[go: up one dir, main page]
More Web Proxy on the site http://driver.im/

BE1010074A6 - Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust. Download PDF

Info

Publication number
BE1010074A6
BE1010074A6 BE9600778A BE9600778A BE1010074A6 BE 1010074 A6 BE1010074 A6 BE 1010074A6 BE 9600778 A BE9600778 A BE 9600778A BE 9600778 A BE9600778 A BE 9600778A BE 1010074 A6 BE1010074 A6 BE 1010074A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
pressure
passage
product
gas
aerosol
Prior art date
Application number
BE9600778A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Belgium Spray Accessory Factor
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from BE9600282A external-priority patent/BE1010131A3/nl
Application filed by Belgium Spray Accessory Factor filed Critical Belgium Spray Accessory Factor
Priority to BE9600778A priority Critical patent/BE1010074A6/nl
Priority to AU22819/97A priority patent/AU2281997A/en
Priority to JP9534755A priority patent/JP2000507530A/ja
Priority to EP97915206A priority patent/EP0892747A2/en
Priority to PCT/BE1997/000039 priority patent/WO1997036801A2/en
Priority to CA002250752A priority patent/CA2250752A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1010074A6 publication Critical patent/BE1010074A6/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D83/00Containers or packages with special means for dispensing contents
    • B65D83/14Containers for dispensing liquid or semi-liquid contents by internal gaseous pressure, i.e. aerosol containers comprising propellant
    • B65D83/60Containers for dispensing liquid or semi-liquid contents by internal gaseous pressure, i.e. aerosol containers comprising propellant with contents and propellant separated
    • B65D83/673Containers for dispensing liquid or semi-liquid contents by internal gaseous pressure, i.e. aerosol containers comprising propellant with contents and propellant separated at least a portion of the propellant being separated from the product and incrementally released by means of a pressure regulator

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Dispersion Chemistry (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)
  • Nozzles (AREA)
  • Application Of Or Painting With Fluid Materials (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, waarbij minstens twee producten (8-9) zodanig met elkaar in contact worden gebracht dat hierdoor een gas wordt geproduceerd en zodoende een gasdruk wordt gecreëerd, daardoor gekenmerkt dat de producten (8-9) worden samengebracht via een doorgang (12), waarbij de doorlating via deze doorgang (12) bevolen wordt door middel van een beweegbaar element (22-56) dat op zijn beurt bevolen wordt door de gasdruk die rond de inrichting heerst.

