rekwikkelfolies gemakkelijker afscheuren bij het rekken aan dit standaard rekpercentage van ongeveer 70%, met tijdverlies voor de gebruiker, slecht gewikkelde balen en meer verbruik van folie tot gevolg. Een mogelijke oplossing bestaat erin het rekpercentage op de balenwikkelaar te verlagen, wat het nadeel geeft dat men de rekeenheid op de balenwikkelaar dient aan te passen en dat men ook meer verbruik heeft van de folie. Bovendien is bij de gekende voorgerokken rekwikkelfolies de insnoering (door het rekken op de balenwikkelaar) aanzienlijk kleiner t.o.v de standaard rekwikkelfolies van 25 pm, waardoor de overlapping van de verschillende lagen rond de baal groter is, met meer verbruik van de folie tot gevolg. Daarenboven is de kleefkracht van de tot op heden gekende voorgerokken folies lager dan bij de standaard rekwikkelfolies van 25 pm, met mogelijks lucht - en waterintrede tussen de lagen en binnenin de baal tot gevolg. De kleefkracht van de rekwikkelfolie is zeer belangrijk om een goede verkleving tussen de lagen folie rond de baal te bekomen en dus een zuurstofvrije omgeving te creëren.

Het doel van deze uitvinding is een voorgerokken rekwikkelfolie te verschaffen die als alternatief kan dienen voor de standaard rekwikkelfolies met een dikte van 25 pm en die de bovengenoemde nadelen van de gekende voorgerokken rekwikkelfolies niet meer vertonen.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een voorgerokken rekwikkelfolie, waarbij de genoemde folie in lengterichting een rekvermogen heeft van minimaal 310%. Dergelijke folie heeft in vergelijking met de bestaande voorgerokken rekwikkelfolies in lengterichting een hogere elasticiteit. Dit geeft de folie volgens de uitvinding het voordeel dat er bij het rekken op de balenwikkelaar aan ± 70%, geen verwerkingsproblemen meer optreden zodat ook geen tijdrovende aanpassingen dienen te gebeuren aan de rekeenheid van de balenwikkelaar. Bovendien kan de folie in een minimale dikte gemaakt worden en heeft deze folie bij het rekken op de balenwikkelaar een insnoering die deze van de standaard rekwikkelfolies benadert.

Met de uitdrukking rekvermogen wordt in deze octrooiaanvraag bedoeld: het %rek tot breuk, gemeten conform de norm ASTM D882 waarbij een stukje folie met een breedte van 15 mm opgespannen wordt tussen twee klemmen die op een afstand van 50 mm van elkaar staan. Vervolgens wordt de folie gerokken met een snelheid van 500 mm/min tot de folie breekt. Er dienen minimum vijf stukjes van de folie getest te worden. De gemiddelde waarde van de metingen duidt het rekvermogen aan.

Bij een voorkeursuitvoering van de voorgerokken rekwikkelfolie volgens de uitvinding, heeft de genoemde folie in lengterichting een rekvermogen van minimaal 330%. In het bijzonder heeft de folie in lengterichting een rekvermogen van minimaal 350%, meer in het bijzonder van minimaal 370% en meest in het bijzonder van minimaal 390%.

Bij een meer voorkeurdragende uitvoering van de voorgerokken rekwikkelfolie volgens deze uitvinding heeft de genoemde folie in lengterichting een rekvermogen van minimaal 410%. In het bijzonder heeft de folie overeenkomstig de uitvinding in lengterichting een rekvermogen van minimaal 430%, bij voorkeur van minimaal 450%, meer in het bijzonder van minimaal 470%, en meest in het bijzonder van minimaal 490%.

Het doel van de uitvinding wordt eveneens bereikt met een voorgerokken rekwikkelfolie waarbij op de genoemde folie een kracht dient worden uitgeoefend van maximaal 6 N om de folie 75% in lengterichting uit te rekken. In het bijzonder dient op de genoemde folie een kracht worden uitgeoefend van maximaal 5,5 N om de folie 75% in lengterichting uit te rekken. Meer in het bijzonder dient op de genoemde folie een kracht worden uitgeoefend van maximaal 5 N om de folie 75% in lengterichting uit te rekken en meest in het bijzonder dient op de genoemde folie een kracht worden uitgeoefend van maximaal 4,5 N om de folie 75% in lengterichting uit te rekken.

De kracht die dient te worden uitgeoefend om de folie 75% te rekken in lengterichting kan men aflezen op de treksterktegrafiek bij 75% rek. De treksterktegrafiek wordt bekomen door het %rek tot breuk te meten conform de norm ASTM D882 waarbij een stukje folie met een breedte van 15 mm opgespannen wordt tussen twee klemmen die op een afstand van 50 mm van elkaar staan. Vervolgens wordt de folie gerokken met een snelheid van 500 mm/min tot de folie breekt.

