NL9002215A

NL9002215A - Werkwijze voor het inbrengen van een transponder samen met een desinfecterend middel alsmede dit middel.

Info

Publication number: NL9002215A
Application number: NL9002215A
Authority: NL
Original assignee: Texas Instruments Holland
Priority date: 1990-10-11
Filing date: 1990-10-11
Publication date: 1992-05-06
Also published as: DE69125782D1; CA2052998C; AU1765195A; US5251647A; DE69125782T2; JP3027635B2; CA2052998A1; JPH0678644A; EP0481566B1; EP0481566A1; AU8568291A; ATE151996T1

Description

Werkwijze voor het inbrengen van een transponder samen met een desinfecterend middel alsmede dit middel.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het inbrengen van een transponder samen met een desinfecterend middel in het lichaam van een levend wezen

Een dergelijke werkwijze is bekend uit de PCT-aanvrage 87/CA9OO.

In de stand der techniek is het algemeen bekend transponders in levende wezens aan te brengen voor identificatiedoeleinden. Een dergelijke transponder omvat normaliter een omhulsel waarbinnen elektronische componenten zijn aangebracht. Deze elektronische componenten omvatten een zender-, ontvanger- en een geheugenopslageenheid. Door het uitwendig aanstralen van de transponder wordt de zender geactiveerd om de in het geheugen opgeslagen gegevens uit te zenden. Op deze wijze is het mogelijk dieren te identificeren. In de bovengenoemde PCT-aanvrage wordt een dergelijke toepassing voor vissen beschreven. Daarbij wordt de transponder met behulp van een injectienaald in het levende wezen ingébracht. Met behulp van de injectienaald wordt eerst een opening in de huid van het levende wezen gebracht. Vervolgens dient de injectienaald als geleiding voor het daardoor bewegen van de transponder. Transport van de transponder door de injectienaald kan met mechanische middelen plaatsvinden. Het is, zoals wordt beschreven, in de bovenstaande PCT-aanvrage eveneens mogelijk dit transport te laten plaatsvinden met fluïdummiddelen. D.w.z. achter de transponder bevindt zich een hoeveelheid vloeistof. Met het opbrengen van druk in de cilinder van de injectiespuit wordt deze druk overgebracht naar het fluïdum en beweegt de transponder in het lichaam van het betreffende dier. Bij het inbrengen van transponders in levende wezens bestaat altijd het probleem van infectie van de wond. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat verontreinigingen, die op de huid aanwezig zijn bij het injecteren in het lichaam gebracht worden. Indien een cirkelvormige uitsnijding in de huid wordt gemaakt wordt voor de transponder dit cirkelvormige huiddeel in het lichaam van het levende wezen bewogen. Daardoor kunnen ontstekingen ontstaan met alle ongewenste afstotingsreacties van dien. Dit kan tot gevolg hebben, dat de transponder uit het lichaam gedreven wordt. Om dit te voorkomen wordt in de bovenstaande PCT-aanvrage voorgesteld, het fluïdum desinfecterende middelen te laten bevatten. In de praktijk is echter gebleken, dat niet gewaarborgd kan worden, dat een gestuurde hoeveelheid desinfecterend middel nabij de transponder aanwezig is direkt na het inbrengen. Tevens bestaat het probleem, dat infecties zich pas na langere tijd uiten. Het met de transponder ingebrachte fluïdum zal verhoudingsgewijs snel van de inbrengplaats in het lichaam opgenomen worden, waardoor op een later tijdstip geen desinfecterend middel meer aanwezig is terwijl daar toch behoefte aan bestaat.

Het doel van de onderhavige uitvinding is dit nadeel te vermijden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven werkwijze verwezenlijkt doordat het desinfecterende middel in een bioabsorbeerbare tablet aanwezig is en in lijn met de transponder wordt ingébracht. Door opnemen van het desinfecterende middel in een bioabsorbeerbare tablet in te brengen met de transponder wordt gewaarborgd, dat een voldoende hoeveelheid desinfecterend middel in het lichaam van het betreffende levende wezen aanwezig is, terwijl door passende keuze van de afgeef-snelheid van het desinfecterende middel ook infectie op langere termijn kan worden voorkomen.

