NL9600023A - Maaimachine voor landbouwdoeleinden. - Google Patents
Maaimachine voor landbouwdoeleinden. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9600023A NL9600023A NL9600023A NL9600023A NL9600023A NL 9600023 A NL9600023 A NL 9600023A NL 9600023 A NL9600023 A NL 9600023A NL 9600023 A NL9600023 A NL 9600023A NL 9600023 A NL9600023 A NL 9600023A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- bolt
- coupling member
- shaft
- blade
- mower according
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D34/00—Mowers; Mowing apparatus of harvesters
- A01D34/01—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
- A01D34/412—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
- A01D34/63—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
- A01D34/64—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
- A01D34/66—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
- A01D34/664—Disc cutter bars
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D34/00—Mowers; Mowing apparatus of harvesters
- A01D34/01—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
- A01D34/412—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
- A01D34/63—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
- A01D34/76—Driving mechanisms for the cutters
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Harvester Elements (AREA)
Description
MAAIMACHINE VOOR LANDBOUWDOELEINDEN
De uitvinding heeft betrekking op een maaimachine voor landbouwdoeleinden volgens de inleiding van conclusie 1.
Bij een bekende maaimachine van dit type (DE-OS 18 13 610) is als koppelingsorgaan voor de bout, die de legering voor een bijbehorend mes vormt, een bevestigings-ring aanwezig die aan het draaglichaam van de maaischijf is gelast. Ter begrenzing van de zwenkbaan van het mes dienen uitsteeksels die aan het draaglichaam zijn gelast. De productiekosten van de maaischijf zijn mede door deze lasconstruc-tie hoog.
Daarom heeft de uitvinding ten doel, met behoud van het voordeel van de eenvoudige montage, de productiekosten te verlagen.
Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door middel van de kenmerken van conclusie 1.
In de constructie volgens de uitvinding omvat de maaimachine een gestel, waarbij messen aan de messendrager van de maaiorganen door aanslagen begrensd zwenkbaar door middel van een bout zijn gelegerd, welke bout van onderaf door een aan de messendrager bevestigd koppelingsorgaan is gevoerd en door middel van een op de as van de bout geschroefde moer is bevestigd, waarbij het zwenkpunt van het mes zich tussen het koppelingsorgaan en de daaronder gelegen kop van de bout bevindt.
Verdere kenmerken van de uitvinding blijken uit de overige conclusies.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.
Figuur 1 is een verticale doorsnede van één van de maaiorganen van de machine;
Figuur 2 is een bovenaanzicht van een maaiorgaan en zijn aandrijfeenheid.
Figuur 3 geeft een deel van figuur 2 vergroot weer.
Aan de driepuntshefinrichting 1 van een trekker 2 is een bevestigingsbok 3 van de maaimachine bevestigd. De bok 3 draagt aan zijn achterzijde een tussengestel 4, dat ten opzichte van de bok 3 om een althans ongeveer horizontale, in de rijrichting gelegen zwenkas zwenkbaar is, waarvan de hartlijn in fig. 1 met het verwijzingscijfer 5 is aangegeven. De hartlijn 5 ligt in dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer in het verticale langssymmetrievlak van de trekker 2. Het tussengestel 4 strekt zich vanaf de de hartlijn 5 van de genoemde zwenkas tijdens bedrijf in hoofdzaak in de richting van een zijdelings begrenzingsvlak 28 van de trekker 2 uit en is aldus dwars op de normale voortbewegingsrichting A gelegen .
Aan het nabij de zijkant van de trekker 2 gelegen uiteinde van het tussengestel 4 is een hoofdgestel 6 bevestigd, dat ten opzichte van het tussengestel 4 zwenkbaar is om een zwenkas, waarvan de hartlijn in fig. 1 met het verwij-zingscijfer 7 is aangegeven. De hartlijn 7 is evenwijdig aan de hartlijn 5 gelegen en ligt op korte afstand binnen het genoemde zijdelingse begrenzingsvlak 28 van de trekker. Het hoofdgestel strekt zich in bovenaanzicht gezien in het verlengde van het tussengestel 4 uit en is aldus eveneens dwars op de rijrichting A gelegen.
Het hoofdgestel 6 draagt in het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zes maaielementen 8 die om opwaarts gerichte draaiingsassen 9 aandrijfbaar zijn. De draaiingsas-sen kunnen verticaal zijn gericht, maar zijn bij voorkeur tijdens bedrijf enigszins hellend opgesteld en wel zodanig dat gerekend in de rijrichting A een punt dat hoger boven de grond op de draaiingsas 9 is gelegen iets meer naar voren is gelegen dan een ander punt op de draaiingsas dat lager boven de grond ligt. Elk maaielement is aan zijn omtrek voorzien van één of meer maaimessen 10. Het meest naar het tussengestel 4 gekeerde maaielement bezit een mes waarvan het uiteinde tijdens bedrijf een cirkel beschrijft tot nabij het begrenzingsvlak 28 reikt, welk begrenzingsvlak zich evenwijdig aan de rijrichting A uitstrekt.