Volgens een eerste voorkeursuitvoering van de voorgerokken rekwikkelfolie overeenkomstig de uitvinding is de genoemde folie een mono-geëxtrudeerde folie, die hoofdzakelijk vervaardigd is uit LLDPE (lineaire lage densiteit polyethyleen) en/of mLLDPE (metalloceen lineaire lage densiteit polyethyleen).

Volgens een tweede voorkeursuitvoering van de voorgerokken rekwikkelfolie overeenkomstig de uitvinding is de genoemde folie een twee lagen gecoëxtrudeerde folie, die hoofdzakelijk vervaardigd is uit LLDPE en/of mLLDPE.

Bij voorkeur omvat de voorgerokken rekwikkelfolie LDPE (lage densiteit polyethyleen) en/of EVA (Ethyl Vinyl Acetaat).

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de folie volgens de uitvinding is de genoemde voorgerokken folie een gecoëxtrudeerde folie die minstens drie met elkaar verbonden lagen omvat, waarbij de eerste laag hoofdzakelijk vervaardigd is uit een LDPE en/of LLDPE en/of een mLLDPE, de tweede laag hoofdzakelijk vervaardigd is uit een LLDPE en/of een mLLDPE, de derde laag hoofdzakelijk vervaardigd is uit een LLDPE en/of een mLLDPE en/of een EVA en dat de tweede laag tussen de eerste en derde laag gelegen is. De eerste laag dient aanzien te worden als de niet of minder klevende laag die zich aan de binnenzijde van de rol bevindt. De derde laag dient aanzien te worden als de klevende laag die zich aan de buitenzijde van de rol bevindt en voorzien is om tegen een baal aangewikkeld te worden. Een gecoëxtrudeerde folie heeft het voordeel dat men de materialen met grote partikelafmeting zoals pigmenten, in de middenlaag kan toevoegen zodat de oppervlakteruwheid van de folie niet verhoogd wordt en de kleefkracht dus niet aangetast wordt.

Volgens een bijzondere uitvoering bevat de genoemde folie een EVA met een VA (Vinyl Acetaat) gehalte van minimum 9 gew. %. Toevoegen van EVA geeft een folie met verhoogde elastische eigenschappen.

Volgens een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de voorgerokken rekwikkelfolie overeenkomstig de uitvinding heeft de genoemde folie een voorrekpercentage van maximaal 130%. In deze octrooiaanvraag wordt met de uitdrukking voorrekpercentage bedoeld: het percentage dat de folie in de machinerichting wordt uitgerokken in een MDO eenheid (Machine Direction Orientation unit). Het voorrekken van de rekwikkelfolie kan zowel in koude als warme toestand gebeuren om het beoogde resultaat te bekomen.

De folie overeenkomstig deze uitvinding heeft in het bijzonder een voorrekpercentage van maximaal 100%, bij voorkeur van maximaal 90%, meer bij voorkeur van maximaal 80%, meer in het bijzonder van maximaal 70%, meest in het bijzonder van maximaal 60% en volgens een bijzonder voorkeurdragende uitvoering heeft de folie een voorrekpercentage van maximaal 55%.

De folie volgens de uitvinding heeft in een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm een dikte gelegen tussen 13 en 30 pm. In het bijzonder heeft de folie een dikte gelegen tussen 14 en 25 pm, meer in het bijzonder heeft de folie een dikte gelegen tussen 15 en 21 pm en meest in het bijzonder heeft de folie een dikte gelegen tussen 16 en 18 pm.

Bij een folie volgens de uitvinding met een dikte kleiner dan 25 pm combineert men de voordelen van de reeds bestaande voorgerokken folies met het probleemloos verwerken aan 70% rek op de balenwikkelaar en met een insnoering die deze van de standaard rekwikkelfolies benadert.

Bij een folie volgens de uitvinding met een dikte van 25 pm of meer heeft men de volgende voordelen: probleemloos verwerken aan 70% rek op de balenwikkelaar; - bij het aanbrengen van een gelijk aantal lagen rond de baal zal deze folie in vergelijking met de standaard rekwikkelfolie, een betere bescherming bieden tegen zuurstofintrede; of men dient minder lagen folie rond de baal aan te brengen om dezelfde zuurstofpermeabiliteit te bekomen als wanneer standaard rekwikkelfolie gebruikt wordt; minder lagen aanbrengen betekent dat er meer balen per rol kunnen gewikkeld worden en er dus minder tijdverlies is t.g.v het veranderen van rollen; minder lagen aanbrengen betekent tijdswinst daar men minder tijd nodig heeft om een baal te omwikkelen; minder lagen aanbrengen betekent minder kosten bij afvoeren van de folie na gebruik van het verpakte product.

