[go: up one dir, main page]
More Web Proxy on the site http://driver.im/

NL8900338A - Maaimachine. - Google Patents

Maaimachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8900338A
NL8900338A NL8900338A NL8900338A NL8900338A NL 8900338 A NL8900338 A NL 8900338A NL 8900338 A NL8900338 A NL 8900338A NL 8900338 A NL8900338 A NL 8900338A NL 8900338 A NL8900338 A NL 8900338A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mower
construction
cutting
pipe construction
attached
Prior art date
Application number
NL8900338A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8900338A priority Critical patent/NL8900338A/nl
Priority to DE1990612603 priority patent/DE69012603T2/de
Priority to EP19900200311 priority patent/EP0383392B1/en
Publication of NL8900338A publication Critical patent/NL8900338A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/664Disc cutter bars

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

C. van der Lely N.V., Maasland MAAIMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buis-constructie zijn bevestigd.
Een dergelijke maaimachine is bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 27 22 554. Het doel van de uitvinding is de wijze, waarop de maaielementen in dit Of fenlegungs-schrift aan de buisconstructie zijn bevestigd, te vereenvoudigen en wel zo, dat een gemakkelijke demontage van de maaielementen mogelijk wordt.
Overeenkomstig de uitvinding heeft daartoe de maaimachine, zoals deze in de aanhef is omschreven, het kenmerk, dat de buisconstructie aan haar voorzijde een vlak heeft dat in een van de verticale richting afwijkende richting is aangebracht, en dat aan dit vlak een maaielement bevestigbaar is. In een bijzondere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding omvat de buisconstructie wanden die onder verschillende hoeken zijn aangebracht, waaronder in het bijzonder een schuin gevormde wand. De buisconstructie kan uit één geheel bestaan, doch ook uit meerdere, bijvoorbeeld twee delen, waarbij de maaielementen aan de buitenzijde van de buisconstructie zijn bevestigd. De uitvinding heeft dan ook tevens betrekking op een maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat de buisconstructie uit twee delen bestaat en een maaielement aan de buitenzijde van de buisconstructie is bevestigd.
In een gunstige uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding heeft een maaielement een wand die tegen een wand van de buisconstructie ligt. Meer in het algemeen heeft de uitvinding dan ook tevens betrekking op een maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat een maaielement een wand heeft die tegen een wand van de buisconstructie ligt.
In een bijzondere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding bezit de buisconstructie een dubbele wand; deze kan bijvoorbeeld worden verkregen door het tegen elkaar aan vouwen, dat wil zeggen het dubbelvouwen van twee naast elkaar gelegen delen van een één geheel vormende, een holte omsluitende buisconstructie. Overeenkomstig de uitvinding kan een maaielement aan deze dubbele wand zijn bevestigd.
Overeenkomstig de uitvinding kan de buisconstructie eveneens bestaan uit twee losneembare wanden, die dan in het bijzonder met bouten aan elkaar kunnen zijn bevestigd. In het bijzonder kan een aantal van de hiervoor gebruikte bouten ook zijn gebruikt voor de bevestiging van de maaielement en, en wel zodanig dat tevens de torsiestijfheid van de buisconstructie met de daaraan bevestigde maaielementen wordt verhoogd. De uitvinding heeft dan ook verder nog betrekking op een maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat een maaielement met behulp van bouten aan de buisconstructie is bevestigd, en wel zodanig dat tevens de torsiestijfheid van de buisconstructie met het daaraan bevestigde maaielement wordt verhoogd.
Behalve dat de maaielementen met behulp van bouten aan de buisconstructie kunnen zijn bevestigd, kunnen, overeenkomstig de uitvinding, ook tussen maaielementen aan te brengen tussenelementen met behulp van bouten aan de buisconstructie zijn bevestigd, waarbij bij voorkeur tussen twee maaielementen één tussenelement is aangebracht. Hierdoor wordt overeenkomstig de uitvinding een constructie verkregen, waarbij een maaielement wegneembaar is zonder dat een tussenelement weggenomen wordt. De uitvinding heeft dan ook voorts betrekking op een maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat tussen de maaielementen tussenelementen zijn aangebracht en een maaielement wegneembaar is zonder dat een tussenelement weggenomen wordt.