Het tussengestel 4 en daarmede het hoofdgestel 6 is ten opzichte van de bok 3 zwenkbaar om een althans ongeveer in het verticale symmetrievlak van de trekker 2 gelegen, zich omhoog uitstrekkende as 11, die het tussengestel 4 met de bok 3 verbindt. Tijdens normaal bedrijf wordt een zwenking om de zwenkas 11 tegengegaan door een op zichzelf bekend uitbreek-mechanisme 12, dat op afstand van het verticale symmetrievlak van de trekker is opgesteld en het tussengestel 4 met de bok 3 verbindt.
Boven het hoofdgestel 6 is op niet nader beschreven wijze een raamwerk 13 aangebracht aan de omtrek waarvan zich tot aan de grond uitstrekkende flexibele wanden zijn aangebracht, die door de maaielementen tijdens bedrijf aangevatte en weggeworpen voorwerpen, zoals stenen e.d. opvangen en binnen de om het raamwerk 13 aangebrachte flexibele kap houden.
Aan de aftakas van de trekker 2 is een tussenas 14 bevestigd, die koppelbaar is met een in een bus 15 gelegerde ingaande as 16 van de maaimachine. De bus 15 is star aan het tussengestel 4 bevestigd en strekt zich ongeveer horizontaal en in de rijrichting A uit. De hartlijn van de in de bus 15 gelegen ingaande as 16 valt samen met de hartlijn 5. De ingaande as 16 steekt aan de achterzijde van de bus 15 uit en draagt aldaar een riemschijf 17. Nabij het naar het hoofdgestel 6 toegekeerde uiteinde van het tussengestel 4 is een riemschijf 18 aangebracht op een as 19, die enerzijds is gelegerd in aan het gestel 4 aangebrachte oren 20 en 21 en anderzijds in een ten opzichte van de oren 20 en 21 zwenkbare tandwielkast 22, die tussen de oren is gelegen en star is bevestigd ten opzichte van het hoofdgestel 6. De hartlijn van de as 19 valt samen met de hartlijn 7. De riemschijf 17 is met de riemschijf 18 in aandrijvende verbinding verbonden door middel van ten minste één V-riem 23, die om beide riemschijven is gelegen en ten opzichte van de rijrichting A achter het tussengestel 4 ligt. Op de as 19 van de riemschijf 18 is een conisch tandwiel 27 bevestigd dat in de tandwielkast 22 is gelegen en in deze tandwielkast in aangrijping is met een conisch tandwiel 25 waarvan de tijdens bedrijf ongeveer horizontale draaiingsas de hartlijn 7 praktisch loodrecht snijdt. De as van het tandwiel 25 is gelegerd in een zich in hoofdzaak ongeveer verticaal uitstrekkende tandwielbak 26, die star is bevestigd met de tandwielkast 22 en aan het ondereinde is bevestigd met het hoofdgestel 6. Op de as van het conische tandwiel 25 is een binnen de tandwielbak 26 gelegen tandwiel 27 aangebracht dat via één of meer niet nader weergegeven tussentandwielen is gekoppeld met een niet nader aangegeven tandwiel dat is bevestigd aan een in het hoofdgestel 6 gelegen hoofdaandrijfas 31. De aan de onderzijde van de tandwielbak 26 bevestigde hoofdgestelbalk 6 heeft een een algemene opbouw bestaande uit tussenstukken 32 en aandrijfeenheden 33, die om en om zijn aangebracht en met elkaar zijn verbonden door een trekstang 34. De tussenstukken 32 zijn althans nagenoeg aan elkaar gelijk evenals de aandri jfeenheden 36 en bestaan uit gegoten onderdelen die gezamenlijk een als holle kokerbalk uitgevoerde hoofdgestel-balk 6 vormen waarin de hoofdaandrijfas 31 en de trekstang 34 zijn gelegen. Met de trekstang 34 worden de tussenstukken en aandrijfeenheden tegen elkaar aan getrokken en met het ondereinde van de tandwielbak 26 bevestigd. De tussenstukken en aandrijfeenheid vormen tezamen met het trekorgaan een buigstijve eenheid die de hoofdgestelbalk 6 vormen en de maaielementen 8 en de aandrijving daarvoor dragen.