Bij een bijzonder voordelige uitvoering van de folie overeenkomstig de uitvinding heeft de genoemde folie een zuurstofpermeabiliteit van maximum 10000 cc/m2.dag.atm. De betreffende folie is bij voorkeur een gecoëxtreerde folie.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een voorgerokken rekwikkelfolie volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van dergelijke folies aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarbij : figuur 1: een schematische voorstelling is van een aantal voorgerokken rekwikkelfolies volgens de uitvinding waarbij fig. la een mono-geëxtrudeerde folie voorstelt, fig. lb een twee lagen gecoëxtrudeerde folie voorstelt, fig. lc een drie lagen gecoëxtrudeerde folie voorstelt en fig. ld een vijf lagen gecoëxtrudeerde folie voorstelt; figuur 2: toont schematisch de insnoering van de folie volgens de uitvinding t.g.v het rekken op de balenwikkelaar; - figuur 3 t/m 8: een voorstelling is van een treksterkte grafiek van een folie A, B, C, D, E en F overeenkomstig de uitvinding; figuur 9: een voorstelling is van een treksterkte grafiek van een standaard rekwikkelfolie G; figuur 10 t/m 12: een voorstelling is van een treksterkte grafiek van een bestaande voorgerokken folie H, I en J; - figuur 13: perspectiefvoorstelling is van een ronde baal; figuur 14: een zijaanzicht van de baal voorgesteld op figuur 13; figuur 15: een vooraanzicht van de baal voorgesteld op figuur 13.

De voorgerokken rekwikkelfolie overeenkomstig de uitvinding heeft in lengterichting een rekvermogen van minimaal 310% waardoor hij in vergelijking met de tot op heden gekende voorgerokken folies in lengterichting nog een relatief hoge elasticiteit heeft. Deze hoge elasticiteit wordt bekomen door enerzijds gebruik te maken van elastische grondstoffen op basis van polyethyleen, zoals bijvoorbeeld LLDPE en/of mLLDPE en EVA met VA% (vinyl acetaat) groter of gelijk aan 9%. Anderzijds is het van belang dat de voorgerokken folie slechts aan een gering percentage, in het bijzonder lager dan 130% wordt voorgerokken. Het is wel noodzakelijk dat de folie voldoende wordt voorgerokken om de beoogde zuurstofpermeabiliteit te bekomen. Een standaard rekwikkelfolie van 25 pm heeft een zuurstofpermeabiliteit van ongeveer 9500 cc/m2.dag.atm. gemeten conform norm ASTM D3985 (Temperatuur = 23°C; Relatieve vochtigheid = 75%). Aangezien een standaard rekwikkelfolie van 25 pm die op de juiste manier en met het juist aantal lagen rond een baal gewikkeld wordt zorgt voor een goede bewaring van de baal is het dus belangrijk om bij de voorgerokken folie dezelfde of zelfs een lagere zuurstofpermeabiliteit te bekomen.

De voorgerokken folie volgens de uitvinding heeft door zijn hoge elasticiteit in lengterichting verschillende voordelen: geeft bij het rekken op de balenwikkelaar aan ± 70% geen verwerkingsproblemen; kan in een minimale dikte, bijvoorbeeld 17 pm vervaardigd worden; - er dienen geen aanpassingen te gebeuren aan de rekeenheid van de balenwikkelaar.

De voorgerokken folie volgens de uitvinding heeft verder nog het voordeel dat bij het rekken op de rekeenheid (3) van de balenwikkelaar deze folie (1) een insnoering (I) heeft die deze van de standaardfolies benadert. Dit effect wordt schematisch weergegeven op figuur 2. De referentiecijfers verwijzen hierbij naar de volgende onderdelen: la voorgerokken folie volgens de uitvinding lb voorgerokken folie volgens de uitvinding na rekken op de rekeenheid van de balenwikkelaar 2 folierol 3 rekeenheid van de balenwikkelaar BI Breedte van de folie op de folierol B2 Breedte van de folie na rekken op de rekeenheid van de balenwikkelaar (de folie heeft deze breedte wanneer ze rond een baal wordt gewikkeld) I insnoering VI -> V2 rekpercentage op de balenwikkelaar

De folie volgens de uitvinding kan zoals voorgesteld op figuur 1 in een aantal uitvoeringsvormen voorkomen. Zo kan de folie (1) een voorgerokken mono (Fig.la) - of twee lagen geëxtrudeerde folie (Fig. lb) zijn, die hoofdzakelijk vervaardigd is uit LLDPE en/of mLLDPE. De LLDPE en/of mLLDPE kan eventueel vermengd worden met LDPE en/of EVA. Hieraan kunnen ook additieven zoals UV stabilisator, pigmenten, PIB e.a toegevoegd worden.

