NL9100883A - Beweegbare afsluiting voor de achterstevenspiegel van een jacht of dergelijk vaartuig. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Beweegbare afsluiting voor de achterstevenspiegel van een jacht of dergelijk vaartuig.

De uitvinding heeft betrekking op een beweegbare afsluiting voor de achterstevenspiegel van een jacht of dergelijk vaartuig, bestaande uit een vanuit een gesloten stand cm een laag gelegen as achterover kantelbaar gemonteerde klep, die bedieribaar is door middel van een enerzijds scharnierend aan de romp van het vaartuig bevestigde en anderzijds op de klep aangrijpende, telescopisch in- en uitschuifbare inrichting.

Een dergelijke afsluiting, een zogenaamde spiegelklep, is bekend en wordt onder andere toegepast bij grotere jachten, die aan de achterzijde een onderdeks gelegen ruimte hebben voor het onderbrengen van een kleiner vaartuig, zoals een "speedboot". Via de in zijn geopende stand geplaatste spiegelklep kan het kleinere vaartuig dan te water worden gelaten respectievelijk weer binnen boord worden gébracht. Daarbij worden in het algemeen twee gébruiksstanden onderscheiden, en wel een (nagenoeg) horizontale positie en een schuin naar achteren afhellende positie. In de horizontale positie kan de klep dienen als zonneterras en als duikplank, terwijl deze kiepstand ook geschikt is om een in de onderdekse ruimte ondergebracht vaartuig naar buiten te brengen.

In de naar achteren afhellende stand kan een op de klep geplaatst vaartuig te water worden gelaten respectievelijk een vaartuig vanuit het water weer binnen boord worden genomen.

Bij de tot nu toe bekende uitvoeringen wordt als telescopische bedieningsinrichting voor de spiegelklep een dubbelwerkende hydraulische zuiger-cilixderinrichting toegepast, waarvan het aangrijpingspunt op de spiegelklep wordt gevormd door een eenvoudige schamier-verbinding, terwijl het bevestigingspunt aan de romp juist onder dek-hoogte ligt.

In beide gébruiksstanden van de klep wordt de zuigerstang van de hydraulische zuiger-cilinderinrichting op de gebruikelijke wijze hydraulisch in zijn corresponderende positie ten binnen de cilinder geblokkeerd.

Een bezwaar van deze békende uitvoering is, dat een in een van de geopende standen onder de klep optredende golfbeweging aanzienlijke schade aan klep en/of aan de (in zijn ingestelde stand geblokkeerde) bedieningsinrichting kan toebrengen. Een dergelijke golfbeweging kan zelfs met een zodanig grote opwaartse kracht op de klep gepaard gaan, dat de daarbij op de hydraulisch geblokkeerde zuiger-^ilinderinrichting uitgeoefende drukkracht de zuigerstang doet buigen (knikken) of zelfs breken.

De uitvinding nu beoogt de telescopische bedieningsinrichting zodanig met de spiegelklep te doen samenwerken, dat dit bezwaar is opgeheven.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat in de verbinding tussen de telescopische in- en uitschuifbare bedieningsinrichting en de klep een loze slag is qpgenamen, die werkzaam wordt, wanneer de klep, bij beweging vanuit de gesloten stand, een ongeveer horizontale positie passeert. Dit betekent, dat de klep in die standen, waarin gevaar bestaat voor een grote opwaarts gerichte kracht als gevolg van een in die stand onder de klep optredende golfbeweging, de klep in opwaartse richting in een door de loze slag bepaalde mate kan meegeven zonder daarbij de geblokkeerde telescopische bedienings-in-richting te belasten.

In een praktische uitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt de verbinding tussen de telescopische inrichting en de klep - van opzij gezien - gevormd door twee op de wijze van een schaar scharnierend met elkaar verbonden scharnierarmen, waarvan de ene arm met één einde cm de kantelas scharnierend aan de vaartuigronp is bevestigd en met zijn andere einde in een in hoofdzaak evenwijdig aan het vlak van de klep verlopende leibaan wordt geleid, terwijl de tweede arm, waarop de telescopische bedieningsinrichting scharnierend aangrijpt, met één einde scharnierend nabij de benedenrand van de klep is bevestigd en met zijn andere einde verschuifbaar is geleid in een van voren naar achteren verlopende leibaan van de romp, welke laatste leibaan aan zijn achterste einde een naar boven gerichte verbreding heeft.