In fig. 2 is een verticale doorsnede van een aandrijfeenheid 33 nader weergegeven. De doorsnede is genomen volgens een vlak evenwijdig aan de lengterichting van de balk 6 en bevat de as 9 van het aan de aandrijfeenheid aangebrachte maaielement. De weergegeven aandrijfeenheid is ingeklemd tussen twee tussenstukken 32. Zoals in fig. 2 is weergegeven, strekt de hoofdaandrijfas 31 zich door de tussenstukken en de aandrijfeenheid uit. De hoofdaandrijfas 31 kan elke gewenste vorm gegeven worden, zodanig dat deze aandrijvend kan worden gekoppeld met een conisch tandwiel 35, dat een met de vorm van de aandrijfas 31 overeenkomende boring heeft voor het roterend gekoppeld zijn van het tandwiel 35 met de hoofdaandrijfas 31. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de hoofdaandrijfas 31 in doorsnede vierkant en gelegen in een vierkant doorlopend gat in het conisch tandwiel 35, welk gat passend om de as 31 is gelegen. Het conische tandwiel 35 is in aangrijping met een conisch tandwiel 36, waarvan de hartlijn samenvalt met de as 9 en de hartlijn van het conisch tandwiel 35 en de aandrijfas 31 loodrecht snijdt. Het tandwiel 36 bezit een zich omhoog uitstrekkende as 37 waaraan het maaielement 8 is bevestigd. De as 37 bezit een cilindrisch deel 38 dat nauw-passend is aangebracht binnen de binnenringen 39 en 40 van een compact leger 41. Het deel 38 strekt zich over de gehele hoogte van de ring 39 en over een deel van de hoogte van de ring 40 uit. Het compacte leger 41 heeft slechts één enkele buitenring 42 die beide rijen kogels ondersteunt en die passend is aangebracht in een als opsluitring 43 uitgevoerd legerhuis. De binnenringen 39 en 40 zijn onafhankelijk van elkaar beweegbaar en afgesteund tegen de buitenring 42 door een rij kogels 44 resp. 45. De rijen kogels 44 en 45 zijn in onafhankelijk ten opzichte van elkaar aangebrachte kooien 46 en 47 aangebracht. De binnenring 39 steunt op een eindzijde tegen een steunrand 48 van het conisch tandwiel 36, terwijl de buitenring 42 met het tegenovergestelde uiteinde steunt tegen een steunrand 49 van de opsluitring 43. De rijen kogels 44 en 45 liggen ieder tussen contactvlakken van de buitenring en de respectievelijke binnenringen 39 en 40 die een hoek van ongeveer 32° insluiten ten opzichte van het vlak loodrecht op de draaiingsas 9. De opsluitring 43 is door bouten 51 op de bovenzijde van het huis 52 van de aandrijfeenheid 33 bevestigd, De opsluitring 43 is voorzien van pasranden 53 voor een goede centrering ten opzichte van de as 9. De opsluitring 43 is evenals het huis 52 als gietstuk vervaardigd en vormt een deksel op het huis 52.
Boven het cilindrische gedeelte 38 van de as 37 is een spiebaangedeelte 56 aangebracht waaraan draaivast met de as 37 een draagring 57 is bevestigd. De ring 57 is met het ondereinde gecentreerd tegen de binnenzijde van de binnenring 40 van het leger 41. De bovenrand 59 van de ring 57 ligt boven het spsiebaangedeelte 56 en vormt een uitstekende, met de buitenomtrek 60 onronde, nok die passend in een opening 61 van een messendrager 62 is gelegen.
De messendrager 62 is stripvormig en door middel van een klemring 63 en een op de as 37 aangebrachte moer 64 vastgeklemd op de draagring 57. De moer 64 is geborgd tegen verdraaiing om de as 37 door een pen 65.
De messendrager 62 vormt in hoofdzaak het draagor-gaan van het maaielement en draagt de maaimessen 10.
In de as 37 is een ont luchtingskanaal 70 aangebracht. Het ontluchtingskanaal 70 heeft twee gedeelten 71 en 72, die een hoek met elkaar insluiten, die in dit uitvoe-ringsvoorbeeld ongeveer 90° is. Zowel het deel 72 als het deel 71 zijn zodanig gelegen dat zij beide een hoek insluiten met de draaiingsas 9. Het ontluchtingskanaal 70 strekt zich uit tussen de door het huis 52 omsloten ruimte en de ruimte tussen de spiebanen 56, een en ander zodanig dat de ruimte gevormd binnen het huis 52 en onder de opsluitring 43 in open verbinding staat met de buitenlucht. De ruimte binnen het huis 52 vormt een gesloten ruimte waarbinnen de conische tandwielen 35 en 36 zijn gelegen. De ruimte binnen het huis 52 is door de afsluitring 43 en de as 37 en het leger 41 afgesloten. Hierbij zijn de ruimten tussen de buitenring 42 en de binnenringen 39 en 40 nabij de einden van het leger 41 afgesloten door niet nader weergegeven afsluitranden 66, die in de einden van het leger 41 zijn aangebracht aan de tegenover elkaar gelegen zijden van de beide rijen kogels 44 en 45 .