Bij voorkeur is de folie (1) volgens de uitvinding een voorgerokken gecoëxtrudeerde folie die drie met elkaar verbonden lagen (A1,A2,A3) omvat (zie fig. Ie), waarbij de eerste laag (Al) hoofdzakelijk vervaardigd is uit een LDPE en/of een LLDPE en/of een mLLDPE, de tweede laag (A2) hoofdzakelijk vervaardigd is uit een LLDPE en/of een mLLDPE zoals bijvoorbeeld: Dowlex SL2103G, Elite 5400G, Polimeri FGH196, Exceed 1018CA, Dowlex 2045S e.a, de derde laag (A3) hoofdzakelijk vervaardigd is uit een LLDPE en/of een mLLDPE en/of een EVA en dat de tweede laag (A2) tussen de eerste (Al) en derde laag (A3) gelegen is. De eerste laag (Al) is bij voorkeur gelegen tussen 5 en 25% van de totale dikte (D) van de folie, de tweede laag (A2) tussen 50 en 90% van de totale dikte (D) van de folie en de derde laag tussen 5 en 25% van de totale dikte (D) van de folie. De eerste laag (Al) is de niet of minder klevende laag die zich aan de binnenzijde van de rol bevindt. De derde laag (A3) is de klevende laag die zich aan de buitenzijde van de rol bevindt en die tegen de baal wordt aangewikkeld. De folie (1) volgens de uitvinding kan zoals voorgesteld in figuur ld vijf met elkaar verbonden lagen (A1,A2,A3,A4,A5) omvatten om zodoende nog een hogere flexibiliteit in gebruik van grondstoffen en een betere homogeniteit te bekomen.

Het is vanzelfsprekend dat aan de folie verder ook additieven kunnen aan toegevoegd worden, zoals bijvoorbeeld: - UV stabilisator om een bepaalde UV stabiliteit van de folie te bekomen; Pigmenten om een bepaalde inkleuring te bekomen; PIB (polybuteen) om een bepaalde kleefkracht te bekomen.

Daar LDPE geen hoge elasticiteit heeft dient de hoeveelheid LDPE beperkt gehouden te worden door de eerste laag klein te houden of door in de eerste laag ook LLDPE en/of mLLDPE te gebruiken.

Het LLDPE of mLLDPE dat gebruikt wordt voor het vormen van de folie heeft een dichtheid lager of gelijk aan 0,918 g/cm3. Er kan echter ook gebruik gemaakt worden van LLDPE of mLLDPE met een dichtheid hoger dan 0,918 g/cm3, bijvoorbeeld 0,920 g/cm3 maar dan dient: de hoeveelheid LDPE in de folie verder beperkt te worden en/of; de hoeveelheid EVA verhoogd te worden en/of; een plastomeer toegevoegd te worden zoals bijvoorbeeld Affmity EG8100G, Affmity VP8770G1, Exact 8201,... en/of; - het voorrekpercentage in de MDO eenheid verlaagd te worden, en dit om de elasticiteit te verhogen.

We wensen op te merken dat twee lagen - en zeker mono geëxtrudeerde folies het nadeel hebben dat het pigment (indien aanwezig) aan de buitenzijde van de folie zit (bij mono zal dit aan de twee buitenzijden zijn, bij twee lagen enkel aan één buitenzijde van de folie). Pigmenten (wit, lichtgroen, donkergroen,...) hebben echter een vrij grote partikelafmeting waardoor de oppervlakteruwheid van de folie verhoogt. Dit heeft een nadelig effect op de kleefkracht, die zal namelijk verminderen. Om de kleefkracht te verhogen kan men meer PIB toevoegen. PIB

heeft echter het nadeel dat deze een slipeffect creëert in de extrusieschroef. Meer PIB betekent dan ook meer slip in de extrader en meer kans op creëren van gels in de folie. Dit is de reden waarom de kleefkracht van de tot op heden gekende voorgerokken folies, die allen mono geëxtradeerde folies zijn, lager is in vergelijking met de standaard rekwikkelfolies.

Bij een gecoëxtradeerde folie die minstens drie lagen omvat kan men het pigment in de middenlaag toevoegen waardoor het oppervlak van de folie niet aangetast wordt. Hierdoor kan men de hoeveelheid PIB beperken en toch een kleefkracht bekomen die even hoog is als de standaard rekwikkelfolies van 25 pm.

De folie wordt met een welbepaalde dikte en breedte geproduceerd via blaasextrasie. Het is belangrijk dat de geëxtradeerde folie geen onzuiverheden bevatten en een goede dikte heeft. De gevormde folie wordt vervolgens in de machinerichting gerokken in een MDO eenheid (Machine Direction Orientation unit), gerelaxeerd in een relaxatie-eenheid en opgewikkeld in een wikkelaar.