Description

Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust.
Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, alsmede op een spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust.
Meer speciaal heeft zij betrekking op een werkwijze voor het genereren van druk van het type waarbij minstens twee producten zodanig met elkaar in contact worden gebracht dat hierdoor een gas wordt geproduceerd en zodoende een gasdruk wordt gecreëerd.
Volgens een bekende techniek, die beschreven is in het Europees oktrooi nr 0 033 377, worden de voornoemde producten in verschillende compartimenten van een zak gestockeerd. Nadat deze zak in een spuitbus is aangebracht worden de producten door het opeenvolgend verbreken van scheidingswanden tussen de voornoemde compartimenten met elkaar in contact gebracht, waardoor een gas in de zak wordt gecreëerd en deze zak uitzet. De uitzetting van de zak wordt benut om het in de spuitbus aanwezige product te verdringen, alsmede om de scheidingswanden van de volgende compartimenten systematisch te verbreken.
Deze techniek heeft als minder gunstige eigenschap dat de druk in de spuitbus niet constant is en fluctueert. Telkens wanneer twee compartimenten met elkaar worden verbonden, onstaat een gasproductie die een drukverhoging veroorzaakt. De volgende twee compartimenten worden pas met elkaar verbonden wanneer de zak een bepaalde uitzetting heeft gerealiseerd, waarbij de druk inmiddels echter daalt.
Aangezien het aantal compartimenten om constructieve redenen beperkt is, zijn de voornoemde drukfluctuaties relatief groot.
Deze bekende techniek vertoont eveneens het nadeel dat de zak met de compartimenten vrij accuraat dient te worden samengesteld opdat de scheidingen tussen de compartimenten op de juiste ogenblikken verbreken.
De uitvinding heeft een werkwijze en inrichting tot doel waarmee één of meer van voornoemde nadelen kunnen worden uitgesloten.
Hiertoe betreft de uitvinding in de eerste plaats een werkwijze voor het genereren van druk in een spuitbus, waarbij minstens twee producten zodanig met elkaar in contact worden gebracht dat hierdoor een gas wordt geproduceerd en zodoende een gasdruk wordt gecreëerd, met als kenmerk dat de producten worden samengebracht via een doorgang, waarbij de doorlating via deze doorgang bevolen wordt door middel van een beweegbaar element dat op zijn beurt bevolen wordt door de gasdruk die rond de inrichting heerst.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de doortocht van de doorgang geregeld door middel van een drukgevoelige regelaar, meer speciaal een drukgevoelig ventiel dat progressief reageert op de druk in de spuitbus, zodanig dat de doorgang wordt afgesloten telkens wanneer de druk in de spuitbus een bepaalde waarde heeft bereikt, doch terug wordt geopend telkens wanneer de druk terug lager wordt dan de voornoemde waarde.
Hierdoor wordt verkregen dat de twee producten progressief bij elkaar worden gevoegd, waardoor de gasproductie precies in funktie gebeurt van de hoeveelheid gas die nodig is om na iedere activering van de spuitbus terug de normale uitdrijfdruk te herstellen.
Volgens een variante, die het voordeel biedt dat zij met een merkelijk goedkopere inrichting kan worden gerealiseerd, wordt de doorgang initieel afgesloten en wordt door middel van het beweegbaar element eenmalig een blijvende doorlaat gecreëerd, waardoor de betreffende producten volledig opreageren.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het verwezenlijken van de voornoemde werkwijze. Zij bestaat hiertoe uit een recipiënt waarin een eerste van voornoemde twee producten beschikbaar is; een afsluitbare of gesloten doorgang via dewelke het eerste product en het tweede product, door het openen of het realiseren van een open doorgang, met elkaar in contact kunnen worden gebracht; en een beweegbaar element dat door middel van de druk die de inrichting omgeeft kan worden bevolen en dat het openen, en eventueel sluiten van de doorgang, respectievelijk het maken van zulke doorgang! bewerkstelligt.
Het eerste product is bij voorkeur een vloeistof, zodat voor het beweegbaar element gebruik kan worden gemaakt van een ventiel. Dit ventiel zorgt er voor dat de vloeistof uit de recipiënt kan ontsnappen en in contact kan komen met het tweede product.
De uitdrijving van de vloeistof uit de voornoemde recipiënt, althans in de geopende stand van het ventiel, kan op verschillende wijzen gebeuren. Volgens een voordelige mogelijkheid van de uitvinding vertoont de inrichting middelen die toelaten dat de vloeistof in de recipiënt onder druk wordt geplaatst met behulp van de druk die in de spuitbus wordt gecreëerd, zodanig dat geen afzonderlijke drukmiddelen voor het uitdrijven van de vloeistof noodzakelijk zijn. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden deze middelen gevormd door een wand van de voornoemde recipiënt die tot dat doel vervaardigd is uit een langzaam gasdoorlatend materiaal.
De producten die via de doorlaat met elkaar in contact worden gebracht, kunnen de producten zijn die met elkaar tot vorming van een gas reageren, doch kunnen ook producten zijn die niet met elkaar reageren, doch een reactie uitlokken.
Volgens eerste interessante mogelijkheid bestaat het eerste product uit een vloeibaar zuur, terwijl het tweede product bestaat uit zout in vaste toestand.
Volgens een tweede interessante mogelijkheid, die het voordeel biedt dat geen vloeibaar zuur dient te worden gehanteerd, bestaat het eerste product uit een oplosmiddel, bijvoorbeeld water, en het tweede product uit een droge samenstelling van een zuur en een zout, zodanig dat pas een reactie met vorming van een gas tot stand wordt gebracht wanneer het zuur en/of zout door toevoeging van het eerste product aan het tweede product in opgeloste toestand komt.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de inrichting uitgerust met een drukgevoelige doorlaatregelaar die zodanig is uitgevoerd dat de doorgang zowel gesloten wordt van zodra de druk een waarde bereikt die groter of gelijk is aan de uitdrijf druk van de spuitbus waartoe de inrichting bedoeld is, en minstens ook gesloten wordt bij een druk die kleiner of gelijk is aan de atmosferische druk. Hierdoor kan de inrichting zonder meer in atmos ferische omgeving worden bewaard alvorens in een spuitbus te worden geïnstalleerd, zonder dat de gasgeneratie start. Bovendien kan de inrichting eenvoudig worden geaktiveerd door initieel op externe wijze een druk in het reservoir van de spuitbus te creëren.
