NL8802456A - Spuitgegoten kunststofdeksel voor een vat alsmede vat met een dergelijk spuitgegoten kunststofdeksel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Spuitgegoten kunststofdeksel voor een vat alsmede vat met een dergelijk spuitgegoten kunststofdeksel.

De uitvinding heeft betrekking op een spuitgegoten kunststöfdeksel voor een vat met een op de binnenwand aansluitend divergerend eerste vatbovenranddeel dat via een scherpe toprand aansluit op een buitenwaarts gericht naar beneden hellend tweede vatbovenranddeel eindigend in een op afstand van de vatwand gelegen naar beneden gericht schort, welk kunststöfdeksel een eerste dekselbinnenranddeel omvat dat met genoemd eerste vatbovenranddeel kan samenwerken, welk eerste dekselbovenranddeel via een dekseltop-binnenrand overgaat in een naar beneden hellend tweede dekselbinnenranddeel dat met genoemd tweede vatbovenranddeel kan samenwerken alsmede een in dit tweede dekselbinnenranddeel aangebrachte rondlopende kamer en afdichtend met het tweede vatbovenranddeel samenwerkbare afdichtmiddelen.

Een dergelijk spuitgegoten kunststöfdeksel voor een vat voor het verpakken van kunststofharsen, zoals polytetra-fluorethyleenhars is bekend uit US-A-4.674.650. Bij dit bekende kunststöfdeksel moet in een in het tweede dekselbinnenranddeel aangebrachte rondlopende kamer een afdichtring worden aangebracht die afdichtend kan samenwerken met het tweede vatbovenranddeel.

Het aanbrengen van deze afdichtring in een rondlopende kamer van het deksel is echter bewerkelijk en vraagt veel tijd.

Een ander nadeel is dat men, voor het verkrijgen van een betrouwbare afdichting tussen het naar beneden hellende tweede dekselbinnenranddeel en het tweede bovenranddeel van het vat, waarin zich vaak tijdens het spuitgieten van het gevormde oneffenheden bevinden, aan zeer nauwe toleranties moet voldoen wat betreft de afmetingen van de afdichtring respektievelijk van de in een tweede dekselbinnenranddeel aangebrachte rondlopende kamer.

De uitvinding beoogt nu een spuitgegoten deksel te verschaffen dat een absoluut betrouwbare afdichting waarborgt, gemakkelijk te vervaardigen is en waarbij geen afzonderlijke bewerking meer nodig is om afdichtmiddelen aan te brengen in de in het tweede dekselbinnenranddeel aangebrachte rondlopende kamer.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt doordat dat de één geheel met het kunststofdeksel vormende afdichtmiddelen tenminste twee rondlopende dunne flappen omvatten, waarbij tenminste de voeten van deze flappen vast bevestigd zijn aan de wand van de kamer onder vorming van een naast elke flap gelegen deelkamer en de vrije ondereinden van de flappen zich uitstrekken tot voorbij een denkbeeldig kegelvlak dat een voortzetting vormt van het tweede dekselbinnenranddeel.

Daar bij deze uitvoering de afdichtmiddelen één geheel vormen met het kunststofdeksel is het niet meer nodig om in een afzonderlijke bewerking een afdichtring aan te brengen in een rondlopende kamer, terwijl bovendien geen bijzonder nauwe toleranties wat betreft het afdichtmiddel en de rondlopende kamer aangehouden behoeven te worden.

Door toepassing van tenminste twee rondlopende dunne flappen, waarvan de vrije ondereinden zich uitstrekken tot voorbij een denkbeeldig kegelvlak dat een verlenging vormt van een tweede dekselbinnenranddeel kunnen deze vrije ondereinden van de flappen zich vervormen en bijzonder goed aanpassen aan het oppervlak van het tweede vatbovenrranddeel bij samenwerking van het kunststofdeksel met het genoemde vat.

