BE1014083A5 - Huisvormige inrichting voor het isoleren van een vezelbundel, in het bijzonder glasvezel. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het tegen vocht en vuil isoleren van een deel van een beklede bundel vezels, in het bijzonder glasvezels, teneinde een vezel in dat geisoleerde deel van de bundel te kunnen verbinden met een andere vezel, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een gesloten huis voor het opnemen van het te isoleren deel van de bundel, welk huis is opgebouwd uit een onderschaal en een vocht- en luchtdicht daarop geplaatste dekselschaal, en voorzien van twee of meer doorvoeren voor de bundel, waarbij de of elke doorvoer is uitgevoerd met een halfrond bodemdeel en een met het scheidingsvlak tussen onder- en bovenschaal in verbinding staande verwijde passage, waarin een contrastuk met halfronde ondersparing passend is aangebracht, ter vorming van een vocht- en vuildichte doorvoer en waarbij een dichtingsmiddelis aangebracht op de bodemdeel, de verwijde passage en het contrastuk.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



     BUISVORMIGE   INRICHTING VOOR HET   ISOLEREN VAN EEN VEZEL-BUN-  
DEL, IN   HET   BIJZONDER GLASVEZEL 
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het tegen vocht en vuil isoleren van een deel van een beklede bundel vezels, in het bijzonder glasvezels, teneinde een vezel in dat geisoleerde deel van de bundel te kunnen verbinden met een andere vezel, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een gesloten huis voor het opnemen van het te isoleren deel van de bundel, welk huis is opgebouwd uit een onderschaal en een vocht-en luchtdicht daarop geplaatste dekselschaal, en voorzien van twee of meer doorvoeren voor de bundel. 



   Een dergelijk inrichting is bijvoorbeeld bekend uit FR 9700445. Bij de bekende moffen voor het opnemen van elektriciteitsgeleiders en dergelijke is het reeds bekend om de lasdoos of behuizing redelijk waterdicht uit te voeren. 



  Daartoe dienen ook de ingegoten verbindingen ten einde die te beschermen tegen vocht of insijpelend grondwater. 



   Bij de nieuwe glasvezelkabels als geleiders voor dataverkeer, is het echter wenselijk om de kabels ongebroken in het huis of de mof onder te brengen, waardoor de deling van de mof in het bodem-en dekseldeel tamelijk groot is. Dit vraagt een extra beveiliging tegen vochtindringing. 



   De uitvinding stelt derhalve voor een behuizing te verschaffen die uitermate vochtwerend is uitgevoerd, maar waarbij niettemin een ongebroken kabel kan worden opgenomen. 



  De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich derhalve doordat de of elke doorvoer is uitgevoerd met een halfrond bodemdeel en een met het scheidingsvlak tussen onder-en bovenschaal in verbinding staande verwijde passage, waarin een contrastuk met halfrond ondersparing passend is aangebracht, en waarbij een dichtingsmiddel is aangebracht op het bodemdeel, de verwijde passage en het contrastuk. 



   De doortocht voor de kabel bestaat derhalve uit twee delen die op aparte wijze kunnen worden voorzien van een dichtingsmiddel, hetwelk volgens de uitvinding van een laag visceus-type zal zijn. Deze vloeibare dichting wordt met de 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 kwast aangebracht maar zal na enige tijd wegvloeien. 



   Ten einde er voor te zorgen dat er voldoende dichtingsmiddel bij de voeg tussen de boven-en onderzijde van de doortocht blijft, is in of tussen de verwijde passage en derhalve rond de doortocht een verspringing aangebracht, die bij   voorkeur'V'-vormig   is uitgevoerd. In de'V'blijft een hoeveelheid vloeibaar dichtingsmiddel achter welke na het plaatsen van het bovendeel van de doortocht zieh opnieuw verspreidt over de voeg, hetgeen een betrouwbare afdichting geeft. 



   Om een verdere dichting te waarborgen wordt bij voorkeur om de kabel een wikkeling van flexibel materiaal aangebracht, zodanig dat daarmee de kabel ongeschonden kan blijven. 



   Tussen het deksel en het bodemdeel van de huisvormige inrichting wordt volgens de uitvinding   een'H'-vormige   afdichting ingeklemd, die een dubbele barrière tegen indringend vocht zal vormen. 