De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus, waarbij minstens twee producten zodanig met elkaar in contact worden gebracht dat hierdoor een gas wordt geproduceerd en zodoende een gasdruk wordt gecreëerd, daardoor gekenmerkt dat het eerste product bestaat uit een oplosmiddel en het tweede product bestaat uit een droge samenstelling van zout en een zuur, bij voorkeur in de vorm van een blok uit samengedrukt poeder, ongeacht op welke wijze deze producten bij elkaar worden gebracht.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een spuitbus weergeeft die met een inrichting volgens de uitvinding is uitgerust; figuur 2 een praktische uitvoeringsvorm weergeeft; figuur 3 op een grotere schaal en in doorsnede het deel weergeeft dat in figuur 2 met pijl F3 is aangeduid; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 3; figuren 5, 6 en 7 op een grotere schaal het gedeelte weergeven dat in figuur 3 met F5 is aangeduid, voor verschillende standen; figuur 8 een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 3 met F8 is aangeduid; figuur 9 in doorsnede een variante van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuren 10 en 11 op een grotere schaal en voor verschillende standen het gedeelte weergeven dat in figuur 9 met F10 is aangeduid; figuren 12 en 13 het onderste gedeelte van nog twee varianten weergeven; figuren 14 tot 16 de inrichting van de figuur 13 in verschillende standen weergeven; figuren 17 en 18 voor twee verschillende standen nog een inrichting volgens de uitvinding weergeven; figuren 19 tot 21 eveneens voor verschillende standen nog een verdere uitvoeringsvorm weergeven.
Zoals weergegeven in figuur 1 heeft de uitvinding betrekking op een inrichting 1 die in een spuitbus 2 kan worden aangebracht, die toelaat om in het reservoir 3 van de spuitbus 2 een overdruk P te creëren, zodanig dat het in de spuitbus aanwezige te verspuiten product 4 uit het reservoir 3 wordt verdrongen, bijvoorbeeld via een stijgbuis 5, van zodra het gebruikelijke ventiel 6 of dergelijke wordt geactiveerd, meer speciaal wordt geopend door het indrukken van een drukknop 7.
Volgens de schematisch in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van twee producten 8 en 9 die reageren tot een gas 10 wanneer ze bij elkaar worden gebracht. Bij voorkeur worden producten aangewend die met elkaar reageren tot de vorming van koolstofdioxidegas. Het eerste product 8 bestaat hiertoe bij voorkeur uit een zuur in vloeibare toestand, of een in een vloeistof opgelost zuur, bijvoorbeeld citroenzuur. Het tweede product 9 bestaat bij voorkeur uit een zout, bijvoorbeeld calciumcarbonaat, bariumcarbonaat of natriumbicarbonaat.
Zoals weergegeven is de inrichting 1 voor het genereren van het gas 10 hoofdzakelijk samengesteld uit een recipiënt 11 waarin het eerste product 8 is aangebracht; een doorgang 12 via dewelke het eerste product 8 in contact kan komen met het tweede product 9; en een drukgevoelige doorlaatregelaar 13, met een beweegbaar element, zoals een afsluitventiel, waarmee de doorgang 12 in funktie van de omgevingsdruk rond de inrichting 1, dus de druk in het reservoir 3, al dan niet wordt afgesloten.
De drukgevoelige doorlaatregelaar 13 is in dit geval van zulke aard dat de doorgang 12 wordt afgesloten van zodra de waarde van de druk in het reservoir 3 groter of gelijk is aan een vooropgestelde waarde, en terug wordt geopend van zodra zich terug een drukdaling in het reservoir 3 voordoet. Hierbij is de voornoemde vooropgestelde waarde gelijk aan de vereiste uitdrijfdruk.
In wezen hoeven de voornoemde producten 8 en 9 niet elk in een recipiënt ondergebracht te zijn. Het volstaat immers dat ze van elkaar gescheiden zijn en dat ze door middel van de drukgevoelige doorlaatregelaar op gecontroleerde wijze bij elkaar kunnen worden gebracht. In principe kan één van de beide producten, in dit geval het product 9, vrij in het reservoir 3 van de spuitbus aanwezig zijn.
De werking en het gebruik van de inrichting 1 is hoofdzakelijk als volgt.
In rusttoestand is het reservoir 3 gevuld met een bepaalde hoeveelheid te verspuiten product 4 en een hoeveelheid gas 10 waarmee het reservoir 3 onder een druk P wordt gehouden. Bij het indrukken van de drukknop 7 wordt het ventiel 6 geopend en wordt het product 4 via de stijgbuis 5 en een uitlaatopening 14 naar buiten gedrukt en eventueel verstoven. Als een gevolg hiervan daalt de druk in het reservoir 3. De drukdaling wordt waargenomen door de drukgevoelige doorlaatregelaar 13, die hierdoor de doorgang 12 opent. Als een gevolg hiervan komt het product 8 uit de recipiënt 11 in contact met het product 9, waardoor gas 10 wordt gegenereerd en waardoor de druk P wordt hersteld.
Van zodra de druk P terug zijn normale waarde heeft bereikt, sluit de doorlaatregelaar 13 de doorgang 12 terug af. De toevoer van product 8 naar product 9 wordt zodoende onderbroken, waardoor de gasproductie ophoudt en de druk in het reservoir 3 niet meer verder stijgt.
Om het product 8 uit de recipiënt 11 te drijven, kunnen volgens de uitvinding verschillende technieken worden aangewend.
Volgens een mogelijkheid wordt de recipiënt 11 onder druk geplaatst door hierin naast het product 8 ook een hoeveelheid gas onder druk aan te brengen, met een druk die bij voorkeur hoger is dan de uitdrijfdruk van de spuitbus.
In de figuren 2 tot 7 is een praktische uitvoeringsvorm van de inrichting 1 weergegeven.
Het tweede product 9 is hierbij in een kamer 15 ondergebracht die aansluit op de voornoemde doorgang 12, wat het voordeel biedt dat het uit de doorgang stromende product 8 direkt met het product 9 in contact komt, wat een vlugge reactie verzekert. Het gegenereerde gas 10 kan de kamer 15 verlaten via uitlaatopeningen 16.
De drukgevoelige doorlaatregelaar 13 bestaat uit een drukgevoelig element 17 en een hiermee samenwerkend beweegbaar element, meer speciaal een ventiel 18, dat in de doorgang 12 is gemonteerd.
Het drukgevoelige element 17 kan in principe uit eender welke elastisch samendrukbare constructie bestaan. In het weergegeven voorbeeld bestaat het uit een behuizing 19, waarvan één wand gevormd is door een onder invloed van de in de spuitbus heersende druk beweegbaar diafragma 20, dat bijvoorbeeld bestaat uit een dunne stalen gegolfde plaat. De reactiekracht bij het indrukken van het diafragma 20 wordt in hoofdzaak geleverd door middel van een in de behuizing 19 ingesloten elastisch element 21.
Het is duidelijk dat de behuizing 19 gasdicht is. Het in de behuizing 19 aanwezige gas, bijvoorbeeld lucht onder atmosferische druk, en de elasticiteit van het diafragma 20 leveren uiteraard ook een krachtcomponent op die de verplaatsing van het diafragma 20 beïnvloedt.
In een bijzonder eenvoudig te realiseren uitvoeringsvorm zal het elastisch element 21 gevormd worden door een stuk rubber- of kunststofslang dat ofwel recht ofwel in opgerolde toestand in de behuizing 19 wordt ingesloten in een samengedrukte toestand.
Het ventiel 18 bestaat bij voorkeur uit een naaldvormig kleplichaam 22, waarin een uitsparing 23 is aangebracht, en een klepzitting 24 waarin het kleplichaam 22 axiaal kan verschuiven, zodanig dat de doorgang 12 geopend is wanneer de uitsparing 23 zich tegenover de klepzitting 24 bevindt.