Met voordeel strekt zich tenminste één flap uit vanaf de bodem van de rondlopende kamer. Hierdoor bezit een dergelijke flap een zo groot mogelijk lengte waardoor de flap zeer flexibel is en aangezien het afdichtvermogen in hoge mate afhangt van de lengte verkrijgt men op deze wijze een uitstekende afdichting tussen dekselbinnenzijde en vatbovenrand.

Doelmatig sluit de meest naar binnen gelegen flap aan op het tweede dekselbinnenranddeel, aangezien deze flap gemakkelijk gevormd kan worden tijdens het spuitgieten en hierdoor een meest naar binnen gelegen afdichtzone tot stand komt. Door vaak op de bovenrand van het vat voorkomende oneffenheden zal deze meest naar binnen gelegen flap meestal deze oneffenheden niet kunnen volgen wat tot lekkage leidt. Dit bezwaar wordt ondervangen door steeds tenminste twee rondlopende dunne flappen toe te passen.

Het naast de kamer gelegen dekselrandbegrenzingsdeel reikt met zijn onderzijde eveneens tot het genoemde denkbeeldige kegelvlak, terwijl bovendien het dekselrandbegrenzingsdeel een kleinere buitendiameter bezit dan de buitendiameter van een op afstand van een vatwand naar beneden gelegen schort. Daar de dekselbegrenzingsrand betrekkelijk stevig uitgevoerd is en in de praktijk niet of nauwelijks vervormt, wordt een bepaalde begrenzing van de vervormingsafstand van de vrije einden van de flappen gewaarborgd en bovendien een aanslag gevormd die bepaalt tot hoever een klemband het deksel op de vatbovenrand kan vastzetten.

Voor het verkrijgen van een grote flexibiliteit van de flappen bezitten deze met voordeel in de richting van hun vrije einde een V-vormige dwarsdoorsnede.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een vat met een op de binnenwand aansluitend divergerend eerste vatboven-randdeel dat via een scherpe toprand aansluit op een buitenwaarts gericht naar beneden hellend tweede vatbovenranddeel eindigend in een op afstand van de vatwand gelegen naar beneden gericht schort voorzien van een deksel volgens de uitvinding.

De uitvinding zal nu woren toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met behulp van de tekening waarin: Fig. 1 - een aanzicht toont van een vat met spuitgegoten kunststofdeksel volgens de uitvinding;

Fig. 2 - een detail in doorsnede van een spuitgegoten kunststof deksel volgens de uitvinding;

Fig. 3 - een detail van een met een dergelijk spuitgegoten kunststofdeksel gebruikt vat;

Fig. 4 - een op vergrote schaal weergegeven doorsnede van een deel van een spuitgegoten kunststofdekse51 volgens de uitvinding aangebracht op een hieraan ' aangepast kunststofvat, en

Fig. 5 - een bij een deksel met vat volgens de uitvinding toegepaste klemband.

In fig. 1 is een spuitgegoten kunststofdeksel 2 weergegeven dat aangebracht is op een kunststofvat 1 en daarop klemmend en afdichtend vastgezet door middel van klemband 3. Het kunststofvat 1 omvat een op de binnenwand 19 aansluitend divergerend eerste vatbovenranddeel 15 via een scherpe toprand 28 aansluitende op een buitenwaarts gericht naar beneden hellend tweede vatbovenranddeel 16 dat op zijn beurt eindigt in een op afstand van de vatwand gelegen naar beneden gericht schort 17. Tussendit schort 17 en de vatwand kunnen verstijvingsschotten 37 aangebracht zijn, waardoor een uitermate stijve constructie wordt verkregen.

Door het divergerend eerste vatbovenranddeel 15 en tweede vatbovenranddeel 16 kan men gemakkelijk in de houder aanwezig materiaal uitgieten, waarbij materiaal dat na het uitgieten nog met het oppervlak van vatbovenranddeel 15 in aanraking is, terug zal glijden in de houder voordat deze weer afgesloten wordt door het kunststofdeksel. Materiaal dat terechtgekomen is op het naar beneden hellende tweede vatbovenranddeel 16 zal ook van dit oppervlak afglijden alvorens het deksel hiermee in aanraking komt.

