NL9001763A - Bevestigingsstelsel voor gevelplaten. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Bevestigingsstelsel voor gevelplaten.

De uitvinding heeft betrekking op de bevestigings -stelsel voor gevelplaten.

Het gebruik van gevelplaten voor het afwerken van een gevel van een gebouw komt meer en meer in zwang als gevolg van de bijzondere architectonische effecten die daarmee kunnen worden bereikt. Het bevestigen van deze platen, die bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit keramisch materiaal, levert echter vele problemen op. Een bevestigen door middel van vastlijmen aan een draagframe leidt weliswaar tot een fraai uiterlijk doch is duur en tijdrovend en wordt in vele gevallen niet vertrouwd; de bevestigingsstelsels die gebruikmaken van aan de platen en aan de gevel te bevestigen steunelementen vergen een gecompliceerd bevestigen van deze elementen aan de platen en aan de gevel en zijn duur en gecompliceerd.

De uitvinding beoogt een bevestigingsstelsel voor gevelplaten te verschaffen dat gebruik maakt van eenvoudige goedkope elementen, aan iedere gevelconstructie kan worden aangepast, voor het aanbrengen geen speciaal geschoold personeel vergt en waarbij geen dure bewerkingen of ingrepen aan de gevelplaten zelf nodig zijn.

Het stelsel volgens de uitvinding is daartoe uitgevoerd zoals aangegeven in de hoofdconclusie.

Voor toepassing van dit bevestigingsstelsel behoeven in de eindranden van elke gevelplaat slechts vier smalle uitsparingen te worden gevormd, en wel twee naar onderen open uitsparingen in die rand die na het aanbrengen der plaat de onderrand is, en twee naar buiten open uitsparingen aan het boveneinde van elk der opstaande randen. Op elk hoekpunt van een viertal gevelplaten vallen dan de twee eerste steunlippen in de uitsparingen in de respectievelijke onderranden der twee bovenste platen van dit viertal, daarbij deze platen ondersteunend, terwijl de tweede steunlippen of steunlipdelen voorkomen dat de twee onderste platen naar voren wegvallen.

Met een dergelijk bevestigingsstelsel waarbij steeds de hoeken van vier platen op een stoel rusten en dus ook in één vlak liggen wordt een zekere ondersteuning der gevelplaten verkregen en kan het aanbrengen der gevelplaten waarbij is verzekerd dat de hoeken van alle platen in één vlak liggen zeer snel worden uitgevoerd. Het tijdrovende horizontaal en verticaal instellen van twee ondersteunings-stoelen per plaatrand vervalt.

Voorkeursuitvoeringen der uitvinding zijn aangegeven in de volgconclusies.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin is: figuur 1 een vooraanzicht van een gedeelte van een gevel met gevelplaten daaraan bevestigd onder gebruikmaking van het bevestigingsstelsel volgens de uitvinding; figuur 2 een vooraanzicht op vergrote schaal van de in deze gevelplaten gevormde uitsparingen; figuur 3 een eindaanzicht in de richting III-III volgens figuur 1; figuur 4 een vooraanzicht van de eerste steunlippen met de daardoor gedragen gevelplaten; figuur 5 een bovenaanzicht van de tweede steunlippen; figuur 6 een vooraanzicht van een dergelijke steunlip; figuur 7 een zijaanzicht van een dergelijke steunlip; figuur 8 een vooraanzicht van een steunlipdrager volgens de uitvinding; figuur 9 een bovenaanzicht van deze drager; figuur 10 een zijaanzicht van deze drager; figuur 11 een bovenaanzicht van de aan deze drager te bevestigen tweede steunlip; figuur 12 een zijaanzicht van deze steunlip; figuur 13 een zijaanzicht van de drager met steunlippen gecombineerd met een aan de muur te bevestigen draagstoel; figuur 14 een perspectivische afbeelding van een tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een vooraanzicht van een gedeelte van een gevelbekleding met daarin getekend drie rijen gevelplaten, aangegeven met la, lb, lc, 2a, 2b, 2c en 3a, 3b, 3c.