De klepzitting 24 kan hierbij bestaan uit een in de doorgang 12 gemonteerde O-ring.
Het kleplichaam 22 werkt aan één uiteinde samen met het diafragma 20 en kan hieraan al dan niet bevestigd zijn.
In de uitvoeringsvorm van figuur 3 vertoont de recipiënt 11 een wand 25 die is vervaardigd uit een materiaal dat een langzame doorlating van gas, bij het aanleggen van een drukverschil, toelaat. Deze wand 25 hoeft niet doorlaatbaar te zijn voor alle gassen, doch het volstaat dat hij doorlaatbaar is voor het geproduceerde gas 10, in eerste instantie voor koolstofdioxide.
Meer speciaal zal deze wand 25 bestaan uit half-stijf materiaal, bijvoorbeeld polyurethaan.
Om een voldoende doorlaatbaarheid te verkrijgen zal de wand 25 relatief dun worden gefabriceerd, bijvoorbeeld door middel van een thermisch vormingsproces. Om hem evenwel voldoende stevigheid te geven kan hij getrapt worden uitgevoerd.
De configuratie van de recipiënt 11, de kamer 15 en de behuizing 19 is bij voorkeur zoals is weergegeven in figuur 3, waarmee bedoeld wordt dat de kamer 15 gesitueerd is tussen de recipiënt 11 en de behuizing 19, dat het ventiel 18 zich in de wand 26 tussen de recipiënt 11 en de kamer 15 bevindt en dat het diafragma 20 gesitueerd is tegenover de wand 26 waarin het ventiel 18 is aangebracht. Het product 9 wordt bij voorkeur gevormd door een ringvormig samengeperst zoutblok dat rond het kleplichaam 22 wordt gepositioneerd.
De werking van de inrichting 1 is zoals hierna beschreven.
Wanneer de inrichting 1 zich in atmosferische omgeving bevindt, neemt het kleplichaam 22 een positie in zoals is afgebeeld in figuur 5, doordat het diafragma 20 naar boven uitbuigt. De doorgang 12 is hierbij gesloten en het eerste product 8 kan de recipiënt 11 niet verlaten.
Nadat de inrichting 1 in een spuitbus 2 is aangebracht, kan eerst via een externe toevoer een druk in de spuitbus 2 worden aangelegd, die bijvoorbeeld iets groter is dan de normale uitdrijfdruk. Deze druk werkt in op het diafragma 20, waardoor het kleplichaam 22 verschuift tot in de stand die is weergegeven in figuur 6.
Aangezien de wand 25 permeabel is voor gas, wordt ook een druk opgebouwd in de ruimte 27 van de recipiënt 11. Na verloop van tijd zijn de drukken in het reservoir 3 en in de ruimte 27 aan elkaar gelijk.
Wanneer vervolgens product 4 wordt verspoten, daalt de druk in het reservoir 3. Deze drukdaling wordt echter niet onmiddellijk opgevolgd door een gelijkaardige drukdaling in de ruimte 27. Wanneer de druk in het reservoir 3 lager wordt dan de normale uitdrijfdruk, bereikt het kleplichaam 22 een positie zoals is afgebeeld in figuur 7. Aangezien de druk in de ruimte 27 op dat ogenblik nog groter is dan in het reservoir 3, wordt het product 8 via het geopende ventiel 18 uit de recipiënt 11 gedrukt.
Doordat het vrijgekomen product 8 reageert met het product 9, wordt gas geproduceerd dat via de uitlaatopeningen 16 in het reservoir 3 terechtkomt. Hierdoor neemt de druk terug toe, waardoor het diafragma 20 terug ingedrukt wordt. Bij het bereiken van de gewenste uitdrijfdruk is het diafragma 20 zodanig ingedrukt dat terug de toestand van figuur 6 wordt bereikt, waardoor de doorgang 12 gesloten wordt en de gasgeneratie ophoudt.
Het is duidelijk dat op deze wijze automatisch een constante druk in het reservoir 3 wordt gehandhaafd.
In de plaats van een permeabele wand 25 kunnen ook drukdoorlaatmiddelen van een andere soort worden aangewend. Volgens een variante is de wand 25 niet permeabel voor gas en wordt, zoals schematisch in de figuur 3 is aangeduid, een terugslagklep 28 aangewend die toelaat dat het gas 10 van het reservoir 3 in de recipiënt 11 kan stromen, telkens wanneer de druk in het reservoir 3 groter is dan de druk in de recipiënt 11.
Uiteraard zijn nog andere uitvoeringsvormen mogelijk. In figuur 8 is bijvoorbeeld een variante weergegeven waarbij het elastisch element 21 bestaat uit een ringvormig blok uit elastisch samendrukbaar materiaal, bijvoorbeeld schuimkunststof of rubber.
Volgens een niet weergegeven variante zal geen elastisch element 21 worden aangewend en wordt de reactiekracht uitsluitend door de eigen elasticiteit van het diafragma 20 geleverd en door de gasdruk die hierop wordt uitgeoefend.
Figuur 8 toont eveneens dat het kleplichaam 22 aan het diafragma 20 kan bevestigd zijn, in dit geval door inklemming in een zitting 29 in het center van het diafragma.
Zoals nog in figuur 8 is weergegeven kan ieder van de uitlaatopeningen 16 met een terugslagklep 30 worden voorzien. Deze kan bestaan uit een met een zeer lichte spankracht over de uitlaatopeningen 16 gespannen elastische band, zoals bijvoorbeeld de weergegeven O-ring 31.
Door de aanwezigheid van de terugslagklep 30 kan het gegenereerde gas 10 ontsnappen, doch kunnen de producten 4 en 9 niet in direkt contact komen met elkaar wat in bepaalde toepassingen wenselijk kan zijn. Op deze wijze kan het product 9 zich ook niet verspreiden in het reservoir 3, bijvoorbeeld door oplossing in het product 4. Het nog niet opgereageerde product 9 blijft hierdoor in de nabijheid van de doorgang 12, zodat het vrijgeven van een hoeveelheid product 8 steeds in een onmiddellijke gasgeneratie resulteert.
Zulke terugslagklep kan ook bestaan uit een zeer kleine opening of een poreus deel in de wand van de kamer 15, waarbij deze opening of dit poreus deel toelaten dat gas 10 uit de kamer 15 kan lekken, doch geen vloeistof kan binnendringen in omgekeerde richting.
In figuur 9 is een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij het tweede product 9 bestaat uit een samenstelling van componenten die in onopgeloste toestand niet met elkaar reageren, doch in opgeloste toestand wel met elkaar gaan reageren, terwijl het eerste product 8 gevormd wordt door een oplosmiddel, bijvoorbeeld water, waarmee één of beide van de voornoemde componenten kunnen worden opgelost.
De inrichting 1 vertoont een gelijkaardige opbouw als de uitvoering van figuur 8. Overeenstemmende delen zijn dan ook met dezelfde referenties aangeduid.
In plaats dat de recipiënt 11 gevuld is met een vloeibaar zuur, is hij nu gevuld met een oplosmiddel, bij voorkeur water.
Het product 9 bestaat bij voorkeur uit een mengsel van droge componenten die met elkaar gaan reageren wanneer zij in een vloeistof, meer speciaal in het product 8, worden opgelost. Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat deze componenten zijn samengeperst tot één blok of dergelijke. De componenten kunnen hierbij bestaan uit, enerzijds, een zout en, anderzijds, een zuur in droge toestand, bijvoorbeeld in korrel- en/of poedervorm.
De inrichting 1 van figuur 9 is, analoog als in de uitvoeringen van figuren 3 tot 8, voorzien van een ventiel 18 dat bevolen wordt met behulp van een drukgevoelig element 17.
Het drukgevoelige element 17 is in dit geval gevormd door een samendrukbare behuizing 19 die los staat van de kamer 15, en die bestaat uit twee metalen diafragma's 32-33 die een ruimte 34 omsluiten en bij hun randen aan elkaar gelast zijn.