Het tandwiel 35 is gelegerd in een leger 75, waarvan de buitenring past in een steunrand van het gegoten huis 52. In deze steunrand is naar het naastliggende tussenstuk 32 een centreerring 76 aangebracht, welke centreerring buiten het eindvlak van het huis 52 passend in een steunrand van het tussenstuk 32 is gelegen. Tussen het leger 75 en de centreerring 76 is een afsluitring 77 aangebracht in een groef in de steunrand 78. Tussen de buitenring van het leger 75 en de steunrand 78 is eventueel nog een niet nader aangegeven dichtingsring, bijvoorbeeld in de vorm van een O-ring, aangebracht. Het tandwiel 35 vormt één geheel met een busvor-mig deel 35 A dat zich in de richting vanaf het tandwiel uitstrekt naar de andere zijde van het huis 52 en aldaar in een met het leger 78 overeenkomend leger in het huis is gelagerd op overeenkomstige wijze als voor het tandwiel 35 is weergegeven. Deze zijde van het huis 52 is overeenkomstig door een centreerring 76 ten opzichte van het naastgelegen tussenstuk gecentreerd en naar de holle ruimte van dit tusenstuk toe afgesloten door een afsluitring 77. De ruimte binnen het huis 52 vormt aldus een gesloten ruimte die gevuld kan worden met vet of een ander smeermiddel voor het smeren van de tandwielen. De doorlopende opening binnen het tandwiel 35 en de bus 35 A waardoorheen de as 31 zich uitstrekt, vormt in wezen geen deel van deze gesloten ruimte.
Het maaiorgaan 8 omvat de messenhouder 62, die in dit uitvoeringsvoorbeeld bestaat uit een in het in fig. 2 weergegeven vlak gebogen strip, doch kan ook op andere wijze gevormd zijn, zodanig dat zij de messen 10 kan dragen en een verbinding kan vormen tussen de messen 10 en de as 37. De messen 10 zijn, zoals in fig. 2 is weergegeven, door een bevestigingsorgaan in de vorm van een bout 79 met de messendrager 62 verbonden. De bout 79 is nabij het einde van de messendrager aangebracht en bezit een pen 90 waarom het mes 10 verdraaibaar is. Het mes 10 bezit een opening 81 die om de pen 80 is gelegen. De pen 80 ligt met het bovengedeelte in een uitsparing 82 van een koppelingsorgaan 83. De uitsparing 82 is zodanig diep dat de ruimte tussen de onderzijde van het koppelingsorgaan 83 en een kop 84 van de bout 79 zodanig groot is dat het mes 10 vrij kan draaien om de pen 80. Het koppelingsorgaan 83 bezit verder een op de uitsparing 82 aansluitende opening waardoor de bout 79 zich uitstrekt tot in een opening 90 in de messendrager 62, waaraan de bout door een moer 85 is bevestigd. De pen 80 ligt excentrisch ten opzichte van de hartlijn 86 van de bout 79, zodat verdraaiing van de pen 80 en de bout 79 ten opzichte van de messendrager 62 en het koppelingsorgaan 83 wordt voorkomen. De moer 85 klemt hierbij via de pen 80 het koppelingsorgaan en de bout vast aan de messendrager. Het bevestigingsorgaan 83 bezit een naafvormig gedeelte 87 dat gedeeltelijk boven het stripvormige orgaan 83 uitsteekt en in een opening 88 is gelegen van de messendrager 62. Hierbij is de naaf 87 door een schroefbout 94 aan de messendrager bevestigd. De naaf 87 strekt zich over een gedeelte beneden het orgaan 83 uit en vormt met dit naar beneden uitstekende gedeelte een aanslag 89 voor het mes 10. De opening 88 en de opening 90 zijn op afstand van elkaar gelegen, doch liggen bij voorkeur zoals in dit uitvoerings-voorbeeld met hun hartlijnen op een radiaal ten opzichte van de draaiingsas 9.
Het maaiorgaan 8 omvat een afdekkap 93, die - zoals uit fig. 2 blijkt - door de bout 79 aan de messenhouder 62 is bevestigd, waarbij deze kap tussen de bovenzijde van de messenhouder en de moer 85 is ingeklemd. De kap 93 is verder aan de messenhouder 62 bevestigd door de bout 94 die is geschroefd in een schroefdraadgat van de naaf 87 van het koppelingsorgaan 83. De afdekkap 93 strekt zich met het gebogen centrale gedeelte 95 boven de moer 64 en de as 37 uit. Aan de omtrek van het centrale gedeelte 95 is een ingevouwen rand 96 gevormd die klemmend om de aandrukring 63 past. Beneden de rand 96 vormt de afsluitkap een naar beneden toe breder wordend conischvormig gedeelte dat zich ten opzichte van de as 9 uitstrekt onder hoeken gelijk aan de in fig. 2 weergegeven conisch verlopende delen van de messendrager 62. De kap 93 omvat uitgestulpte beschermingsranden 97 die rond de moer 85 en de bovenzijde van de bout 79 zijn gelegen, een en ander zodanig dat de bovenzijde van de bout 79 niet boven de bovenzijde van de beschermingsrand 97 is gelegen. De beschermingsrand 97 strekt zich, in bovenaanzicht gezien, over 180° om de as 86 en verder enigszins recht tot aan de omtrek van de kap 9 3 uit. De kap is aan de omtrek voorzien van een neergebogen rand 98, die zich althans uitstrekt tot een vlak gelijk met de onderzijde van de messendrager 62. Elk maaiorgaan 8 heeft in dit uitvoerings-voorbeeld twee diametraal tegenover elkaar gelegen messen 10. De kap 93 heeft aan de omtrek tussen de messen 10 omhoog gebogen delen 99.