De rekwikkelfolie volgens de uitvinding wordt slechts in geringe mate voorgerokken zodat een voorgerokken rekwikkelfolie met een hoge elasticiteit wordt bekomen. Het voorrekken van de rekwikkelfolie kan zowel in koude als warme toestand gebeuren om de folie volgens de uitvinding te bekomen. Echter wordt bij warm voorrekken een rekwikkelfolie met een lagere zuurstofpermeabiliteit en een betere homogeniteit bekomen. Het percentage (%) dat de geëxtradeerde film wordt uitgerokken in de MDO eenheid wordt hoofdzakelijk bepaald door de instelling van de rekrollen in de MDO eenheid. De folie volgens de uitvinding wordt maximaal 130% voorgerokken (uitgerokken) in de MDO eenheid. Voor de beste resultaten wordt de folie volgens de uitvinding maximaal 80% voorgerokken.

In onderstaande wordt de uitvinding verduidelijkt a.d.h.v een vergelijking tussen zes folies volgens de uitvinding (A, B, C, D, E en F), een standaard rekwikkelfolie (G) en drie bestaande voorgerokken folies (H, I en J).

De verschillende folies (A, B, C, D, E, F, G, H, I en J) werden in de lengterichting onderworpen aan een trekproef op een labo trekbank conform de norm ASTM D882. Een stukje folie met een breedte van 15 mm werd hiervoor opgespannen tussen twee klemmen die op een afstand van 50 mm van elkaar staan. Vervolgens werd de folie gerokken met een snelheid van 500 mm/min tot de folie breekt. Er werden telkens vijf stukjes van de folie getest. De gemiddelde waarde van de vijf metingen duidt het rekvermogen aan. Bij elke folie werd de treksterkte grafiek die het best de gemiddelde waarde benadert afgebeeld op de figuren 3 t/m 12 met op de X-as het rek% en op de Y-as de uitgeoefende kracht (Newton) op de folie. Op elke folie werd ook de dikte conform norm ISO 4593 en ook de zuurstof permeabiliteit conform norm ASTM D3985 (Temperatuur: 23°C; Relatieve vochtigheid: 75%) gemeten. Volgende folies werden geanalyseerd:

Folie A

Folie (drie lagen gecoëxtrudeerde folie) van de octrooihouder overeenkomstig de uitvinding met de volgende samenstelling: eerste laag: LDPE; tweede laag: LLDPE (Dowlex SL2103G: dichtheid = 0,917 g/cm3) en een kleine hoeveelheid EVA (Exxon FL00119); derde laag: mengsel EVA (Exxon FL00119) / LLDPE (Dowlex 2045S); - aan de tweede laag werd lichtgroen pigment toegevoegd; verder werden er in de verschillende lagen PIB en UV stabilisator toegevoegd.

Het voorrek% in de MDO eenheid bedroeg 60%, de extrusiedikte = 27 pm en de dikte van de folie op de rol in de wikkelaar = ± 17 pm.

Folie B

Folie (drie lagen gecoëxtrudeerde folie) van de octrooihouder overeenkomstig de uitvinding met de volgende samenstelling: eerste laag: LDPE; tweede laag: LLDPE (Polimeri FGH196: dichtheid = 0,916 g/cm3) + een kleine hoeveelheid EVA (Exxon FL00119); derde laag: mengsel EVA (Exxon FL00119) / LLDPE (Dowlex 2045S); aan de tweede laag werd wit pigment toegevoegd; - verder werden er in de verschillende lagen PIB en UV stabilisator toegevoegd.

Het voorrek% in de MDO eenheid bedroeg 55%, de extrusiedikte = 26 pm en de dikte van de folie op de rol in de wikkelaar = ± 17 pm.

Folie C

Folie (drie lagen gecoëxtrudeerde folie) van de octrooihouder overeenkomstig de uitvinding met de volgende samenstelling: - eerste laag: LDPE; tweede laag: LLDPE (Dowlex SL2103G: dichtheid = 0,917 g/cm3) + een kleine hoeveelheid EVA (Exxon FL00119); derde laag: mengsel EVA (Exxon FL00119) / LLDPE (Dowlex 2045S); - aan de tweede laag werd lichtgroen pigment toegevoegd; - verder werden er in de verschillende lagen PIB en UV stabilisator toegevoegd.

Het voorrek% in de MDO eenheid bedroeg 65%, de extrusiedikte = 37 pm en de dikte van de folie op de rol in de wikkelaar = ± 25 pm.

Folie D

Folie (drie lagen gecoëxtrudeerde folie) van de octrooihouder overeenkomstig de uitvinding met de volgende samenstelling: - eerste laag: LDPE; tweede laag: LLDPE (Polimeri FGH196: dichtheid = 0,916 g/cm3) + een kleine hoeveelheid EVA (Exxon FL00119); derde laag: mengsel EVA (Exxon FL00119) / LLDPE (Dowlex 2045S); aan de tweede laag werd lichtgroen pigment toegevoegd; - verder werden er in de verschillende lagen PIB en UV stabilisator toegevoegd.