In figuur 9 is, uitsluitend als voorbeeld, een ventiel 18 weergegeven dat enigzins anders is uitgevoerd dan in de figuur 3. Het ventiel 18 vertoont een naaldvormig kleplichaam 22, dat doorheen de doorgang 12 past, en dat is voorzien van twee sluitorganen 35-36 die met twee klepzittingen 37-38 kunnen samenwerken, zodanig dat een afsluiting wordt bekomen wanneer het kleplichaam hetzij in de ene uiterste stand, hetzij in de andere uiterste stand wordt gedrukt, en zodanig dat een doorgang wordt verkregen wanneer het kleplichaam een positie inneemt die gelegen is tussen deze twee uiterste standen.
De sluitorganen 35-36 bestaan in het weergegeven voorbeeld uit verdikkingen in het kleplichaam 22, terwijl de klepzittingen 37-38 gevormd worden door de aan weerszijden van de wand 26 gelegen randen van de in deze wand 26 aangebrachte doorgang 12. Tussen de sluitorganen 35-36 kunnen uitsparingen 39 in het kleplichaam 22 zijn aangebracht om de doorstroming van vloeistof in de geopende toestand van het ventiel te vergemakkelijken.
In de uitvoering van figuur 9 wordt het kleplichaam 22 belast door middel van een elastisch element, zoals een beugel 40, dat ervoor zorgt dat het kleplichaam 22 niet loskomt van het drukgevoelige element 17.
De werking is grotendeels analoog aan deze van de voornoemde uitvoeringsvormen en wordt hierna stapgewijs beschreven aan de hand van figuren 9 tot 11.
In figuur 9 bevindt de inrichting 1 zich onder atmosferische omstandigheden. De druk geleverd door het element 17 is hierbij zodanig dat het kleplichaam 22 wordt omhoog gedrukt en een afdichting van de doorgang 12 ontstaat, doordat het sluitorgaan 36 tegen de klepzitting 38 komt te zitten.
Wanneer de inrichting 1 is aangebracht in een spuitbus 2 en deze initieel wordt geactiveerd door het via externe weg realiseren van een gasdruk, wordt het drukgevoelige element 17 ingedrukt, wordt het kleplichaam 22 verplaatst en wordt de doorgang 12 afgesloten, in dit geval doordat het sluitorgaan 36 op de klepzitting 37 komt te zitten, zoals weergegeven in figuur 10.
Wanneer de druk in het reservoir 3 van de spuitbus 2 afneemt, doordat product 4 wordt verspoten, daalt ook de druk in de kamer 15, waardoor het drukgevoelige element 17 uitzet en het kleplichaam 22 in een positie komt zoals weergegeven in figuur 11, waardoor het product 8, in dit geval water, via de doorgang 12 in de kamer 15 stroomt, onder toedoen van de druk die in de ruimte 27 heerst en die op dezelfde wijze ontstaat als is beschreven aan de hand van figuur 3.
Doordat het water in contact komt met het mengsel van zuur en zout, gaan één of beide van deze componenten oplossen en gaan zij onderling reageren, waardoor gas ontstaat en een drukverhoging in de kamer 15 en bijgevolg ook in de recipiënt 3 wordt gecreëerd. Bij de toename van deze druk wordt het drukgevoelige element 17 opnieuw samengedrukt en komt, wanneer een bepaalde druk bereikt is, het kleplichaam 22 opnieuw in de stand van figuur 10, waarbij de toevoer van water onderbroken wordt en bijgevolg ook de voornoemde reactie wordt beëindigd.
Aangezien bij bepaalde reacties van deze aard soms water wordt geproduceerd, kan het nodig zijn dat aan het product 9 nog andere stoffen worden toegevoegd, teneinde te voorkomen dat een kettingreactie ontstaat. Dit kan echter eenvoudig worden bepaald uit de betreffende reactievergelijkingen, als ook op proefondervindelijke wijze.
Wanneer de inrichting 1 van figuur 9 bedoeld is te worden aangewend in een product 4 dat ook een oplosmiddel vormt voor de componenten waaruit het product 9 is opgebouwd, zullen de uitlaatopeningen 16 worden voorzien van een terugslagklep 30, zoals bijvoorbeeld een elastische band 41. In dat geval moeten wel maatregelen worden getroffen om te verkrijgen dat de kamer 15 onder druk kan worden gezet bij het initieel onder druk plaatsen van het reservoir 3.
In figuur 12 is een variante weergegeven waarbij de doorgang 12 gedeeltelijk gevormd wordt door een uitholling 42 in het kleplichaam 22. Deze uitholling 42 geeft uit in de recipiënt 11. In de wand 43 die de uitholling omgeeft is een radiale opening 44 aangebracht die door de verplaatsing van het kleplichaam 22 hetzij gesitueerd wordt tegenover een wanddeel 45, hetzij tegenover een wanddeel 46, hetzij tegenover een opening 47 die uitgeeft in de kamer 15, waarbij in de eerste twee gevallen een afdichting tot stand wordt gebracht. De werking van de uitvoering van figuur 12 is vergelijkbaar met deze van figuur 9.
In de figuren 13 tot 16 is een uitvoeringsvorm weergegeven waarmee in een eenmalige generatie van gas wordt voorzien. Deze inrichting, die een "One Shot" gasgenerator kan worden genoemd, zorgt ervoor dat halverwege de levensduur van een spuitbus de druk in deze spuitbus opnieuw verhoogd wordt. De druk in de spuitbus is dus niet constant, doch door het feit dat gebruik gemaakt wordt van een drukgevoelig beweegbaar element, zoals een ventiel, wordt wel het voordeel verkregen dat het ogenblik waarop gas wordt bijgegenereerd zeer precies kan worden vastgelegd in functie van de druk in de spuitbus, wat niet het geval is bij de bekende inrichtingen die gebruik maken van een zak met compartimenten waarvan de scheidingswanden door destructie worden verbroken.
Zoals weergegeven in de figuren 13 tot 16 maakt de inrichting 1 gebruik van een bewegingssysteem 48 dat hoofdzakelijk gevormd wordt door een wanddeel 49 in de vorm van een diafragma dat de kamer 15 begrenst en dat mits een bepaald drukverschil kan overgaan van de positie A naar B en omgekeerd.
Het bewegingssysteem 48 werkt samen met een beweegbaar element waarmee de doorgang 12 kan worden afgesloten, respectievelijk kan worden geopend, dat in dit geval bestaat uit een afsluitelement, zoals een ventiel 50. Dit ventiel 50 vertoont een afsluitgedeelte 51 dat naar onder uit de doorgang 12 kan worden getrokken, doch naar boven toe verhinderd wordt om uit de doorgang 12 te schuiven door middel van een aanslagvormend gedeelte 52.
Verder zijn in de uitvoeringsvorm van figuren 13 tot 16 koppelmiddelen 53 voorzien die toelaten om het wanddeel 49 aan het ventiel 50 te koppelen. Deze koppelmiddelen 53 bestaan in het weergegeven voorbeeld uit een snapkoppeling, met haakvormige koppeldelen 54 die achter een koppeldeel 55 kunnen aangrijpen.
De werking van de inrichting 1 uit figuren 13 tot 16 is als volgt.
In een atmosferische omgeving doet zich een toestand voor zoals afgebeeld in figuur 13.
Wanneer de spuitbus 2 wordt geactiveerd door ze via externe weg onder druk te zetten, wordt het wanddeel 49 ingedrukt, waardoor de koppeldelen 54 over het koppeldeel 55 worden gedrukt en een toestand ontstaat zoals is afgebeeld in figuur 14.