   Tenslotte wordt opgemerkt dat het huis van voldoende volume is om meer dan   een   lus van de ongebroken kabel te kunnen opnemen, hetwelke het voordeel biedt dat de uiteindelijk te leggen las tussen de vezels ver buiten het huis kan worden uitgevoerd, bijvoorbeeld op een aparte tafel boven de grond, respectievelijk op afstand van het huis dat ook op zichzelf bovengronds kan zijn gemonteerd. De op afstand gelegen verbindingsplek biedt de mogelijkheid tot het verkrijgen van een optimale stootlas door middel van warmtetoevoer naar van de te verbinden vezel in de bundel, respectievelijk glasvezels daarin. 



  Bovengenoemde en andere kenmerken zullen nader worden toegelicht in de hieronder staande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. 



  In de tekening toont : figuur   1 :   een perspectivisch aanzicht van een huis met onder-en bovenschaal en in de onderschaal aangebrachte doorvoeren (4 per korte zijde), figuur 2 : een perspectivisch aanzicht van een doorvoer met uiteengenomen onderdelen van een detail van de inrichting uit figuur 1, 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 figuur 3 : een perspectief van een detail van de doorvoer uit figuur 2, figuur 4 : een met figuur 2 overeenkomend aanzicht van de doortocht, nu met trekontlasting, figuur 5 : een perspectivisch aanzicht van de samengestelde doortocht voorzien van trekontlasting, figuur 6 : een detail van de verspringing in de doortochtsscheiding uit figuur 2 en 5, figuur 7 : een wikkelband voor de afdichting in de doortocht van de vezelbundel. 



   In de figuren is met het cijfer 1 de onderschaal van de huisvormige inrichting volgens de uitvinding weergegeven, en met het cijfer 2 het bovenste dekseldeel. In bovenaanzicht is het huis in hoofdzaak rechthoekig van vorm en is aan de korte zijde voorzien van een viertal doorvoeren 3, voor een beklede vezelbundel 4. Opgemerkt wordt dat de vezelbundel van willekeurige aard kan zijn, maar in het bijzonder is bedoeld als een bundel van glasvezels, waarbij elke glasvezel of groep glasvezels in een afzonderlijk kanaal van de bekleding is opgenomen. De samenstelling en techniek daarvan wordt bekend verondersteld en wordt verder niet nader toegelicht. 



   De beklede bundel komt het huis binnen via een doorvoer 3 en wordt ongebroken weer doorgevoerd langs een doorvoer 3 aan hetzij dezelfde zijde van het rechthoekige huis, hetzij aan de overzijde. Dit is bepaald door de ontwerper van het geleidernet. 



   In het huis wordt de bundel een aantal malen rondgelegd ter verkrijging van een behoorlijke lengte, teneinde naderhand na montage van de bundel, de vezels te kunnen uitnemen en te kunnen verbinden aan andere vezels. Deze vezels van andere bundels kunnen weer via een doorvoer 3 naar binnen en naar buiten worden gebracht. 



   De techniek van verbinden blijft buiten beschouwing van deze aanvrage. 



   Het zal duidelijk zijn dat het huisdeel over een relatief grote lengte rond de omtrek op het scheidingsvlak dichtend moet zijn. Ook de doortochten 3 dienen dichtend tegen vocht en vuil te zijn en wel op permanente wijze, waarbij de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 dichting het bezwaar heeft dat deze ook over de lengte gedeeld moet zijn ten einde de kabel ongebroken in de doortocht te kunnen neerleggen. 



   Daartoe is volgens de uitvinding de doortocht uit twee delen opgebouwd, namelijk een onderste deel 5 met halfcirkelvormige binnenwand 6 (zie figuur 2+6), welke halfring-vormig onderste deel 5 naar boven toe is verlengd met het deel 7 waarvan de binnenwanden 8, respectievelijk 9 zieh naar boven toe, dat wil zeggen in de richting van het scheidingsvlak tussen deksel-en bodemdeel van het huis verwijden. In het bovenste gedeelte komt een contrastuk 10, dat zijwanden vertoont die samenvallen met de binnenwanden 8,9 van de delen 7. Het ondervlak van het contrastuk 10 is bij 11 eveneens cirkelvormig, zodanig dat na montage het vlak 6 en 11 een cirkelvormige passage voor de doortocht 3 vormt. 



   In figuur 6 is te zien dat de wand 7 en 6 via een verspringing 12 met elkaar zijn verbonden. De verspringing 12 is bij voorkeur'V'-vormig, waarin een puntvormig ondereinde van het contrastuk past. 