Bij de inrichting volgens de PCT-aanvrage 89/00^900 wordt noodzakelijkerwijze het fluïdum achter de transponder ingébracht in het levende wezen. Immers het fluïdum is het drijvende medium om de transponder in het levende wezen aan te brengen. Tevens voorziet de transponder in een afsluiting voor het fluïdum aanwezig in de cilinder van de spuit. Zoals hierboven reeds aangegeven, is echter gebleken, dat met name infectie optreedt door van de huid afkomstige verontreiniging welke met of voor de transponder uit beweegt in het inwendige van het dier. Daardoor zal nabij of vóór de transponder een ontsteking ontstaan. Een dergelijke ontsteking is schadelijker dan een ontsteking achter de transponder, d.w.z. een ontsteking dichter bij de huid. Immers het lichaam van levende wezens streeft ernaar verontreinigingen en andere ongewenste voorwerpen naar buiten te werken door het zachter worden van het weefsel nabij het ongewenste voorwerp en een naar buiten gerichte beweging. Indien zich verontreiniging achter de transponder, d.w.z. meer nabij de huid bevindt, zal deze verontreiniging naar buiten bewegen zonder dat dit invloed heeft op de positie van de transponder. Indien zich echter verontreiniging nabij of vóór de transponder, d.w.z. dieper in het lichaam bevindt, zal met het naar buiten bewegen van deze verontreiniging het gevaar bestaan, dat de transponder eveneens mee naar buiten beweegt. In de praktijk is gebleken, dat op deze wijze eenvoudig de transponder verloren kan gaan met alle nadelige gevolgen van dien. Om dit nadeel te vermijden, wordt volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding voorgesteld de middelen vóór de transponder in te brengen. D.w.z. dat indien bijvoorbeeld de transponder met behulp van een al dan niet gesloten injectienaald wordt ingebracht, wordt het desinfecterende middel voor de transponder liggend ingébracht. Dit inbrengen van het desinfecterende middel samen met de transponder kan op alle in de stand der techniek bekende wijzen worden verwezenlijkt, d.w.z. met behulp van mechanische middelen of met behulp van fluïdium-druk. Doordat het desinfecterende middel zich thans voor de transponder bevindt, zal het meest kritische deel van het levende wezen met betrekking tot onsteking rechtstreeks worden voorzien van een desinfecterend middel waardoor voor en nabij de transponder ontstekingen voorkomen worden, en zo op gewaarborgde wijze kan worden vermeden dat de transponder door een afweerreactie het lichaam verlaat.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding wordt niet, zoals volgens de stand der techniek, een cirkelvormige insnijding in de huid van het dier aangebracht. Immers bij het aanbrengen van een gesloten cirkelvormige insnijding zal het zo vrijkomende huiddeel naar binnen bewegen en de op het huiddeel aanwezige verontreiniging een bron van afweerreacties door het lichaam van het levende wezen vormen. Volgens de uitvinding wordt voorgesteld een U-vormige insnijding aan te brengen, gevolgd door het wegklappen van het zo gevormde huiddeel, en het inbrengen van de transponder en het desinfecterende middel. Daarna kan het huiddeel in haar uitgangspositie worden terugbewogen. Daarbij bestaat slechts nog het gevaar, dat aan het huiddeel hechtend vuil met de transponder mee naar binnen wordt bewogen, maar deze verontreiniging is veel minder ernstig dan verontreiniging van het hele huiddeel zelf in verband met de door het lichaam te verwachten afstootreactie en wordt door de maatregelen volgens de uitvinding voorkomen.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een desinfecterend middel om met een transponder in een levend wezen te worden ingebracht, omvattende een bioabsorbeerbare tablet met in hoofdzaak dezelfde dwars-doorsnedegedaante als de transponder. Op deze wijze is het mogelijk met behulp van bijvoorbeeld een injectienaald zowel de transponder als het desinfecterende middel in te brengen. Indien het desinfecterende middel en de transponder zonder hulpmiddel, zoals injectienaald, worden ingebracht, is de tablet volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding bij het einde, dat het eerst in aanraking komt met de huid van het levende wezen spits toelopend uitgevoerd en is de tablet met de transponder verbonden. Daardoor kan gemakkelijker een weg worden gebaand voor het desinfecterende middel en de transponder.

De tablet bevat bij voorkeur een drager op basis van eiwitmateriaal met daarin opgenomen de desinfecterende stof. Deze desinfecterende stof kan elk in de stand der techniek bekende stof omvatten. Het eiwitmateriaal komt bij voorkeur overeen met de eiwitten, die overeenkomen met de eiwitten van het betreffende levende wezen. Daardoor kunnen afstotingsreacties worden voorkomen.

Andere bioresorbeerbaar middelen waaraan de voorkeur wordt gegeven voor de drager omvatten polymelkzuur.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekening afgeheeld uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt worden. Daarbij toont: fig. 1 gedeeltelijk in doorsnede een zijaanzicht van een inbreng-naald voorzien van een transponder en het desinfecterende middel volgens de uitvinding en fig. 2 de inrichting volgens fig. 1 in bovenaanzicht.

Uit fig. 1 en 2 blijkt, dat een in zijn geheel met 1 aangegeven naald aan de voorzijde af geschuind is uitgevoerd. Deze naald is voorzien van een schuin deel 11, uitlopend tot een van facetten voorzien uiteinde 12 aan êén zijde en aan de andere zijde begrensd door een horizontaal deel 15· Tevens is een overgangsdeel 13 aanwezig, dat het uiteinde van de naald verbindt met het naaldlichaam 10. Dit naaldlichaam 10 is op niet afgeheelde wijze verbonden met een inbrengpistool via een koppeling 14. In de naald zijn een transponder 3 alsmede een tablet 4 met desinfecterende middel volgens de uitvinding getoond. Deze tablet 4 bestaat uit een drager met daarin opgenomen een desinfecterende stof.