Het voorrek% in de MDO eenheid bedroeg 55%, de extrusiedikte = 26 pm en de dikte van de folie op de rol in de wikkelaar = ± 17 pm.

Folie E

Folie (drie lagen gecoëxtrudeerde folie) van de octrooihouder overeenkomstig de uitvinding met de volgende samenstelling: eerste laag: LDPE; tweede laag: mLLDPE (Elite 5400G: dichtheid = 0,916 g/cm3) + een kleine hoeveelheid EVA (Exxon FL00119); derde laag: mengsel EVA (Exxon FL00119) / LLDPE (Dowlex 2045S); aan de tweede laag werd wit pigment toegevoegd; verder werden er in de verschillende lagen PIB en UV stabilisator toegevoegd.

Het voorrek% in de MDO eenheid bedroeg 55%, de extrusiedikte = 26.5 pm en de dikte van de folie op de rol in de wikkelaar = ±17 pm.

Folie F

Folie (drie lagen gecoëxtrudeerde folie) van de octrooihouder overeenkomstig de uitvinding met de volgende samenstelling: eerste laag: LDPE; tweede laag: LLDPE (Dowlex 2045S: dichtheid = 0,920 g/cm3) + een kleine hoeveelheid EVA (Exxon FL00119); derde laag: mengsel EVA (Exxon FL00119) / LLDPE (Dowlex 2045S); aan de tweede laag werd wit pigment toegevoegd; verder werden er in de verschillende lagen PIB en UV stabilisator toegevoegd.

Het voorrek% in de MDO eenheid bedroeg 80%, de extrusiedikte = 30 pm en de dikte van de folie op de rol in de wikkelaar = ± 17 pm.

Folie G

Standaard rekwikkelfolie met een dikte van ± 25 pm.

Folie H

Bestaande zwarte mono-geëxtrudeerde voorgerokken folie van producent A met een dikte van± 17 pm.

Folie I

Bestaande lichtgroene mono-geëxtrudeerde voorgerokken folie van producent A met een dikte van ± 17 pm.

Folie J

Bestaande witte mono-geëxtrudeerde voorgerokken folie van producent B met een dikte van± 13 pm.

In onderstaande tabel staan de opgemeten resultaten weergegeven voor de verschillende folies (A - J). Op elke folie werd telkens 5 maal een trekproef in de lengterichting van de folie uitgevoerd conform de norm ASTM D882. De gemiddelde waarde van de vijf metingen duidt het rekvermogen aan.

Zoals blijkt uit bovenstaande tabel 1.1 hebben de tot op heden gekende voorgerokken folies H, I en J een rekvermogen van respectievelijk 306%, 304% en 246% en zijn dus minder elastisch in vergelijking met de folies overeenkomstig de uitvinding, zie bijvoorbeeld folie D die nog een rekvermogen heeft van 370%. Hierdoor zal men bij het wikkelen aan 70% rek op de balenwikkelaar geen verwerkingsproblemen meer hebben en zal de insnoering van de folie deze van de standaard rekwikkelfolie van 25 pm benaderen.

Niettegenstaande folies A, B, D, E en F slechts een dikte hebben van ± 17 pm, is de zuurstofpermeabiliteit even laag of zelfs lager als een standaard rekwikkelfolie van 25 pm (folie G). Bij het wikkelen van hetzelfde aantal lagen folie rond de baal behoudt men dus bij de voorgerokken rekwikkelfolie van 17 pm dezelfde zuurstofpermeabiliteit als bij een standaard rekwikkelfolie van 25 pm.

Folie C is ongeveer even dik als standaardfolie G, maar heeft ongeveer één derde lagere permeabiliteit, wat betekent dat men bijvoorbeeld in plaats van 6 lagen standaard rekwikkelfolie van 25 pm slechts 4 lagen voorgerokken folie van 25 pm kan wikkelen rond de baal met behoud van dezelfde zuurstofpermeabiliteit.

Het doel van de uitvinding wordt eveneens bereikt met een voorgerokken rekwikkelfolie waarbij op de genoemde folie een kracht dient worden uitgeoefend van maximaal 6 N om de folie 75% in lengterichting uit te rekken

In onderstaande tabel 1.2 staan de opgemeten krachten (uitgedrukt in Newton) die nodig zijn om de folies respectievelijk 50, 75 en 100% te rekken in lengterichting. Deze krachten zijn bepaald uit de treksterkte grafieken 3 t/m 12 van de trekproeven die uitgevoerd zijn conform de norm ASTM D882.