   Een dergelijke constructie dient ervoor dat bij het dichten met een vloeibaar dichtmiddel dit bij de montage zieh verzamelt in   de'V'-vormige   verspringing 12, zodat na het plaatsen van het contrastuk 10 de punt daarvan de vloeistof wegdringt tot in de scheiding tussen wanden van het deel 7 en deel 10. 



   In figuur 2 is weergegeven dat voor het op elkaar klemmen van het contrastuk 10 op het onderste deel 5 een klemband 13 kan worden gebruikt, die bestaat uit een'U'-vormig onderste deel 14 welke aan de ene zijde bij 15 wordt verlengd door een plat stijf deel 16, voorzien van een dichtingslaag 17 voldoende om het contrastuk 10 stevig op het onderste deel 5 vast te klemmen na het invoeren van een bout 18, door een opening 20 van het deel 16 heen tot in het schroefgat 19 dat aan het andere einde van   het'U'-vormige   deel 14 is bevestigd. 



   Teneinde de dichting rond de bekleding van de bundel 4 en de binnenwand 6,11 van de doortocht 3 sluitend te krijgen, wordt rond de vezelbundel 4 een band 21 gewikkeld, 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 hetgeen om een ongebroken bekleding kan plaatsvinden. 



   De montage van de bundel vindt plaats nadat de band 21 is gewikkeld en is neergelegd, zie pijl Pl in het onderste deel 5 van de doortocht 3. Na het plaatsen van het contrastuk 10, pijl P2, kan derhalve de beklede bundel stevig en vochtdicht worden vastgeklemd door de klemband volgens pijl P3 om het deel 5 te schuiven tot in de verdiepte sparing daarvan en deze vervolgens te sluiten. 



   Naderhand wordt door middel van schroeven het bovenste dekseldeel 2 op het onderste deel 1 vastgeklemd, na het plaatsen van   een'H'-vormige   sluitprofiel 30 tussen de scheidingsvlakken van de twee delen, zie figuur 1. 



   Tenslotte kan een trekontlasting op de bekleding van de vezelbundel 4 worden aangebracht, hetgeen te zien is in figuur 4 en 5 bij 25. Rond de bundel 4 worden twee paren schaalvormige hulsdelen   26, 26'   aangebracht voorzien van een verbrede kop 27. Deze hulsdelen worden vervolgens door een klemstuk 28 op het halfrond bodemdeel 5 van het onderste huisdeel 1 vastgeklemd. 



   Desgewenst wordt nog een extra klem 31 rond de bekleding aan de binnenzijde van het huis aangelegd, om ook daar een trekontlasting te verzekeren. 



   De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.

Claims (9)

1. CONCLUSIES 1. Inrichting voor het tegen vocht en vuil isoleren van een deel van een beklede bundel vezels, in het bijzonder glasvezels, teneinde een vezel in dat geïsoleerde deel van de bundel te kunnen verbinden met een andere vezel, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een gesloten huis voor het opnemen van het te isoleren deel van de bundel, welk huis is opgebouwd uit een onderschaal en een vocht-en luchtdicht daarop geplaatste dekselschaal, en voorzien van twee of meer doorvoeren voor de bundel, met het kenmerk, dat de of elke doorvoer is uitgevoerd met een halfrond bodemdeel en een met het scheidingsvlak tussen onder-en bovenschaal in verbinding staande verwijde passage, waarin een contrastuk met halfrond ondersparing passend is aangebracht, en waarbij een dichtingsmiddel is aangebracht op het bodemdeel, de verwijde passage en het contrastuk.
2. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in of tussen de verwijde passage en de halfrond doortocht een verspringing is aangebracht.
3. 3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verspringing V vormig is uitgevoerd.
4. 4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat het contrastuk door middel van een klemband is vastgezet.
5. 5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de doortocht zieh, in de richting naar het huis toe, vernauwt.
6. 6. Inrichting volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat rond de beklede vezelbundel een wikkeling van flexibel materiaal is aangebracht voor opname in de doortocht.
7. 7. Inrichting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat naast en in het verlengde van de doortocht een trekontlasting voor de beklede bundel aan het huis is bevestigd.
8. 8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, <Desc/Clms Page number 7> met het kenmerk, dat in het scheidingsvlak tussen boven en onderschaal een H vormige afdichting is ingeklemd.
9. 9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het huis een inwendig volume vertoont voor het opnemen van een of meer lussen van het deel te isoleren vezelbundel.