In de onderrand van elk der platen is nabij elke hoek een uitsparing met gebogen randbegrenzing gevormd, in de figuren aangegeven met 4a voor een nabij een linkerhoek gelegen uitsparing en met 4b voor een nabij een rechteronderhoek gelegen uitsparing. Voorts is in elke opstaande rand 6 nabij de bovenhoek daarvan een tot aan de bovenrand 8 van de plaat doorlopende uitsparing 6a respectievelijk 6b gevormd, de uitsparing 6a in een linkerrand en de uitsparing 6b in een rechterrand. Voor de platen la, lb en 2a, 2b is dit op vergrote schaal getekend in figuur 2.

De gevelplaten worden vastgehouden met behulp van in deze uitsparingen grijpende en aan de gevel bevestigde steunlippen. Er zijn twee soorten steunlippen: eerste steunlippen die passen in de uitsparingen 4a, 4b en tweede steunlippen of steunlipdelen passend in de uitsparingen 6a, 6b. De steunlippen respectievelijk steunlipdelen liggen alle in hetzelfde verticale vlak.

Het principe der uitvinding zal schematisch eenvoudig worden beschreven aan de hand van de figuren 3 tot en met 7 terwijl aan de hand van de figuren 8 tot en met 13 een praktische uitvoeringsvorm wordt beschreven.

De in de uitsparingen 4a, 4b passende steunlippen zijn in de figuren 4 tot en met 7 aangegeven met 10a, 10b. Zij liggen in horizontale richting op afstand van elkaar en steken uit uit een strip 12 die via een bevestigingsstrip 14 aan de gevel 16 is bevestigd.

De uitsparingen 6a, 6b in elke plaat werken samen met de randdelen van een tweede, daarin passende steunlip 18 (zie de figuren 5 tot en met 7) die eveneens, en wel via een bevestigingselement 20, 22 eveneens aan de gevel 16 is bevestigd.

Aldus wordt elke gevelplaat aan zijn onderrand vastgehouden door de in de uitsparingen 4a, 4b grijpende steunlippen 10a, 10b en aan zijn bovenzijde door in de uitsparingen 6a, 6b grijpende steunlipdelen, in de praktijk, zoals getekend, verenigd tot één enkele steunlip 18. Uiteraard zal zich in de uitsparing 4a, 4b geen water kunnen verzamelen terwijl, zoals figuur 2 toont, de vorm der uitsparingen 6a, 6b zodanig is dat daarin terechtkomend water vrij naar onderen tot in de ruimte tussen de aangrenzende platen kan wegvloeien.

In een nog te beschrijven praktische tekening zijn de nabij een hoekpunt van gevelplaten aanwezige steunlippen 10a, 10b met de steunlip 18 gecombineerd tot één enkel, aan de gevel te bevestigen, element.

Het plaatsen der gevelplaten geschiedt werkend van onder naar boven: eerst wordt een onderste rij steunlippen 10a, 10b aangebracht (de steunlippen 18 zijn in deze rij niet nodig); na het plaatsen der onderste rij gevelplaten (dus bijvoorbeeld de rij gevelplaten 3a, 3b, 3c etc.) wordt de tweede rij steunlippen 10a, 10b en 18 aan de gevel bevestigd. Dan is de onderste rij gevelplaten gefixeerd en kan het plaatsen van de daarboven gelegen rij beginnen. Aldus wordt, gaande van onderen naar boven, de gehele gevelbekleding geplaatst.

Een praktische uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is weergegeven in de figuren 8 tot en met 13. Bij deze uitvoeringsvorm zijn de steunlippen van de soort 10a, 10b -hier aangegeven met 10a' en 10b' - een vast onderdeel van een in dwarsdoorsnede T-vormige drager 30 met de poot 32 en het dwarsdeel 34. De configuratie van deze drager is zodanig dat de individuele dragers kunnen worden vervaardigd door afkanten en bewerking van een langwerpig, in dwarsdoorsnede T-vormig stuk geëxtrudeerd materiaal. Uiteraard is ook een vervaardiging uit plaatmateriaal mogelijk.