Behalve de maaielementen en de tussenelementen kunnen overeenkomstig de uitvinding tevens aan de onderzijde van de maaimachine aangebrachte glijsloffen met behulp van bouten aan de buisconstructie zijn bevestigd. In een voor delige uitvoeringsvorm kunnen overeenkomstig de uitvinding de maaielementen en de daartussen aangebrachte tussenelementen en/of aan de onderzijde van de maaimachine aangebrachte glij-sloffen aan de buisconstructie zijn bevestigd met dezelfde bouten als waarmede losneembare wanden van de buisconstructie aan elkaar bevestigbaar zijn.
Elk maaielement is voorzien van een maaischijf, terwijl overeenkomstig de uitvinding de maaielementen met behulp van een buiten de buisconstructie aangebrachte, bij voorkeur een vierkante doorsnede bezittende, doorgaande as aandrijfbaar is. Hierdoor wordt een constructie verkregen, waarbij op eenvoudige wijze, na het uittrekken van de doorgaande aandrijfas en het zonodig apart verwijderen van een glijslof, een desbetreffend maaielement kan worden gedemonteerd.
Overeenkomstig de uitvinding is de maaimachine zodanig uitgevoerd, dat de vertraging van de kegeltandwielen in een maaielement ongeveer één op twee a drie bedraagt. De aandrijfas kan in dat geval een sterk verhoogd toerental beziten, waardoor deze een doorsnede kan krijgen met relatief geringe afmetingen. De uitvinding heeft dan ook tevens betrekking op een maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat de vertraging van de kegeltandwielen in een maaielement althans ongeveer één op twee a drie bedraagt.
Verder kan overeenkomstig de uitvinding de buisconstructie worden gevormd door een aan de voorzijde van een schuine wand voorziene balk, welke een breedte heeft die overeenkomt met die van de maaimachine; in het bijzonder kan daarbij een maaielement met zijn schuine wand zijn aangebracht tegen de schuine wand van de balk.
De maaimachine, zoals hiervoor omschreven, is voorts voorzien van aankoppelpunten voor bevestiging van de maaimachine aan de aankoppelpunten van een driepuntshef-inrichting, terwijl de maaimachine voorts aandrijfbaar is vanaf de aftakas van een trekker.
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van de in de tekening afgebeelde uitvoeringsvoorbeel- den.
Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een aan een trekker bevestigde maaimachine overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 2 toont een deel van het bovenaanzicht van figuur 1 op vergrote schaal;
Figuur 3 toont een zijaanzicht van de in figuur 1 weergegeven maaimachine;
Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede van de kneus-rotor van de gewasbewerkingsinrichting overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 5 toont een deel van een achteraanzicht van de in figuur 4 in dwarsdoorsnede afgebeelde kneusrotor;
Figuur 6 toont een onderaanzicht van een deel van de maaieenheid van de maaimachine overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 7 toont een dwarsdoorsnede van de maaieenheid;
Figuur 8 toont een deel van een lengtedoorsnede van de maaieenheid;
Figuur 9 toont een dwarsdoorsnede van een andere uitvoeringsvorm van de maaieenheid.
De in de figuren weergegeven maaimachine 1 omvat een maaieenheid 2 en een gewasbewerkingsinrichting 3. Het geheel van de maaieenheid 2 en de gewasbewerkingsinrichting 3 is zwenkbaar om een ongeveer horizontale, in de rijrichting gelegen zwenkas 60 verbonden met een draagarm 4, waarmede de maaimachine 1 aan de driepuntshefinrichting 5 van een trekker of soortgelijk voertuig 6 aankoppelbaar is, zoals aangegeven in figuur 1. De draagarm 4 is voorts zwenkbaar om een ongeveer horizontale, in de rijrichting gelegen zwenkas, waarvan de hartlijn in figuur 1 met verwijzingscijfer 7 is aangegeven, verbonden met een onderste draagbalk van een bok 8. De bok 8 is aan de onderzijde met aankoppe le lemen ten 9 verbonden met de hefarmen 10 en aan de bovenzijde met een aankoppe1-element 11 met de topstang 12 van de driepuntshefinrichting 5. De aandrijving van het maaigedeelte 2 en de gewasbewerkingsinrichting 3 geschiedt vanaf de aftakas van de trekker 6, via verschillende overbrengingsorganen in de met de draag- arm 4 verbonden kast 13, de van kruiskoppelingen voorziene tussenas 14 en verschillende overbrengingsorganen in de met het frame 15 van de maaimachine 1 verbonden kast 16.
