NL9100785A - Inrichting voor het opnemen in casu overnemen, vertikaal transporteren en afgeven van voorwerpen zoals eieren. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het opnemen in casu overnemen, vertikaal transporteren en afgeven van voorwerpen zoals eieren.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opnemen in casu overnemen, vertikaal transporteren en afgeven van voorwerpen zoals bijvoorbeeld eieren, welke gericht worden aangeboden aan een eindloze, continu bewegende transporteur, uitgerust met meenemers, die een of meerdere rijen voorwerpen tegelijkertijd in de aangeboden stand nagenoeg vertikaal omlaag kunnen transporteren.

Een dergelijke inrichting is onder andere bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.342.012. Bij deze bekende inrichting bevindt zich boven het stroomafwaartse einde van een in hoofdzaak horizontaal opgestelde toevoertransporteur een roteerbare molen, die in samenwerking met een vast opgestelde leiplaat de achtereenvolgens aangevoerde eieren kan overbrengen naar een in stroomafwaartse richting daarachter opgestelde transportketting uitgerust met een aantal ei-opneem-organen. Elk ei-opneemorgaan bestaat uit een tweetal, scharnierend met elkaar verbonden vorkvormige delen, die ter plaatse van de overname zodanig ten opzichte van elkaar kunnen worden geopend, dat daarin een voorwerp kan worden opgenomen, en welke inrichting zich bij verdere beweging langs de transportbaan sluit voor het in gerichte toestand kunnen transporteren van het voorwerp. Op een andere plaats langs de baan van de transportketting vindt een omgekeerde beweging plaats, waarbij de voorwerpen worden gelost.

Daar bij de bekende inrichting de houders voor het vertikaal transporteren elk bestaan uit twee delen die moeten worden geopend en gesloten, zal het duidelijk zijn dat de snelheid van de inrichting niet al te hoog kan zijn en eventueel zelfs intermitterend moet zijn. De uitvinding beoogt dit nadeel op te heffen.

Hiertoe vertoont een inrichting van de in de aanhef genoemde soort het kenmerk, dat de houders voor het vertikaal transporteren van de voorwerpen elk bestaan uit draaibaar aan de transporteur bevestigde organen, die de voorwerpen aan één zijde ondersteunen, terwijl de andere zijde van de voorwerpen telkens wordt geleid en ondersteund door één of meer vaste geleidingsbaan of banen.

Daarbij kunnen de voorwerpen vanaf de aanvoertransporteur middels een "molen" worden overgedragen aan de vertikale transporteur, waarbij de rotatiehartlijn van genoemde molen kan samen vallen met die van het betreffende omkeerwiel van de vertikale transporteur. Op deze wijze kunnen de "wieken" van de molen de voorwerpen tijdens het overnemen daarvan tijdelijk ondersteunen, waardoor een zeer eenvoudige constructie is ontstaan.

De genoemde meenemers kunnen daarbij zijn uitgevoerd als vlakke strippen, waardoor een zijdelings schuiven van de voorwerpen tijdens het vertikaal transport mogelijk is.

Verder kan de zijdelingse afstand tussen de voorwerpen per rij tijdens het vertikale transport worden veranderd door het wijzigen van de afstand tussen de ondereinden van de geleidebanen.

Het zal duidelijk zijn dat het ook mogelijk is om de onderlinge afstanden van de geleidebanen op zich instelbaar uit te voeren.

Een verder kenmerk van de uitvinding wordt daardoor gevormd, dat de meenemers zodanig zijn opgesteld en uitgevoerd, dat de vertikale snelheid van de voorwerpen bij het verlaten van de aanvoertransporteur, nagenoeg nul is, waardoor een zachte behandeling van het voorwerp tijdens de overdracht plaatsvindt.

De genoemde meenemers kunnen daarbij bestaan uit een op één van de assen van de schakels roteerbaar aangebrachte, in het transporttraject reikende, al of niet elastische strippen.

Op genoemde meenemers kunnen tevens eerste hefbomen zijn aangebracht die kunnen samenwerken met een geleidebaan, zodanig dat tijdens het transport van voorwerpen de meenemers in de juiste positie worden vastgehouden. Aan het ondereinde van de tweede transporteur, waar de voorwerpen moeten worden gelost, kan de genoemde geleidebaan zijn voorzien van zodanige krommingen dat een geleidelijk en rustig lossen van de eieren kan plaatsvinden.

Op soortgelijke wijze kan de hiervoor beschreven meenemer zijn voorzien van een tweede hefboom ingericht voor samenwerking met een aanslagpen gemonteerd op de transportketting, welke waarborgt dat de meenemer zich tijdens zijn beweging steeds in de juiste stand bevindt.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening een uitvoeringsvoorbeeld van een overgave-inrichting voor het ontvangen, vertikaal verplaatsen en afgeven van voorwerpen worden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een overgave-inrichting voor het ontvangen, vertikaal verplaatsen en afgeven van voorwerpen;

Fig. 2 een schematisch bovenaanzicht van een deel van de inrichting volgens fig. 1;

Fig. 3 een schematisch vooraanzicht van een deel van de inrichting volgens fig. 1 en 2; en

Fig. 4A t/m C een schematisch aanzicht van een deel van de inrichting volgens fig. 1, met de onderdelen telkens in een andere stand tijdens het lossen van een voorwerp.