Door de permeatie van gas in de recipiënt 11, en eventueel in de kamer 15 kan een kleine verschuiving van het kleplichaam 22 optreden, bijvoorbeeld tot in de positie die is afgebeeld in figuur 15.
Wanneer tijdens het gebruik van de spuitbus 2 de druk in het reservoir 3 tot een bepaalde waarde is gedaald, die in een praktische uitvoering zodanig gekozen is dat zij ongeveer 3 bar bedraagt, bereikt het afsluitgedeelte 51 een positie waardoor vloeistof uit de recipiënt 11 in de kamer 15 terechtkomt en gas wordt geproduceerd, waardoor uiteindelijk het wanddeel 49 opnieuw naar buiten uitbuigt en de producten 8 en 9 vrij bij elkaar komen. Hierdoor wordt een grote hoeveelheid gas geproduceerd, die dan voldoende is om de volledige hoeveelheid aan product 4 te verstuiven. Het ventiel 50 neemt hierbij een stand in zoals weergegeven in figuur 16.
In figuren 17 en 18 is een variante weergegeven waarbij de doorlaat 12 is voorzien van een door middel van een beweegbaar element 56 wegdrukbare afsluiting 57. Deze afsluiting 57 bestaat uit een afdichtplaatje 58 dat in een zitting 59 vastgeklemd is.
Het beweegbaar element 56 bestaat uit een klepsteel met een uiteinde 60 waarmee de doorlaat 12 kan worden afgesloten.
Het onderste uiteinde 61 van de klepsteel werkt samen met een kliksysteem 62 met een gebogen wanddeel 63 dat over een dood punt heen naar binnen, respectievelijk naar buiten, kan worden geklikt.
De klepsteel wordt centraal gepositioneerd door middel van een uitsparing 64 in het uiteinde 61 die met een vervorming 65 in het wanddeel 63 samenwerkt, alsmede door middel van een rond de klepsteel aanwezig elastisch verbuigbare flens 66 die tot aan de omtrek van de kamer 15 reikt. Deze verbuigbare flens 66 oefent tevens een terugroepkracht uit op de klepsteel wanneer deze laatste in de richting van de doorgang 12 wordt gedrukt.
In een atmosferische omgeving bevindt de inrichting zich in een toestand zoals afgebeeld in figuur 17.
Wanneer de inrichting 1 in een spuitbus 2 is aangebracht en via externe weg een druk in deze spuitbus wordt opgebouwd, klikt het wanddeel 6 3 over in een positie zoals afgebeeld in figuur 18. Hierdoor wordt de klepsteel, tegen de kracht van de flens 66 in, omhoog gedrukt en wordt het afdichtplaatje 58 uit de zitting 59 gedrukt. De afsluiting van de doorgang 12 blijft evenwel verzekerd doordat het uiteinde 60 nu de doorgang 12 afsluit.
Wanneer, ingevolge het verspuiten van het product 4, de overdruk in het reservoir 3 onder een bepaalde waarde komt, bijvoorbeeld 3 bar, klikt het wanddeel 63 terug in de positie van figuur 17 en komt de klepsteel ook terug in de positie van figuur 17 onder invloed van de kracht uitgeoefend door de flens 66.
Hierdoor stroomt oplosmiddel, bijvoorbeeld water van de recipiënt 11 door de doorgang 12 en door openingen 67 die in de flens 66 zijn aangebracht. Dit oplosmiddel komt zodoende in contact met de componenten van het product 9, waardoor deze zoals voornoemd gaan reageren tot een gas.
Deze reageren tot dat alle product 8 of 9 is opgebruikt. Hierdoor wordt een drukverhoging in de kamer 15 en het reservoir 3 gecreëerd, waardoor een tweede lading drukgas ter beschikking komt.
In de figuren 19 tot 21 is nog een variante afgebeeld, waarbij gebruik wordt gemaakt van een beweegbaar element, meer speciaal een ventiel 68 met een holle klepsteel 69 met, enerzijds, een ingang 70 die kan samenwerken met de wand 26 en een uitgang 71 die in de kamer 15 uitmondt en die kan worden afgesloten door middel van een beweegbaar wanddeel 63, dat analoog is uitgevoerd als het wanddeel 63 in de uitvoering van figuren 17 en 18.
In een atmosferische omgeving bevindt deze inrichting 1 zich in een toestand zoals is afgebeeld in figuur 19.
Bij het onder druk plaatsen van de spuitbus 2 neemt het wanddeel 63 een positie in zoals afgebeeld in figuur 20, waardoor de klepsteel 69 met de ingang 70 in de recipiënt 11 wordt gedrukt. Een doorstroming van vloeistof is echter nog niet mogelijk, daar de uitgang 71 nog afgedicht is.
Van zodra de druk in het reservoir 3 onder een bepaalde waarde komt, klikt het wanddeel 63 terug in de positie van figuur 19, waardoor de vloeistof uit de recipiënt 11 via de klepsteel 69 in de kamer 15 kan stromen, met als resultaat dat gas wordt gecreëerd.
In de plaats dat, zoals weergegeven in de uitvoeringsvormen van figuren 13 tot 21, gebruik wordt gemaakt van een beweegbaar element dat bestaat uit een drukgevoelig ventiel dat ervoor zorgt dat de doorgang 12 bij een bepaalde drukdaling geopend wordt en vervolgens open blijft, zal volgens een variante van de uitvinding ook gebruik kunnen worden gemaakt van een beweegbaar element dat door zijn verplaatsing een nog niet aanwezige doorgang gaat vormen. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan een naald of dergelijke die een perforatie maakt tussen de recipiënt 11 en de kamer 15.
In de inrichtingen die afgebeeld zijn in de figuren 9 tot 21 kan voor het eerste product 8 in de plaats van een oplosmiddel ook gebruik worden gemaakt van een vloeibaar zuur, terwijl voor het tweede product 9 dan in de plaats van een droog mengsel van een zuur en een zout gebruik kan worden gemaakt van uitsluitend een zout.
Volgens een met weergegeven variante kan de volledige inrichting 1 in een gasdichte uitzetbare zak worden gestoken alvorens ze in het reservoir 3 te installeren. Op deze wijze kan elk contact tussen, enerzijds, het product 4, en anderzijds, de producten 8 en 9 en het gas 10 worden uitgesloten.
De compacte opbouw van de inrichting 1, met slechts één hoeveelheid aan product 8 en één hoeveelheid aan product 9, biedt het voordeel dat met een relatief kleine inrichting 1 toch een grote hoeveelheid gas kan worden geproduceerd, dit in tegenstelling tot de bekende uitvoeringen waarbij de producten in meerdere compartimenten zijn ondergebracht. Door het feit dat gemakkelijk grote hoeveelheden gas kunnen worden gegenereerd, is de uitvinding bijzonder geschikt voor toepassingen waarbij het gas 10 niet alleen aangewend wordt om een druk op het product 4 uit te oefenen, doch zich ook dient te mengen met het te verspuiten product 4, bijvoorbeeld om schuimvorming te veroorzaken in het geval van een te schuimen product. In dat geval zal de inrichting 1 een zodanige hoeveelheid aan te reageren producten 8-9 bevatten dat het gegenereerde gas 10 zowel in staat is de uitdrijving van het product 4 te verzorgen als in staat is om het schuimeffect te leveren.
De voornoemde inrichting 1 kan zowel los in het reservoir 3 worden aangebracht als vast hierin worden gemonteerd. Volgens de uitvinding is de inrichting 1 niet alleen bedoeld voor het gebruik in klassieke spuitbussen, doch zij kan worden toegepast in alle soorten doseercontainers waarbij het te doseren product onder druk naar buiten wordt gedreven.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch de voornoemde werkwijze en inrichting kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (20)