De maaieenheid 2 is aan de ene zijde vast verbonden met het frame 15 en aan de andere zijde voorzien van een gewasgeleidingselement 17. In het frame 15 is voorts de gewasbewerkingsinrichting 3 aangebracht. Deze gewasbewer-kingsinrichting omvat een kneusorgaan 18 en een aantal daarmede samenwerkende, zich afzonderlijk instellende samenwerk-organen 19.
Het kneusorgaan 18 (zie fig. 3 - 5) is draaibaar rond een rotoras 20 met het frame 15 verbonden en omvat een buisvormige constructie 21, die althans ongeveer parallel aan de draaiingsas van het kneusorgaan 18 is voorzien van plaatvormige schoepen 22. De buisvormige constructie 21 kan zijn opgebouwd uit een vierkante buis 23 met als plaatvormige schoepen daarlangs en op de hoeken van de buis 23 radiaal naar buiten gerichte geprofileerde platen 24. Wordt een vierhoekige buis gebruikt, dan zijn vier van dergelijke platen aanwezig. Het zal duidelijk zijn dat, behalve de beschreven voorkeursuitvoering, ook andere veelhoekige buisconstructies met op de hoeken radiaal naar buiten gerichte platen kunnen worden toegepast. In de afgebeelde constructie zijn telkenmale twee platen 24 met U-vormige strips 25 en bouten 26 aan elkaar geklemd (zie figuur 5). De plaatvormige schoepen 22 en in het bijzonder de platen 24 kunnen daardoor gemakkelijk worden gedemonteerd en zonodig worden vervangen. De platen 24 zijn voorzien van plaatvormige tanden met bijvoorbeeld een driehoekig verloop. Het kneusorgaan 18 en in het bijzonder de platen 24 veroorzaken, wanneer de maaimachine in bedrijf is, een opwaartse luchtstroom in de draaiingsrichting. Wanneer de maaimachine in bedrijf is, bevindt deze zich in een positie dwars op de voortbewegingsrichting, waarbij de gewasbewerkingsinrichting 3 vóór de maaieenheid 2 is aangebracht. Het gemaaide gewas wordt door het kneusorgaan 18 naar voren afgebogen, waarna de halmen met de voet omhoog door de luchtstroom omhoog worden gevoerd door de ruimte tussen het kneusorgaan 18 en de daarvoor en daarboven aangebrachte samenwerk- organen 19, waarbij het kneusorgaan 18 en de samenwerkorganen 19 tezamen de gewenste kneuzing van het gewas bewerkstelligen. In het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld (zie fig. 2 en 3) zijn drie samenwerkorganen 19 aangegeven. Elk samenwerkorgaan 19 omvat een middels scharnierpennen 65 scharnierend in het frame 15 opgehangen gebogen plaat 27, welke is voorzien van ribben 28, alsmede een instelbare veer 29, welke is aangebracht rond een as 30. De as 30 is aan het ene uiteinde voorzien van een gaffelvormig deel 61, met behulp waarvan de as aan dit uiteinde onder gebruikmaking van een pin 62 in één van de gaten 63 in de middelste ribbe van het samenwerkorgaan 19 kan worden vastgezet. Aan het andere uiteinde steekt de as 30 door een opening in een aan het frame 15 bevestigde steun 64 en is aan één zijde daarvan vastgezet met een moer 31, terwijl de rond de as 30 aangebrachte veer 29 aan de andere kant tegen de steun 64 drukt. Aldus zijn de gebogen platen 27 verend en middels de gaten 63 instelbaar verend in het frame 15 aangebracht. Over de breedte van de gewasbewerkingsinrich-ting 3 kan hierdoor de ruimte tussen het kneusorgaan 18 en de afzonderlijke samenwerkorganen 19 worden ingesteld op de over de breedte van de machine variërende dikte van de te kneuzen gewasstroom. In de afgebeelde uitvoeringsvorm heeft de maateenheid zes maaischijven, zodat telkenmale voor twee maaischijven één samenwerkorgaan aanwezig is. Bij deze uitvoering is dan de werkbreedte van de maaieenheid 2 althans ongeveer gelijk aan die van de gewasbewerkingsinrichting 3 en wel ongeveer twee meter. De diameter van het kneusorgaan is daarbij ongeveer 25 cm.
De maaieenheid 2, zoals deze in een eerste uitvoe-ringsvoorbeeld is afgebeeld in de figuren 6 - 8 en in een tweede uitvoeringsvoorbeeld slechts in doorsnede in fig. 9, omvat maaielementen 32 en tussenelementen 33, die zijn bevestigd aan een buisconstructie 34. De buisconstructie 34 is zodanig gevormd, dat deze aan de voorzijde een van de verticale richting afwijkende, in het bijzonder een schuin gevormde wand 35 bezit. De buisconstructie kan zijn opgebouwd uit twee losneembare delen 36 en 37 (zie fig. 7), die zodanig zijn gevormd dat zij tezamen een holle ruimte omsluiten. Aan de achterzijde zijn de beide delen tegen elkaar aan gevouwen tot een dubbele wand en met behulp van bouten 38 met elkaar