Bij het gebruik van de inrichting wordt deze aan de trekker gekoppeld zoals in fig. 1 is weergegeven. Voor het maaien worden de maaiorganen 8 in draaiing gebracht om hun draaiingsassen 9 via de weergegeven overbrengingsorganen vanaf de tussenas 14, die via de snaar 23 en tandwielen in de kasten 22 en 26 de hoofdas 31 aandrijven. De hoofdas 31 strekt zich over de gehele lengte van het gesteldeel 16 uit en drijft elk van de assen 37 in de aandrijfeenheden 33 aan. De rotatierichting van de maaiorganen om de draaiingsas 9 kan naar keuze gemaakt worden door het tandwiel 35 aan de -gezien in fig. 2 - linker of rechter zijde van de draaiingsas 9 aan te brengen. Aldus kunnen de rijen maaiorganen in de gewenste draairichting ten opzichte van elkaar aangedreven worden.
Elk van de maaiorganen wordt via zijn as 37 op gunstige wijze gelegerd in de betreffende aandrijfeenheid 33, waarbij het leger 41 een goede ondersteuning vormt voor de as 37 in de aandrijfeenheid 33. De legers 41 kunnen gemakkelijk gemonteerd worden en vormen een ondersteuning over een betrekkelijk grote hoogte door de lengte van de legers, die elk twee op afstand van elkaar gelegen rijen kogels heeft. De legers zijn anderzijds toch compact en behoeven weinig ruimte in de aandrijfeenheid, zodat deze zo klein mogelijk gehouden kan worden. De contacthoek van de kogels ten opzichte van de ringen van ongeveer 30°, welke contacthoeken van de twee rijen kogels tegengesteld aan elkaar zijn, geeft een zodanige ondersteuning aan het maaiorgaan, dat krachten die daarop in verschillende richtingen kunnen werken, goed opgenomen kunnen worden. Het maaiorgaan zal bij zijn functie, in het bijzonder bij het ontmoeten van obstakels in onvoorziene richtingen en sterk wisselend belast kunnen worden. Al deze krachten kunnen door de weergegeven constructie van het leger 41 goed opgenomen worden. Hierbij kunnen de aparte ringen 39 en 40 van voordeel zijn, in het bijzonder daar de belastingen door het ontmoeten van obstakels gewoonlijk excentrisch ten opzichte van de as 37 zijn. Daar het leger 41 uit één geheel bestaat zal het leger gemakkelijk gemonteerd kunnen worden, terwijl afstelfouten en dergelijke praktisch niet gemaakt kunnen worden bij het monteren. Door de ligging van de contacthoeken 50 kan het leger zowel radiale als axiale krachten in beide richtingen opnemen. Doordat minder afstelfouten gemaakt kunnen worden bij het monteren van het leger 41 in de aan-drijfeenheid 33, zal de kans op het ontstaan van defecten in de aandrijfeenheid door afstelfouten praktisch nihil zijn. Hierdoor zal het onderhoud van de machine verminderen, terwijl verder door geringere kans op defecten een geringere kans bestaat op ongewenste breuk waardoor stukken van de machine en in het bijzonder van de snel draaiende maaiorganen, zouden kunnen afvliegen, wat bijzonder gevaarlijk kan zijn voor degenen die met de machine werken of zich in de buurt van de werkende machine bevinden. In het bijzonder maaiorganen met roterende messen kunnen gevaarlijk zijn voor omstanders, wanneer door defecten de messen of andere onderdelen losraken. Hierbij kunnen de losrakende delen grote vernielingen veroorzaken doordat de maaiorganen gewoonlijk met toerentallen van enkele duizenden, bijvoorbeeld 3000 -5000 omw./min., om hun draaiingsassen kunnen bewegen.