Doelmatig verlopen de vlakke eerste en tweede vatbovenranddelen 15 resp. 16 onder een hoek van ongeveer 45° met betrekking tot de wand 19 van de houder. De helling van de vatbovenranddelen 15, 16 wordt echter bepaald door het in het vat te verpakken materiaal.

Het spuitgegoten kunststofdeksel 2 volgens de uitvinding omvat een eerste dekselbinnenranddeel 11 dat aangepast is en samen kan werken met het eerste vatbovenranddeel 15. Het eerste dekselbinnenranddeel 11 gaat via een dekseltopbinnenrand 12 over in een naar beneden hellend tweede dekselbinnenranddeel 4 dat aangepast is en samen kan werken met het tweede vatbovenranddeel 16.

In het tweede dekselbinnenranddeel 4 is een rondlopende kamer 29 aangebracht, terwijl voor de afdichting rondlopende in dwarsdoorsnede V-vormige flappen 6, 7 en 8 aanwezig!zijn. De voeten 21 en 22 van de flappen 6 en 7 vormen één geheel met de bodem 35 van de rondlopende kamer 29.

Ter weerszijden van flap 6 bevinden zich de deelkamers 23, 24, terwijl flap 7 ter weerszijden begrensd wordt door deelkamers 24, 25.

De meest naar binnen gelegen flap 8 sluit aan op het tweede dekselbinnenranddeel 4 en de binnenwand 36 van de rondlopende kamer 29.

Boven de bodem 35 van de rondlopende kamer 29 bevindt zich nog een dekselbovenranddeel 10.

Ter versterking van het deksel zijn hierop verster-kingsribben 14 aangebracht. De binnenzijde van het deksel dat in wezen het vat 1 afsluit is aangegeven met verwijzingscijfer 13.

De vrije ondereinden 9a, 9b, 9c van de flappen 6, 7, 8 bezitten een zodanige lengte dat de buiten een eerste denkbeeldig kegelvlak 26 gelegen flapdelen 29a, 29b, 29c in hoofdzaak gelijke lengten bezitten en derhalve met hun einden gelegen zijn op een tweede denkbeeldig kegelvlak 27. Een dergelijke gelijke lengte is echter niet dwingend voorgeschreven.

Het eerste denkbeeldige kegelvlak 26 vormt een voortzettting van het tweede dekselbinnenranddeel 4 ter plaatse van de rondlopende kamer.

Het dekselrandbegrenzingsdëel 5 is betrekkelijk stijf uitgevoerd en vervormt in de praktijk niet of nauwelijks. Hierdoor wordt een zekere begrenzing van de vervormings-afstand van de flappen 6, 7, 8 gewaarborgd.

In fig. 4 is weergegeven op welke wijze de flappen 6, 7, 8 zich vervormen na plaatsen van het deksel op een af te sluiten vat 1.

Zoals men ziet, zijn de vrije einden 9a, 9b, 9c van de flappen nu buitenwaarts vervormd. Door de flappen 6, 7 met hun voeten 21, 22 één geheel te laten vormen met de bodem 35 van de rondlopende kamer 29 is een goede flexibiliteit van de flappen 6, 7 gewaarborgd waardoor deze flappen'een bijzonder goede afdichting tussen de buitenzijde van het yat en de inhoud daarvan waarborgen.

Na het aanbrengen van het deksel 2 wordt met behulp van een klemband 3 het deksel vastgezet op de bovenrand van vat 1. Het omtreksgedeelte 31 van de klemband 3 volgt de buitenzijde van het schort 17, terwijl het klemrandbovendeel 33 samenwerkt met de bovenrand 10 van het deksel en klemband-onderrand 32 met het vrijeeinde 34 van het schort 17 en eventuele verstijvingsschotten 37 van het dekselbegrenzingsranddeel 5.