verbonden. De voorzijde van beide delen is zodanig gevormd, dat deze een tegen elkaar aanliggend plaatdeel bezitten, waardoor de voorzijde van de buisconstructie 34 een dubbele wand heeft, waarbij de beide delen met elkaar kunnen worden verbonden door bouten 39. Met behulp van deze bouten 39 kunnen tevens de maaielementen 32 en de. tussenelementen 33 op de buisconstructie worden vastgezet, waardoor dan, daar ook deze elementen een zekere torsiestijfheid bezitten, tevens de torsiestijfheid van de buisconstructie met de daaraan verbonden maaielementen wordt verhoogd. Hiertoe bezitten de maaielementen 32 en de tussenelementen 33 eveneens een schuine wand 40, welke tegen de wand 35 van de buisconstructie 34 rust. De buisconstructie is verder zodanig dat de bouten 38 en 39 gemakkelijk toegankelijk zijn, de bouten 38 vanaf de achterzijde en de bouten 39 vanaf de onderzijde. De bouten 38 aan de achterzijde worden in de afgebeelde uitvoeringsvormen tevens gebruikt om maaisloffen 41 onder de maaielementen 32 vast te zetten. Deze maaisloffen zijn aan de voorzijde met behulp van bouten 42 aan de maaielementen 32 vastgezet.
Een maaielement 32- is opgebouwd uit een huis 43, dat ten opzichte van de aangrenzende tussenelementen 33 uit-neembaar is; de tussenelementen 33 rusten slechts met hun zijflenzen 44 tegen het huis 43. Door het huis 43 loopt de aandrijfas 45, welke een vierkante doorsnede bezit, hoewel deze ook bijvoorbeeld zeskantig kan worden uitgevoerd; de aandrijfas vormt een doorgaande as, welke geheel buiten de buisconstructie loopt. In het huis 43 is een tweetal kegel-tandwielen 46 en 47 aangebracht. Het kegeltandwiel 46 vormt één geheel met een huls 48, welke zich over vrijwel de gehele lengte van het huis rond alsdan daarin aangebrachte de as 45 uitstrekt. De huls 48 met het tandwiel 46 is afgesteund in lagers 49, welke aan weerszijden in het huis 43 zijn aangebracht. Het kegeltandwiel 47 is vast verbonden met een zich opwaarts uitstrekkende as 50, waaraan middels spiebanen de binnenbus 51 van de maaischijf 52 is bevestigd. Deze binnen-bus 51 is met behulp van lagers 53 draaibaar in het huis 43 aangebracht. Tussen de binnenbus 51 en een met een bout 54 met de as 50 verbonden dekplaat 55 is de schotel vormige plaat 56 van de maaischijf 52 vastgezet. Aan de schotelvormige plaat 56 zijn diametraal tegenover elkaar twee maaimessen 57 aangebracht. De maaimessen 57 zijn vrij draaibaar rond pinnen 58 en worden in hun beweging begrensd door een aanslag 59.
De aandrijfas 45 wordt met een hoog toerental aangedreven, waarna de kegeltandwielen een vertraging met een factor van ongeveer twee a drie introduceren. Hierdoor kan met een relatief gering torsiemoment in de aandrijfas worden volstaan en kan deze een doorsnede van geringe afmetingen hebben. Uiteraard dient ten opzichte van het toerental van de af takas in de kast 16 het toerental van de aandrijfas sterk te worden verhoogd, terwijl in de maaielementen het toerental van de maaischijven weer wordt verlaagd ten opzichte van dat van de aandrijfas.
In de in figuur 9 afgebeelde uitvoering is de buisconstructie 34 uit één geheel vervaardigd door deze zodanig dubbel te vouwen dat een holle ruimte wordt omsloten, terwijl de beide wanden weer een dubbele wand met een schuin naar onderen en naar voren lopend vlak vormen. De maaisloffen 41 worden in deze uitvoering, tegen de opwaartse achterwand van de buisconstructie bevestigd. Verder is het huis 43 van de maaielementen ongewijzigd ten opzichte van dat, wat is afgebeeld in figuur 7; het doorsnedebeeld is alleen op een andere plaats van de maaieenheid genomen.
Verder zij opgemerkt dat de buisconstructie nog kan worden gevormd door een aan de voorzijde van een schuine wand voorziene balk. Deze zal dan weer een breedte hebben, die ongeveer overeenkomt met die van de maaimachine. Aan deze balk kunnen dan de maaielementen en de tussenelementen worden bevestigd.
De demontage van de maaieenheid is door deze constructie sterk vereenvoudigd; allereerst dient de aandrijfas 45 uit de maaieenheid te worden getrokken, waarna de bouten 38 en 42 van de maaisloffen kunnen worden losgemaakt. Na het verwijderen van de maaisloffen zijn de bouten 39 toegankelijk. Door het losdraaien van slechts twee bouten kan het desbetreffende maaielement 32 van de buisconstructie 34 worden af genomen, waarbij de samenstelling van de verdere delen van de maaieenheid volledig in takt blijft.