1·- Werkwijze voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, waarbij minstens twee producten (8-9) zodanig met elkaar in contact worden gebracht dat hierdoor een gas wordt geproduceerd en zodoende een gasdruk wordt gecreëerd, daardoor gekenmerkt dat de producten (8-9) worden samengebracht via een doorgang (12), waarbij de doorlating via deze doorgang (12) bevolen wordt door middel van een beweegbaar element (18-50-56-68) dat op zijn beurt bevolen wordt door de gasdruk die rond de inrichting heerst.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde producten (8-9) progressief bij elkaar worden gevoegd, waarbij de gasproductie precies in funktie gebeurt van de hoeveelheid gas die nodig is om na iedere activering van de spuitbus (2) terug de normale uitdrijfdruk te herstellen.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de doortocht van de doorgang (12) geregeld wordt door middel van een drukgevoelige regelaar (13), meer speciaal een drukgevoelig ventiel (18) dat progressief reageert op de druk in de spuitbus (2), zodanig dat de doorgang (12) wordt afgesloten telkens wanneer de druk in de spuitbus (2) een bepaalde waarde heeft bereikt, doch terug wordt geopend telkens wanneer de druk terug lager wordt dan de voornoemde waarde.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de doorgang (12) initieel afgesloten wordt en door middel van het beweegbaar element (50-56-68) eenmalig een blijvende doorlaat wordt gecreëerd, waardoor de betreffende producten (8-9) volledig opreageren, waarbij dit beweegbaar element (50-56-68) in de opening van de doorgang (12) voorziet wanneer de druk in de spuitbus (2) tot een bepaalde waarde is verlaagd.
5. Inrichting voor het verwezenlijken van de werkwijze van conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat uit een recipiënt (11) waarin een eerste van voornoemde twee producten beschikbaar is; een afsluitbare of gesloten doorgang (12) via dewelke het eerste product (8) en het tweede product (9), door het openen van de voornoemde doorgang (12) of door het realiseren van een open doorgang (12), met elkaar in contact kunnen worden gebracht; en een beweegbaar element (18-50-56-68) dat door middel van de druk die de inrichting (1) omgeeft kan worden bevolen en dat het openen, en eventueel sluiten van de doorgang (12), respectievelijk het maken van zulke doorgang (12), bewerkstelligt.
6. Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het beweegbaar element bestaat uit een ventiel (18) dat deel uitmaakt van een drukgevoelige doorlaatregelaar (13) en dat ervoor zorgt dat de producten (8-9) progressief bij elkaar worden gebracht naarmate gas moet worden geproduceerd om de druk constant te houden.
7. Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de doorlaatregelaar (13) is voorzien van een drukgevoelig element (17) dat het ventiel (18) beveelt, dat bestaat uit een behuizing (19) met minstens één wand in de vorm van een diafragma (20-32-33) dat zich onder invloed van drukwijzigingen in de spuitbus (2) verplaatst en dat op zijn beurt in de beweging van het ventiel (18) voorziet.
8. Inrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de behuizing (19) gasdicht is en dat hierin een elastisch element (21) is ingesloten dat een drukkracht op het diafragma (20) uitoefent, zoals een stuk rubber- of kunststofslang dat in samengedrukte toestand in de behuizing (19) is ingesloten.
9·- Inrichting volgens één van de conclusies 6 tot 8, daardoor gekenmerkt dat zij is uitgerust met een drukgevoelig element (17) en een ventiel (18) die zodanig zijn uitgevoerd dat de doorgang (12) zowel gesloten wordt van zodra de druk een waarde bereikt die groter of gelijk is aan de uitdrijf druk van de spuitbus (2) waartoe de inrichting bedoeld is, en minstens ook gesloten wordt bij een druk die kleiner of gelijk is aan de atmosferische druk.
10.- Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het beweegbaar element bestaat uit een drukgevoelig element (56) of ventiel (50-68) dat zich bij een bepaalde drukdaling in de spuitbus (2) in een open stand plaatst en vervolgens open blijft, waarbij eenmalig in het hernieuwd opvoeren van de druk wordt voorzien. 11·“ Inrichting volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een bewegings systeem (48), respectievelijk een kliksysteem (62) dat zich bij een initiële drukstijging van een eerste positie in een tweede positie plaatst, en vervolgens ingevolge een welbepaalde drukdaling terugverplaatst, respectievelijk terugklikt en daarbij het ventiel (18) in een geopende stand brengt, waarbij dit bewegingssysteem (48) respectievelijk kliksysteem (62) hoofdzakelijk bestaat uit een verplaatsbaar wanddeel (49-63) van een kamer (15) waarin het tweede produkt (9) is aangebracht.
12.- Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat het bewegingssysteem (48) door middel van koppelmiddelen (53) samenwerkt met het ventiel (50), waarbij deze koppelmiddelen (53) tijdens de eerste verplaatsing automatisch een koppeling maken tussen het bewegingssysteem (48) en het ventiel (50), zodat het ventiel (50) uit de doorgang (12) wordt getrokken wanneer het bewegingssysteem (48) zich terug verplaatst. 13.— Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de doorgang (12) voorzien is van een door middel van het beweegbaar element (56) wegdrukbare afsluiting (57); dat het beweegbaar element (56) in een eerste positie een vr^-3e doorgang (12) laat en in een tweede positie deze doorgang (12) afsluit; en dat het beweegbaar element (56) zodanig met het kliksysteem (62) is verbonden dat dit beweegbaar element (56) bij het initieel opvoeren van de druk plaats neemt in de doorgang (12) en de afsluiting (57) wegdrukt, alsmede zodanig dat bij een bepaalde drukdaling dit beweegbaar element (56) door het terugklikken van het kliksysteem (48) uit de doorgang (12) wordt getrokken. ~ Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat het kliksysteem (62) samenwerkt met een holle klepsteel met, enerzijds, een ingang (70) die door verschuiving van de klepsteel ofwel afgesloten is, ofwel in verbinding staat met de voornoemde recipiënt (11), en anderzijds, een uitgang (71) die door middel van een wanddeel (63) dat deel uitmaakt van het kliksysteem (62) kan worden afgesloten, waarbij dit kliksysteem (62) ervoor zorgt dat in initiële toestand zowel de ingang (70) als de uitgang (71) zijn afgesloten, dat de klepsteel bij het initieel opvoeren van de druk door het klikken van het kliksysteem wordt verschoven en de ingang (70) wordt geopend en dat bij het terugklikken van het kliksysteem (62) de klepsteel in dezelfde positie blijft en de uitgang (71) wordt geopend.
15. Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het beweegbaar element bestaat uit een drukgevoelig element dat door zijn verplaatsing een doorgang realiseert waardoor de voornoemde twee producten (8-9) bij elkaar kunnen komen, zoals bijvoorbeeld een naald of dergelijke die een perforatie maakt in een scheidingswand.
16. Inrichting volgens één van de conclusies 5 tot 15, daardoor gekenmerkt dat zij middelen bevat die toelaten om een overdruk in de voornoemde recipiënt (11) van het eerste product (8) te creëren, zodanig dat dit product (8) bij het openen van de voornoemde doorgang (12) uit de voornoemde recipiënt (11) wordt gedrukt, waarbij deze middelen bestaan uit drukdoorlaatmiddelen, die toelaten dat in de recipiënt (11) een druk wordt opgebouwd met behulp van de druk die buiten de recipiënt (11) heerst.
17. Inrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de drukdoorlaatmiddelen gevormd worden door een wand (25) van de recipiënt (11) die vervaardigd is uit een materiaal dat een langzame doorlating van gas toelaat bij het aanleggen van een drukverschil.
18. Inrichting volgens één van de conclusies 5 tot 17, daardoor gekenmerkt dat het tweede product (9) in een kamer (15) is ondergebracht die aansluit op de voornoemde doorgang (12) en die voorzien is van één of meer uitlaatopeningen (16), die eventueel voorzien zijn van een terugslagklep (30).
19. Inrichting volgens één van de conclusies 5 tot 18, daardoor gekenmerkt dat het eerste product (8) en het tweede product (9) producten zijn die zelf met elkaar tot een gas reageren.
20. Inrichting volgens één van de conclusies 5 tot 18, daardoor gekenmerkt dat het eerste product (8) bestaat uit een oplosmiddel en dat het tweede product (9) bestaat uit onopgeloste componenten die met elkaar tot een gas kunnen reageren wanneer het voornoemde oplosmiddel hieraan toegevoegd wordt.
21. Inrichting volgens één van de conclusies 5 tot 20, daardoor gekenmerkt dat producten (8-9), respectievelijk componenten, worden aangewend die aan één of meer van volgende gegevens beantwoorden : - producten (8-9) of componenten die bij hun samenvoeging koolstofdioxide vormen; - een eerste product (8) dat bestaat uit een zuur in vloeibare toestand, of een in een vloeistof opgelost zuur en een tweede product (9) dat bestaat uit een zout; - een eerste product (8) of component bestaande uit citroenzuur; - een tweede product (9) of component bestaande uit calciumcarbonaat, bariumcarbonaat of natriumbicarbonaat; - een tweede product (9) dat bestaat uit een samengedrukt zoutblok; - een eerste product (8) dat bestaat uit een oplosmiddel, zoals water, en een tweede product (9) dat bestaat uit een droge samenstelling van een zout en een zuur, bij voorkeur in de vorm van een samengeperst blok.
22. Inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus, waarbij minstens twee producten (8-9) zodanig met elkaar in contact worden gebracht dat hierdoor een gas wordt geproduceerd en zodoende een gasdruk wordt gecreëerd, daardoor gekenmerkt dat het eerste product (8) bestaat uit een oplosmiddel en het tweede product (9) bestaat uit een droge samenstelling van een zout en een zuur, bij voorkeur in de vorm van een blok uit samengedrukt poeder.
23.- Spuitbus die met een inrichting volgens één van de conclusies 5 tot 21 is uitgerust, daardoor gekenmerkt dat het te verspuiten product (4) dat in de spuitbus (2) aanwezig is een te schuimen product is en dat de voornoemde inrichting (1) een zodanige hoeveelheid aan te reageren producten (8-9) bevat dat het gegenereerde gas zowel in staat is de uitdrijving van het product (4) te verzorgen als in staat is om het schuimeffect te leveren.
BE9600778A 1996-04-02 1996-09-17 Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust. BE1010074A6 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9600778A BE1010074A6 (nl) 1996-04-02 1996-09-17 Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust.
AU22819/97A AU2281997A (en) 1996-04-02 1997-04-01 Method and apparatus for maintaining and generating a pressure within a roduct dispenser
JP9534755A JP2000507530A (ja) 1996-04-02 1997-04-01 製剤のディスペンサー内に圧力を発生させて保持する方法と装置
EP97915206A EP0892747A2 (en) 1996-04-02 1997-04-01 Method and apparatus for maintaining and generating a pressure within a product dispenser
PCT/BE1997/000039 WO1997036801A2 (en) 1996-04-02 1997-04-01 Method and apparatus for maintaining and generating a pressure within a product dispenser
CA002250752A CA2250752A1 (en) 1996-04-02 1997-04-01 Method and apparatus for maintaining and generating a pressure within a product dispenser