De kracht (N) nodig om een standaard rekwikkelfolie van 25 μιη (G) te rekken aan 75%, wat ongeveer het rekpercentage is dat toegepast wordt op een balenwikkelaar bedraagt ongeveer 4,4 N. De voorgerokken folies (A, B, D, E en F) met een dikte van ongeveer 17 μιη overeenkomstig de uitvinding, hebben bij hetzelfde rekpercentage krachten van 4,3 tot 5,6 N nodig en laten zich dus bijna even gemakkelijk rekken waardoor er geen verwerkingsproblemen zijn op de balenwikkelaar en waardoor de insnoering deze van de standaard rekwikkelfolies benaderd. Folie D heeft zelfs een iets lagere kracht nodig (namelijk 4,3 N) t.o.v de standaard rekwikkelfolie van 25 pm.

Daarentegen hebben de tot op heden gekende voorgerokken folies (Η, I en J) bij hetzelfde rekpercentage aanzienlijk hogere krachten nodig (namelijk tussen 6 en 6,2 N) waardoor deze folies zich minder gemakkelijk laten rekken, er verwerkingsproblemen kunnen optreden op de balenwikkelaar, de insnoering minder is en er ook meer verbruik is van folie.

De voorgerokken folie C volgens de uitvinding heeft bij 75% rek een kracht nodig van 5,9 N, dus nog lager dan de tot op heden gekende voorgerokken folies van ± 17 pm en ± 13 pm (Η, I en J), niettegenstaande deze voorgerokken folie C veel dikker is (25 pm).

Dezelfde conclusies kunnen er getrokken worden wanneer de krachten bij 50 en 100% uitrekking vergeleken worden.

Verder werd pok de insnoering van de verschillende folies (A - J) gemeten na wikkeling op een ronde baal (4) (zie fig. 13) via een balenwikkelaar met een reksysteem van ± 70%. Volgende parameters werden genoteerd in onderstaande tabel 1.3: - breedte BI : breedte van de folie op de rol; - breedte B2a: breedte van de folie, gemeten op de twee zijkanten, in het midden, van de baal (zie fig. 14); - breedte B2b: breedte van de folie, gemeten op de ronde kant, in het midden van de baal (zie fig. 15); - breedte B2: gemiddelde breedte van B2a en B2b; - insnoering I: de breedte B2 vermindert met breedte BI ;

Bij een standaard rekwikkelfolie van 750 mm rolbreedte geldt de richtlijn dat de breedte rond de baal tussen de 580 en 620 mm dient te liggen. Dit blijkt ook uit de gemiddelde breedte die opgemeten is bij de standaard rekwikkelfolie (G), namelijk 595 mm en dus een insnoering van 155 mm. Bij de volgens de uitvinding voorgerokken folies bedraagt de gemiddelde breedte tussen 607,5 en 620 mm en benadert men dus de insnoering van een standaard rekwikkelfolie, zeker bij stalen A en D waar de insnoering 140 en 142,5 mm bedraagt. Daarentegen hebben de tot op heden gekende voorgerokken folies H en I nog een gemiddelde breedte van 630 en 635 mm en dus een insnoering van slechts 115 en 120 mm, wat aanzienlijk minder is dan bij de standaard rekwikkelfolie. Bij staal J was het onmogelijk om de breedte rond de baal te meten daar de folie steeds scheurde bij het rekken op de balenwikkelaar.

Verder werd ook de kleefkracht van alle folies gecontroleerd. De rollen werden hiervoor eerst 48 uur geacclimatiseerd in een ruimte (geconditioneerd labo) met een temperatuur van 23°C. Nadien werd manueel een halve meter folie van de rol afgewikkeld en uitgerokken om zodoende het rekken op de balenwikkelaar te simuleren. Vervolgens werd de halve meter folie terug rond de rol gelegd. Na 5 seconden werd de folie terug van de rol getrokken en werd de hechting van de folie (en dus de kleefkracht) beoordeeld van de klevende laag tegen de niet klevende laag. De klevende laag is de buitenlaag van de rol, de niet of minder klevende laag is de binnenlaag van de rol. Hoe moeilijker (makkelijker) de folie van de rol komt, hoe hoger (lager) de kleefkracht. Deze test werd drie maal uitgevoerd door een testpanel van 3 personen waarbij iedere deelnemer een beoordeling geeft. In de tabel wordt telkens het gemiddelde resultaat weergegeven. De beoordeling van de kleefkracht wordt uitgedrukt met een cijfer van 0 tot en met 10, waarbij de cijfers het volgende weergeven: 0 geen kleefkracht 1 zeer lage kleefkracht 2 en 3 te lage kleefkracht 4 ondergrens kleefkracht 5 normale kleefkracht voor rekwikkelfolie voor baaltoepassingen 6 bovengrens kleefkracht 7 en 8 te hoge kleefkracht 9 zeer hoge kleefkracht 10 abnormale hoge kleefkracht

Dus hoe hoger de kleefkracht, hoe hoger het beoordelingscijfer zal zijn. De standaard rekwikkelfolies van 25 pm voor baaltoepassingen hebben een waarde voor kleefkracht tussen 4 en 6. Dit is nodig om bestand te zijn tegen de vereiste buitenopslag van balen gedurende 1 jaar in regen en wind. Bij een lagere waarde voor kleefkracht is er gevaar voor lucht- en waterintrede tussen de lagen en binnenin de baal met bijv. schimmelvorming tot gevolg bij silagebalen. Bij een hogere waarde bestaat het gevaar van scheuren van de folie tijdens het wikkelen en bij opslag van de baal bij warm weer.