Door de hoge snelheden waarmede de assen 37 en hun daaraan bevestigde maaiorganen roteren, is een goede smering van de onderdelen in de aandrijfeenheden 33 nodig. Hiervoor zijn de maaieenheden zodanig uitgevoerd dat de overbrengende tanden van de conische tandwielen in de gesloten ruimte binnen het huis 52 zijn aangebracht, dat met vet of andere smeermiddelen is gevuld. Door de warmteontwikkeling binnen de gesloten ruimte is het nodig deze gesloten ruimte met de buitenlucht in contact te laten zijn. Hiervoor is door de as 37 het ontluchtingskanaal 70 aangebracht. De delen 71 en 72 van het ontluchtingskanaal 70 liggen zodanig, dat zij ten opzichte van deze as 9 een radiale component hebben. Door de hoge snelheden waarmede de as 37 aangedreven wordt, zullen de delen 71 en 72 van het ontluchtingskanaal vrij blijven van bijvoorbeeld smeermiddel dat daarin kan dringen. Door de hoge snelheid zal een zodanige centrifugaalkracht op in het kanaal 70 aanwezige middelen worden uitgeoefend, dat deze middelen het ontluchtingskanaal zullen verlaten aan één van de uiteinden, zodat het kanaal vrijblijft voor het ontsnappen van lucht uit de gesloten ruimte of toetreden van lucht van buitenaf in de gesloten ruimte. De gesloten ruimte staat via het in de ruimte uitmondende kanaaldeel 71, het kanaaldeel 72 en de ruimte tussen de spiebanen van het spiegedeelte 56 verbonden met de ruimte boven de rand 59 en via deze met de buitenlucht in verbinding. Hierbij is van belang dat de klemring 63 en de messendrager 62 met de opening 57 niet zodanig om het gedeelte 59 passen, dat dit luchtdicht is afgesloten.
Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld het leger twee rijen kogels heeft, kan het leger ook van bijvoorbeeld twee rijen rollen vooerzien zijn.
De kap 9 3 vormt een afdekkap voor de daaronder gelegen onderdelen en is zodanig gevormd dat wanneer grote krachten op de kap 93 worden uitgeoefend door bijvoorbeeld oneffenheden die door de maaiorganen worden ontmoet, de kap kan vervormen. Hierbij zal deze vervorming een zodanige hoeveelheid van de energie door de ontmoeting met het obstakel vernietigen dat belangrijke onderdelen van het maaiorgaan en/of andere onderdelen praktisch niet beschadigd zullen worden. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de afdekkap 93 gemaakt uit dun plaatmateriaal van bijvoorbeeld een dikte van 0.5 mm. De afdekkap kan echter ook van ander materiaal gemaakt worden. De kap kan uit zulk materiaal bestaan, dat deze bijvoorbeeld vervormd kan worden voor het absorberen van energie, terwijl na de vervorming van de kap deze weer in zijn oorspronkelijke toestand kan terugkomen. De kap kan bijvoorbeeld uit kunststofmaterialen en/of andere meer of minder flexibele materialen gemaakt worden die een en ander mogelijk maken. De kap 93 sluit geheel over de messendrager en de bevestiging van de messen aan de messenhouder, zodat alle belangrijke onderdelen door de kap worden afgedekt en beschermd. De uitstulping 97 zal tijdens de rotatie de moer 85 en de bout 79 voldoende beschermen, terwijl door de ligging van de bout 94 achter de uitstulping 97 deze eveneens praktisch geen kans zal lopen beschadigd te worden. Het hoger gelegen centrale gedeelte 95 met het conischvormige deel van de kap vormt verder een goede afvoer voor het door de maai-messen 10 afgemaaide gewas. De uitstulpingen 97 kunnen hierbij eveneens een positieve rol spelen voor het afvoeren van het gemaaide gewas tijdens de draaiing van het maaiorgaan om zijn draaiingsas in de gewenste richting. Ook de omhoog gebogen delen 99 kunnen een positieve rol spelen voor de afvoer van het gemaaide gewas. De delen 99 zijn omhooggebogen om een passeren van de messen van naastgelegen maaielementen gunstig te doen verlopen.
De aanslag 89 van de naaf 87 dient om het maaimes tegen te houden wanneer dit tot onder de messendrager komt, door bijvoorbeeld het ontmoeten van een obstakel. Aldus zal het om de pen 80 draaibare mes niet tegen het aandrijf huis kunnen slaan. De arm 83 vormt een goede en gemakkelijk aanbrengbare ondersteuning van de pen 80 voor het mes.
Hoewel in het in de tekeningen weergegeven uitvoe-ringsvoorbeeld de as zich nagenoeg verticaal omhoog uitstrekt, kan de weergegeven constructie volgens de uitvinding ook toegepast worden bij een andere stand van de as van het maaiorgaan.
De uitvinding is niet beperkt tot hetgeen in de beschrijving en de conclusies is vermeld, maar heeft ook betrekking op de in de tekening weergegeven onderdelen en details die niet zijn beschreven.
Claims (7)
1. Maaimachine voor landbouwdoeleinden met een gestel, waarbij messen aan de messendrager van de maaiorganen door aanslagen begrensd zwenkbaar door middel van een bout zijn gelegerd, welke bout van onderaf door een aan de messendrager bevestigd koppelingsorgaan is gevoerd en door middel van een op de as van de bout geschroefde moer is bevestigd, waarbij het zwenkpunt van het mes zich tussen het koppelingsorgaan en de daaronder gelegen kop van de bout bevindt, met het kenmerk, dat het koppelingsorgaan (83) losneembaar aan de messendrager (62) is bevestigd, en er behalve het door de bout (79) gevormde bevestigingspunt op radiale afstand daarvan een tweede bevestigingspunt (87, 94) aanwezig is, dat als aanslag (89) dienst doet voor de begrenzing van de zwenk-baan van het mes (10).