Het dwarsbeen 34 bestaat uit het deel 34a dat is bestemd ter bevestiging van de drager aan een nog te beschrijven, aan de gevel te bevestigen, draagstoel en een tweede deel 34b dat overgaat in een opstaand deel 36 waaruit de twee lippen 10a', 10b' zijn gevormd. Uit het been 32 steekt de draaghaak 38 uit en hieromheen is passend aangebracht een huls 40 die via de strip 42 de draaglip 18' draagt, bestemd om samen te werken met de nabij de bovenhoeken van de gevelplaten aangebrachte uitsparingen 6a, 6b - vergelijk de figuren 3 en 5 tot en met 7. Om het aanbrengen van deze huls 40 rond de haak 38 mogelijk te maken is in het deel 34b een passende uitsparing gevormd, een en ander zoals het bovenaanzicht van figuur toont.

In het deel 34a zijn de sleufgaten 44a, 44b gevormd welke dienen ter bevestiging van de drager 30 op een draagstoel 46 door middel van de schroefbouten 48 die gaan door de sleufgaten 44a, 44b en worden vastgeschroefd in schroefdraad 50 gevormd in het been 52 van de draagstoel 46. Het andere been 54 van deze draagstoel is vastgezet tegen de gevel 16, bijvoorbeeld door middel van een stelplaat 56 en keilbouten 58.

Met de bovenomschreven uitvoeringsvorm kunnen de gevel-bekledingsplaten aan praktisch elke gevel worden vastgezet, ook wanneer het gevelverloop onregelmatig is. De uitvin-dingsgedachte kan echter ook worden gerealiseerd in aanzienlijk eenvoudiger uitvoeringsvormen, bijvoorbeeld die zoals aangegeven in figuur 14. Deze figuur toont hoe aan een, aan de gevel vast te zetten stijl 60 een eenvoudige draagstrip 62 is bevestigd die via haaks omgezette delen 64a, 64b de eerste bevestigingslippen 10a", 10b" draagt terwijl de bevestigingslip 18" via een eenvoudige steunstrip 66 eveneens aan de profielbuis 60 is vastgezet. Men behoeft dan slechts op de juiste plaatsen de profielen 60 aan te brengen en bij het aanbrengen der gevelplaten op deze profielen de onderdelen 62, 66 te bevestigen.

Claims (6)

1. Bevestigingsstelsel voor gevelplaten, gekenmerkt door twee eerste, in horizontale richting op afstand van elkaar gelegen opstaande steunlippen, elk bestemd in te grijpen in een in de onderrand van één van twee in horizontale richting naast elkaar gelegen gevelplaten gevormde, naar onderen open, opneemsleuf, en door twee tweede, daaronder en daartussen en in eenzelfde verticaal vlak gelegen, aan elkaar grenzende opstaande steunlipdelen, elk bestemd in te grijpen in een naar opzij open opneemsleuf gevormd in het boveneinde van de opstaande rand van één van twee in horizontale richting naast elkaar en onder de eerste platen gelegen gevelplaten.

2. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de twee tweede steunlipdelen tot één enkele steunlip zijn verenigd.

3. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de aan het einde van de opstaande eindrand der gevelplaten gevormde uitsparingen schuin naar onder aflopend zijn uitgevoerd.

4. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de eerste en tweede steunlippen zijn aangebracht aan een aan de gevelwand te bevestigen drager.

5. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de drager in dwarsdoorsnede in hoofdzaak T-vormig is waarbij van het dwarsbeen de eerste helft fungeert als aanlegvlak ter bevestiging van de drager aan een aan de gevel te bevestigen draagstoel, aan de eindrand van de tweede helft de twee opstaande eerste steunlippen zijn aangebracht en de tweede steunlip wordt gedragen door het been der T.

6. Bevestigingsstelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de drager wordt gevormd door een verticaal aan de gevel te bevestigen steil met aan het voorvlak een horizontale strip waarvan elk einde zich voortzet in een hoekstuk waarvan het opstaande been de eerste steunlip vormt, terwijl de tweede steunlip wordt gevormd door het opstaande been van een smal eveneens aan dit voorvlak bevestigd getrapt hoekstuk.