Het zal duidelijk zijn dat de buitendiameter van het dekselbegrenzingsranddeel 5 niet gelijk behoeft te zijn aan de buitendiameter van het schort 17, men moet er echter wel voor zorgen dat het verschil tussen de beide diameters klein is en de onderrand 5a van dekselbegrenzingsranddeel 5 op het bovenvlak 16 van het vat kan afsteunen zonder er overheen te vallen in verband met de aan te brengen klemband 3.

De flappen 6, 7 en 8 strekken zich in hoofdzaak rechtstandig naar beneden uit waardoor het deksel 2 een zeer goed lossend spuitgietprodukt is.

Claims (8)

1. Spuitgegoten kunststofdeksel voor een vat met een op de binnenwand aansluitend divergerend eerste vatbovenrand-deel (15)· dat via een scherpe toprand (28) aansluit op een buitenwaarts gericht naar beneden hellend tweede vat boven-randdeel (16) eindigend in een op afstand van de vatwand gelegen naar beneden gericht schort (17), welk kunststofdeksel (2) een eerste dekselbinnenranddeel (11) omvat dat met genoemd eerste vatbovenranddeel kan samenwerken, welk eerste dekselbovenranddeel via een dekseltopbinnenrand (12) overgaat in een naar beneden hellend tweede dekselbinnenranddeel (4) dat met genoemd tweede vatbovenranddeel (16) kan samenwerken alsmede een in dit tweede dekselbinnenranddeel (4) aangebrachte rondlopende kamer (29) en afdichtend met het tweede vatbovenranddeel samenwerkbare afdichtmiddelen, met het kenmerk, dat de één geheel met het kunststofdeksel vormende afdichtmiddelen tenminste twee rondlopende dunne flappen omvatten, waarbij tenminste de voeten van deze flappen (6, 7, 8) vast bevestigd zijn aan de wand van de kamer (29) onder vorming van een naast elke flap gelegen deelkamer (23, 24, 25) en de vrije ondereinden van de flappen zich uitstrekken tot voorbij een denkbeeldig kegelvlak (26) dat een voortzetting vormt van het tweede dekselbinnenranddeel (4).

2. Spuitgegoten kunststofdeksel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste een flap zich uitstrekt vanaf de bodem van de rondlopende kamer (29).

3. Spuitgegoten kunststofdeksel volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat het naast de kamer (29) gelegen deksel-randbegrenzingsdeel (5) met zijn onderzijde (5a) reikt tot het kegelvlak (26).

4. Spuitgegoten kunststofdeksel volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de meest naar binnen gelegen flap (8) aansluit op het tweede dekselbinnenranddeel (4).

5. Spuitgegoten kunststofdeksel volgens conclusie 1, met het kenmerk,· dat de flappen (6, 7, 8) vanaf hun voeten naar hun vrije onderzijde (9a, 9b, 9c) een zodanige lengte bezitten dat de buiten het denkbeeldige kegelvlak (26) gelegen flapdelen (29a, 29b, 29c) in hoofdzaak gelijke lengten bezitten.

6. Spuitgegoten kunststofdeksel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de flappen in de richting van hun vrije einde een V-vormige dwarsdoorsnede bezitten.

7. Spuitgegoten kunststofdeksel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het dekselrandbegrenzingsdeel (5) een kleinere buitendiameter bezit dan de buitendiameter van het schort (17).

8. Vat met een op de binnenwand aansluitend divergerend eerste vatbovenranddeel (15) dat via een scherpe toprand (28) aansluit op een buitenwaarts gericht naar beneden hellend tweede vatbovenranddeel (16) eindigend in een op afstand van de vatwand gelegen naar beneden gericht schort (17), voorzien van een deksel volgens een of meer der conclusies 1-6.