De naar boven gerichte verbreding c.q. uitloop van de leibaan in de romp biedt daarbij de mogelijkheid tot het uitvoeren van een loze slag, nadat de klep, gezien in de openingsrichting, een ongeveer horizontale stand passeert. Dit betékent dus, dat het andere einde van de tweede arm bij het bereiken van de ongeveer horizontale geopende stand het achterste einde van de leibaan in de romp bereikt.

In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm zijn de scharnierarmen zo gevormd en gedimensioneerd, dat de door deze armen gevormde schaar bij het bereiken van de nagenoeg horizontale kiepstand - in de openingsrichting gezien - gesloten is en zich bij een verdere beweging naar de schuin naar achteren afhellende stand als een vorm-vaste stangenvierhoek gedraagt. Door deze laatste maatregel is de klep in staat in de horizontale gebruiksstand relatief grote vertikale lasten te dragen. De scharnierarmconstructie volgens de uitvinding biedt voorts de mogelijkheid de telescopische bedieningsinrichting en een betrekkelijk lage plaats onder het dek en wel bijv. in een verdieping van de bodem van een onder het dek aanwezige ruimte te monteren.

Verdere kenmerken van de uitvinding worden hieronder nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een utivoeringsvoorbeeld van de spiegelklep volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 vertoont een schematisch zijaanzicht van het achterste gedeelte van een jacht, voorzien van de spiegelklep volgens de uitvinding, in gesloten toestand; fig. 2 toont een zelfde aanzicht, doch thans met de spiegelklep in een geheel geopende, naar achteren afhellende stand; fig. 3 toont een zelfde aanzicht, doch nu met de spiegelklep in een door een golf vanuit de stand volgens fig. 2 opgelichte positie; en fig. 4 toont een zelfde aanzicht en wel met de spiegelklep in de normale, horizontale gébruikspositie.

In de tekening is met 1 het achterste gedeelte van de romp van een jacht weergegeven. Met 2 is het achterste gedeelte van het dek aangegeven, waaronder zich een ruimte 3 bevindt, waarvan de bodem met 4 is aangeduid. Met w is de waterlijn aangegeven. De voor het opbergen van een kleiner vaartuig, bijvoorbeeld een "speedboot" te gébruiken ruimte 3 is aan het achtereinde toegankelijk via de zogenaamde spiegelklep 5.

Voor het openen en sluiten van de klep 5 is nabij beide overstaande zijwanden van de ruimte 3 een hydraulische zuiger-cilinderinrichting 6 aangebracht. Deze zuiger-cil inder inrichtingen zijn cp bekende wijze opgenomen in een in de tekening niet nader weergegeven hydraulisch circuit, tezamen met een hydraulische pomp en de benodigde stuur- en terugslagkleppen.

De zuiger-cilinderinrichtingen 6, waarvan er in de tekening slechts één is te zien, zijn elk ondergebracht in een verdieping 7 van de bodem 4 en zijn met hun cilindereinde 8 scharnierend aan een console 9 van de romp l bevestigd.

Het vrije zuigerstangeinde 10 van elk der zuiger-cilinderinrich-ting 6 is scharnierend verbonden met de klep 5 onder tussenkomst van een hieronder nader te beschrijven scharnierarmmechanisme.

De klep heeft een drietal hoofdstanden, en wel de in fig. 1 weergegeven gesloten stand, de in fig. 4 weergegeven geopende horizontale stand en de in fig. 2 weergegeven geopende, naar achteren afhellende stand.

In de gesloten, vooroverhellende stand volgens fig. 1 neemt de zuiger-cilinderinrichting 6 zijn geheel ingeschoven positie in.

In de horizontale positie volgens fig. 4 neemt de zuiger-cilin-derinrichting 6 een gedeeltelijke uitgeschoven positie in. In deze positie kan de klep 5 onder andere worden gebruikt als zonneplateau en als duikplank. In deze kleppositie kan voorts een onderdeks aanwezig kleiner vaartuig, zoals een speedboot, vanuit de ruimte 3 op de klep worden geplaatst.

In de (onder een hoek van bijvoorbeeld 15° naar achteren afhellende positie volgens fig. 2 kan een tevoren op de klep 5 geplaatst vaartuig te water worden gelaten respectievel ijk kan een vaartuig vanuit het water op de klep worden getrokken om weer binnen boord te worden gébracht.

De verbinding tussen het vrije zuigerstangeinde 10 van elke zui-ger-cilinderinrichting 6 en de klep 5 wordt gevormd door een tweetal scharnierarmen 11 en 12, die op de wijze van een schaar kannen scharnieren rond een verbindingspen 13.

De schamierarm 11 is met één einde bij 14 scharnierend cm de kantelas aan de romp 1 bevestigd en is aan zijn andere uiteinde voorzien van een rol 15, die geleid is in een leibaan 16 in het betreffende zijrandvlak van de klep 5.

De schamierarm 12 is met één einde om een pen 17 scharnierend nabij de benedenrand van de klep 5 bevestigd en draagt aan zijn andere einde een rol 18, die geleid wordt in een in hoofdzaak langsscheeps verlopende leibaan 19 in een langszijwand van de betreffende verdieping 7. Het vrije zuigerstangeinde 10 is bij 20 scharnierend bevestigd aan de schamierarm 12.

In de in fig. 1 weergegeven gesloten stand van de spiegelklep 5 bevindt zich de schaar 11, 12 in zijn open gespreidde stand, waarin de verbindingspunten 17 en 15 met de klep 5 enerzijds en de verbindingspunten 14 en 18 met de romp 1 anderzijds over de maximum afstand van elkaar verwijderd liggen. Met name de rol 15 bevindt zich daarbij in het het verst van de schamierpen 17 verwijderd liggende einde van de leibaan 16, terwijl de rol 18 de voorste (in de tekening de meest rechtse) positie in de leibaan 19 inneemt. De schamierpen 17 ligt voorts op korte afstand recht boven de kantelas 14.

In de gesloten stand van de spiegelklep zorgt de hydraulische druk in de aan de zijde van de zuigerstang gelegen ruimte van de cilinder voor een positieve sluitdruk en wel via de normaalkracht, die door de rol 15 qp de betreffende wand van de geleidingsbaan 16 wordt uitgeoefend.

Bij bediening van de zuiger-cilinderinrichting 6, en wel bij toevoer van drukmedium in de cilinderruimte boven de zuiger, beweegt de klep 5 vanuit de in fig. 1 weergegeven gesloten stand in de richting van de horizontale gèbruiksstand volgens fig. 4. Bij deze ope-ningsbeweging beweegt de rol 18 in de leibaan 19 naar achteren (in de tekening naar links), terwijl de verhindingspen 13 daarbij een cirkelboog rond de kantelas 14 beschrijft en de rol 15 in de geleidingssleuf 16 in de richting van de scharnierende verhindingspen 17 wordt verplaatst. Een en ander resulteert in een klepbeweging, die een combinatie is van een naar achteren gerichte translatiebeweging en een rota-tiébeweging rond de schamierpen 17. Bij aankomst in de positie volgens fig. 4 (of kort daarvoor) is de rol 18 in de buurt van zijn achterste (in de tekening linker) positie in leibaan 19 gekomen, terwijl de rol 15 zijn het dichtst bij de schamierpen 17 gelegen positie in de leibaan 16 heeft bereikt. Voorts ligt de hefboom 11 met zijn in fig. 4 naar beneden gerichte rand, bij 21, aan tegen een coaxiaal uitstekend verlengstuk van de schamierpen 17. De door de beide schar-nierarmen 11 en 12 gevormde schaar heeft dus in de positie volgens fig. 4 zijn gesloten stand bereikt en zal zich daardoor bij het verder openen van de klep - in de richting van de positie volgens fig. 2-gedragen als een vormvaste stangenveelhoek, die daarbij - tezamen met de klep - verder kantelt cm de kantelas 14. Om deze verdere beweging mogelijk te maken, is de leibaan aan het achtereinde naar boven toe verbreed met een uitloop 19a. Hierdoor zal de rol 18 bij beweging van de klep vanuit de horizontale stand volgens fig. 4 naar de tot onder de waterlijn 10 afhellende positie volgens fig. 2 eerst een weinig verder naar achteren en vervolgens in de uitloop 19a naar boven kunnen uitwijken.