In onderstaande tabel 1.4 worden de beoordelingscijfers van de verschillende folies (A - J) weergegeven:

Uit de bovenstaande resultaten merken we op dat de folies overeenkomstig de uitvinding een kleefkracht hebben die gelijk is aan deze van de standaard rekwikkelfolies van 25 pm en dus voldoen voor baaltoepassingen. Daarentegen hebben de tot op heden gekende witte en lichtgroene voorgerokken folies (I en J) een te lage kleefkracht (waarde gelijk aan 3) met mogelijks lucht - en waterintrede tot gevolg. De tot op heden gekende voorgerokken folies zijn immers mono-geëxtrudeerde folies waardoor het wit en lichtgroene pigment aan het buitenoppervlak zit. Hierdoor verhoogt de oppervlakteruwheid en vermindert de hechting en dus de kleefkracht. Enkel de gekende zwarte voorgerokken folie H heeft een goede kleefkracht daar dit een zwart ingekleurde folie is. Het zwarte pigment heeft immers een veel kleinere partikelafmeting dan bijvoorbeeld het witte en lichtgroene pigment zodat dit zwart pigment minder invloed heeft op de kleefkracht. Aangezien de tot op heden gekende gekleurde voorgerokken folies (met uitzondering van zwarte rekwikkelfolies) een zwakke kleefkracht hebben, zijn deze folies onvoldoende geschikt voor buitenopslag van balen. De gecoëxtrudeerde voorgerokken folies overeenkomstig de uitvinding kunnen echter in om het even welke kleur vervaardigd worden en toch blijven voldoen aan de vereiste kleefkracht voor baaltoepassingen.

Claims (15)

1. Voorgerokken rekwikkelfolie (1), met het kenmerk dat de genoemde folie (1) in lengterichting een rekvermogen heeft van minimaal 310%.

2. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de genoemde folie in lengterichting een rekvermogen heeft van minimaal 330%.

3. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de genoemde folie in lengterichting een rekvermogen heeft van minimaal 350%.

4. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde folie in lengterichting een rekvermogen heeft van minimaal 370%.

5. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde folie in lengterichting een rekvermogen heeft van minimaal 470%.

6. Voorgerokken rekwikkelfolie (1), met het kenmerk dat op de genoemde folie (1) een kracht dient worden uitgeoefend van maximaal 6 N om de folie (1) 75% in lengterichting uit te rekken.

7. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens conclusie 6, met het kenmerk dat op de genoemde folie een kracht dient worden uitgeoefend van maximaal 5,5 N om de folie 75% in lengterichting uit te rekken.

8. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde folie een mono-geëxtrudeerde folie is, die hoofdzakelijk vervaardigd is uit LLDPE en/of mLLDPE.

9. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens één van de conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk dat de genoemde folie een twee lagen gecoëxtrudeerde folie is, die hoofdzakelijk vervaardigd is uit LLDPE en/of mLLDPE.

10. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk dat de genoemde folie LDPE en/of EVA omvat.

11. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens één van de conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk dat de genoemde folie een gecoëxtrudeerde folie is die minstens drie met elkaar verbonden lagen omvat, waarbij de eerste laag hoofdzakelijk vervaardigd is uit een LDPE en/of een LLDPE en/of een mLLDPE, de tweede laag hoofdzakelijk vervaardigd is uit een LLDPE en/of een mLLDPE, de derde laag hoofdzakelijk vervaardigd is uit een LLDPE en/of een mLLDPE en/of een EVA en dat de tweede laag tussen de eerste en derde laag gelegen is.

12. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens één van de conclusies 8 t/m 11, met het kenmerk dat de genoemde folie een EVA bevat met een VA gehalte van minimum 9 gew. %.

13. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde folie een voorrekpercentage heeft van maximaal 130%.

14. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de dikte (D) van de folie gelegen is tussen 13 en 30 pm.

15. Voorgerokken rekwikkelfolie volgens één van de conclusies 9 t/m 14, met het kenmerk dat de genoemde folie een zuurstofpermeabiliteit heeft van maximum 10000 cc/m2.dag.atm.