2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het koppelingsorgaan (83) is voorzien van een uitsparing (82) waarin de steel (80) van de bout (79) passend kan worden opgenomen.
3. Maaimachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bevestigingsplaats van de pen (80) excentrisch is ten opzichte van de as van de bevestiging.
4. Maaimachine volgens een der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de bout (79), althans aan zijn, in de rotatierichting van het maaiorgaan (8) gerekende, voorkant met een beschermingsrand (97) van een afdekkap (93) is afgedekt en bij voorkeur in hoofdzaak door deze beschermingsrand (97) is omgeven.
5. Maaimachine volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat het koppelingsorgaan (83) aan de messendrager (62) is bevestigd door middel van een bout (94), die tevens dient ter bevestiging van een afdekkap (93) op de messendrager (62).
6. Maaimachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bevestigingsbout (94) verzonken ligt tussen de beschermingsrand (97) en een conisch middengedeelte van de afdekkap (93).
7. Maaimachine volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het bevestigingspunt (63, 64) van de messendrager (62) aan een rotoras (37) is afgedekt door een centraal gedeelte (95) van de afdekkap.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9600023A NL9600023A (nl) | 1982-09-06 | 1996-11-07 | Maaimachine voor landbouwdoeleinden. |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8203461A NL8203461A (nl) | 1982-09-06 | 1982-09-06 | Maaiinrichting voor landbouwdoeleinden. |
NL8203461 | 1982-09-06 | ||
NL9600023 | 1996-11-07 | ||
NL9600023A NL9600023A (nl) | 1982-09-06 | 1996-11-07 | Maaimachine voor landbouwdoeleinden. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9600023A true NL9600023A (nl) | 1997-01-06 |
Family
ID=19840229
Family Applications (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8203461A NL8203461A (nl) | 1982-09-06 | 1982-09-06 | Maaiinrichting voor landbouwdoeleinden. |
NL9600023A NL9600023A (nl) | 1982-09-06 | 1996-11-07 | Maaimachine voor landbouwdoeleinden. |
Family Applications Before (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8203461A NL8203461A (nl) | 1982-09-06 | 1982-09-06 | Maaiinrichting voor landbouwdoeleinden. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
DE (3) | DE3347993C2 (nl) |
FR (2) | FR2532516B1 (nl) |
GB (3) | GB2126067B (nl) |
NL (2) | NL8203461A (nl) |
Families Citing this family (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL8400028A (nl) * | 1984-01-04 | 1985-08-01 | Lely Nv C Van Der | Maaimachine. |
NL8502803A (nl) * | 1985-10-14 | 1987-05-04 | Lely Nv C Van Der | Inrichting en werkwijze voor het maaien van te velde staand gewas. |
FR2594630B1 (fr) * | 1985-10-22 | 1991-06-14 | Collard Michel | Rogneuse modulaire |
FR2626137B1 (fr) * | 1988-01-22 | 1991-09-06 | Kuhn Sa | Faucheuse rotative comportant des organes de coupe s'etendant au-dessus d'un carter par l'intermediaire de paliers de guidage et d'entrainement |
FR2638056B1 (fr) * | 1988-10-26 | 1991-06-07 | Kuhn Sa | Faucheuse avec montage perfectionne des organes de coupe |
FR2756135B1 (fr) * | 1996-11-26 | 1999-01-29 | Agram | Disque de faucheuse et de faucheuse-conditionneuse |
DE10018391A1 (de) * | 2000-04-13 | 2001-10-25 | Krone Bernard Maschf Gmbh | Mähmaschine |
DE20021586U1 (de) * | 2000-12-21 | 2002-02-14 | Andreas Stihl AG & Co., 71336 Waiblingen | Getriebekopf |
US7536846B1 (en) * | 2008-06-17 | 2009-05-26 | Agco Corporation | Debris diverter for a rotary cutter |
US9789759B1 (en) * | 2016-08-26 | 2017-10-17 | Deere & Company | Zero turning radius mower |
Family Cites Families (13)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR1499211A (fr) | 1966-07-07 | 1967-10-27 | Perfectionnements apportés aux faucheuses rotatives | |
FR1536949A (fr) | 1967-03-06 | 1968-09-02 | Garnier & Cie J | Perfectionnements aux machines à couper la végétation par outils rotatifs et machines en comportant application |
FR1562887A (nl) | 1967-12-22 | 1969-04-11 | ||
NL175688C (nl) * | 1974-05-31 | 1984-12-17 | Multinorm Bv | Maaiinrichting. |
NL181617C (nl) * | 1976-05-20 | 1987-10-01 | Lely Nv C Van Der | Maaimachine. |
CH608159GA3 (fr) * | 1976-10-22 | 1978-12-29 | Fontainemelon Fabrique D Horlo | Roulement a billes. |
FR2391635A1 (fr) | 1977-05-27 | 1978-12-22 | Weber Marcel | Faucheuse a disques entraines par le bas |
FR2435189A2 (fr) * | 1978-09-06 | 1980-04-04 | Weber Marcel | Faucheuse a disques entraines par le bas |
FR2474811A1 (fr) * | 1980-02-04 | 1981-08-07 | Kuhn Sa | Barre de coupe perfectionnee |
US4307558A (en) * | 1980-07-23 | 1981-12-29 | Outboard Marine Corporation | Lawn mower with combined clutch and self biasing brake |
FR2496391A1 (fr) * | 1980-12-19 | 1982-06-25 | Kuhn Sa | Perfectionnement aux faucheuses |
NL8104178A (nl) * | 1981-09-10 | 1983-04-05 | Lely Nv C Van Der | Flexibele maaikap. |
NL8201754A (nl) | 1982-04-28 | 1983-11-16 | Lely Nv C Van Der | Maaimachine. |
-
1982
- 1982-09-06 NL NL8203461A patent/NL8203461A/nl active Search and Examination
-
1983
- 1983-09-03 DE DE19833347993 patent/DE3347993C2/de not_active Expired
- 1983-09-03 DE DE19833347992 patent/DE3347992C2/de not_active Expired
- 1983-09-03 DE DE19833331869 patent/DE3331869A1/de not_active Ceased
- 1983-09-05 FR FR8314153A patent/FR2532516B1/fr not_active Expired - Lifetime
- 1983-09-05 GB GB08323751A patent/GB2126067B/en not_active Expired
-
1985
- 1985-12-23 GB GB08531584A patent/GB2179534B/en not_active Expired
- 1985-12-23 GB GB08531585A patent/GB2178935B/en not_active Expired
-
1990
- 1990-04-04 FR FR9004302A patent/FR2642260B1/fr not_active Expired - Fee Related
-
1996
- 1996-11-07 NL NL9600023A patent/NL9600023A/nl active Search and Examination
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB2178935A (en) | 1987-02-25 |
GB8531585D0 (en) | 1986-02-05 |
FR2642260B1 (fr) | 1993-02-05 |
GB8531584D0 (en) | 1986-02-05 |
DE3331869A1 (de) | 1984-03-08 |
GB2179534A (en) | 1987-03-11 |
FR2642260A1 (fr) | 1990-08-03 |
GB2126067B (en) | 1987-10-07 |
DE3347993C2 (nl) | 1989-05-11 |
GB2178935B (en) | 1987-10-07 |
FR2532516B1 (fr) | 1990-09-21 |
GB8323751D0 (en) | 1983-10-05 |
GB2126067A (en) | 1984-03-21 |
NL8203461A (nl) | 1984-04-02 |
FR2532516A1 (fr) | 1984-03-09 |
DE3347992C2 (nl) | 1988-03-31 |
GB2179534B (en) | 1987-10-07 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5875619A (en) | Oil slinger for cutter module drive assembly | |
US4827704A (en) | Mowing machine | |
US5937624A (en) | Disc cutterbar drive module with integral knife stop | |
EP0297384B1 (fr) | Faucheuse rotative | |
NL9600023A (nl) | Maaimachine voor landbouwdoeleinden. | |
EP1776856B1 (fr) | Dispositif de decoupe de vegetaux | |
NL8400818A (nl) | Maaimachine. | |
US5715663A (en) | Crop mover for rotary disc cutter | |
US5191759A (en) | Basecutter gearbox for a sugar cane harvester | |
US4145865A (en) | Machine of mower or mower-conditioner type | |
EP0664946A1 (fr) | Dispositif destiné à être combiné avec une barre à disques en vue du hachage et/ou du broyage des végétaux. Machine de coupe à barre à disques équipée d'un tel dispositif | |
GB2118813A (en) | Mower cutter unit | |
NL8202429A (nl) | Schijvenmaaimachine. | |
NL8002780A (nl) | Landbouwcirkelmaaier met bovenaandrijving. | |
FI87969C (fi) | Diskslaottermaskin | |
EP0262743A1 (en) | A mowing machine | |
NL1020149C2 (nl) | Kneusrotor en maaier met kneusrotor. | |
NL8501817A (nl) | Maaiinrichting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. | |
NL193304C (nl) | Maaibalk. | |
FI88771C (fi) | Flishugg avsedd att kopplas till en traktor | |
NL8201507A (nl) | Maaimachine. | |
EP1391148B1 (fr) | Machine de coupe de végéteaux en tiges, notamment tondeuse | |
NL1034693C2 (nl) | Maai-inrichting met tandwiel-aangedreven meshouders. | |
GB1601893A (en) | Crop working machines | |
NL8603043A (nl) | Maaimachine. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BN | A decision not to publish the application has become irrevocable |