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9600282A BE1010131A3 (nl) 1996-04-02 1996-04-02 Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust.
BE9600778A BE1010074A6 (nl) 1996-04-02 1996-09-17 Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust.
BE9600778 1996-09-17
BE9600282 1996-09-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1010074A6 true BE1010074A6 (nl) 1997-12-02

Family

ID=25663036

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9600778A BE1010074A6 (nl) 1996-04-02 1996-09-17 Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP0892747A2 (nl)
JP (1) JP2000507530A (nl)
AU (1) AU2281997A (nl)
BE (1) BE1010074A6 (nl)
CA (1) CA2250752A1 (nl)
WO (1) WO1997036801A2 (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0930095A1 (en) * 1998-01-16 1999-07-21 The Procter & Gamble Company Gas generating device with flooding chamber
AUPP211298A0 (en) * 1998-03-03 1998-03-26 Dinco Trading Pty Ltd Pressure regulating device for pressurised vessel
DE69838065T2 (de) * 1998-03-03 2008-03-13 Osaka Shipbuilding Co., Ltd. Aerosolprodukte und verfahren zu deren herstellung
WO2006105652A1 (en) * 2005-04-08 2006-10-12 Multi-Vet Ltd. Venturi effect aerosol dispenser using reactant-based propellant
GB2544113B (en) 2015-11-09 2018-05-23 Aer Beatha Ltd Canister
BE1024585B1 (nl) * 2017-04-03 2018-04-12 Gojara Bvba Drukverpakking met drukregelinrichting in de bodem
US11148872B2 (en) * 2017-11-27 2021-10-19 Sika Technology Ag Two-component pressurized can
US11161674B2 (en) * 2017-11-27 2021-11-02 Sika Technology Ag Two-component pressurized can
CN115504103B (zh) * 2022-10-19 2024-05-14 广州市展惟工业科技有限公司 一种高安全性的自增压喷雾存储装置

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3178075A (en) * 1964-03-19 1965-04-13 George M Riedl Pressurized container
US5040704A (en) * 1990-01-26 1991-08-20 Ccl Industries, Inc. Method and apparatus for dispensing product from a product bag
BE1003682A3 (nl) * 1990-02-09 1992-05-19 Jaico Cv Drukkapsule voor spuitbus en spuitbus die zulke drukkapsule toepast.
FR2689866B1 (fr) * 1992-04-09 1994-06-17 Oreal Procede pour realiser un melange extemporane d'au moins deux composants, liquides ou pateux, et bidon pressurise pour mettre en óoeuvre un tel procede.
FR2690142B1 (fr) * 1992-04-17 1995-11-17 Oreal Recipient pressurise, en particulier boitier aerosol, pour la distribution sous pression d'un composant liquide ou pateux.
IE950366A1 (en) * 1995-05-22 1996-11-27 Elan Med Tech Feedback-controlled liquid delivery device

Also Published As

Publication number Publication date
WO1997036801A2 (en) 1997-10-09
AU2281997A (en) 1997-10-22
WO1997036801A3 (en) 1997-12-04
EP0892747A2 (en) 1999-01-27
CA2250752A1 (en) 1997-10-09
JP2000507530A (ja) 2000-06-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4679706A (en) Dispensing system with inflatable bag propelling mechanism and separate product gas phase
BE1010074A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust.
US3178075A (en) Pressurized container
US3635261A (en) Method and apparatus for packaging products which are to be stored separately but dispensed simultaneously
JP4558209B2 (ja) 圧力制御装置を有する流体分与容器
US5439137A (en) Method for forming an extemporaneous mixture of at least two liquid or pasty components, and pressurized can for implementing such a method
JP4050703B2 (ja) 加圧吐出容器のための圧力調整装置
US20140252029A1 (en) Dispensing device
US3558010A (en) Combination fluid pressure supply and regulator unit
MX2008011765A (es) Accionador para un receptaculo que tiene un contenido presurizado y metodo para atomizar un contenido presurizado.
WO2001009696A1 (en) Pressure control device for a pipeline
EP0438404B1 (en) Pressure supply unit
DE69421927D1 (de) Flüssigkeitsabgabevorrichtung
US5102627A (en) Supply of controlled medium-pressure CO2 gas in simple, convenient, disposable packaging
US5040704A (en) Method and apparatus for dispensing product from a product bag
CA2064794C (en) Disposable gas generator cartridge and vessel therefor for use in a beverage dispenser
US2962196A (en) Pressurized package
DE60107983D1 (de) Nebelgerät
BE1010131A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het genereren van druk in een spuitbus en dergelijke, en spuitbus die met zulke inrichting is uitgerust.
US5305582A (en) Method for two-stage pressurization of dispensing container
US3788550A (en) Automatic intermittent spray valve for pressurized packaging
JP2001506566A (ja) ガス発生装置
JPS5951349B2 (ja) エアゾ−ル用間欠噴射弁
WO2005108239A1 (en) Pressurised dispensing of fluid
JP2002509020A (ja) フラッディングチャンバを備えたガス発生装置

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: BELGIUM SPRAY ACCESSORY FACTORY N.V.

Effective date: 20000930