Claims (29)

1. Maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat de buisconstructie aan haar voorzijde een vlak heeft dat in een van de verticale richting afwijkende richting is aangebracht, en dat aan dit vlak een maaielement bevestigbaar is.
2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de buisconstructie wanden omvat die onder verschillende hoeken zijn aangebracht.
3. Maaimachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de buisconstructie een schuin gevormde wand bezit.
4. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buisconstructie uit twee delen bestaat en een maaielement aan de buitenzijde van de buisconstructie is bevestigd.
5. Maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat de buisconstructie uit twee delen bestaat en een maaielement aan de buitenzijde van de buisconstructie is bevestigd.
6. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een maaielement een wand heeft die tegen een wand van de buisconstructie ligt.
7. Maaimachine met een aantal maaielementen, die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat een maaielement een wand heeft die tegen een wand van de buisconstructie ligt.
8. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buisconstructie een dubbele wand bezit.
9. Maaimachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een maaielement bevestigbaar is aan de dubbele wand.
10. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buisconstructie bestaat uit twee losneembare wanden.
11. Maaimachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de losneembare wanden met bouten aan elkaar bevestigbaar zijn.
12. Maaimachine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een aantal bouten is gebruikt voor de bevestiging van de maaielementen aan de buisconstructie, en wel zodanig dat tevens de torsiestijfheid van de buisconstructie met de daaraan verbonden maaielementen wordt verhoogd.
13. Maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat een maaielement met behulp van bouten aan de buisconstructie is bevestigd, en wel zodanig dat tevens de torsiestijfheid van de buisconstructie met het daaraan bevestigde maaielement wordt verhoogd.
14. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen maaielementen aan te brengen tussenelementen met behulp van bouten aan de buisconstructie zijn bevestigd.
15. Maaimachine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat tussen twee maaielementen één tussenelement is aangebracht .
16. Maaimachine volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat een maaielement wegneembaar is zonder dat een tussenelement weggenomen wordt.
17. Maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat tussen de maaielementen tussenelementen zijn aangebracht en een maaielement wegneembaar is zonder dat een tussenelement weggenomen wordt.
18. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de onderzijde van de maaimachine aangebrachte glijsloffen met behulp van bouten aan de buisconstructie zijn bevestigd.
19. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaielementen en de daartussen aangebrachte tussenelementen en/of aan de onderzijde van de maaimachine aangebrachte glijsloffen aan de buisconstructie zijn bevestigd met dezelfde bouten als waarmede losneembare wanden van de buisconstructie aan elkaar bevestigbaar zijn.
20. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk maaielement is voorzien van een maaischijf.
21. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaielementen met behulp van een buiten de buisconstructie aangebrachte doorgaande as aan-drijfbaar zijn.
22. Maaimachine volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de doorgaande as een vierkante doorsnede bezit.
23. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vertraging van de kegel tandwiel en in een maaielement ongeveer één op twee a drie bedraagt.
24. Maaimachine met een aantal maaielementen die aan een buisconstructie zijn bevestigd, met het kenmerk, dat de vertraging van de kegeltandwielen in een maaielement althans ongeveer één op twee è drie bedraagt.
25. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buisconstructie wordt gevormd door een aan de voorzijde van een schuine wand voorziene balk, welke een breedte heeft die overeenkomt met die van de maaimachine .
26. Maaimachine volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat een maaielement met zijn schuine wand is aangebracht tegen de schuine wand van de balk.
27. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze is voorzien van aankoppelpunten voor bevestiging aan de aankoppelpunten van een driepuntshef-inrichting.
28. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze aandrijf baar is vanaf de aftakas van een trekker.
29. Maaimachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, of zoals beschreven of weergegeven in de beschrijving en/of de tekening.
NL8900338A 1989-02-13 1989-02-13 Maaimachine. NL8900338A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8900338A NL8900338A (nl) 1989-02-13 1989-02-13 Maaimachine.
DE1990612603 DE69012603T2 (de) 1989-02-13 1990-02-12 Mähvorrichtung.
EP19900200311 EP0383392B1 (en) 1989-02-13 1990-02-12 A mowing machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8900338A NL8900338A (nl) 1989-02-13 1989-02-13 Maaimachine.
NL8900338 1989-02-13