Volgens de tekening is een inrichting voor het ontvangen, vertikaal verplaatsen en afgeven van voorwerpen zoals eieren voorzien van een aanvoertransporteur 2, uitgerust met draaibaar bevestigde rollen 3 waarop in dit geval eieren 1 kunnen worden getransporteerd. Ter plaatse van het afvoereinde bevindt zich ongeveer vertikaal het omkeerwiel 30 dat is gemonteerd op een as 32, een molen met wieken 4. Deze constructie zal hier niet verder worden beschreven, daar deze is beschreven in de gelijktijdig ingediende Nederlandse octrooiaanvrage (VO 4105) .

Stroomafwaarts van de aanvoertransporteur bevindt zich een meeneemketting 9 uitgerust met meenemers 10 die over een deel van hun traject kunnen samenwerken met een daar tegenover gelegen geleidebaan of geleidebanen 11.

De meenemers 10 zijn gemonteerd op assen welke deel uitmaken van de genoemde meenemerketting 9. Op elke as waarop een meenemer 10 is gemonteerd bevinden zich ook een tweetal hefbomen 19 resp. 22 met behulp waarvan de meenemer 10 tijdens zijn beweging langs zijn verplaatsingstraject kan worden gestuurd.

Ter plaatse van de overgang van de voorwerpen vanaf de in hoofdzaak horizontale toevoertransporteur 2 naar de in hoofdzaak zich vertikaal uitstrekkende meenemertransporteur 9 bevindt zich op de as 8 een overzetmolen met wieken 7. Met behulp hiervan wordt gewaarborgd dat de voorwerpen in casu eieren 1 op gecontroleerde wijze worden overgebracht van de transporteur 2 naar de transporteur 9.

Tijdens het vertikale transport van de voorwerpen worden de eieren aan de ene zijde ondersteund door de meenemers 10, geleid met behulp van leibanen 20 respectievelijk 24, en aan de andere zijde door een geleidebaan of geleidebanen 11. Om deze laatste in te kunnen stellen, zijn de geleidebanen 11 uitgerust met draaipunten 12 in een frame 13. Om de geleidebanen zijdelings te kunnen instellen wordt gebruik gemaakt van bedieningshefbomen 16 resp. 17 die door middel van samenwerking van pennen 18 met sleuven 14 aangebracht in hefboom-deel 15 (zie ook fig. 3) aan de onderzijde naar elkaar toe of van elkaar af kunnen worden bewogen.

Aan het ondereinde van de vertikale leibaan 20 voor de meenemers 10, worden de hefbomen 19 daarvan gestuurd met behulp van met verhogingen 25 resp. 27 en een verdieping 26 uitgeruste leibaan: op deze wijze wordt een gecontroleerd openen van de "afvoer" gewaarborgd. Hierbij waarborgt de holte 26 voor een zeer snelle lossing, terwijl de verhoging 27 bewerkstelligt, dat de meenemer na het lossen van het betreffende ei niet tegen een reeds in het ontvangststation geplaatst voorwerp in casu ei doorslaat en dit beschadigt.

Claims (9)

1. Inrichting voor het opnemen in casu overnemen, vertikaal transporteren en afgeven van voorwerpen zoals bijvoorbeeld eieren, welke gericht worden aangeboden aan een eindloze, continu bewegende transporteur, uitgerust met meenemers, die een of meerdere rijen voorwerpen tegelijkertijd in de aangeboden stand nagenoeg vertikaal omlaag kunnen transporteren, met het kenmerk, dat de houders voor het vertikaal transporteren van de voorwerpen elk bestaan uit draaibaar aan de transporteur bevestigde organen, die de voorwerpen aan één zijde ondersteunen, terwijl de andere zijde van de voorwerpen telkens wordt geleid en ondersteund door één of meer vaste geleidingsbaan of -banen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorwerpen vanaf de aanvoertransporteur middels een "molen" kunnen worden overgedragen aan de vertikale transporteur, waarbij de rotatiehartlijn van genoemde molen kan samen vallen met die van het betreffende omkeerwiel van de vertikale transporteur en waarvan de "wieken" de voorwerpen tijdens het overnemen daarvan tijdelijk ondersteunen.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de meenemers als'vlakke strippen zijn uitgevoerd, waardoor een zijdelings schuiven van de voorwerpen tijdens het vertikaal transport mogelijk is.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zijdelingse afstand tussen de voorwerpen per rij tijdens het vertikale transport kan worden veranderd door het wijzigen van de afstand tussen de ondereinden van de geleidebanen.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de onderlinge afstanden van de geleidebanen op zich instelbaar zijn.

6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de meenemers zodanig zijn opgesteld en uitgevoerd, dat de vertikale snelheid van de voorwerpen bij het verlaten van de aan voert ransporteur, nagenoeg nul is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de meenemers bestaan uit een op één van de assen van de schakels roteerbaar aangebrachte, in het transporttraject reikende, al of niet elastische strippen.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat op genoemde meenemers eerste hefbomen zijn aangebracht die kunnen samenwerken met een geleidebaan, zodanig dat tijdens het transport van voorwerpen de meenemers in de juiste positie worden vastgehouden.

9. Inrichting volgens conclusie 6, 7 of 8,met het kenmerk, dat de genoemde geleidebanen aan het ondereinde zijn voorzien van zodanige krommingen dat een geleidelijk en rustig lossen van de voorwerpen i.c. de eieren kan plaatsvinden.