Wanneer zich nu in de positie volgens fig. 2 - terwijl de zui-ger-cilinderinrichting 6 in zijn geheel uitgeschoven stand geblokkeerd staat - een golf g onder de klep 5 ontwikkelt (zie fig. 3), die een opwaartse druk op de klep uitoefent, zal dit bij de bovenbeschreven spiegelklepuitvoering niet tot schade aan de klep of bedieningsinrich- ting leiden.

De leibaanuitloop 19a geeft namelijk de rol 18 de gelegenheid een zekere loze slag uit te voeren, die in het getekende voorbeeld schuin naar boven en naar voren (in de tekening naar rechts) is gericht en die tot gevolg heeft, dat de schamierarmen 11 en 12 onderling vanuit de gesloten schaarstand naar een gedeeltelijk geopende schaarstand (fig. 3) kunnen scharnieren. Daarmede kan de klep over enige afstand (in het getekende voorbeeld tot in een horizontale klep-positie) in opwaartse richting meegeven en worden te sterk belastende opwaartse krachten op de klep vermeden.

Het zal duidelijk zijn, dat een soortgelijke loze-slagbeweging van de rol 18 en een daarmede gepaard gaande opwaartse klepbeweging mogelijk zijn in elke tussenstand tussen de horizontale bedrijfsstand volgens fig. 4 en de naar achteren afhellende eindstand in fig. 2.

Claims (6)

1. Beweegbare afsluiting voor de achterstevenspiegel van een jacht of dergelijk vaartuig, bestaande uit een vanuit een gesloten stand om een laag gelegen as achterover kantelbaar gemonteerde klep, die be-dienbaar is door middel van een enerzijds scharnierend aan de rcmp van het vaartuig bevestigde en anderzijds op de klep aangrijpende, telescopisch in- en uitschuifbare inrichting, met het kenmerk, dat in de verbinding tussen de telescopische in- en uitschuifbare bedieningsinrichting en de klep een loze slag is opgencmen, die werkzaam wordt, wanneer de klep, bij beweging vanuit de gesloten stand, een ongeveer horizontale positie passeert.

2. Beweegbare afsluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verbinding tussen de telescopische inrichting en de klep - van opzij gezien - wordt gevormd door twee op de wijze van een schaar scharnierend met elkaar verbonden schamierarmen, waarvan de ene arm met één einde om de kantelas scharnierend aan de vaartuigromp is bevestigd en met zijn andere einde in een in hoofdzaak evenwijdig aan het vlak van de klep verlopende leibaan wordt geleid, terwijl de tweede arm, waarop de telescopische bedieningsinrichting scharnierend aangrijpt, met één einde scharnierend nabij de benedenrand van de klep is bevestigd en met zijn andere einde verschuifbaar is geleid in een van voren naar achteren verlopende leibaan van de romp, welke laatste leibaan aan zijn achterste einde een naar boven gerichte verbreding heeft.

3. Beweegbare afsluiting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schamierarmen zo zijn gevormd en gedimensioneerd, dat de door deze armen gevormde schaar bij het bereiken van de nagenoeg horizontale kiepstand - in de openingsrichting gezien - gesloten is en zich bij een verdere beweging naar de schuin naar achteren afhellende stand als een vorm-vaste stangenvierhoek gedraagt.

4. Beweegbare afsluiting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de eerste arm bij gesloten schaar met zijn naar beneden gekeerd liggende rand aanligt op een coaxiaal verlengstuk van de scharnierende bevestigingspen aan het ene einde van de tweede schamierarm.

5. Beweegbare afsluiting volgens conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de kantelas en de scharnierende bevestigingspen van de tweede schamierarm aan de klep in de gesloten stand van de klep op korte afstand recht boven elkaar liggen.

6. Beweegbare afsluiting volgens conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de telescopische bedieningsinrichting met zijn van de klep afge keerde einde scharnierend is bevestigd in een verdieping van de bodem van een onderdeks gelegen ruimte.