De drager kan bestaan uit polymelkzuur of een stof op basis van een eiwitmateriaal verenigbaar met het eiwitmateriaal van het levende wezen waarin de transponder wordt ingebracht. De desinfecterende stof kan alle in de stand der techniek bekende desinfecterende middelen omvatten. De transponder 3 is een in de stand der techniek gebruikelijke transponder. Deze kan bijvoorbeeld een glazen transponder zijn waarin elektronische componenten zijn opgenomen, bestaande uit een zend/ont-vangstantenne, een geheugen alsmede een zender en ontvanger. Bij het aanstralen van de transponder geeft deze een signaal af, dat gegevens bevat, die overeenkomen met de‘in het geheugen opgeslagen gegevens.

De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt:

Indien men om enigerlei reden een levend wezen wenst te idenfice-ren, is het wenselijk daarin een transponder 3 in te brengen. Daartoe wordt in de huid een U-vormige insnijding gemaakt door het inbrengen van naald 1. Dit wordt meer gedetailleerd beschreven in de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 8902938. Na het inbrengen van de naald in het lichaam van het levende wezen wordt de transponder 3 met behulp van niet-afgebeelde middelen in het lichaam van het dier gedreven waarbij de tablet 4 daarvoor beweegt. Beide strijken langs het naar binnen geklapte huiddeel waardoor het gevaar bestaat, dat ondanks het vooraf reinigen van de betreffende plek verdere verontreinigingen worden meegenomen in het lichaam van het betreffende levende wezen. Doordat de tablet 4 voor de transponder in het levende wezen is aangebracht, wordt op die plaats infectie op krachtige wijze bestreden door het uit de tablet 4 vrijkomen van desinfecterende stof. Daardoor wordt voorkomen, dat een ontsteking zich aan de "stroom opwaartse zijde" van de transponder voordoet, hetgeen met name gevaarlijk is omdat daardoor een afweerreactie kan ontstaan waardoor de transponder uit het lichaam wordt gedreven. Indien geen inbrengnaald gebruikt wordt, is tablet 4 bij voorkeur van een spitse punt voorzien en verbonden met de transponder. Hierdoor kan gemakkelijk een baan in het lichaam van het levende wezen verwezenlijkt worden. De afgifte van desinfecterende middelen kan variëren van uren tot dagen. Dit in tegenstelling tot middelen, die in de stand der techniek toegepast worden, zoals jodium dat hoogstens een uur werkzaam is.

In de praktijk is gebleken, dat door het voor de transponder inbrengen van het desinfecterend middel de uitval van transponders aanzienlijk kan worden teruggebracht.

Hoewel hierboven een voorkeursuitvoering van de uitvinding is beschreven, moet worden begrepen, dat daaraan talrijke wijzigingen zijn aan te brengen. Zo is het mogelijk de voorzijde van de transponder en het desinfecterende middel te integreren. Eveneens is het mogelijk de transponder op te nemen in een holte in een cilindrische drager voor desinfecterend middel. Deze en alle andere wijzigingen liggen alle binnen het bereik van de onderhavige aanvrage.

Claims

1. Werkwijze voor het inbrengen van een transponder samen met een desinfecterend middel in het lichaam van een levend wezen, met het kenmerk, dat het desinfecterende middel in een bioabsorbeerbare tablet aanwezig is en in lijn met de transponder wordt ingebracht.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het desinfecterende middel voor de transponder wordt ingebracht.

3. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het in de huid van het levende wezen aanbrengen van een U-vormige insnijding, het wegklappen van het zo gevormde huiddeel, en het inbrengen van de transponder en het desinfecterende middel.

4. Desinfecterend middel om met een transponder in een levend wezen aangebracht te worden, omvattende een bioabsorbeerbare tablet met in hoofdzaak dezelfde dwarsdoorsnedegedaante als de transponder.

5. Desinfecterend middel volgens conclusie 4, voor het voor de transponder inbrengen waarbij het einde dat het eerst in aanraking komt met de huid van het levende wezen spits toeloopt en het desinfecterende middel met de transponder verbonden is.

6. Desinfecterend middel volgens conclusie 4 of 5» omvattende een drager materiaal met daarin opgenomen een desinfecterende stof.

7. Desinfecterend middel volgens conclusie 6, waarbij de drager een desinfecterende middel polymelkzuur bevat.

8. Desinfecterend middel volgens conclusie 6 of 7, waarbij de drager bestaat uit eiwit, dat overeenkomt met de eiwitten van het levende wezen waarin de transponder wordt ingebracht.