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8900338A true NL8900338A (nl) 1990-09-03

Family

ID=19854116

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8900338A NL8900338A (nl) 1989-02-13 1989-02-13 Maaimachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0383392B1 (nl)
DE (1) DE69012603T2 (nl)
NL (1) NL8900338A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2683424B1 (fr) * 1991-11-08 1998-07-31 Kuhn Sa Faucheuse avec un robot amenant le produit coupe notamment aux supports des organes de coupe.
DE102006059220A1 (de) * 2006-12-13 2008-06-19 Claas Saulgau Gmbh Mähmaschine zur frontseitigen Anordnung an einem landwirtschaftlichen Fahrzeug
FR3058024B1 (fr) * 2016-10-28 2019-06-07 Kuhn Sa Machine agricole avec des patins equipes de doublures interchangeables

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2625784A (en) * 1948-10-22 1953-01-20 Cadwallader W Kelsey Multiple windrowing disk type mower
US3507102A (en) * 1967-05-25 1970-04-21 Sperry Rand Corp Rotary mower drive
NL8201507A (nl) * 1973-04-27 1982-08-02 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
NL7510686A (nl) * 1975-09-11 1977-03-15 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
NL181617C (nl) * 1976-05-20 1987-10-01 Lely Nv C Van Der Maaimachine.
FR2394239A1 (fr) * 1977-06-15 1979-01-12 Weber Marcel Perfectionnement aux faucheuses a disques entraines par le bas
DE3279971D1 (en) * 1981-05-27 1989-11-16 Lely Nv C Van Der A mowing machine
NL8103411A (nl) * 1981-07-17 1983-02-16 Multinorm Bv Maaier.
NL8403245A (nl) * 1984-10-25 1986-05-16 Zweegers & Zonen P J Maaiinrichting.
NL8503156A (nl) * 1985-11-15 1987-06-01 Zweegers & Zonen P J Maaiinrichting.
NL8700863A (nl) * 1987-04-13 1988-11-01 Multinorm Bv Landbouwwerktuig voorzien van een verbeterd gestel, alsmede maaibalk daarvoor.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0383392A1 (en) 1990-08-22
DE69012603T2 (de) 1995-05-04
EP0383392B1 (en) 1994-09-21
DE69012603D1 (de) 1994-10-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4860527A (en) Mowing machine
HU193965B (en) Mower
US4879870A (en) Mower with improved stiffening of the cutting bar
US2816410A (en) Tractor mounted rotary disc cutting assembly
DE1782894B1 (de) Maehmaschine
US4283906A (en) Top driven shaker units for harvesting machine
US4192123A (en) Agricultural mower
US4178746A (en) Rotary mowers
NL8900338A (nl) Maaimachine.
NL8202359A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8900337A (nl) Maaimachine.
EP0258930B1 (en) An agricultural crop processing machine
NL8204259A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0262734A1 (en) Soil cultivating machines
NL8304356A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8101312A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8801489A (nl) Grondbewerkingsmachine.
HU187298B (en) Rotary-knife mower with swather device
NL8800289A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8801012A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602972A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9002567A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8202358A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8300682A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8702327A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed